Fiat Strada 2011 Handleiding
Fiat
Personenwagen
Strada 2011
Lees hieronder de π handleiding in het Nederlandse voor Fiat Strada 2011 (195 pagina's) in de categorie Personenwagen. Deze handleiding was nuttig voor 68 personen en werd door 2 gebruikers gemiddeld met 4.5 sterren beoordeeld
Pagina 1/195

GEBRUIK EN ONDERHOUD
FIATSTRADA

Wij, die uw auto hebben bedacht, ontworpen en gebouwd, kennen daarvan werkelijk elk detail en onderdeel.
In de erkende Fiat Professional Service garages vindt u technici die rechtstreeks door ons zijn opgeleid
die kwaliteit en professionaliteit bieden voor alle onderhoudswerkzaamheden.
De Lancia garages staan altijd tot uw beschikking voor het periodieke onderhoud,
de seizoenscontroles en voor praktische adviezen van onze deskundigen.
Met de Originele Fiat Professional-onderdelen behoudt u mettertijd de eigenschappen
van betrouwbaarheid, comfort en prestaties waarom u uw nieuwe auto heeft gekozen.
Vraag altijd om Originele Onderdelen van de componenten die wij gebruiken om onze autoβs te bouwen
en die wij u aanbevelen omdat die het resultaat zijn van ons engagement bij de research en de ontwikkeling
van steeds innovatievere technologieΓ«n.
Vertrouw om al deze redenen op Origenele Onderdelen:
de enige die speciaal door Fiat Professional voor uw auto ontworpen zijn.
VEILIGHEID:
REMSYSTEEM
ECOLOGIE: ROETFILTERS,
ONDERHOUD AIRCONDITIONING
COMFORT:
WIELOPHANGING EN RUITENWISSERS
PERFORMANCE: BOUGIES,
INSPUITVENTIELEN EN ACCU'S
LINEA ACCESSORI:
STANGEN IMPERIAAL, VELGEN
WAAROM KIEZEN VOOR
ORIGINELE ONDERDELEN

KIEZEN VOOR ORIGINELE
ONDERDELEN IS DE
MEEST LOGISCHE KEUZE
PERFORMANCE COMFORT VEILIGHEID MILIEU WAARDENACCESSOIRES
ORIGINELE ONDERDELEN ORIGINELE ONDERDELEN ORIGINELE ONDERDELEN ORIGINELE ONDERDELEN ORIGINELE ONDERDELEN ORIGINELE ONDERDELEN

HET HERKENNEN VAN
DE ORIGINELE ONDERDELEN
Alle Originele Onderdelen worden onderworpen aan strenge controles,
zowel in de ontwerp- als constructiefase, door specialisten die het gebruik van uiterst moderne materialen
controleren en hiervan de betrouwbaarheid testen.
Dat is bedoeld om de performance en veiligheid voor u en uw passagiers te garanderen.
Vraag altijd om een Origineel Onderdeel en controleer of dit gebruikt is.

TANKEN
Tank uitsluitend diesel voor motorvoertuigen conform de
Europese specificatie EN590.
Het gebruik van andere producten of mengsels kan de
motor onherstelbaar beschadigen en derhalve de garantie
voor de veroorzaakte schade ongeldig maken.
DE MOTOR STARTEN
Controleer of de handrem is aangetrokken; zet de
versnellingspook in de vrijstand. Trap het
koppelingspedaal volledig in, zonder het gaspedaal te
bedienen; draai de contactsleutel naar de stand MAR en
wacht tot de controlelampjes
m
en
U
doven;
draai de contactsleutel naar de stand AVV en laat hem
los zodra de motor start.
PARKEREN BOVEN BRANDBAAR MATERIAAL
De katalysator bereikt tijdens zijn werking zeer hoge
temperaturen. Parkeer het voertuig dus niet boven
gras, dennennaalden of ander ontvlambaar materiaal:
brandgevaar.
MILIEUBESCHERMING
Het voertuig is uitgerust met een diagnosesysteem
dat continu controles uitvoert op de componenten
die verband houden met de uitlaatgasemissie, om een
betere bescherming van het milieu te garanderen.
ELEKTRISCHE ACCESSOIRES
Als na aanschaf van het voertuig besloten mocht
worden om elektrische accessoires toe te voegen
(met het risico dat de accu langzaam ontlaadt), neem
dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Zij kunnen het totale stroomverbruik berekenen en
controleren of de elektrische installatie van het
voertuig geschikt is voor het extra stroomverbruik.
CODE-card
Bewaar deze op een veilige plaats, maar niet in de
auto. Controleer of u de elektronische code van de
CODE-card altijd bij u hebt.
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
Een correct onderhoud van het voertuig is van
essentieel belang om de prestaties en de veiligheid van
de het voertuig, zijn milieuvriendelijkheid en lage
bedrijfskosten gedurende langere tijd te garanderen.
HET INSTRUCTIEBOEK BEVAT...
... belangrijke informatie, tips en waarschuwingen voor
het juiste gebruik, veilig rijden en onderhoud van uw
voertuig. Besteed vooral aandacht aan de symbolen
"
(veiligheid van de inzittenden)
#
(bescherming van
het milieu) !(conditie van de auto).
BELANGRIJKE INFORMATIE!
K
ξ‘Ύ
μ΅
4

INHOUD
KENNISMAKING MET DE AUTO
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD VAN DE AUTO
TECHNISCHE GEGEVENS
ALFABETISCHE INHOUDSOPGAVE
5
pagina opzettelijk blanco gelaten

7
KENNISMAKING MET DE AUTO
SYMBOLEN
Sommige onderdelen van uw Fiat
Strada zijn voorzien van speciale
gekleurde plaatjes. Deze plaatjes zijn
voorzien van symbolen die de
voorzorgsmaatregelen aangeven die
in acht genomen moeten worden
wanneer het betreffende onderdeel
wordt gebruikt.
SLEUTELS fig. 1
De auto wordt geleverd met een
sleutel A (met afstandsbediening) of
twee sleutels B (zonder
afstandsbediening), afhankelijk van de
versie.
De sleutels dienen voor:
β het starten
β de portieren
β tankdop
β uitschakeling passagiersairbag
β openen/sluiten op afstand (sleutel
met afstandsbediening).
A
B
fig. 1
F0X001m
FIAT CODE SYSTEEM
Om de auto nog beter tegen diefstal
te beschermen, is hij uitgerust met
een elektronische startblokkering
(Fiat CODE) die automatisch wordt
ingeschakeld wanneer de
contactsleutel wordt uitgenomen.
Elke sleutel bevat een elektronisch
apparaatje dat bij het starten een
RF-signaal ontvangt van een speciale
antenne die in het contactslot is
ingebouwd. Dit signaal is het
βwachtwoordβ waarmee de
regeleenheid de sleutel herkent en
het starten van de motor vrijgeeft.

8
Voor bepaalde versies/markten: de
CODE-card fig. 2 wordt samen met
de sleutels geleverd en vermeldt:
A - de elektronische code
B - de mechanische code voor de
sleutels die bij aanvraag van
duplicaatsleutels aan het Fiat
Servicenetwerk moet worden gegeven.
Sleutel met
afstandsbediening fig. 3
A β inklapbare metalen baard
B β ontgrendelknop portieren
C β vergrendelknop portieren
(tegelijkertijd wordt het
plafondlicht uitgeschakeld)
D β knopje voor uitklappen metalen
baard.
De metalen baard A activeert:
β het contactslot
β openen/sluiten portieren.
fig. 2
F0X0002m
fig. 3
F0X0003m
Druk het knopje D
alleen in wanneer de
sleutel ver genoeg van het
lichaam (vooral de ogen) en
van voorwerpen die snel
beschadigen (bijvoorbeeld
kleding) is verwijderd. Laat de
sleutel nooit onbewaakt achter
om te voorkomen dat iemand
(in het bijzonder kinderen) per
ongeluk op de knop drukt.
WAARSCHUWING
Druk op de knop D om de metalen
baard A in de sleutel te duwen en
laat de knop D weer los.

9
Hier volgt een overzicht van alle functies die met de geleverde sleutels kunnen worden ingeschakeld:
Type sleutel Portierontgrendeling Portiervergrendeling
Sleutel zonder afstandsbediening Rotatie linksom Rotatie rechtsom
Sleutel met afstandsbediening Rotatie linksom Rotatie rechtsom
Druk op knop Druk op knop C
Knipperen van de
richtingaanwijzers 2 maal knipperen 1 maal knipperen
EXTRA AFSTANDSBEDIENINGEN AANVRAGEN
De ontvanger kan maximaal 8 afstandsbedieningen herkennen.
Als na verloop van tijd een nieuwe afstandsbediening nodig mocht zijn, wendt u zich dan tot de Fiat-dealer en neemt u alle
in uw bezit zijnde sleutels en de CODE-card mee.

10
DUPLICAATSLEUTELS
Klanten die extra sleutels nodig
hebben, moeten zich met alle
sleutels die reeds in hun bezit zijn en
de CODE-card tot de Fiat-dealer
wenden.
De Fiat-dealer zal alle sleutels, zowel
de nieuwe als de reeds in bezit
zijnde sleutels (tot een maximum van
8 sleutels) in het geheugen van het
systeem opslaan.
De Fiat-dealer kan de klant vragen
om aan te tonen dat hij de eigenaar
van het voertuig is.Codes van
sleutels die niet voor de nieuwe
opslagprocedure worden
overhandigd, worden uit het
geheugen gewist, om te voorkomen
dat eventueel verloren sleutels voor
het starten van de motor kunnen
worden gebruikt.
fig. 4
F0X0004m
Bij verkoop van het
voertuig, moeten alle
sleutels en de CODE-
card aan de nieuwe eigenaar
overhandigd worden.
MinisteriΓ«le goedkeuring
Conform de wetgeving in elk land
inzake radiofrequenties:
β voor markten waar de zender
gemerkt moet worden, staat het
typegoedkeuringsnummer in de
sleutel met afstandsbediening
aangegeven.
BATTERIJ VAN DE
AFSTANDSBEDIENING
VERVANGEN β fig. 4
Ga als volgt te werk om de batterij
te vervangen:
β Druk op de knop A en klap de
metalen baard B uit;
β Verdraai de vergrendeling C met
een kleine schroevendraaier;
β Neem de batterijhouder D uit en
vervang de batterij E;
β Breng de batterijhouder D weer
in de sleutel in en draai de
vergrendeling C dicht.
Lege batterijen zijn
schadelijk voor het
milieu.
Ze moeten overeenkomstig de
wet in speciale bakken
gedeponeerd worden. Ze
kunnen ook ingeleverd worden
bij het Fiat Servicenetwerk dat
voor hun verwerking zal zorgen.

11
STUURSLOT
Inschakeling: draai de sleutel naar
de stand STOP of PARK, verwijder
de sleutel en verdraai het stuurwiel
tot het vergrendelt.
CONTACTSLOT
De sleutel kan naar 4 verschillende
standen worden gedraaid fig. 5:
β STOP: motor uit, sleutel kan
verwijderd worden en stuur
geblokkeerd. Sommige
elektrische apparaten (bijv.
autoradio, portiervergrendeling,
elektronisch alarm enz.) kunnen
blijven werken;
β MAR: rijstand. Alle elektrische
apparaten/systemen kunnen
werken.
β AVV: motor starten.
β PARK: motor uit, parkeerlichten
branden, sleutel kan verwijderd
worden en stuur geblokkeerd.
Druk op de knop A om de sleutel
naar PARK te draaien.
P
A
R
K
S
T
O
P
M
A
R
A
V
V
A
fig. 5
F0X0005m
Als er geknoeid is aan
het contactslot (bijv.
een poging tot diefstal), dan
moet men het laten
controleren bij het Fiat
Servicenetwerk alvorens te
gaan rijden.
WAARSCHUWING
Verwijder de sleutel
nooit terwijl de auto
rijdt. Het stuurwiel zal
blokkeren zodra eraan
gedraaid wordt. Dit geldt ook
voor voertuigen die gesleept
worden.
WAARSCHUWING

12
INSTRUMENTENPANEEL
De aanwezigheid en de plaats van de bedieningselementen, instrumenten en waarschuwings-/controlelampjes kunnen per
versie verschillen.
fig. 6
Trekking / Working versie fig. 6
1. Verstelbare luchtroosters aan zijkanten β 2. Linkerhendel: bediening buitenverlichting β 3. Claxon
4. Instrumentenpaneel β 5. Rechterhendel: bediening ruitenwissers, ruitensproeiers, trip computer β 6. Verstelbare
luchtroosters in het midden β 7. Bedieningsknoppen β 8. Schakelaar alarmknipperlichten β 9. Autoradio (of voorbereiding
voor autoradio) β 10. Passagiersairbag of bovenste opbergvak β 11. Dashboardkastje β 12. Opbergvak
13. Bedieningselementen verwarming/ventilatie/airco β 14. Contactslot β 15. Frontairbag bestuurderszijde β 16. Hendel
voor openen motorkap β 17. Deksel zekeringhouder op dashboard β 18. Koplampverstelling en bedieningselementen.
F0X0006m

13
De aanwezigheid en de plaats van de bedieningselementen, instrumenten en waarschuwings-/controlelampjes kunnen per
versie verschillen.
F0X0007m
fig. 7
Adventure versie fig. 7
1. Verstelbare luchtroosters aan zijkanten β 2. Linkerhendel: bediening buitenverlichting β 3. Claxon
4. Instrumentenpaneel β 5. Rechterhendel: bediening ruitenwissers, ruitensproeiers, trip computer β 6. Verstelbare
luchtroosters in het midden β 7. Bedieningsknoppen β 8. Kompas β 9. Hellingmeter dwarsrichting β 10. Hellingmeter
lengterichting β 11. Autoradio (of voorbereiding voor autoradio) β 12. Schakelaar alarmknipperlichten
13. Passagiersairbag of bovenste opbergvak β 14. Dashboardkastje β 15. Opbergvak β 16. Bedieningselementen
verwarming/ventilatie/airco β 17. Contactslot β 18. Frontairbag bestuurderszijde β 19. Hendel voor openen motorkap β
20. Deksel zekeringhouder op dashboard β 21. Koplampverstelling, E-Locker (indien voorzien) en bedieningselementen.

14
INSTRUMENTENPANEEL
Trekking / Working versie fig. 8
A β Snelheidsmeter
B β Brandstofmeter met
reservelampje
C β Koelvloeistoftemperatuurmeter
D β Toerenteller
E β Display
fig. 8 F0X0008m

15
fig. 9 F0X0009m
Adventure versie fig. 9
A β Snelheidsmeter
B β Brandstofmeter met
reservelampje
C β Koelvloeistoftemperatuurmeter
met waarschuwingslampje
oververhitting
D β Toerenteller
E β Display

16
ZITPOSITIE INSTELLEN
STOELEN
Verstellen in lengterichting
Trek hendel A-fig. 10 omhoog en
schuif de stoel naar voren of naar
achteren: in de rijstand moeten de
armen licht gebogen zijn en de
handen op de rand van het stuurwiel
rusten.
Controleer na het loslaten van de
hendel of de stoel goed geblokkeerd
is door hem naar voren en naar
achteren te schuiven. Als de stoel
niet goed geblokkeerd is, kan deze
uit de rails loskomen.
Verstel de stoelen nooit
tijdens het rijden.
WAARSCHUWING
Verwijder de stoelen
niet en voer ook geen
onderhouds- en/of
reparatiewerkzaamheden uit:
verkeerd uitgevoerde
werkzaamheden kunnen de
werking van de
veiligheidsvoorzieningen in
gevaar brengen; neem altijd
contact op met een Fiat-dealer.
WAARSCHUWING
fig. 10
F0X0010m
fig. 11
F0X0011m
Rugleuning verstellen
Draai aan knop B-fig. 11 tot de
gewenste stand van de rugleuning is
verkregen.

17
HOOFDSTEUNEN fig. 14
Voor
Om de veiligheid van de inzittenden
te verhogen, kunnen de
hoofdsteunen qua hoogte versteld
worden en vergrendelen ze
automatisch in de gewenste stand.
Handmatige hoogteverstelling
(voor bepaalde versies/markten)
Verstel met behulp van
hendel A fig. 12.
Toegang tot zitplaatsen
achterin (versie met dubbele
cabine)
Trek voor toegang tot de achterste
zitplaatsen, de hendel A-fig. 13
omhoog: de
rugleuning zal naar voren kantelen
en de stoel vooruit schuiven
wanneer tegen de rugleuning wordt
geduwd.
fig. 12
F0X0012m
fig. 13
F0X0013m
fig. 14
F0X0014m
Voor bepaalde versies/markten:
wanneer de rugleuning naar achteren
wordt gebracht, keert de stoel in de
oorspronkelijke positie terug
(mechanisch geheugen).
De hoofdsteunen
moeten zodanig
versteld worden dat het hoofd
en niet de nek er tegenaan
steunt. Alleen in deze stand
oefenen zij hun beschermende
werking in geval van een
botsing uit.
WAARSCHUWING

18
ACHTERUITKIJKSPIEGEL fig. 17
Deze kan versteld worden. Verstel
de hendel A voor:
1) normale stand
2) anti-verblindingsstand.
De spiegel is tevens van een
veiligheidsvoorziening voorzien die
hem loskoppelt in geval van een
botsing.
Het stuurwiel kan in verticale
richting worden versteld:
1) Zet de hendel A in stand 1.
2) Plaats het stuurwiel in de
gewenste stand.
3) Zet de hendel in stand 2 om het
stuurwiel weer te vergrendelen.
STUURWIEL fig. 16
fig. 17
F0X0017m
fig. 16
F0X0016m
fig. 15
F0X0015m
Achter
(versie met dubbele cabine)
Er zijn in hoogte verstelbare
hoofdsteunen voor de achterste
zitplaatsen aanwezig. Sommige
versies zijn van een derde
hoofdsteun in het midden voorzien
die slechts in twee standen kan
worden gezet: volledig omhoog en
volledig omlaag.
Druk, voor het verwijderen van de
hoofdsteunen, op de borgingen
A-fig. 15 en trek de hoofdsteunen
omhoog.
Het stuur mag alleen bij
stilstaande auto worden
versteld.
WAARSCHUWING

19
fig. 18
F0X0019m
BUITENSPIEGELS
Handmatige verstelling fig. 18
Van binnenuit met knop A.
Met elektrische verstelling fig. 19
De verstelling kan alleen uitgevoerd
worden met de contactsleutel in de
stand MAR.
Gebruik de schakelaar A om de
spiegel in de vier richtingen te
verstellen.
De knop B wordt gebruikt om de te
verstellen spiegel (links of rechts) te
kiezen.
Wij raden aan de spiegel af te stellen
bij stilstaande auto en aangetrokken
handrem.
fig. 19
F0X0020m
Klap indien nodig
(bijvoorbeeld in smalle
doorgangen of in
wastunnels) de buitenspiegels
handmatig in door ze van de
stand 1-fig. 19 en 20 in stand 2
te zetten.
fig. 20
F0X0021m
Het spiegelglas van de
rechterspiegel is
bolvormig, waardoor het
blikveld wordt vergroot.
Hierdoor lijkt de omvang van
de weerspiegelde objecten
kleiner en ontstaat de indruk
dat deze objecten zich op
grotere afstand bevinden dan
werkelijk het geval is.
WAARSCHUWING
De richtingaanwijzers zijn in de
buitenspiegels opgenomen A-fig. 20.

20
HOOGTEVERSTELLING
VOORSTE
VEILIGHEIDSGORDELS
Pas de hoogte van de
veiligheidsgordel aan het lichaam van
de passagier aan. Dit reduceert het
risico op verwondingen bij een
ongeval aanzienlijk.
De gordel is goed afgesteld als hij
halverwege tussen de nek en het
uiteinde van de schouder ligt.
Afhankelijk van de versie, zijn er
maximaal 5 standen beschikbaar fig. 22:
Omhoog: verplaats de ring B naar de
gewenste stand.
De hoogte van de
veiligheidsgordels mag
alleen ingesteld worden bij
stilstaande auto.
WAARSCHUWING
VEILIGHEIDSGORDELS
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS fig. 21
Pak, om de gordel om te leggen, de
gesp A en steek deze in de sluiting B,
totdat de klik van het vergrendelen
wordt gehoord.
Trek voorzichtig aan de gordel. Als
tijdens het uittrekken de gordel blijft
blokkeren, laat hem dan een stukje
teruglopen en trek hem vervolgens
langzaam uit.
fig. 21
F0X0022m
Druk, om de gordel los te maken,
op de knop C. Begeleid de gordel
tijdens het teruglopen met de hand,
zodat hij niet draait. Via de
oprolautomaat past de gordel zich
automatisch aan het lichaam van de
passagier aan, waarbij voldoende
bewegingsvrijheid wordt gelaten.
De oprolautomaat kan blokkeren als
de auto op een steile helling staat:
dit is volkomen normaal.
Bovendien blokkeert de
oprolautomaat als de gordel snel
word uitgetrokken of bij hard
remmen, botsingen en bij bochten
die op hoge snelheid worden
genomen.
Voor optimale
bescherming moet de
rugleuning rechtop gezet
worden, moet men goed tegen
de rugleuning aanzitten en
moet de gordel goed aansluiten
op de borst en het bekken.
WAARSCHUWING

21
Omlaag: druk op de knop A en
verplaats tegelijkertijd de ring B naar
de gewenste stand.
Controleer vervolgens of de
vergrendeling heeft plaatsgevonden
door de ring B omlaag te duwen
zonder op de knop A te drukken.
fig. 22
F0X0023m
fig. 23
F0X0024m
Controleer na afstelling
altijd of de schuif
waaraan de ring bevestigd is, in
één van de vaste standen is
geblokkeerd.
WAARSCHUWING
ACHTERSTE
VEILIGHEIDSGORDELS
Afhankelijk van de versie, kan de
achterbank voorzien zijn van
driepuntsveiligheidsgordels met
rolautomaat.
De gordels moeten gedragen
worden overeenkomstig het schema
in fig. 23.
fig. 24
F0X0026m
Wanneer de gordels niet gebruikt
worden, moeten ze altijd in hun
behuizingen worden gebracht A-fig. 24.

22
ALGEMENE
WAARSCHUWINGEN VOOR
HET GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
De bestuurder moet zich aan alle
plaatselijke wettelijke voorschriften
met betrekking tot de verplichting
en de manier waarop de gordel
wordt gebruikt houden en moet ook
de inzittenden deze voorschriften
doen naleven. Leg de
veiligheidsgordel altijd om alvorens
weg te rijden.
fig. 25
F0X0029m
Voor maximale
bescherming moet de
rugleuning rechtop gezet
worden, moet men goed tegen
de rugleuning aanzitten en
moet de gordel goed aansluiten
op de borst en het bekken.
Draag altijd veiligheidsgordels,
zowel voor- als achterin! Rijden
zonder veiligheidsgordels doet
bij ongeval het risico op
ernstige verwondingen
toenemen en kan zelfs de dood
tot gevolg hebben.
WAARSCHUWING
Zorg dat de gordelband
nooit gedraaid is. Het
bovenste gordelgedeelte moet
over de schouder en schuin
over de borst liggen. Het
onderste gordelgedeelte moet
over het bekken en dus niet
over de buik liggen, om te
voorkomen dat de inzittende
eronder vandaan schuift
fig. 25. Gebruik geen
voorwerpen (wasknijpers,
klemmen, enz.) die een goede
aansluiting van de gordel op
het lichaam verhinderen.
WAARSCHUWING

23
fig. 26
F0X0030m
Gebruik de gordel niet
voor een kind dat bij
een volwassene op schoot zit,
waarbij de gordel voor beiden
wordt gebruikt fig. 26.
WAARSCHUWING
Het is ten strengste
verboden onderdelen
van de veiligheidsgordel of
gordelspanner te demonteren
of aan te passen.
Werkzaamheden aan deze
onderdelen moeten worden
uitgevoerd door gekwalificeerd
en erkend personeel. Wendt u
zich altijd tot het Fiat
Servicenetwerk.
WAARSCHUWING
Nadat een gordel aan
een zware belasting is
blootgesteld (bijvoorbeeld bij
een ongeval), moet de gordel
compleet met de
verankeringen,
bevestigingsschroeven en de
gordelspanner worden
vervangen. Ook al vertoont de
gordel geen zichtbare defecten,
kan hij namelijk zijn weerstand
hebben verloren.
WAARSCHUWING
Elke gordel mag door
slechts één persoon
gebruikt worden: reis niet met
kinderen op schoot waarbij de
gordel voor beiden gebruikt
wordt. Steek geen enkel
voorwerp tussen de gordel en
het lichaam van een inzittende.
WAARSCHUWING

24
Ook zwangere vrouwen moeten de
veiligheidsgordel omleggen: voor
zwangere vrouwen en het
ongeboren kind wordt het risico op
verwondingen bij een ongeval fors
ingeperkt als de gordel wordt
gedragen.
Vanzelfsprekend moeten zwangere
vrouwen het onderste deel van de
gordel lager omleggen, zodat de
gordel over het bekken en onder de
buik loopt fig. 27.
fig. 27
F0X0155m
HOE DE
VEILIGHEIDSGORDELS IN
OPTIMALE TOESTAND
HOUDEN
1) Zorg altijd dat de gordel degelijk
uitgetrokken en niet gedraaid is;
controleer ook of de rolautomaat
niet haperend werkt.
2) Vervang de gordels na een
ongeval, ook al lijken ze niet
beschadigd.
3) Gebruik water en neutrale zeep
om de gordels met de hand te
wassen. Spoel de gordels en laat
ze in de schaduw drogen. Gebruik
nooit agressieve, blekende of
kleurende middelen of andere
producten die het weefsel van de
gordel kunnen aantasten.
4) Zorg dat er geen vocht in de
rolautomaat komt: de goede
werking ervan is alleen
gegarandeerd als ze droog blijven.
5) Vervang de gordels als ze sporen
van slijtage of beschadiging
vertonen.
BIJZONDER
GEVAARLIJK:
Als de auto een airbag
aan passagierszijde
heeft, plaats dan geen
kinderzitje op de
passagiersstoel.
WAARSCHUWING

25
De gordelspanner vereist geen
onderhoud of smering. Elke
verandering van de oorspronkelijke
conditie zal de werking ervan
benadelen. Als de gordelspanner
door extreme natuurlijke
gebeurtenissen (bijv.
overstromingen, vloedgolven enz.)
met water en modder in contact is
geweest, dan moet hij worden
vervangen.
Voor een maximale bescherming
door de gordelspanners moet de
veiligheidsgordel zo worden
omgelegd dat hij goed op borst en
bekken aansluit.
GORDELSPANNERS
Voor een nog doeltreffendere
bescherming zijn de
veiligheidsgordels van de Fiat Strada
met gordelspanners uitgerust. De
gordelspanners βvoelenβ via een
sensor wanneer een heftige botsing
plaatsvindt en trekken de gordels
enige centimeters aan. Op die
manier worden de inzittenden veel
beter op hun plaats gehouden en
wordt de voorwaartse beweging
ingeperkt. De rolautomaat blokkeert
als de gordelspanner in werking is
geweest; het oprollen van de gordel
is niet meer mogelijk, ook niet als hij
wordt begeleid.
Tijdens de werking van de
gordelspanner kan er wat rook
ontsnappen. Deze rook is niet
schadelijk en duidt niet op brand.
De gordelspanners
vereisen geen
onderhoud of inwendige
smering. De gordelspanners
mogen nooit eigenhandig
gerepareerd of geopend
worden. Dit kan de werking
van de veiligheidsvoorzieningen
in gevaar brengen. Als
werkzaamheden nodig
mochten zijn, neem dan
contact op met het Fiat
servicenetwerk.
WAARSCHUWING

26
Werkzaamheden in de
zone rondom de
gordelspanners waarbij
stoten, trillingen of plaatselijke
verhitting (maximum 100Β°C
gedurende ten hoogste 6 uur)
optreden, kunnen de
gordelspanners beschadigen of
doen activeren. De gordelspanners
worden niet beΓ―nvloed door
trillingen voortgebracht door een
slecht wegdek of door contact met
kleine obstakels zoals
trottoirbanden. Wendt u zich voor
eventuele werkzaamheden tot het
Fiat Servicenetwerk.
KRACHTBEGRENZERS
(voor bepaalde versies/markten)
Voor een nog betere bescherming
van de inzittenden bij een ongeval,
zijn de rolautomaten van de gordels
voor en achter (voor bepaalde
versies/markten) voorzien van een
krachtbegrenzer die bij een frontale
aanrijding de piekbelasting op de
borst en schouders beperkt.
De gordelspanner kan
slechts één keer
geactiveerd worden. Na
activering dient men zich te
wenden tot het Fiat
Servicenetwerk om de
gordelspanners te laten
vervangen. Raadpleeg het
gegevensplaatje in het
dashboardkastje om de
geldigheid van de
gordelspanners te controleren.
Laat voor het verstrijken van
deze geldigheidsdatum het
systeem door het Fiat
Servicenetwerk vervangen.
WAARSCHUWING

27
INSTRUMENTEN
SNELHEIDSMETER fig. 33-34
Afhankelijk van de versie kan het
meetbereik van de snelheidsmeter
verschillen.
fig. 34
F0X0037m
fig. 33
F0X0018m
BRANDSTOFMETER
fig. 35-36
De wijzer geeft de hoeveelheid
brandstof in de tank aan.
fig. 35
F0X0300m
Het reservelampje A gaat branden
wanneer er nog circa 5,5-7,5 liter
brandstof in de tank is.
Bij sommige versies wordt dezelfde
aanduiding door het knipperende
waarschuwingslampje B op de display
gegeven.
Rijd niet met een bijna lege tank: een
onregelmatige brandstoftoevoer kan
de katalysator schade toebrengen.
E - tank leeg.
F - tank vol.
fig. 36
F0X0039m

29
Als de wijzernaald in het
rode gebied komt, zet
dan onmiddellijk de
motor af en neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
Als deze situatie
ondanks alle getroffen
maatregelen aanhoudt,
zet dan de motor af en neem
contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
TOERENTELLER fig. 39-40
Als de wijzernaald in het rode gebied
staat, dan draait de motor met een
te hoog toerental en kan de motor
beschadigd raken. Dit moet dan ook
vermeden worden.
BELANGRIJK De
inspuitregeleenheid blokkeert
geleidelijk de brandstoftoevoer
wanneer de motor met te hoge
toerentallen draait, met afname van
het motorvermogen tot gevolg.
fig. 39
F0X0303m
fig. 40
F0X0304m

30
KOMPAS fig. 41
Sommige versies kunnen uitgerust
zijn met een navigatiekompas A. Dit
instrument geeft de juiste richting
aan door de rode leds op de schaal
in te schakelen. De belangrijkste
kardinale punten zijn op de schaal
aangegeven: N = Noord, S = Zuid,
E = Oost, W = West plus
NW = Noord-Westen,
NE = Noord-Oosten,
SW = Zuid-Westen,
SE = Zuid-Oosten.
BELANGRIJK De door het kompas
verschafte aanduiding mag slechts als
een hulpmiddel voor de bestuurder
wordt beschouwd. De bestuurder
mag niet uitsluitend op dit navigatie-
instrument vertrouwen, door naar
en in onbekende plaatsen en/of
gebieden te rijden.
BELANGRIJK In geval van sterke
magnetische velden (mobiele
telefoons, RF-antennes etc.) kan het
kompas verkeerde aanwijzingen
verschaffen.
S
WE
SW SE
-1
-2
-3
-4 x10Β°
-1
-2
-3
-4
00 1
-1
-2
-3
-4 x10Β°
-1
-2
-3
-4
0
0
1
fig. 41
F0X0025m
HELLINGMETERS fig. 41
Sommige versies kunnen uitgerust
zijn met een hellingmeter van de
dwarsrichting B en een hellingmeter
van de lengterichting C.
De hellingmeters geven aanduidingen
op een schaal met stappen van
10 graden, van +40 tot -40 graden.
Bij stilstaand voertuig (acceleratie
van minder dan 0,18 G), komt de
aanduiding overeen met de
hellingshoek van het voertuig zelf.
BELANGRIJK De door de
hellingmeters verschafte aanduiding
mag slechts als een hulpmiddel voor
de bestuurder en niet als een
βcontroleβ van het voertuig worden
beschouwd. De bestuurder is altijd
verantwoordelijk voor de controle
van het voertuig onder alle
omstandigheden.
Het risico op omslaan
is ook bij voertuigen
met hellingmeters aanwezig.
Vermijd dus gevaarlijke
situaties voor uzelf en andere
weggebruikers.
WAARSCHUWING

31
Instrumenten opnieuw
kalibreren (kompas en
hellingmeters)
De rode leds beginnen te knipperen
als een van deze instrumenten een
storing vertoont.
In dit geval moeten de instrumenten
opnieuw gekalibreerd worden.
Ga als volgt te werk:
β parkeer de auto in een vlakke en
ruime zone (geschikt om de auto
een complete cirkel te laten
rijden);
β controleer of de auto volledig stil
staat.
β start de motor;
β gebruik de hendel om het
stadslicht 3 keer binnen 15
seconden in te schakelen;
β de leds van de hellingmeters
knipperen om aan te geven dat
het kalibratieproces is gestart,
waarna ook de leds van het
kompas knipperen;
β rijd nu 2 complete cirkels met de
auto en stop exact in het
startpunt;
β de leds van het kompas houden
op met knipperen: schakel nu het
stadslicht 3 keer binnen 15
seconden uit;
β de leds van het kompas zullen
even branden, waarna de display
van het instrumentenpaneel een
speciale melding met het resultaat
van het kalibratieproces toont.
BELANGRIJK Voer de
kalibratieprocedure niet in de buurt
van sterke magnetische velden of
energiebronnen uit.
Om een correcte kalibratie te
verkrijgen, moet de procedure
uitgevoerd worden met rijklaar
voertuig zonder extra lading.

32
Standaardweergave fig. 43
A β kilometerteller
(totaalstand/deelstand)
B β klokje.
Als bij sommige versies een portier
wordt geopend/gesloten bij
verwijderde contactsleutel, toont de
display de totale kilometerstand en
de tijd gedurende 10 seconden;
sommige versies tonen de tijd
voortdurend.
De display kan ook het volgende
weergeven:
β het pictogram van de
βsteeksleutelβ gaat knipperen als
het voertuig voor
geprogrammeerd onderhoud naar
het Fiat Servicenetwerk moet
worden gebracht;
β aanduidingen van de TRIP
COMPUTER;
β MY CAR FIAT menu;
β meldingen en waarschuwingen in
geval van storingen;
β melding dat de eerder ingestelde
snelheid wordt overschreden.
Met de MODE/TRIP knop kunt u:
β een van de TRIP COMPUTER
functies kiezen
β een gekozen functie bevestigen /
wijzigen
β de TRIP-modus betreden.
Voordat u iets doet, wordt u
geadviseerd dit volledige hoofdstuk
aandachtig door te lezen.
ELEKTRONISCHE
DISPLAY
De functies en meldingen van de
elektronische display hangen van de
opties / versie van uw voertuig af.
BEDIENINGSKNOPPEN
Om op correcte wijze gebruik te
maken van de informatie die de
display kan geven, moet men met de
contactsleutel in MAR, zich
vertrouwd maken met de
MODE/TRIP knop A-fig. 42 aan het
uiteinde van de rechterhendel en
met de MY CAR draairing B.
fig. 42
F0X1000m
fig. 43
F0X1001m

33
SET-UP MENU - MY CAR FIAT
Dit menu zorgt voor personalisatie
van de voertuigconfiguratie.
De functies en meldingen van de
elektronische display fig. 43 hangen
van de opties / versie van uw
voertuig af.
Men adviseert om de
gewenste configuratie
in veiligheid uit te voeren;
d.w.z. uitsluitend bij stilstaand
voertuig.
WAARSCHUWING
Begincontroles
Door de contactsleutel in de stand
MAR te draaien, verschijnen op de
display de resterende kilometers tot
de volgende servicebeurt.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk om de
werkzaamheden van het
βGeprogrammeerd
onderhoudsschemaβ te laten
verrichten en de melding te
resetten. Toegang tot menufuncties
Na de begincontroles heeft men
toegang tot de menufuncties:
β bij rijdend voertuig: toegang tot
beperkt menu;
β bij stilstaand voertuig: toegang tot
alle menufuncties.
F0X1002m
F0X1039m
Opmerking Het βgeprogrammeerde
onderhoudsschemaβ voorziet elke
35.000 km een servicebeurt; deze
weergave verschijnt automatisch,
met de sleutel in de stand MAR,
wanneer 2000 km tot de volgende
servicebeurt ontbreken en wordt
elke 200 km opnieuw getoond.
Wanneer het onderhoudsinterval
bijna is vervallen en de sleutel in de
stand MAR wordt gedraaid,
verschijnt het Γ΅pictogram op de
display, gevolgd door het aantal
resterende kilometers tot de
volgende servicebeurt.

34
Draai aan de MY CAR ring om de
snelheidslimiet te wijzigen: de
waarde knippert.
De waarde kan variΓ«ren op een
schaal van OFF (uit) tot 220 km/h.
Wanneer de gewenste waarde is
bereikt: bevestig door op
MODE/TRIP te drukken.
Als de ring langer dan 2 seconden
gedraaid wordt gehouden, neemt de
waarde snel toe/af.
Als deze functie geselecteerd is,
toont de display het pictogram Γ.
Dimmer
Met deze functie kan de lichtsterkte
van enkele instrumenten op het
dashboard ingesteld worden:
instrumentenpaneel,
boordinstrumenten, display van de
autoradio etc.
Waarschuwing open portieren
Deze waarschuwing verschijnt
automatisch op de display bij een
hogere voertuigsnelheid dan 4 km/h,
als een van de portieren niet goed
gesloten is. Bij sommige versies gaat
tegelijkertijd het controlelampje
Β΄
branden.
Ingestelde snelheidslimiet
overschreden
Met deze functie kan de
snelheidslimiet (km/h) van het
voertuig ingesteld worden. Wanneer
deze overschreden wordt, wordt de
bestuurder gewaarschuwd door een
geluidssignaal en de melding SPEED
LIMIT op de display.
Draai aan de MY CAR ring om door
het menu te navigeren. Gebruik de
MODE/TRIP knop om instellingen te
maken en op te slaan.
F0X1004m
F0X1005m
βΌ
F0X1012m
MODE
TRIP
F0X1005m
βΌ
MODE
TRIP
F0X1007m
F0X1008m
βΌ
MODE
TRIP
F0X1009m
βΌ
MODE
TRIP
F0X1010m
F0X1011m
βΌ
MODE
TRIP
MODE
TRIP

35
Geluidssignaal (zoemer)
Het geluidssignaal dat wordt
afgegeven wanneer op de
MODE/TRIP knop wordt gedrukt of
aan de MY CAR ring wordt gedraaid,
kan uitgeschakeld (OFF) of
ingeschakeld (ON) worden, door
het volgende schema te volgen.
Waarschuwing
geprogrammeerd onderhoud
De display toont de resterende
kilometers tot de volgende
servicebeurt voorzien door het Fiat
Servicenetwerk.
F0X1015m
F0X1013mF0X1014m
βΌ
MODE
TRIP
Het βgeprogrammeerde
onderhoudsschemaβ voorziet elke
35.000 km een servicebeurt; deze
weergave verschijnt automatisch,
met de sleutel in de stand MAR,
wanneer 2000 km tot de volgende
servicebeurt ontbreken en wordt
elke 200 km opnieuw getoond.
Wanneer het onderhoudsinterval
bijna is vervallen en de sleutel in de
stand MAR wordt gedraaid,
verschijnt het pictogram Γ΅op de
display, gevolgd door het aantal
resterende kilometers tot de
volgende servicebeurt.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk om de
werkzaamheden van het
βGeprogrammeerd
onderhoudsschemaβ te laten
verrichten en de melding te resetten.

36
Klok (tijd instellen)
Ga als volgt te werk om de tijd in te
stellen:
β draai aan de MY CAR ring om de
klok te selecteren.
β druk op de MODE/TRIP knop: de
geselecteerde waarde van de uren
knippert;
β draai aan de MY CAR ring om de
gewenste tijd in te stellen;
β ga op dezelfde manier te werk om
de minuten in te stellen.
Als de ring langer dan 2 seconden
gedraaid wordt gehouden, neemt de
waarde snel toe/af.
Trip Computer
De functies van de Trip Computer
worden in de volgende volgorde op
de display getoond: Afgelegde
afstand β Huidig verbruik β
Gemiddeld verbruikβ Actieradius β
Gemiddelde snelheid β Reistijd.
AFGELEGDE AFSTAND
Weergave van het aantal gereden
kilometers sinds de laatste keer dat
de Trip Computer gereset werd.
HUIDIG VERBRUIK
Weergave van het brandstofverbruik
op dat precieze moment. Dit
gegeven wordt elke seconde
automatisch bijgewerkt.
F0X1025m
F0X1019m
F0X1020m
βΌ
MODE
TRIP
F0X1021m
βΌ
MODE
TRIP
F0X1022mF0X1023m
βΌ
MODE
TRIP
F0X1024m
βΌ
MODE
TRIP
F0X1016mF0X1017m
βΌ
MODE
TRIP
F0X1018m
βΌ
MODE
TRIP
F0X1026mF0X1027m
βΌ
MODE
TRIP

37
GEMIDDELD VERBRUIK
Dit is de verhouding tussen de
gereden afstand en het aantal
verbruikte liters brandstof sinds het
begin van de rit. Dit gegeven wordt
elke 10 seconden automatisch
bijgewerkt.
De berekening start nadat minstens
500 meter vanaf het begin van de rit
zijn gereden.
ACTIERADIUS
Dit is een schatting van het aantal
kilometers dat nog gereden kan
worden met de brandstof in de
brandstoftank (er vanuit gaande dat
de rijstijl niet verandert). De
berekening is gebaseerd op het
gemiddelde verbruik tijdens de
afgelopen 5 minuten. Als getankt
wordt, zal automatisch een nieuwe
actieradius berekend worden.
Bij stilstaand voertuig en draaiende
motor of wanneer langzamer dan 4
km/h wordt gereden, toont de
display de vorige actieradius; als deze
toestand langer dan 3 minuten
aanhoudt, verdwijnt deze aanduiding
en verschijnt: - - - -.
F0X1028m
F0X1029m
βΌ
MODE
TRIP
F0X1030mF0X1031m
βΌ
MODE
TRIP
GEMIDDELDE SNELHEID
Dit is een schatting van de
gemiddelde snelheid, berekend vanaf
het begin van de rit.
F0X1032m
F0X1033m
MODE
TRIP
βΌ

38
REISTIJD
Dit is de werkelijke reistijd,
uitgedrukt in h, vanaf het begin van
de rit, met uitzondering van
eventuele pauzes tijdens de rit.
TRIP COMPUTER RESETTEN
Om de gegevens te resetten, zodat
een nieuwe rit gestart kan worden
die door de TRIP COMPUTER
wordt gecontroleerd, moet de
MODE/TRIP knop langer dan 2
seconden ingedrukt worden
gehouden.
Alle gegevens behalve de actieradius
en het huidige verbruik worden
gereset.
Brandstofnoodschakelaar
Deze aanduiding verschijnt
automatisch wanneer de
brandstofnoodschakelaar heeft
ingegrepen om de bestuurder te
melden dat de brandstoftoevoer
door het FPS (Fire Prevention
System) is onderbroken wegens
potentieel brandgevaar.
F0X1036m
Follow me home systeem
Deze aanduiding verschijnt
automatische gedurende 20
seconden wanneer het follow me
home systeem geactiveerd wordt.
De display toont de verlangde
periode gedurende welke het
dimlicht blijft branden.
F0X1037m
Automatische inschakeling
van display
Als bij gestopt voertuig een portier
wordt geopend/gesloten, toont de
display gedurende circa 10 seconden
het kilometertotaal en/of de tijd.
F0X1038m
F0X1034m
F0X1035m
βΌ
MODE
TRIP

39
DIGITALE DISPLAY
De functies en meldingen van de
digitale display fig. 44 hangen van de
opties / versie van uw voertuig af.
fig. 45
F0X0154m
BEDIENINGSKNOPPEN
Om op correcte wijze gebruik te
maken van de informatie die de
display kan geven, moet men met de
contactsleutel in MAR, zich
vertrouwd maken met de TRIP
knop-fig. 45 aan het uiteinde van de
rechterhendel en met de MODE en
βΌβ² knoppen fig. 46 op het
dashboard links van het stuurwiel.
F0X2003m
F0X2004m
fig. 46
F0X2005m
MODE knop
Kort indrukken: MY CAR FIAT set-
up menu openen en afsluiten; een
geselecteerde functie bevestigen /
wijzigen; weergave van
waarschuwingsmeldingen op de
display onderbreken.
Lang indrukken: MY CAR FIAT set-
up menu afsluiten, instellingen
opslaan en terugkeren naar
standaardweergave of, afhankelijk
van het geval, naar de vorige
weergave.
β² βΌ knoppen
Met deze knoppen kunnen de opties
van het MY CAR FIAT set-up menu
worden gekozen en sommige
functies worden afgesteld.
fig. 44
F0X2001m
F0X1039m

40
TRIP knop
Kort indrukken: toegang tot TRIP
COMPUTER informatie
Lang indrukken: de TRIP
COMPUTER wordt gereset.
Standaardweergave fig. 47
A β kilometerteller
(totaalstand/deelstand)
B β klokje.
SET-UP MENU - MY CAR FIAT
Dit menu zorgt voor personalisatie
van de voertuigconfiguratie.
De functies en meldingen van de
digitale display fig. 48 hangen van de
opties / versie van uw voertuig af.
Men adviseert om de
gewenste configuratie in
veiligheid uit te voeren; d.w.z.
uitsluitend bij stilstaand voertuig.
WAARSCHUWING
Klok (tijd instellen) HOUR
Ga als volgt te werk om de tijd in te
stellen:
β druk herhaaldelijk op de MODE
knop totdat HOUR, uren en
minuten, wordt weergegeven;
β stel de tijd in met de β²en/of βΌ
knoppen.
Volume van zoemer (bUZZ)
regelen
Ga als volgt te werk om het volume
te regelen van het geluidssignaal dat
storingsmeldingen of het indrukken
van de βΌen β²knoppen vergezelt:
β druk herhaaldelijk op de MODE
knop totdat bUZZ met het
nummer dat het volume van het
geluidssignaal aangeeft, wordt
weergegeven;
β regel met behulp van de βΌ en/of β²
knoppen.
Het volume kan tussen 0 en 4
geregeld worden.
fig. 47
F0X2006m

41
Ingestelde snelheidslimiet overschreden - SPEEd
Met deze functie kan de snelheidslimiet (km/h) van het voertuig ingesteld worden. Wanneer deze overschreden wordt,
wordt de bestuurder gewaarschuwd door een geluidssignaal.
Ga als volgt te werk om de snelheidslimiet in te stellen:
β druk herhaaldelijk op de MODE knop totdat SPEEd met de meeteenheid km/h wordt weergegeven;
β stel de nieuwe limiet in met behulp van de βΌen/of β²knoppen.
De snelheidslimiet kan uitsluitend op een waarde van 30 km/h of hoger worden ingesteld.
Elke keer dat op de βΌen/of β²knoppen wordt gedrukt, neemt de waarde respectievelijk 5 eenheden af/toe. Als de
knoppen ingedrukt worden gehouden, neemt de waarde snel af of toe.
Laat de knop in de buurt van de gewenste waarde los en voltooi de instelling door de knop kortstondig in te drukken.
fig. 48
βΌ
βΌβΌ
βΌ
MODEMODEMODEMODE
MODEMODE

43
TRIP knop
Kort indrukken:
β toegang tot TRIP COMPUTER
informatie.
Lang indrukken:
β TRIP COMPUTER resetten.
Standaardweergave fig. 51
A β datum
B β kilometerteller
(totaalstand/deelstand)
C β klokje
D β buitentemperatuur.
Als bij sommige versies een portier
wordt geopend/gesloten bij
verwijderde contactsleutel, toont de
display de totale kilometerstand en
de tijd gedurende enkele seconden.
F0X3002m
De display kan ook het volgende
weergeven:
β het pictogram van de
βsteeksleutelβ gaat knipperen als
het voertuig voor
geprogrammeerd onderhoud naar
het Fiat Servicenetwerk moet
worden gebracht;
β aanduidingen van de TRIP
COMPUTER;
β regeling van de lichtsterkte van
sommige bedieningselementen in
het interieur;
β MY CAR FIAT menu;
β meldingen en waarschuwingen in
geval van storingen.
fig. 51

44
SET-UP MENU - MY CAR FIAT
Dit menu zorgt voor personalisatie van de
voertuigconfiguratie.
De functies en meldingen van de multifunctionele display
fig. 52 hangen van de opties / versie van uw voertuig af.
Men adviseert om de gewenste
configuratie in veiligheid uit te voeren;
d.w.z. uitsluitend bij stilstaand voertuig.
WAARSCHUWING
F0X3003g
fig. 52
Dag
Jaar Maand
MODE

46
Gevoeligheid schemersensor
(auto lamp)
Met deze functie, die slechts voor
bepaalde versies/markten
beschikbaar is, kan de gevoeligheid
van de schemersensor op 3 niveaus
worden ingesteld.
niveau 1 β minimum gevoeligheid
niveau 2 β gemiddelde gevoeligheid
niveau 3 β maximum gevoeligheid
Hoe hoger de gevoeligheid, des te
minder buitenlicht er nodig is om
het dimlicht, het stadslicht en de
kentekenverlichting automatisch in
te schakelen.
Ga als volgt te werk om in te stellen:
β druk kort op de MODE knop: de
display zal het eerder ingestelde
niveau tonen;
β druk op de βΌof β²knop om de
gewenste instelling uit te voeren;
β druk kort op de MODE knop om
te bevestigen;
β houd de MODE knop ingedrukt
om naar het standaardscherm
terug te keren.
Trip B
Met deze functie, die slechts bij
sommige versies/markten aanwezig
is, kan de display van Trip B
(dagteller) ingeschakeld (ON) of
uitgeschakeld (OFF) worden. Zie
voor meer informatie TRIP
COMPUTER in dit hoofdstuk.
Ga als volgt te werk om de functie in
of uit te schakelen:
β druk kort op de MODE knop: ON
of OFF (afhankelijk van de eerdere
instelling) knippert op de display;
β druk op de βΌof β²knop om te
selecteren;
β druk kort op de MODE knop om
te bevestigen;
β houd de MODE knop ingedrukt
om naar het standaardscherm
terug te keren.
Klok instellen
(tijd instellen)
Ga als volgt te werk om de tijd in te
stellen:
β druk kort op de MODE knop: de
uren knipperen op de display;
β druk op de βΌof β²knop om in te
stellen;
β druk kort op de MODE knop: de
minuten knipperen op de display;
β druk op de βΌof β²knop om in te
stellen;
β druk kort op de MODE knop om
te bevestigen;
β houd de MODE knop ingedrukt
om naar het standaardscherm
terug te keren.
Elke keer dat op de βΌof β²
knoppen wordt gedrukt, neemt de
waarde respectievelijk 1 eenheid
af/toe. Als de knoppen ingedrukt
worden gehouden, neemt de waarde
snel af of toe. Laat de knop in de
buurt van de gewenste waarde los
en voltooi de instelling door de knop
kortstondig in te drukken.

47
Tijdweergave (12h of 24h)
Ga als volgt te werk om het formaat
van de tijdweergave (12h of 24h) in
te stellen:
β druk kort op de MODE knop: de
eerder ingestelde tijdweergave
knippert op de display;
β druk op de βΌof β²knop om 12h
of 24h te selecteren;
β druk kort op de MODE knop om
te bevestigen;
β houd de MODE knop ingedrukt
om naar het standaardscherm
terug te keren.
Datum instellen
Met deze functie kan de datum
ingesteld worden (dag - maand -
jaar). Ga als volgt te werk om in te
stellen:
β druk kort op de MODE knop: het
jaar knippert op de display;
β druk op de βΌof β²knop om in te
stellen;
β druk kort op de MODE knop: de
maand knippert op de display;
β druk op de βΌof β²knop om in te
stellen;
β druk kort op de MODE knop: de
dag knippert op de display;
β druk op de βΌof β²knop om in te
stellen;
β druk kort op de MODE knop om
te bevestigen;
β houd de MODE knop ingedrukt
om naar het standaardscherm
terug te keren.
Elke keer dat op de βΌof β²
knoppen wordt gedrukt, neemt de
waarde respectievelijk 1 eenheid
af/toe. Als de knoppen ingedrukt
worden gehouden, neemt de waarde
snel af of toe. Laat de knop in de
buurt van de gewenste waarde los
en voltooi de instelling door de knop
kortstondig in te drukken.
Audio Rpt.
(informatie radio herhalen)
Deze functie, die slechts bij sommige
versies/markten aanwezig is, zorgt
voor weergave van de
frequentieband of de RDS-berichten
van het huidige station.
Ga als volgt te werk om de herhaling
van de informatie van de autoradio
in (ON) of uit (OFF) te schakelen:
β druk kort op de MODE knop: ON
of OFF (afhankelijk van de eerdere
instelling) knippert op de display;
β druk op de βΌof β²knop om te
selecteren;
β druk kort op de MODE knop om
te bevestigen;
β houd de MODE knop ingedrukt
om naar het standaardscherm
terug te keren.

48
Verbruik (meeteenheid
brandstofverbruik)
Met deze functie, die slechts bij
sommige versies/markten aanwezig
is, kan de meeteenheid gekozen
worden die gebruikt wordt om het
brandstofverbruik te berekenen:
km/l of l/100 km.
Ga als volgt te werk:
β druk kort op de MODE knop:
km/l of l/100 km (afhankelijk van
de eerdere instelling) knippert op
de display;
β druk op de βΌof β²knop om te
selecteren;
β druk kort op de MODE knop om
te bevestigen;
β houd de MODE knop ingedrukt
om naar het standaardscherm
terug te keren.
Vergr. Port.
(centrale portiervergrendeling
bij rijdend voertuig)
Deze functie, die slechts bij sommige
versies/markten aanwezig is, zorgt
voor automatische vergrendeling van
de portieren bij snelheden hoger dan
20 km/h.
Ga als volgt te werk om de functie in
(ON) of uit (OFF) te schakelen:
β druk kort op de MODE knop: ON
of OFF (afhankelijk van de eerdere
instelling) knippert op de display;
β druk op de βΌof β²knop om te
selecteren;
β druk kort op de MODE knop om
te bevestigen;
β houd de MODE knop ingedrukt
om naar het standaardscherm
terug te keren.
Eenheid Afst.
(meeteenheid afstand)
Met deze functie, die slechts bij
sommige versies/markten aanwezig
is, kan de meeteenheid gekozen
worden die gebruikt wordt om de
afstand te berekenen: km of mi.
Ga als volgt te werk:
β druk kort op de MODE knop: km
of mi (afhankelijk van de eerdere
instelling) knippert op de display;
β druk op de βΌof β²knop om te
selecteren;
β druk kort op de MODE knop om
te bevestigen;
β houd de MODE knop ingedrukt
om naar het standaardscherm
terug te keren.

49
Eenheid Temp. (meeteenheid
buitentemperatuur)
Met deze functie, die slechts bij
sommige versies/markten aanwezig
is, kan de meeteenheid gekozen
worden die gebruikt wordt om de
buitentemperatuur te berekenen: Β°C
of Β°F.
Ga als volgt te werk:
β druk kort op de MODE knop: Β°C
of Β°F (afhankelijk van de eerdere
instelling) knippert op de display;
β druk op de βΌof β²knop om te
selecteren;
β druk kort op de MODE knop om
te bevestigen;
β houd de MODE knop ingedrukt
om naar het standaardscherm
terug te keren.
Taal (taal selecteren)
Met deze functie kan de taal van de
display ingesteld worden. De
beschikbare talen zijn: Italiaans,
Duits, Engels, Frans, Spaans,
Portugees en Turks.
Ga als volgt te werk om de
gewenste taal in te stellen:
β druk kort op de MODE knop: de
taal (afhankelijk van de eerdere
instelling) knippert op de display;
β druk op de βΌof β²knop om te
selecteren;
β druk kort op de MODE knop om
te bevestigen;
β houd de MODE knop ingedrukt
om naar het standaardscherm
terug te keren.
Vol. Zoemer
(volumeniveau waarschuwings-
storingssignalen)
Met deze functie kan het volume
geregeld worden van de zoemer die
bij op de display getoonde storingen
of waarschuwingen klinkt.
Afhankelijk van de versie, kan het
volume geregeld worden op een
schaal van 8 punten (van 0 t/m 7) of
van 5 punten (0 t/m 4).
Ga als volgt te werk om het
gewenste niveau in te stellen:
β druk kort op de MODE knop: het
niveau (afhankelijk van de eerdere
instelling) knippert op de display;
β druk op de βΌof β²knop om te
selecteren;
β druk kort op de MODE knop om
te bevestigen;
β houd de MODE knop ingedrukt
om naar het standaardscherm
terug te keren.

50
Service
(Geprogrammeerd onderhoud)
De display toont de resterende
kilometers of mijlen (afhankelijk van
de eerder instelling) tot de volgende
servicebeurt voorzien door het Fiat
Servicenetwerk.
Ga om deze aanduiding te zien als
volgt te werk:
β druk kort op de MODE knop: de
display toont de resterende
kilometers of mijlen (afhankelijk
van de eerdere instelling) tot de
volgende servicebeurt;
β druk op de βΌof β²knop om de
resterende afstand te zien;
β houd de MODE knop ingedrukt
om naar het standaardscherm
terug te keren.
Opmerking Het βgeprogrammeerde
onderhoudsschemaβ voorziet elke
35.000 km een servicebeurt; deze
weergave verschijnt automatisch,
met de sleutel in de stand MAR,
wanneer 2000 km tot de volgende
servicebeurt ontbreken en wordt
elke 200 km opnieuw getoond.
Wanneer het onderhoudsinterval
bijna is vervallen en de sleutel in de
stand MAR wordt gedraaid,
verschijnt het pictogram Γ΅op de
display, gevolgd door het aantal
resterende kilometers tot de
volgende servicebeurt.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk om de
werkzaamheden van het
βGeprogrammeerd
onderhoudsschemaβ te laten
verrichten en de melding te resetten.
Zie voor meer informatie
Geprogrammeerd
Onderhoudsschema in het
hoofdstuk ONDERHOUD VAN DE
AUTO.
Vol. Toetsen
(volumeniveau knoppen)
Met deze functie kan het
geluidsvolume dat klinkt bij het
indrukken van de MODE, βΌen β²
knoppen worden ingesteld op een
schaal van acht punten (0 t/m 7).
Ga als volgt te werk om het
gewenste niveau in te stellen:
β druk kort op de MODE knop: het
niveau (afhankelijk van de eerdere
instelling) knippert op de display;
β druk op de βΌof β²knop om te
selecteren;
β druk kort op de MODE knop om
te bevestigen;
β houd de MODE knop ingedrukt
om naar het standaardscherm
terug te keren.

51
Menu verlaten
Dit is de laatste optie waarmee de
functiecyclus van het menu wordt
afgesloten.
β Druk kort op de MODE knop: de
display keert terug naar het
standaardscherm.
β Als op deβΌknop wordt gedrukt,
keert men naar de eerste menu-
optie terug: Snelh. Lim.
Waarschuwing open portieren
Bij sommige versies geeft de display
aan wanneer een portier per
ongeluk open is gelaten.
Bij andere versies gaat in dezelfde
situatie het lampje βportier openβ op
het instrumentenpaneel branden.
Bij sommige versies waarschuwt het
systeem de bestuurder met een
geluidssignaal dat een snelheid van 4
km/h is overschreden.
Controle buitenverlichting
Het branden van het Wlampje duidt
op een storing in de
buitenverlichting. Bij sommige
versies kan de display het elektrische
circuit aangeven waarin de storing
aanwezig is.
Regeling interieurverlichting
(dimmer)
Met deze functie kan de lichtsterkte
van het instrumentenpaneel, de
display van de autoradio en de
zeefdruksymbolen op de
bedieningsknoppen verhoogd of
verlaagd worden.
Pas de lichtsterkte aan met behulp
van de βΌof β²knoppen; na enkele
seconden keert de display
automatisch naar het vorige scherm
terug.

52
TRIP COMPUTER
(voor bepaalde versies/markten)
Algemene informatie
De Trip computer (beschikbaar op
autoβs met herconfigureerbare
multifunctionele display) geeft
informatie over de werking van het
voertuig weer op de display, wanneer
de contactsleutel in stand de MAR
staat. Deze functie bestaat uit
βGeneral tripβ die de βcomplete
missieβ van het voertuig (rit) betreft
en uit βTrip Bβ (alleen beschikbaar op
herconfigureerbare multifunctionele
display) die de gedeeltelijke missie
betreft; deze functie is binnen de
complete missie βopgenomenβ (zoals
getoond in fig. 54).
Beide functies kunnen gereset
worden (reset β begin van een
nieuwe rit).
βGeneral Tripβ toont de volgende
grootheden:
β Actieradius
β Afgelegde afstand
β Gemiddeld verbruik
β Huidig verbruik
β Gemiddelde snelheid
β Reistijd (rijtijd).
βTrip Bβ is alleen beschikbaar op
herconfigureerbare multifunctionele
displays en geeft informatie over:
β Afgelegde afstand B
β Gemiddeld verbruik B
β Gemiddelde snelheid B
β Reistijd B (rijtijd).
Opmerking βTrip Bβ kan worden
uitgeschakeld (zie βTrip B
inschakelenβ). βActieradiusβ kan niet
gereset worden.

53
Weergegeven waarden
Actieradius
Deze waarde toont de afstand die de
auto kan afleggen voordat getankt
moet worden, er vanuit gaande dat
de rijstijl niet verandert. De display
toont de melding β----β wanneer:
β de actieradius minder dan 50 km
(of 30 mijl) bedraagt
β de auto lang stilstaat met een
draaiende motor.
Afgelegde afstand
Geeft de afstand weer die de auto
heeft afgelegd sinds het begin van
een nieuwe reis.
Gemiddeld verbruik
Geeft het gemiddelde
brandstofverbruik van de auto weer
sinds het begin van een nieuwe reis.
Huidig verbruik
Geeft het brandstofverbruik weer.
Deze waarde wordt continu
bijgewerkt. Als de auto stilstaat met
draaiende motor verschijnt de
melding β----β op de display.
Gemiddelde snelheid
Geeft de gemiddelde snelheid weer
op basis van de totale tijd die is
verstreken sinds het begin van de
reis.
Reistijd
Geeft de tijd weer die is verstreken
sinds het begin van een nieuwe reis.
BELANGRIJK Als er geen informatie
beschikbaar is, worden alle
grootheden van de Trip Computer
met β----β in plaats van de waarde
aangeduid. De telling van de
grootheden hervat op normale wijze
wanneer de normale
werkingscondities worden hersteld.
Dit zal de de waarden die vΓ³Γ³r de
storing werden weergegeven niet
resetten en ook geen nieuwe reis
starten.
TRIP knop fig. 53
De TRIP knop bevindt zich aan het
uiteinde van de rechter hendel.
Wanneer de contactsleutel in de
stand MAR staat, kan met deze knop
toegang worden verkregen tot de
eerder beschreven parameters en
kunnen de gegevens worden gereset
om een nieuwe reis te beginnen:
β kort indrukken om de
verschillende parameters weer te
geven
β lang indrukken om te resetten en
een nieuwe reis te starten.
fig. 53
F0X0154m

54
Nieuwe reis: deze begint na een
reset:
β βhandmatigeβ reset door de
gebruiker door de betreffende
knop in te drukken;
β βautomatischeβ reset wanneer de
afgelegde afstand de waarde
3.999,9 km of 9.999,9 km
(afhankelijk van het type display)
bereikt of wanneer de reistijd de
waarde 99:59 bereikt (99 uur en
59 minuten);
β nadat de accu losgekoppeld is
geweest.
BELANGRIJK Bij het resetten van
βGeneral Tripβ wordt tegelijkertijd
ook βTrip Bβ gereset, terwijl bij het
resetten van βTrip Bβ alleen de
waarden van de trip B functie
gereset worden.
Procedure om een nieuwe reis
te starten
Houd de knop TRIP langer dan 2
seconden ingedrukt wanneer de
sleutel in de stand MAR staat om te
resetten.
TRIP B reset
Einde van gedeeltelijke reis
Start van nieuwe gedeeltelijke
reis Einde van gedeeltelijke reis
Start van nieuwe
gedeeltelijke reis
GENERAL TRIP
reset
Einde van complete reis
Start van nieuwe reis
GENERAL TRIP reset
Einde complete reis
Start van nieuwe reis
TRIP B reset
Einde van gedeeltelijke reis
Start van nieuwe
gedeeltelijke reis
Einde van
gedeeltelijke reis
Start van nieuwe
gedeeltelijke reis
Reset TRIP B
Reset TRIP B
TRIP B
TRIP B
TRIP B
GENERAL TRIP
Λ
Λ
Λ
Λ
Λ
Λ
Λ
Λ

PASSAGIERSAIRBAG
UITGESCHAKELD
(geel) (voor bepaalde
versies/markten)
Het lampje Fbrandt wanneer de
frontairbag aan passagierszijde is
uitgeschakeld.
Als bij ingeschakelde frontairbag aan
passagierszijde de contactsleutel in
de stand MAR wordt gedraaid, gaat
het lampje Fongeveer 4 seconden
vast branden, vervolgens 4 seconden
knipperen en daarna zal het doven.
F
Een defect van het
lampje
F
wordt
gemeld door het branden van
het lampje
Β¬
.
Ook zorgt het airbagsysteem
voor de automatische
uitschakeling van de airbags
aan passagierszijde. Laat het
systeem controleren door het
Fiat Servicenetwerk alvorens
verder te rijden.
WAARSCHUWING
STORING AIRBAG
(rood)
(voor bepaalde
versies/markten)
Als de contactsleutel naar de stand
MAR wordt gedraaid, gaat dit lampje
branden. Na enkele seconden moet
het doven. Het lampje blijft vast
branden als er een storing in het
airbagsysteem aanwezig is. Bij
sommige versies verschijnt een
speciale melding op de display.
Β¬
Als de contactsleutel
naar MAR wordt
gedraaid en het lampje
Β¬
gaat
niet branden of blijft branden
tijdens het rijden, dan is er
mogelijk een storing in de
veiligheidssystemen. In dat geval
kunnen de airbags of
gordelspanners niet geactiveerd
worden bij een ongeval of, in een
zeer beperkt aantal gevallen, op
verkeerde wijze geactiveerd
worden. Neem onmiddellijk
contact op met het Fiat
Servicenetwerk om het systeem
te laten controleren.
WAARSCHUWING
Een defect lampje
Β¬
wordt aangegeven door
het langer dan de normale 4
seconden knipperen van het
lampje
F
dat de uitschakeling
van de passagiersairbag meldt.
Ook zorgt het airbagsysteem
voor de automatische
uitschakeling van de airbags
aan passagierszijde
(frontairbag en zijairbags voor
bepaalde versies/markten). In
dergelijke gevallen kan het
lampje
Β¬
mogelijk geen
storingen in de
veiligheidssystemen aangeven.
Laat het systeem controleren
door het Fiat Servicenetwerk
alvorens verder te rijden.
WAARSCHUWING
56

KOELVLOEISTOF
TEMPERATUUR
TE HOOG (rood)
Als de contactsleutel naar de
stand MAR wordt gedraaid, gaat dit
lampje branden. Na enkele seconden
moet het doven.
Het lampje gaat branden wanneer de
motor oververhit is.
Ga als volgt te werk wanneer het
lampje gaat branden:
β tijdens een normale rit: breng het
voertuig tot stilstand, zet de
motor af en controleer of het
koelvloeistofniveau in het
reservoir zich onder het MIN-
teken bevindt. Als dit het geval is,
wacht dan enkele minuten tot de
motor is afgekoeld, draai
vervolgens langzaam en
voorzichtig de dop open.
Vul koelvloeistof bij en controleer
of het peil zich tussen het MIN- en
MAX-teken op het reservoir
bevindt. Controleer ook op de
Γ§
aanwezigheid van vloeistoflekken.
Als na het starten het lampje
opnieuw gaat branden, neem dan
contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
β Wanneer het voertuig onder
veeleisende omstandigheden
wordt gebruikt (bijvoorbeeld bij
het bergop trekken van een
aanhanger of wanneer de auto
volgeladen is): minder snelheid en
breng het voertuig tot stilstand als
het lampje blijft branden.
Wacht 2 of 3 minuten met
draaiende motor en geef ietwat
gas om de koelvloeistofcirculatie
te bevorderen. Zet vervolgens de
motor af. Controleer het correcte
koelvloeistofniveau zoals
hierboven is beschreven.
BELANGRIJK Het is raadzaam om
onder zware bedrijfsomstandigheden
de motor vΓ³Γ³r het afzetten enkele
minuten te laten draaien met het
gaspedaal iets ingetrapt. Bij sommige
versies verschijnt een speciale
melding op de display.
57

STORING ABS
(geel)
Als de contactsleutel naar de stand
MAR wordt gedraaid, gaat dit lampje
branden. Na enkele seconden moet
het doven.
Het lampje gaat branden wanneer
het systeem niet werkt of niet
beschikbaar is. In dergelijke gevallen
blijft het remsysteem normaal
werken, maar met uitsluiting van het
ABS systeem.
Rijd zeer voorzichtig en wendt u zo
snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk.
Bij sommige versies verschijnt een
speciale melding op de display.
LAADSTROOM
ACCU
ONVOLDOENDE
(rood)
Wanneer de contactsleutel in de
stand MAR wordt gedraaid, gaat het
lampje branden. Het moet doven
nadat de motor is gestart (als de
motor stationair draait, kan het
voorkomen dat het lampje iets later
dooft).
Als het lampje blijft branden, neem
dan contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Bij sommige versies verschijnt een
speciale melding op de display.
w>x>
STORING
EBD
(rood - geel)
(voor bepaalde
versies/markten)
Als de lampjes
x
en
>
gelijktijdig
gaan branden wanneer de motor
draait, duidt dit op een storing in het
EBD-systeem of dat het systeem niet
beschikbaar is.
In dit geval kunnen de achterwielen
bij hard remmen plotseling
blokkeren waardoor de auto begint
te slippen. Rijd zeer voorzichtig naar
de dichtstbijzijnde dealer van het Fiat
Servicenetwerk om het systeem
onmiddellijk te laten controleren.
Bij sommige versies verschijnt een
speciale melding op de display.
58

Neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk
als het lampje Uniet
gaat branden wanneer de
contactsleutel naar de stand
MAR wordt gedraaid of
wanneer het tijdens het rijden
gaat branden (samen met een
melding op de display bij
sommige versies). De
verkeerspolitie beschikt over
speciale apparatuur waarmee
de werking van het lampje U
kan worden gecontroleerd.
Neem in elk geval de wettelijke
voorschriften in acht van het
land waarin wordt gereden.
STORING
INSPUITSYSTEEM
(geel)
Wanneer onder normale
omstandigheden de contactsleutel in
de stand MAR wordt gedraaid, gaat
het lampje branden. Het lampje
moet doven nadat de motor is
gestart.
Wanneer het lampje blijft branden of
tijdens het rijden gaat branden, wijst
dit op een onjuiste werking van het
inspuitsysteem; met mogelijk
prestatieverlies, slechte
rijeigenschappen en een hoog
brandstofverbruik tot gevolg.
Bij sommige versies verschijnt een
speciale melding op de display.
Onder deze omstandigheden kan
men met gematigde snelheid verder
rijden zonder te veel van de motor
te eisen. In elk geval moet zo snel
mogelijk contact worden
opgenomen met het Fiat
Servicenetwerk.
PORTIEREN NIET
GOED GESLOTEN
(rood)
Bij sommige versies gaat dit lampje
branden wanneer een of meerdere
portieren of de achterklep niet goed
gesloten zijn. Bij sommige versies
verschijnt een speciale melding op de
display. Bij sommige versies wordt
een geluidssignaal afgegeven wanneer
het voertuig rijdt.
VEILIGHEIDSGOR-
DELS NIET
VASTGEMAAKT
(rood) (voor bepaalde
versies/markten)
Het lampje brandt continu wanneer
het voertuig stil staat en de
veiligheidsgordel van de bestuurder
niet correct is vastgemaakt. Zodra
het voertuig begint te rijden, begint
het lampje te knipperen en wordt
een geluidssignaal afgegeven, als de
veiligheidsgordels niet correct zijn
vastgemaakt.
<
Β΄
U
60

BRANDSTOFRE-
SERVE (geel)
Als de contactsleutel naar de stand
MAR wordt gedraaid, gaat dit lampje
branden. Na enkele seconden moet
het doven.
Dit lampje gaat branden wanneer er
nog circa 5,5 Γ 7,5 liter brandstof in
de tank is.
Bij sommige versies gaat het lampje
Kop de display branden.
Γ§
61
VOORGLOEIBOU-GIES
/
STORING
VOORGLOEISYSTEEM
(geel)
Voorgloeibougies
Wanneer de contactsleutel naar de
stand MAR wordt gedraaid, gaat dit
lampje branden. Het dooft wanneer
de voorgloeibougies de vereiste
temperatuur hebben bereikt.
Start de motor onmiddellijk nadat
het lampje is gedoofd.
BELANGRIJK Als de
buitentemperatuur erg hoog is, kan
het lampje al na zeer korte tijd
doven.
Storing voorgloeisysteem
Het lampje knippert om een storing
in het voorgloeisysteem aan te
geven. Neem zo snel mogelijk
contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Bij sommige versies verschijnt een
speciale melding op de display.
m
REMBLOKSLIJTAGE
(geel)
(voor bepaalde
versies/markten)
Het lampje gaat branden wanneer de
remblokken voor versleten zijn. Laat
ze in dat geval zo snel mogelijk
vervangen.
Bij sommige versies verschijnt een
speciale melding op de display.
d

STORING
BUITENVERLICHTING
(geel) (voor bepaalde
versies/markten)
Het lampje gaat branden (alleen bij
sommige versies) bij een storing in
een van de volgende systemen:
βstadslicht
βremlichten
βmistachterlichten
βrichtingaanwijzers
βkentekenverlichting.
De storing kan de volgende
oorzaken hebben: een of meer
lampen doorgebrand, de betreffende
zekering(en) doorgebrand of
elektrische verbinding onderbroken.
Bij sommige versies verschijnt een
speciale melding op de display.
Water in het
brandstofcircuit kan het
inspuitsysteem ernstig
beschadigen en de motor
onregelmatig doen draaien.
Als het lampje
c
gaat branden
(bij bepaalde versies verschijnt
ook een melding op de display),
neem dan zo snel mogelijk
contact op met het Fiat
Servicenetwerk om de condens
te laten aftappen. Wanneer het
lampje direct na het tanken
gaat branden, kan er tijdens het
tanken water in de
brandstoftank zijn
terechtgekomen. Zet in dit geval
de motor onmiddellijk af en
neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
W
WATER IN HET
DIESELFILTER (geel)
Als de contactsleutel naar de stand
MAR wordt gedraaid, gaat dit lampje
branden. Na enkele seconden moet
het doven.
Het lampje cbrandt als er water in
het dieselfilter is waargenomen.
Bij sommige versies verschijnt een
speciale melding op de display.
c
62

.
ALGEMENE
STORINGSMELDING
(geel)
Het lampje gaat onder de volgende
omstandigheden branden.
DPF (roetfilter) wordt
schoongemaakt
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden om de
bestuurder te waarschuwen dat het
DPF-systeem bezig is met het
verwijderen van de opgehoopte
vervuilende deeltjes (roet) middels
regeneratie.
Het lampje dooft wanneer met het
voertuig wordt gereden tot het
regeneratieproces is afgerond.
Samen met het lampje verschijnt een
speciale melding op de display.
Bij sommige versies wordt, samen
met de melding op de display, een
geluidssignaal afgegeven.
Γ¨
63
Als dit lampje gaat branden, wijst dit
niet op een storing en hoeft het
voertuig dus niet naar een Fiat
werkplaats te worden gebracht.
Rijd altijd met een
snelheid die is
afgestemd op de
verkeerssituatie, de
weersomstandigheden en de
wegenverkeerswetgeving.
U wordt geadviseerd de motor
pas af te zetten en met rijden
te stoppen wanneer het lampje
na de voltooide regeneratie
gedoofd is.
WAARSCHUWING
Snelheidslimiet overschreden
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden (bij
sommige versies samen met een
speciale melding op de display en
een geluidssignaal) wanneer de
voertuigsnelheid de eerder
ingestelde limiet overschrijdt.
Inschakeling afsluiter
brandstoftoevoer
Het lampje gaat branden wanneer de
brandstofnoodschakelaar wordt
ingeschakeld.
De display toont een speciale
melding.

E-LOCKER SYSTEEM
(Sperdifferentieel voor,
voor bepaalde
versies/markten)
Het lampje gaat als volgt branden (bij
sommige versies samen met een
speciale melding op de display):
β het knippert wanneer het systeem
ingeschakeld wordt;
β het knippert sneller om aan te
geven dat de voertuigsnelheid 20
km/h nadert;
β het brandt vast als er een storing
in het systeem aanwezig is.
RECHTER
RICHTINGAANWIJZER
(groen - knipperend)
Het lampje gaat branden wanneer de
richtingaanwijzerhendel omhoog
wordt verplaatst of, samen met de
linker richtingaanwijzer, wanneer de
drukknop voor de
alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
LINKER
RICHTINGAANWIJZER
(groen - knipperend)
Het lampje gaat branden wanneer de
richtingaanwijzerhendel omlaag
wordt verplaatst of, samen met de
rechter richtingaanwijzer, wanneer
de drukknop voor de
alarmknipperlichten wordt
ingedrukt.
ξ
ξ
ELD
STADSLICHT (groen)
FOLLOW ME HOME
(groen)
Stadslicht
Het lampje gaan branden wanneer
het stadslicht wordt ingeschakeld.
Follow me home
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden wanneer dit
systeem ingeschakeld is (zie βFollow
me homeβ in dit hoofdstuk).
De display toont een speciale
melding.
MISTLAMPEN VOOR
(groen)
(voor bepaalde
versies/markten)
Het lampje gaan branden wanneer
de mistlampen voor worden
ingeschakeld.
MISTACHTERLICHTEN
(geel)
(voor bepaalde
versies/markten)
Het lampje gaan branden wanneer
de mistachterlichten worden
ingeschakeld.
3
5
4
GROOTLICHT
Het lampje gaat branden wanneer
het grootlicht wordt ingeschakeld.
1
64

KLIMAATREGELING/VERWARMING
1 - Luchtroosters voor ontwasemen
van voorruit.
2 - Luchtroosters voor ontwasemen
van voorste zijruiten.
3 - Verstelbare roosters in het
midden en aan de zijkant.
4 - Uitstroomopeningen opzij om
lucht naar de beenruimten van de
voorpassagiers te voeren.
fig. 55 F0X0027m
65

VERSTELBARE EN
RICHTBARE
LUCHTROOSTERS fig. 56-57
De roosters kunnen naar boven en
naar beneden worden gedraaid.
A - Regelknop luchtopbrengst:
β in stand β: luchtrooster open;
β in stand β : luchtrooster gesloten.
B - Regelschuif voor zijdelings
richten van de luchtstroom.
De roosters kunnen naar boven
en naar beneden worden
gedraaid.
C - Vaste uitstroomopeningen voor
zijruiten fig. 57.
VERWARMING EN
VENTILATIE
BEDIENINGSELEMENTEN
fig. 58
A - Regelknop van de
luchttemperatuur (mengt hete
en warme lucht).
B - Schuif voor inschakeling van de
recirculatiefunctie die invoer van
lucht van buitenaf voorkomt.
C - Knop voor inschakeling van de
ventilator.
D - Regelknop luchtverdeling.
fig. 56 fig. 57
F0X0032m
F0X0031m
fig. 58
F0X0033m
66

VERWARMING
1) Draaiknop luchttemperatuur A:
wijzer in rode vlak.
2) Draaiknop ventilator C: wijzer op
gewenste snelheid.
3) Draaiknop luchtverdeling D;
wijzer op:
β€voor zowel een warme
luchtstroom naar de voeten
als het ontwasemen van de
voorruit;
ΞΌvoor lucht naar de
beenruimten en iets koelere
lucht uit de luchtroosters in
het midden en de
uitstroomopeningen op het
dashboard;
wvoor snelle verwarming.
4) Schuif recirculatie: plaats de
schuif in stand vvoor een
snellere verwarming, waarbij
alleen de lucht in het interieur
circuleert.
SNEL ONTWASEN EN/OF
ONTDOOIEN
Voorruit en zijruiten
1) Draaiknop luchttemperatuur A:
wijzer in rode vlak (helemaal naar
rechts gedraaid).
2) Draaiknop ventilator C: wijzer op
maximumsnelheid.
3) Draaiknop luchtverdeling D;
wijzer op -.
BELANGRIJK Met de draaiknop
voor de luchtverdeling op -, komt
er ook lucht uit de luchtroosters in
het midden en opzij. Voor het
optimaliseren van het ontwasemen
en ontdooien (ook van de zijruiten),
moeten de luchtroosters in het
midden worden gesloten
(bedieningsknop naar beneden
gedraaid Op) en de luchtroosters
aan de zijkant worden geopend
(bedieningsknop naar boven
gedraaid Β₯).
4) Schuif luchtrecirculatie op
ΒΆ
,
d.w.z. lucht van buiten wordt
naar binnen gevoerd.
Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan
een stand worden gekozen om
optimaal zicht te behouden.
VENTILATIE
1) Luchtroosters in midden en aan
zijkant: volledig open.
2) Draaiknop luchttemperatuur A:
wijzer in blauwe vlak.
3) Draaiknop ventilator C: wijzer op
gewenste snelheid.
4) Draaiknop luchtverdeling D;
wijzer op Β₯.
5) Schuif luchtrecirculatie op
ΒΆ
,
d.w.z. lucht van buiten wordt
naar binnen gevoerd.
67

RECIRCULATIE
Met de schuif op v, circuleert
alleen de lucht in het interieur.
BELANGRIJK Wanneer de
buitentemperatuur zeer hoog is,
versnelt de recirculatie de koeling
van de lucht. De recirculatie is
bijzonder nuttig bij een hoge mate
van luchtvervuiling (in files, tunnels
enz.). Een langdurig gebruik van dit
systeem is echter niet raadzaam,
vooral als er meerdere personen in
de auto zitten.
BELANGRIJK Gebruik de
recirculatiefunctie niet tijdens
koude/regenachtige dagen. Hierdoor
kunnen de ruiten aan de binnenzijde
sneller beslaan, waardoor het zicht
en de rijomstandigheden in gevaar
kunnen worden gebracht.
HANDBEDIENDE
KLIMAATREGELING
BEDIENINGSELEMENTEN
fig. 59
A - Regelknop van de
luchttemperatuur (mengt hete
en warme lucht).
B - Schuif voor inschakeling van de
recirculatiefunctie die invoer van
lucht van buitenaf voorkomt.
C - Draaiknop voor inschakeling van
de ventilator, en die bij
indrukken de airconditioning in-
/uitschakelt.
De airconditioning kan alleen
worden ingeschakeld als deze
draaiknop in stand 1, 2, 3 of 4 -
staat, en wordt aangegeven door een
brandende led op de knop zelf. Als
de knop in de stand Opstaat, kan
de airconditioning niet worden
ingeschakeld.
D - Draaiknop luchtverdeling
fig. 59
F0X0033m
Het systeem gebruikt
het koelmiddel R134a
dat het milieu niet
verontreinigt als het per ongeluk
weglekt. Gebruik nooit het
koelmiddel R12, aangezien dit
niet compatibel is met de
systeemcomponenten.
68

KLIMAATREGELING
(KOELING)
Voor een snelle koeling van de lucht
in het interieur is de auto met
airconditioning uitgerust.
Ga als volgt te werk:
1) Draaiknop luchttemperatuur A:
wijzer in blauwe vlak (helemaal
naar links gedraaid).
2) Draaiknop ventilator C in vierde
snelheid, wijzer op 4 -.
3) Schuif B: op v
4) Draaiknop luchtverdeling D:
wijzer op Β₯; controleer of alle
luchtroosters open zijn.
5) Airconditioning: druk op de
knop C.
Voor een snelle koeling van de lucht
in het interieur, wat vooral nuttig is
als de auto in de zon heeft gestaan,
moeten de portierruiten 2 of 3
minuten geheel geopend worden,
zodat de lucht ververst wordt met
lucht van buitenaf.
Voor een zwakkere koeling: zet de
schuif van de luchtrecirculatie op
ΒΆ
,
verhoog de temperatuur en verlaag
de ventilatorsnelheid.
VERWARMING
Schakel voor de verwarming en
ventilatie niet de airconditioning in.
Gebruik hiervoor het normale
verwarmings- en ventilatiesysteem
(zie vorige hoofdstuk).
SNEL ONTWASEN EN/OF
ONTDOOIEN
De airconditioning is zeer nuttig om
het ontwasemen te versnellen,
aangezien de lucht wordt
ontvochtigd.
Zet hiervoor de bedieningsknoppen
op ontwasemen en schakel de
airconditioning in door de knop C in
te drukken.
Voorruit en zijruiten
1) Airconditioning: druk op
de knop C.
2) Draaiknop luchttemperatuur:
wijzer in rode vlak (helemaal naar
rechts gedraaid) op koude dagen
of in blauwe vlak (helemaal naar
links gedraaid) op hete dagen.
3) Draaiknop ventilator: wijzer op
maximumsnelheid.
4) Draaiknop luchtverdeling: wijzer
op -.
5) Luchtrecirculatie uitgeschakeld,
schuif op ΒΆ.
69

Gebruik de ruitenwissers
nooit om opgehoopte
sneeuw of ijs van de
voorruit te verwijderen. In
dergelijke omstandigheden
wordt bij overbelasting van de
ruitenwissers de beveiliging
ingeschakeld, waardoor de
ruitenwissers enkele seconden
worden uitgeschakeld. Als
hierna de ruitenwissers niet
meer werken, neem dan contact
op met het Fiat Servicenetwerk.
(
r
fig. 64
F0X0040m
BEDIENINGSELEMENTEN
ALARMKNIPPERLICHTEN fig. 64
Druk op de schakelaar A om de
alarmknipperlichten in te schakelen,
ongeacht de stand van de sleutel in
het contactslot.
Bij ingeschakelde
alarmknipperlichten, knippert de
schakelaar en tegelijkertijd gaan op
het instrumentenpaneel de
controlelampjes ξξ knipperen.
Druk opnieuw op de schakelaar om
de alarmknipperlichten uit te
schakelen.
Het gebruik van de
alarmknipperlichten
wordt geregeld door de
wegenverkeerswetgeving van
het land waar u rijdt: neem de
wettelijke voorschriften in
acht.
WAARSCHUWING
73

fig. 68
F0X0044m
fig. 69
F0X0045m
fig. 70
F0X0046m
BRILLENHOUDER fig. 68
Bij sommige versies bevindt zich een
brillenhouder in het
bestuurdersportier. Trek in de
richting aangegeven door de pijl om
de brillenhouder te openen.
PLAFONDVERLICHTING
VOOR
Met kantelend lampenglas fig. 69
De plafondverlichting wordt als volgt
met behulp van het lampenglas
ingeschakeld:
gedrukt naar 1: uit;
normale stand: schakelt in wanneer
een portier wordt
geopend;
gedrukt naar 2: altijd aan
Met schakelaars en spotje fig. 70
De plafondverlichting kan op twee
manieren gaan branden, afhankelijk
van de stand van schakelaar A:
1: brandt altijd (ON), ook bij
gesloten portieren;
2: gaat branden wanneer een portier
wordt geopend;
3. altijd uit (OFF).
Spotje
Schakelaar B bedient het spotje:
1: spotje aan (ON);
2: spotje uit (OFF).
Tijdregeling plafondverlichting
Om het in- en uitstappen vooral in
het donker te vereenvoudigen, zijn
er bij sommige versies 2
verschillende tijdregelingen.
Tijdregeling bij instappen
De plafondverlichting gaat als volgt
branden:
β 15 seconden bij het ontgrendelen
van de voorportieren;
β 3 minuten wanneer een van de
portieren wordt geopend;
76

PORTIEREN
Alvorens een portier te
openen moet men
controleren of dit op een
veilige manier kan gebeuren.
WAARSCHUWING
VAN BUITENAF
Openen: draai de sleutel naar stand
1-fig. 75 en trek aan de handgreep.
Sluiten: draai de sleutel naar stand 2.
fig. 75
F0X0051m
fig. 76
F0X0052m
VAN BINNENUIT
Openen: trek aan de hendel A-fig. 76.
Sluiten: sluit het portier en druk op
de hendel.
CENTRALE
PORTIERVERGRENDELING
Van buitenaf
Steek, bij gesloten portieren, de
sleutel in het slot van een van de
portieren, en draai de sleutel.
Van binnenuit
Duw bij gesloten portieren tegen de
hendel (voor vergrendeling) of trek
aan de hendel (voor ontgrendeling).
De centrale portiervergrendeling
kan ook worden ingeschakeld met
de afstandsbediening.
BELANGRIJK De centrale
portiervergrendeling wordt niet
ingeschakeld als een portier/deur
niet goed gesloten is of als er een
storing in het systeem is. Na enkele
pogingen wordt het systeem
ongeveer 30 seconden uitgeschakeld.
Gedurende deze periode kunnen de
portieren met de hand vergrendeld
of ontgrendeld worden, zonder dat
het elektrische systeem werkt. Na
30 seconden kan de regeleenheid
opnieuw opdrachten ontvangen.
Als de oorzaak van de storing is
opgelost, hervat het systeem zijn
normale werking. Anders schakelt
het systeem opnieuw uit.
79
Product specificaties
Merk: | Fiat |
Categorie: | Personenwagen |
Model: | Strada 2011 |
Heb je hulp nodig?
Als je hulp nodig hebt met Fiat Strada 2011 stel dan hieronder een vraag en andere gebruikers zullen je antwoorden
Handleiding Personenwagen Fiat

7 Februari 2022

17 Augustus 2022

16 Augustus 2022

1 September 2021

1 September 2021

31 Augustus 2021

31 Augustus 2021

31 Augustus 2021

31 Augustus 2021

30 Augustus 2021
Handleiding Personenwagen
- Personenwagen Ford
- Personenwagen Opel
- Personenwagen Renault
- Personenwagen Volvo
- Personenwagen Alfa Romeo
- Personenwagen Audi
- Personenwagen Hella
- Personenwagen Hyundai
- Personenwagen Infiniti
- Personenwagen Kia
- Personenwagen Lancia
- Personenwagen Land Rover
- Personenwagen Lexus
- Personenwagen Maserati
- Personenwagen Mazda
- Personenwagen Mercedes
- Personenwagen Mini
- Personenwagen Nissan
- Personenwagen Peugeot
- Personenwagen Porsche
- Personenwagen Skoda
- Personenwagen Smart
- Personenwagen Subaru
- Personenwagen Suzuki
- Personenwagen Tesla
- Personenwagen Toyota
- Personenwagen Vauxhall
- Personenwagen Volkswagen
Nieuwste handleidingen voor Personenwagen

22 Oktober 2023

16 Oktober 2023

16 Oktober 2023

16 Oktober 2023

16 Oktober 2023

5 Oktober 2023

5 Oktober 2023

5 Oktober 2023

5 Oktober 2023

5 Oktober 2023