Yamaha NMAX 125 (2021) Handleiding
Lees hieronder de 📖 handleiding in het Nederlandse voor Yamaha NMAX 125 (2021) (228 pagina's) in de categorie Scooter. Deze handleiding was nuttig voor 58 personen en werd door 2 gebruikers gemiddeld met 4.5 sterren beoordeeld
Pagina 1/228

GPD125-A
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
HANDLEIDING
MOTORFIETS
Lees deze handleiding
aandachtig door voordat u deze
machine gaat gebruiken.
Gebruikersinformatie
Index
Specificaties
Verzorging en stalling van de motorfiets
Speciale kenmerken
Smart-sleutelsysteem
Stop-startsysteem
Beschrijving
Veiligheidsinformatie
Periodiek onderhoud en afstelling
Gebruik en belangrijke rij-informatie
Voor uw veiligheid – controles
voor het rijden
Functies van instrumenten en
bedieningselementen
BAL-F819D-D0
UBALD0D0.book Page 1 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

DAU81560
Lees deze handleiding aandachtig door voordat u deze machine gaat g be ruiken. Deze handleidin ij g d ient b de
machine te eze worblijven als d dt verkocht.
DAUN3030
Conformiteitsverklaring:
Hierbij verklaart YAMAHA MOTOR CO., LTD dat de radioapparatuur van het type, Communicatieregeleenheid, Y08U-A00,
in overeenstemming is met Richtlijn 2014/53/EU.
De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring kan worden geraadpleegd op het volgende internetadres:
https://global.yamaha-motor.com/eu_doc/
Frequentieband: 2402~2480 MHz
Maximaal radiofrequentievermogen:
Bluetooth 4.2 2.75 dBm 1.88 mW
Bluetooth 5.0 2.59 dBm 1.82 mW
Fabrikant:
PT Chao Long Motor Parts Indonesia
JL.MERANTI 1 BLOK, L2 NO. 5-6 DELTA SILICON INDUSTRIAL
PARK LIPPO CIKARANG BEKASI 17550, INDONESIË
Importeur:
YAMAHA MOTOR EUROPE N.V.
Koolhovenlaan 101, 1119 NC Schiphol-Rijk, 1117 ZN, Schiphol, Nederland
UBALD0D0.book Page 2 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

DAU81591
Conformiteitsverklaring:
Hierbij verklaart MITSUBISHI ELECTRIC CORPORATION, HIMEJI WORKS dat de radioapparatuur van het type, Smart-
sleutelsysteem, SKEA7E-01 (Smart Unit) en SKEA7E-02 (Hand Unit) in overeenstemming is met Richtlijn 2014/53/EU.
De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring kan worden geraadpleegd op het volgende internetadres:
http://www.mitsubishielectric.com/bu/automotive/doc/re.html
AFSTANDSBEDIENINGSEENHEID (Smart-eenheid)
Frequentieband: 125 kHz
Maximaal radiofrequentievermogen: 117 dBuV/m at 10 meters
XMTR COMP. (Handeenheid)
Frequentieband: 433.92 kHz
Maximaal radiofrequentievermogen: 10 mW
Fabrikant:
MITSUBISHI ELECTRIC CORPORATION, HIMEJI WORKS
840, Chiyoda-machi, Himeji, Hyogo 670-8677, Japan
Importeur:
YAMAHA MOTOR EUROPE N.V.
Koolhovenlaan 101, 1119 NC Schiphol-Rijk, 1117 ZN, Schiphol, Nederland
UBALD0D0.book Page 3 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

UBALD0D0.book Page 1 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Inleiding
DAU10103
Welkom in de wereld van Yamaha!
Als eigenaar van de GPD125-A profiteert u van de enorme ervaring en technische kennis van Yamaha op het gebied van het ontwerpen
en fabriceren van hoogwaardige producten, waarmee Yamaha zijn reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem rustig de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u plezier zult hebben van alle functies van uw GPD125-A. De
Handleiding geeft instructies voor de bediening, inspectie en het onderhoud van de machine en beschrijft hoe u uzelf en anderen kunt
beschermen tegen persoonlijk letsel of schade.
Verder helpen allerlei tips in deze handleiding om uw machine in optimale conditie te houden. Als er ten slotte toch nog vragen zijn, aarzel
dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u veilig en plezierig rijden toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!
Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om deze reden kan soms sprake zijn van
kleine tegenstrijdigheden tussen uw machine en de beschrijving ervan in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente
productinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen hebt over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.
WAARSCHUWING
DWA10032
Lees deze handleiding aandachtig helemaal door voordat u deze machine g g baat e ruiken.
UBALD0D0.book Page 1 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Belangrijke informatie in de handleiding
DAU10134
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:
*Product en specificaties kunnen zonder voorafgaande aankondiging worden gewijzigd.
Dit is het Safety Alert-symbool. Het wordt g be ruikt om u te waarschuwen voor risico’s op
persoonlijk letsel. Volg alle veilig d g b dhei saanwijzin en ij it symbool op om mogelijk letsel of
overlijden te voorkomen.
Een WAARSCHUWING d dui t een gevaarlijke situatie aan die, indien niet vermeden, kan re-
sulteren in ernstig letsel of overlijden.
De aand d gui in LET OP staat bij speciale voorzorg den ie moeten worden genomen om scha-
d d de aan e machine of an ere eigendommen te voorkomen.
De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan vergemakkelijken
of verhelderen.
WAARSCHUWING
LET OP
OPMERKING
UBALD0D0.book Page 2 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Belangrijke informatie in de handleiding
DAUN1180
GPD125-A
HANDLEIDING
©2021 PT Yamaha Indonesia Motor Manu-
facturing
1e uitg d bave, ecem er 2020
Alle rechten voorb dehou en.
Elke vorm van herd b gruk of on evoegd e-
bruik
zonder schriftelijke toestemming van
PT Yamaha Indonesia Motor Manufacturing
is uitdrukkelijk verb do en.
Gedrukt in Nederland.
UBALD0D0.book Page 1 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Inhoudsopgave
Veiligheidsinformatie ....................... 1-1
Andere aandachtspunten voor
veilig rijden .................................. 1-5
Beschrijving...................................... 2-1
Aanzicht linkerzijde......................... 2-1
Aanzicht rechterzijde ...................... 2-2
Bedieningen en instrumenten......... 2-3
Smart-sleutelsysteem ..................... 3-1
Smart-sleutelsysteem..................... 3-1
Bereik van het
Smart-sleutelsysteem ................. 3-2
De Smart-sleutel en mechanische
sleutels gebruiken ....................... 3-3
Smart-sleutel .................................. 3-4
De batterij van de Smart-sleutel
vervangen.................................... 3-6
Contactslot ..................................... 3-7
Stop-startsysteem ........................... 4-1
Stop-startsysteem.......................... 4-1
Stop-startsysteem gebruiken......... 4-1
Speciale kenmerken ....................... 5-1
CCU (Communication Control
Unit)............................................. 5-1
Functies van instrumenten en
b d ge ienin selementen.......................6-1
Controlelampjes en waarschu-
wingslampjes ...............................6-1
Multifunctionele meter ....................6-3
Stuurschakelaars ............................6-9
Voorremhendel..............................6-11
Achterremhendel...........................6-11
ABS...............................................6-11
Tractieregeling ..............................6-12
Tankdop........................................6-14
Brandstof ......................................6-15
Tankoverloopslang........................6-16
Uitlaatkatalysator ..........................6-16
Zadel .............................................6-17
Helmbevestiging ...........................6-17
Opbergcompartimenten................6-18
Afstellen van de
schokdemperunits .....................6-19
Aansluitcontact ............................6-20
Zijstandaard ..................................6-21
Startspersysteem..........................6-22
Voor uw veilig dhei – controles
voor het rijden...................................7-1
Gebruik en belangrijke
rij-informatie .....................................8-1
Inrijperiode ......................................8-1
De motor starten .............................8-2
Wegrijden........................................8-2
Sneller en langzamer rijden ............ 8-3
Remmen ......................................... 8-3
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik ........................ 8-3
Parkeren ........................................ 8-4
Periodiek onderhoud en
afstelling............................................ 9-1
Gereedschapsset ........................... 9-1
Periodiek onderhoudsschema
voor het
uitstootcontrolesysteem.............. 9-2
Algemeen smeer- en
onderhoudsschema .................... 9-3
Panelen verwijderen en
aanbrengen ................................. 9-7
De bougie controleren .................... 9-9
Filterbus ........................................ 9-11
Motorolie en olie-aanzuigzeef....... 9-11
Waarom Yamalube ....................... 9-13
Eindoverbrengingsolie .................. 9-13
Koelvloeistof ................................. 9-14
Luchtfilterelementen van
luchtfilter en
V-snaarbehuizing ...................... 9-16
De vrije slag van de gasgreep
controleren ................................ 9-19
Klepspeling................................... 9-19
Banden ......................................... 9-19
Gietwielen..................................... 9-21
UBALD0D0.book Page 2 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Inhoudsopgave
Vrije slag van voor- en
achterremhendel controleren.....9-21
Controleren van voor- en
achterremblokken ......................9-22
Controleren van
remvloeistofniveau .....................9-23
De remvloeistof verversen.............9-24
De V-snaar controleren .................9-24
Kabels controleren en smeren ......9-25
Controleren en smeren van
gasgreep en gaskabel................9-25
Smeren van voor- en
achterremhendels ......................9-25
Middenbok en zijstandaard
controleren en smeren ...............9-26
Voorvork controleren.....................9-27
Stuursysteem controleren .............9-27
Controleren van wiellagers............9-28
Accu ..............................................9-28
De zekeringen vervangen ..............9-29
Voertuigverlichting.........................9-31
Gloeilamp in voorste
richtingaanwijzer vervangen ......9-31
Richtingaanwijzergloeilamp
achter vervangen .......................9-32
Problemen oplossen .....................9-33
Storingzoekschema.......................9-35
Noodmodus ..................................9-37
Verzorging en stalling van de
motorfiets........................................ 10-1
Matkleur, let op.............................10-1
Onderhoud.................................... 10-1
Stallen ........................................... 10-3
Specificaties ................................... 11-1
Gebruikersinformatie ..................... 12-1
Identificatienummers .................... 12-1
Diagnosestekker ........................... 12-2
Registratie van
voertuiggegevens ...................... 12-2
Index ................................................ 13-1
UBALD0D0.book Page 1 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

1-1
1
Veiligheidsinformatie
DAU1026B
Wees een verantwoordelijke eigenaar
Als eigenaar van de machine bent u verant-
woordelijk voor de veilige en juiste bedie-
ning ervan.
Scooters zijn tweewielige voertuigen.
Voor een veilig gebruik zijn de toepassing
van de juiste rijtechnieken en de ervaring
van de bestuurder van belang. Elke be-
stuurder moet bekend zijn met de volgende
vereisten alvorens met deze scooter te
gaan rijden.
Hij of zij moet:
Door een competente informatiebron
grondig zijn ingelicht over alle aspec-
ten van scooterrijden.
Zich houden aan de waarschuwingen
en onderhoudseisen zoals vermeld in
deze Gebruikershandleiding.
Grondig getraind zijn in veilige en cor-
recte rijtechnieken.
Gebruikmaken van professionele
technische service, zoals aangegeven
in deze Gebruikershandleiding en/of
wanneer de mechanische condities
dit vereisen.
Ga nooit rijden met een scooter zon-
der passende rijopleiding of instruc-
ties. Neem rijlessen. Beginners
moeten les krijgen van een gediplo-
meerd instructeur. Neem contact op
met een bevoegde scooterdealer voor
informatie over rijlessen bij u in de
buurt.
Veilig rijden
Voer vóór elke rit de controles voor het rij-
den uit om u ervan te verzekeren dat de
machine in veilige staat verkeert. Onvol-
doende inspectie of onderhoud van de ma-
chine vergroot het risico op ongeval of
schade. Zie pagina 7-1 voor een lijst met
controles voor het rijden.
Deze scooter is gebouwd voor het
vervoer van de bestuurder plus een
passagier.
Het niet opmerken en herkennen van
scooters door andere weggebruikers
vormt de belangrijkste oorzaak van
auto-/scooterongevallen. Vaak wor-
den ongevallen veroorzaakt doordat
een autobestuurder de scooter niet
heeft gezien. Zorg dat u opvalt, dat
blijkt het meest effectief om het risico
op een dergelijk type ongeval te ver-
minderen.
Dus:
• Draag een jack in felle kleuren.
• Wees extra voorzichtig bij het nade-
ren en passeren van kruisingen,
daar doen ongelukken met scoo-
ters zich namelijk het meest voor.
• Ga daar rijden waar andere wegge-
bruikers u kunnen zien. Ga niet rij-
den in de dode zichthoek van een
andere weggebruiker.
• Pleeg nooit onderhoud aan een
scooter zonder voldoende kennis.
Neem contact op met een bevoeg-
de scooterdealer voor informatie
over het basisonderhoud van een
scooter. Bepaalde onderhouds-
werkzaamheden kunnen alleen
worden uitgevoerd door gediplo-
meerd personeel.
Bij veel ongevallen zijn onervaren be-
stuurders betrokken. Vaak waren bij
een ongeval betrokken bestuurders
zelfs niet in het bezit van een geldig rij-
bewijs.
• Zorg dat u bekwaam bent om te rij-
den en leen uw scooter alleen uit
aan ervaren scooterrijders.
• Weet wat u wel en niet aankunt.
Door rekening te houden met uw
beperkingen helpt u ongelukken
voorkomen.
UBALD0D0.book Page 2 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Veiligheidsinformatie
1-2
1
• We raden aan om het scooterrijden
te oefenen op plekken waar geen
verkeer is, totdat u grondig bekend
bent met de scooter en zijn bedie-
ning.
Ongelukken worden vaak veroorzaakt
door een fout van de scooterbestuur-
der. Veel bestuurders houden bij het
ingaan van een bocht een te hoge rij-
snelheid aan of gaan onvoldoende
schuinliggen voor de rijsnelheid,
waardoor ze wijd uit de bocht komen.
• Neem altijd de maximumsnelheid in
acht en rijd nooit sneller dan de
wegcondities en het verkeer toe-
staan.
• Geef altijd richting aan voordat u af-
slaat of van rijstrook wisselt. Zorg
dat andere weggebruikers u kun-
nen zien.
De zithouding van de bestuurder en
de passagier is belangrijk voor een
goede besturing.
• De bestuurder moet tijdens het rij-
den beide handen aan het stuur
houden en beide voeten op de be-
stuurdersvoetsteunen, om zo de
macht over het stuur te behouden.
• De passagier hoort steeds de be-
stuurder, de zadelband of de hand-
greep, indien aanwezig, met beide
handen vast te houden en beide
voeten op de passagiersvoetsteu-
nen te houden. Neem nooit een
passagier mee die niet in staat is
om beide voeten stevig op de pas-
sagiersvoetsteunen te zetten.
Rijd nooit onder invloed van alcohol of
andere drugs.
Deze scooter is uitsluitend ontworpen
voor gebruik op verharde wegen. De
machine is niet bedoeld voor off-road-
gebruik.
Beschermende uitrusting
Scooterongelukken met dodelijke afloop
betreffen meestal hoofdletsel. Het dragen
van een helm is de belangrijkste factor bij
het voorkomen of reduceren van hoofdlet-
sel.
Draag altijd een goedgekeurde helm.
Draag ook een vizier of een veilig-
heidsbril. Zonder oogbescherming
kan uw zicht door de rijwind verslech-
teren, waardoor u gevaren mogelijk te
laat opmerkt.
Door een jack, stevige schoenen, een
lange broek, handschoenen e.d. te
dragen verkleint u de kans op schaaf-
wonden of ontvellingen.
Draag nooit loszittende kleding, deze
kan blijven haken aan schakelhand-
grepen of door de wielen worden ge-
grepen en zo een ongeval of letsel
veroorzaken.
Draag altijd beschermende kleding
die uw benen, enkels en voeten be-
dekt. De motor en het uitlaatsysteem
kunnen tijdens en na het rijden zeer
heet zijn en brandwonden veroorza-
ken.
De hierboven vermelde voorzorgs-
maatregelen gelden ook voor passa-
giers.
Voorkom koolmonoxid g gever ifti ing
De uitlaatgassen van verbrandingsmotoren
bevatten koolmonoxide, een dodelijk gas.
Inademing van koolmonoxide kan hoofd-
pijn, duizeligheid, sufheid, misselijkheid,
verwarring en uiteindelijk de dood veroor-
zaken.
Koolmonoxide is een kleurloos, reukloos,
smaakloos gas dat ook aanwezig kan zijn
als u geen uitlaatgassen ziet of ruikt. Het
koolmonoxideniveau kan zeer snel oplo-
pen, waardoor u het bewustzijn kunt verlie-
zen en uzelf niet meer kunt redden. In
afgesloten of slecht geventileerde ruimtes
kunnen dodelijke hoeveelheden koolmo-
noxide dagenlang blijven hangen. Als u
UBALD0D0.book Page 3 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Veiligheidsinformatie
1-3
1symptomen van koolmonoxidevergiftiging
ervaart, verlaat de ruimte dan onmiddellijk,
ga naar de open lucht en ROEP MEDISCHE
HULP IN.
Laat de motor niet binnen draaien.
Zelfs als u ventileert met ventilatoren
of open ramen en deuren kan de hoe-
veelheid koolmonoxide snel oplopen
tot gevaarlijke niveaus.
Laat de motor niet draaien in slecht
geventileerde of deels afgesloten
ruimtes zoals schuren of garages.
Laat de motor niet buiten draaien op
plaatsen waar de uitlaatgassen in een
gebouw kunnen worden getrokken via
openingen zoals ramen en deuren.
Beladen
Het monteren van accessoires of het ver-
voer van bagage kan een negatief effect
hebben op de rijstabiliteit en het wegge-
drag als hierdoor de gewichtsverdeling van
de scooter verandert. Wees uiterst voor-
zichtig bij het monteren van accessoires of
het beladen van uw scooter, om zo moge-
lijke ongevallen te vermijden. Pas extra op
wanneer u op een scooter rijdt die beladen
is of waaraan accessoires zijn gemonteerd.
Hieronder volgen naast de informatie over
accessoires enkele richtlijnen voor het be-
laden van uw scooter:
Het totale gewicht van de bestuurder, pas-
sagier, accessoires en bagage mag de
maximale gewichtslimiet niet overschrij-
den. Rijden met een te zwaar belaste
machine kan leiden tot een ongeval.
Let op het volgende wanneer u tot deze ge-
wichtslimiet belaadt:
Het zwaartepunt van bagage en ac-
cessoires moet zo laag en zo dicht
mogelijk bij de scooter liggen. Beves-
tig zware goederen zo dicht mogelijk
bij het midden van de machine en ver-
deel het gewicht zo gelijkmatig moge-
lijk over beide zijden om onbalans of
instabiliteit te minimaliseren.
Als gewicht gaat schuiven kan zich
een plotselinge onbalans voordoen.
Controleer voordat u gaat rijden of ac-
cessoires en bagage stevig aan de
scooter zijn bevestigd. Controleer de
bevestigingspunten voor accessoires
en bagage regelmatig.
• Pas de vering aan de te vervoeren
bagage aan (alleen voor modellen
met instelbare vering) en controleer
de toestand en spanning van uw
banden.
• Bevestig nooit omvangrijke of zwa-
re goederen aan het stuur, de voor-
vork of het voorwielspatbord.
Dergelijke items kunnen een insta-
biel weggedrag of een te trage re-
actie op het stuur veroorzaken.
Deze machine is niet ontworpen
voor het trekken van een aanhanger
of bevestiging van een zijspan.
Originele Yamaha accessoires
De keuze van accessoires voor uw machi-
ne vormt een belangrijke beslissing. Origi-
nele Yamaha accessoires, die alleen
verkrijgbaar zijn bij de Yamaha dealer, zijn
door Yamaha ontwikkeld, getest en goed-
gekeurd voor gebruik op uw machine.
Veel bedrijven die niet zijn gelieerd aan
Yamaha produceren onderdelen en acces-
soires of bieden aanpassingssets voor
Yamaha voertuigen. Yamaha kan niet alle
producten testen die deze bedrijven produ-
ceren. Om die reden kan Yamaha acces-
soires die niet door Yamaha zijn verkocht of
wijzigingen die niet door zijn Yamaha zijn
aangeraden niet goedkeuren of aanbeve-
len, zelfs niet als deze zijn verkocht en
geenstalleerd door een Yamaha dealer.
Maximale belasting:
167 kg (368 lb)
UBALD0D0.book Page 4 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Veiligheidsinformatie
1-4
1
In de hand d del verkrijgbare on er elen,
accessoires en aanpassingssets
Hoewel er producten verkrijgbaar zijn die
qua ontwerp en kwaliteit sterk lijken op ori-
ginele Yamaha accessoires, dient u te be-
seffen dat sommige in de handel
verkrijgbare accessoires of aanpassings-
sets niet geschikt zijn vanwege mogelijke
veiligheidsrisico’s voor uzelf of anderen.
Het monteren van in de handel verkrijgbare
producten of het verrichten van aanpassin-
gen die de ontwerp- of bedieningskenmer-
ken van uw machine wijzigen kan het risico
op ernstig letsel of overlijden van uzelf of
anderen vergroten. U bent verantwoordelijk
voor letsel dat voortvloeit uit wijzigingen
aan de machine.
Volg bij de montage van accessoires de on-
derstaande richtlijnen en die vermeld onder
het kopje “Beladen”.
Monteer nooit accessoires en vervoer
nooit bagage als deze een nadelige in-
vloed hebben op de prestaties van uw
scooter. Inspecteer het accessoire
zorgvuldig alvorens het te gebruiken
om te waarborgen dat het de grond-
speling of de hellinghoek op geen en-
kele manier vermindert, de veerweg,
de stuuruitslag of de bediening niet
beperkt en geen lampen of reflectors
afdekt.
• Accessoires die aan of nabij het
stuur of de voorvork zijn gemon-
teerd zullen mogelijk instabiliteit
veroorzaken door een foutieve ge-
wichtsverdeling of door aerodyna-
mische effecten. Accessoires aan
het stuur of nabij de voorvork moe-
ten zo licht mogelijk zijn en tot een
minimum worden beperkt.
• Omvangrijke accessoires kunnen
door hun aerodynamisch effect van
invloed zijn op de rijstabiliteit van de
scooter. De scooter kan door rij-
wind worden opgetild of bij zijwind
instabiel worden. Zulke accessoires
kunnen ook instabiliteit veroorza-
ken terwijl u grote voertuigen in-
haalt of door deze wordt ingehaald.
• Sommige accessoires dwingen de
bestuurder om een andere dan de
normale zitpositie in te nemen. Zo’n
verkeerde zitpositie beperkt de be-
wegingsvrijheid van de bestuurder
en kan een comfortabele bediening
hinderen, zodat we dergelijke ac-
cessoires sterk afraden.
Wees voorzichtig bij het aanbrengen
van elektrische accessoires. Als elek-
trische accessoires de capaciteit van
het elektrisch systeem van de scooter
te boven gaan, kan zich een gevaarlij-
ke elektrische storing voordoen waar-
door de verlichting of de motor uitvalt.
In de handel verkrijgbare banden en vel-
gen
De banden en velgen die bij uw scooter
werden geleverd zijn ontworpen om de mo-
gelijkheden van de machine te ondersteu-
nen en bieden de beste combinatie van
rijprestaties, remvermogen en comfort. An-
dere banden, velgen, maten of combinaties
zijn mogelijk niet geschikt. Zie pagina 9-19
voor bandenspecificaties en meer informa-
tie over het vervangen van uw banden.
De scooter vervoeren
Volg de onderstaande instructies als u de
scooter in een ander voertuig wilt vervoe-
ren.
Verwijder alle loszittende voorwerpen
van de scooter.
Zorg dat het voorwiel recht naar voren
wijst op de aanhanger of de laadvloer
en zet het wiel vast in een goot om be-
weging te voorkomen.
UBALD0D0.book Page 5 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Veiligheidsinformatie
1-5
1
Zet de scooter vast met spanbanden
of andere geschikte banden aan stevi-
ge delen van de scooter, zoals het
frame of de bovenste voorvorkklem
(en niet aan, bijvoorbeeld, het stuur,
de richtingaanwijzers of onderdelen
die kunnen afbreken). Kies de plaats
voor de spanbanden zorgvuldig om te
voorkomen dat deze tijdens het trans-
port schuurplekken op de lak veroor-
zaken.
Zorg indien mogelijk dat de vering iets
door de spanbanden wordt ingedrukt,
zodat de scooter tijdens het transport
niet overmatig kan stuiteren.
DAU57600
Andere aandachtspunten voor
veilig rijden
Geef duidelijk richting aan wanneer u
een bocht neemt.
Op een nat wegdek kan remmen ui-
terst lastig zijn. Vermijd te hard rem-
men, de scooter zou kunnen slippen.
Bedien de remmen rustig wanneer u
op een nat wegdek wilt stoppen.
Minder snelheid bij het naderen van
een bocht of een afslag. Trek lang-
zaam op nadat u de bocht hebt geno-
men.
Wees voorzichtig bij het passeren van
geparkeerde auto’s. Een bestuurder
merkt u mogelijk niet op en kan het
portier openslaan in uw rijrichting.
Spoorwegovergangen, tramrails, ijze-
ren platen gebruikt in de wegenbouw
en putdeksels worden in natte toe-
stand zeer glad. Minder snelheid en
passeer ze voorzichtig. Houd de
scooter recht, anders kan hij gaan
schuiven.
De remblokken of remvoeringen kun-
nen nat worden bij het wassen van de
scooter. Controleer de remmen na het
wassen van de scooter, voordat u
gaat rijden.
Draag steeds een helm, handschoe-
nen, een lange broek (taps toelopend
bij de enkel/omslag, om flapperen te
voorkomen), en een felgekleurd jack.
Vervoer op uw scooter niet te veel ba-
gage. Een overbeladen scooter is on-
stabiel. Gebruik degelijke snelbinders
om bagage aan de bagagedrager vast
te binden (indien het voertuig is voor-
zien van een bagagedrager). Losse
bagage beïnvloedt de stabiliteit van
de scooter en kan uw aandacht aflei-
den van het verkeer. (Zie pagina 1-3.)
UBALD0D0.book Page 1 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Beschrijving
2-1
2
DAU10411
Aanzicht linkerzijde
1,2 3 4
9 8 7
5 6
1. Opbergcompartiment A (pagina 6-18)
2. Aansluitcontact (pagina 6-20)
3. Tankdop (pagina 6-14)
4. Gereedschapsset (pagina 9-1)
5. Achterste opbergcompartiment (pagina 6-18)
6. Luchtfilterelement (pagina 9-16)
7. Vuldop versnellingsbakolie (pagina 9-13)
8. Aftapplug versnellingsbakolie (pagina 9-13)
9. Luchtfilterelement in V-snaarbehuizing (pagina 9-16)
UBALD0D0.book Page 2 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Beschrijving
2-2
2
DAU10421
Aanzicht rechterzijde
1
10 9 8 7 6
2 3 4 5
1. Remlicht/achterlicht
2. Accu (pagina 9-28)
3. Opbergcompartiment B (pagina 6-18)
4. Zekeringenkastje (pagina 9-29)
5. Koplamp (pagina 9-31)
6. Koelvloeistofreservoir (pagina 9-14)
7. Bougie (pagina 9-9)
8. Olieaftapplug A (pagina 9-11)
9. Olieaftapplug B (pagina 9-11)
10.Olievuldop (pagina 9-11)
UBALD0D0.book Page 3 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Beschrijving
2-3
2
DAU10431
Bedieningen en instrumenten
1 2 3 4 5 6 7 8
9
1. Achterremhendel (pagina 6-11)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 6-9)
3. Vloeistofreservoir achterrem (pagina 9-23)
4. Multifunctionele meter (pagina 6-3)
5. Vloeistofreservoir voorrem (pagina 9-23)
6. Schakelaargroep rechterstuurzijde (pagina 6-9)
7. Voorremhendel (pagina 6-11)
8. Gasgreep (pagina 9-19)
9. Contactslot (pagina 3-7)
UBALD0D0.book Page 1 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Smart-sleutelsysteem
3-1
3
DAU76444
Smart-sleutelsysteem
Dankzij het Smart-sleutelsysteem kunt u de
machine bedienen zonder gebruik van een
mechanische sleutel. Daarnaast heeft de
sleutel een ’begroetingsfunctie’ waarmee u
de machine op een parkeerplaats kunt te-
rugvinden. (Zie pagina 3-5.)
WAARSCHUWING
DWA14704
Houd g eïmplanteerde pacemakers
of hartd befi rillators, alsmede ande-
re elektrische medische apparaten
uit de buurt van de op het voertuig
g d bemonteer e antenne (zie af eel-
d gin ).
Door de antenne uitgezonden ra-
d gio olven kunnen de werking van
d g b der elijke apparaten eïnvloe en
indien deze in de nab dijhei zijn.
Als u d gra er bent van een elektrisch
medisch apparaat, raad g dplee an
een arts of de fabrikant van het ap-
paraat voordat u dit voertuig gaat
g be ruiken.
LET OP
DCA24080
Het Smart-sleutelsysteem g be ruikt
zwakke rad gio olven. Het Smart-sleutel-
systeem werkt in de volg den e situaties
mogelijk niet.
De Smart-sleutel is geplaatst in een
locatie die is blootgesteld aan ster-
ke rad gio olven of andere elektro-
magnetische ruis
Er bevinden zich faciliteiten in de
buurt die sterke rad gio olven uitzen-
d den (televisie- of ra iotorens, ener-
g diecentrales, uitzen stations,
luchthavens, etc.)
U draagt of g be ruikt communicatie-
apparaten zoals radio’s of mobiele
telefoons dicht bij uw Smart-sleutel
1. Smart-sleutel
2. Smart-sleuteltoets
1
2
1. Contactslot
2. Knop contactslot
2
1
1. Antenne op de machine
1
UBALD0D0.book Page 2 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Smart-sleutelsysteem
3-2
3
De Smart-sleutel maakt contact
met of word b d dt e ekt oor een me-
talen voorwerp
Andere voertuigen die zijn uitgerust
met een Smart-sleutelsysteem be-
vinden zich in de nabijheid
Verplaats de Smart-sleutel in zulke situ-
aties naar een andere locatie en voer de
b gewerkin opnieuw uit. Als het nog
steed b ds niet werkt, e ien de machine
d d d d gan in e noo mo us. (Zie pa ina 9-37.)
OPMERKING
Om het ontladen van de voertuigaccu te
voorkomen, wordt het Smart-sleutelsy-
steem ongeveer 9 dagen na het laatste ge-
bruik van de machine uitgeschakeld (de
begroetingsfunctie wordt gedeactiveerd).
Om het Smart-sleutelsysteem weer in te
schakelen, hoeft u slechts op de knop van
het contactslot te drukken.
DAU76453
Bereik van het Smart-sleutelsy-
steem
Hieronder wordt het bereik van het Smart-
sleutelsysteem bij benadering getoond.
Als de Smart-sleutel is uitgeschakeld, zal
de machine de Smart-sleutel niet herken-
nen, ook niet als deze zich binnen het ont-
vangstbereik bevindt. Als de batterij van de
Smart-sleutel ontladen raakt, werkt het
Smart-sleutelsysteem mogelijk niet of kan
het bereik ervan zeer klein worden.
OPMERKING
Plaats de Smart-sleutel niet in een op-
bergcompartiment.
Neem de Smart-sleutel altijd met u
mee.
Schakel de Smart-sleutel uit als u de
machine achterlaat.
UBALD0D0.book Page 3 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Smart-sleutelsysteem
3-3
3
DAUN2460
De Smart-sleutel en mechani-
sche sleutels g be ruiken
WAARSCHUWING
DWA17952
U dient de Smart Key bij u te dra-
g den. Bewaar eze niet in het voer-
tuig.
Wees erop alert dat wanneer de
Smart Key zich binnen het wer-
king bs ereik bevindt, andere perso-
nen die de Smart Key niet dragen
de motor kunnen starten en het
voertuig kunnen b de ienen.
De machine wordt geleverd met één
Smart-sleutel, twee mechanische sleutels
en een kaart met het identificatienummer.
Bewaar één mechanische sleutel en de
kaart met het identificatienummer op een
veilige plaats, niet bij de machine.
Als de voertuigaccu ontladen is, kunt u met
de mechanische sleutel het zadel openen
om de accu op te laden of te vervangen.
Het verdient daarom aanbeveling om sa-
men met de Smart-sleutel ook altijd een
mechanische sleutel mee te nemen.
Als de Smart-sleutel en het identificatie-
nummer van het Smart-sleutelsysteem bei-
de kwijt of beschadigd raken, moet het
Smart-sleutelsysteem in zijn geheel worden
vervangen. Om dit te voorkomen, verdient
het aanbeveling om het identificatienum-
mer ergens te noteren voor het geval u
d de kaart met het i entificatienummer
kwijtraakt.
LET OP
DCA21573
De Smart-sleutel bevat elektronische
precisieonderdelen. Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen om storingen of
schade te voorkomen.
Plaats of b dewaar e Smart-sleutel
niet in een opb ger compartiment.
De Smart-sleutel kan b descha igd
raken door rijtrillingen of overmati-
ge hitte.
Laat de Smart-sleutel niet vallen,
b gui deze niet en stel deze niet
b dloot aan har e schokken.
Dompel d de Smart-sleutel niet on er
in water of andere vloeistoffen.
Plaats geen zware voorwerpen op
d de Smart-sleutel en stel eze niet
b g dloot aan overmati e ruk.
Plaats de Smart-sleutel niet in een
omgeving met direct zonlicht, hoge
temperaturen of een hoge vochtig-
heids .graad
Probeer niet om de Smart-sleutel te
slijpen of te wijzigen.
1. Smart-sleutel
2. Mechanische sleutel
1. Identificatienummerkaart
A52010
2 2 1
868588
1
UBALD0D0.book Page 4 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Smart-sleutelsysteem
3-4
3
Houd d e Smart-sleutel uit d be uurt
van sterke magnetische velden en
magnetische voorwerpen zoals
sleutelhouders, televisies en com-
puters.
Houd d e Smart-sleutel uit d be uurt
van elektrische me ische appara-d
tuur.
Laat de Smart-sleutel niet in con-
tact komen met olie, polijstmiddel
of agressieve chemische stoffen.
Hierdoor kan de behuizing van de
Smart-sleutel verkleuren of bar-
sten.
OPMERKING
De levensduur van de batterij van de
Smart-sleutel is ongeveer twee jaar,
maar dit kan variëren naargelang de
gebruiksomstandigheden.
Vervang de batterij van de Smart-
sleutel als het controlelampje van het
Smart-sleutelsysteem na het inscha-
kelen van het contact ongeveer 20 se-
conden blijft knipperen of wanneer het
controlelampje van het Smart-sleutel-
systeem na het indrukken van de knop
op de Smart-sleutel niet gaat bran-
den. (Zie pagina 3-6.) Als het Smart-
sleutelsysteem na het vervangen van
de batterij van de Smart-sleutel nog
steeds niet werkt, controleer dan de
voertuigaccu en laat het voertuig con-
troleren door een Yamaha dealer.
Als de Smart-sleutel doorlopend ra-
diogolven ontvangt, zal de batterij van
de Smart-sleutel snel ontladen raken.
(Bijvoorbeeld als de Smart-sleutel in
de omgeving van elektrische appara-
ten zoals televisies, radio’s of compu-
ters wordt bewaard.)
U kunt maximaal zes Smart-sleutels
registreren voor dezelfde machine.
Neem voor extra Smart-sleutels con-
tact op met uw Yamaha dealer.
Als u een Smart-sleutel kwijtraakt,
neem dan onmiddellijk contact op met
een Yamaha dealer om diefstal van de
machine en dergelijke te voorkomen.
DAU76474
Smart-sleutel
WAARSCHUWING
DWA17952
U dient de Smart Key bij u te dra-
g den. Bewaar eze niet in het voer-
tuig.
Wees erop alert dat wanneer de
Smart Key zich binnen het wer-
kingsbereik bevindt, andere perso-
nen die de Smart Key niet dragen
de motor kunnen starten en het
voertuig kunnen b de ienen.
De Smart-sleutel in- en uitschakelen
Houd de knop op de Smart-sleutel onge-
veer 1 seconde ingedrukt om de Smart-
sleutel in of uit te schakelen. Als de Smart-
1. Controlelampje Smart-sleutel
2. Smart-sleuteltoets
1
2
UBALD0D0.book Page 5 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Smart-sleutelsysteem
3-5
3
sleutel is uitgeschakeld, is gebruik van de
machine niet mogelijk, zelfs niet als de
Smart-sleutel zich binnen het ontvangstbe-
reik van het Smart-sleutelsysteem bevindt.
Schakel de Smart-sleutel in en breng deze
binnen het ontvangstbereik om de machine
te kunnen gebruiken.
Controleren of Smart-sleutel is in- of uit-
g deschakel
Druk op de knop op de Smart-sleutel om
de huidige bedieningsstatus van de Smart-
sleutel te bepalen.
Als het controlelampje van de Smart-sleutel
gaat branden:
Licht snel op gedurende 0.1 seconde:
De Smart-sleutel is ingeschakeld.
Licht langzaam op gedurende 0.5 se-
conden: De Smart-sleutel is uitge-
schakeld.
Begroetingsfunctie op afstand
Druk op de knop op de Smart-sleutel om
de begroetingsfunctie op afstand te active-
ren. Er klinken twee piepsignalen en alle
richtingaanwijzers knipperen twee keer.
Deze functie is handig om uw machine te-
rug te vinden, bijvoorbeeld op een parkeer-
plaats.
Bereik van d b g ge e roetin sfunctie op af-
stand
Het bereik van de begroetingsfunctie op af-
stand is ongeveer zoals getoond.
Aangezien het Smart-sleutelsysteem ge-
bruikmaakt van zwakke radiogolven, kan
het ontvangstbereik ervan worden beïn-
vloed door de omgeving.
Piepsignaal b ge roetingsfunctie in- of
uitschakelen
Het piepsignaal dat klinkt bij activeren van
de begroetingsfunctie kan worden in- of
uitgeschakeld met behulp van de volgende
procedure.
1. Schakel de Smart-sleutel in en breng
deze binnen het ontvangstbereik van
het Smart-sleutelsysteem.
2. Zet het contactslot op “OFF” en druk
vervolgens één keer op de knop van
het contactslot.
3. Druk daarna binnen 9 seconden nog-
maals op de knop en houd deze 5 se-
conden ingedrukt.
4. Als het piepsignaal klinkt, is het instel-
len voltooid.
Als het piepsignaal:
Twee keer klinkt: Het piepsignaal
is uitgeschakeld.
Eén keer klinkt: Het piepsignaal
is ingeschakeld.
~20m
UBALD0D0.book Page 6 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Smart-sleutelsysteem
3-6
3
DAUN2712
De batterij van de Smart-sleutel
vervangen
Vervang de batterij in de volgende situaties.
Als het controlelampje van het Smart-
sleutelsysteem ongeveer 20 secon-
den knippert nadat het contact wordt
ingeschakeld.
Als de begroetingsfunctie niet werkt
wanneer de knop op de Smart-sleutel
wordt ingedrukt.
WAARSCHUWING
DWA20630
De Smart-sleutel bevat een knoopcelba-
tterij.
Houd nieuwe en g be ruikte batterij-
en uit d be uurt van kinderen.
Als het b g datterijvak niet oe sluit,
stop dan met het g be ruik van de
Smart-sleutel en houd deze uit de
b duurt van kin eren.
Explosiegevaar - voorkom verkeerd g e-
bruik van d be atterij.
Onjuiste vervang gin kan resulteren
in brand of explosie.
Vervang d e batterij uitsluitend d oor
een exemplaar van hetzelfde of een
g d gelijkwaar i type.
Stel de Smart-sleutel niet bloot aan
overmatige hitte, zoals van de zon
of vuur.
Gevaar voor chemische b d dran won en -
slik d be atterij niet in.
Als de batterij wordt ingeslikt kan
d beze innen slechts 2 uur ernstige
inwend gi e brandwonden veroorza-
ken, mogelijk met d d de oo tot ge-
volg.
Raadpleeg onmiddellijk een arts als
u vermoed dt at een batterij is inge-
slikt of in enig d eel van het lichaam
is terechtgekomen.
LET OP
DCA15785
Gebruik een doek wanneer u de be-
huizing van de Smart-sleutel opent
met een schroevendraaier. Bij
rechtstreeks contact met harde
voorwerpen kan de Smart-sleutel
beschad bigd of ekrast raken.
Voorkom dat de waterdichte af-
dichting b eschadigd of vervuild
raakt.
Raak de interne circuits en aanslui-
tingen niet aan. Hierdoor kunnen
storingen ontstaan.
Oefen geen overmatige kracht uit
op de Smart-sleutel bij het vervan-
gen van de batterij.
Zorg ervoor dat de batterij correct
wordt g deplaatst. Controleer e rich-
ting van de positieve “+” kant van
d be atterij.
De batterij van de Smart-sleutel vervan-
gen
1. Open de behuizing van de Smart-
sleutel zoals getoond.
1. Controlelampje Smart-
sleutelsysteem “ ”
1
UBALD0D0.book Page 7 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Smart-sleutelsysteem
3-7
3
2. Verwijder de batterij.
OPMERKING
Voer de verwijderde batterij af volgens de
lokaal geldende voorschriften.
3. Plaats een nieuwe batterij zoals ge-
toond. Let op de polariteit van de bat-
terij.
4. Klik de behuizing van de Smart-sleutel
voorzichtig dicht.
DAUN2100
Contactslot
Het contactslot wordt gebruikt om de ma-
chinevoeding in en uit te schakelen, het
stuur te vergrendelen en ontgrendelen en
om het zadel te openen. Nadat de knop van
het contactslot is ingedrukt (en de aanwe-
1. Accu
1
Vereiste batterij:
CR2032
1. Accu
1
1. Knop contactslot
1. Controlelampje Smart-
sleutelsysteem “ ”
1
1
UBALD0D0.book Page 8 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Smart-sleutelsysteem
3-8
3
zigheid van de Smart-sleutel is bevestigd),
kan het contactslot worden gedraaid terwijl
het controlelampje van het Smart-sleutel-
systeem brandt (ongeveer 4 seconden).
WAARSCHUWING
DWA18720
Draai nooit het contactslot naar
“OFF”, “ ” of “OPEN” terwijl de machi-
ne rijdt. Hierdoor word den e elektrische
systemen uitg deschakel , wat mogelijk
kan leiden tot verlies van de controle of
een ongeval.
OPMERKING
Druk niet herhaaldelijk op de knop van het
contactslot en draai het contactslot niet va-
ker dan nodig is voor normaal gebruik. Als
u dit doet, wordt het Smart-sleutelsysteem
tijdelijk uitgeschakeld en gaat het controle-
lampje knipperen om schade aan het con-
tactslot te voorkomen. Wacht als dit
gebeurt tot het controlelampje stopt met
knipperen en bedien dan het contactslot.
Hieronder worden de standen van het con-
tactslot beschreven.
DAU76502
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom en de motor kan worden ge-
start.
Het contact inschakelen
1. Schakel de Smart-sleutel in en breng
deze binnen het ontvangstbereik van
het Smart-sleutelsysteem.
2. Druk op de knop van het contactslot:
het controlelampje van de Smart-sleu-
tel gaat ongeveer 4 seconden bran-
den.
3. Zet terwijl het controlelampje van het
Smart-sleutelsysteem brandt het con-
tactslot op“ON”. Alle richtingaanwij-
zers knipperen twee keer en de
machinevoeding wordt ingeschakeld.
OPMERKING
Als de spanning van de voertuigaccu
laag is, knipperen de richtingaanwij-
zers niet.
Zie “Noodmodus” op pagina 9-37
voor informatie over het inschakelen
van de machinevoeding zonder de
Smart-sleutel.
DAU76511
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld.
Het contact uitschakelen
1. Zet het contactslot op “OFF” terwijl de
Smart-sleutel is ingeschakeld en zich
binnen het ontvangstbereik van het
Smart-sleutelsysteem bevindt.
1. Drukken.
2. Draaien.
1 2
1. Draaien.
1
UBALD0D0.book Page 9 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Smart-sleutelsysteem
3-9
3
2. De richtingaanwijzers knipperen één
keer en het contact wordt uitgescha-
keld.
OPMERKING
Als het contactslot op“OFF” staat maar de
aanwezigheid van de Smart-sleutel niet kan
worden bevestigd (omdat de Smart-sleutel
zich buiten het ontvangstbereik bevindt of
is uitgeschakeld), klinkt er gedurende 3 se-
conden een piepsignaal en gaat het contro-
lelampje van het Smart-sleutelsysteem 30
seconden knipperen.
Tijdens deze 30 seconden kan het
contactslot gewoon worden bediend.
Na 30 seconden wordt het contact au-
tomatisch uitgeschakeld.
Wanneer u het contact onmiddellijk
wilt uitschakelen, druk dan binnen 2
seconden vier keer op de knop van
het contactslot.
DAU76534
OPEN
Het tankdopdeksel en het zadel kunnen
worden geopend:
1. Druk op de knop van het contactslot
terwijl de Smart-sleutel is ingescha-
keld en zich binnen het ontvangstbe-
reik van het Smart-sleutelsysteem
bevindt.
2. Draai terwijl het controlelampje van
het Smart-sleutelsysteem brandt het
contactslot op “OPEN”.
Om het tankd dop eksel te openen
Druk op de knop “FUEL” om het tankdop-
deksel te openen.
Druk na het tanken op het tankdopdeksel
om het te sluiten.
OPMERKING
Zie pagina 6-14 voor de procedures voor
het verwijderen en plaatsen van de tank-
dop.
Openen van het zadel
Druk op de knop “SEAT” en til het zadel aan
de achterzijde op.
Druk het zadel aan de achterzijde omlaag
om het te sluiten en op zijn plaats te ver-
grendelen.
OPMERKING
Controleer voordat u wegrijdt of het
zadel goed is gesloten.
1. Drukken.
2. Draaien.
1. “FUEL”-toets
1 2
1
1. “SEAT”-toets
1
UBALD0D0.book Page 10 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Smart-sleutelsysteem
3-10
3
Het zadel kan ook met de mechani-
sche sleutel worden geopend. (Zie pa-
gina 6-18.)
Herinnering voor open stand
Om te voorkomen dat u de machine onver-
grendeld achterlaat met het contactslot in
de stand “OPEN”, klinkt de zoemer van het
Smart-sleutelsysteem in de volgende om-
standigheden.
Als het contactslot 3 minuten in de
open stand heeft gestaan
Als de Smart-sleutel wordt uitgescha-
keld terwijl het contactslot in de open
stand staat
Als u zich buiten het ontvangstbereik
van het Smart-sleutelsysteem begeeft
met het contactslot in de open stand
Als de zoemer na 3 minuten klinkt, draai
dan het contactslot naar “OFF” of “ ”. Als
de zoemer klinkt omdat de Smart-sleutel
werd uitgeschakeld of buiten het ont-
vangstbereik werd bewogen, zet dan de
Smart-sleutel aan en loop terug in het be-
reik.
OPMERKING
De zoemer gaat na 1 minuut uit.
DAU76521
“ ” (verg dren elen)
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld.
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk op de knop van het contactslot
terwijl de Smart-sleutel is ingescha-
keld en zich binnen het ontvangstbe-
reik van het Smart-sleutelsysteem
bevindt.
3. Druk terwijl het controlelampje van het
Smart-sleutelsysteem brandt het con-
tactslot in en draai het naar “ ”.
OPMERKING
Als het stuur niet wordt vergrendeld, pro-
beer het dan iets terug naar rechts te draai-
en.
Het stuur ontgrendelen
1. Druk op de knop van het contactslot
terwijl de Smart-sleutel is ingescha-
keld en zich binnen het ontvangstbe-
reik van het Smart-sleutelsysteem
bevindt.
2. Draai en druk terwijl het controlelamp-
je van het Smart-sleutelsysteem
brandt het contactslot in de gewenste
stand.
1. Drukken.
2. Draaien.
1 2
1. Drukken.
2. Draaien.
1 2
UBALD0D0.book Page 1 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Stop-startsysteem
4-1
4
DAU76825
Stop-startsysteem
Het stop-startsysteem stopt de motor au-
tomatisch als de machine wordt gestopt
om geluidshinder te voorkomen, de uit-
laatemissies te beheersen en het brand-
stofverbruik te verminderen.
Als de bestuurder de gasgreep iets draait,
wordt de motor automatisch weer gestart
en kan met de machine worden gereden.
LET OP
DCA23961
Schakel altijd het contactslot uit als u de
machine parkeert of onbeheerd achter-
laat. Als het stop-startsysteem inge-
schakeld b lijft, kan de accu ontladen
raken en kan elijk nietde motor mog
meer word gen estart vanwege onvol-
d d goen e accuspannin .
OPMERKING
Hoewel de motor normaal gesproken
tegelijk met de machine stopt, kan er
een vertraging optreden als er langza-
mer wordt gereden dan 10 km/h, zo-
als in druk verkeer.
Als u vermoedt dat de accuspanning
laag is omdat de motor niet met de
schakelaar van de startmotor kan
worden gestart of vanwege een ande-
re reden, schakel het stop-startsy-
steem dan niet in.
Vraag een Yamaha dealer de accu te
controleren volgens de intervalperio-
den vermeld in het periodieke onder-
houdsschema.
DAU76671
Stop-startsysteem g be ruiken
DAU76687
Het stop-startsysteem activeren
1. Zet het contact aan.
2. Zet de schakelaar van het stop-start-
systeem op “ ”.
1. Controlelampje stop-startsysteem “ ”
1
ON
A
A
A
A
UBALD0D0.book Page 2 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Stop-startsysteem
4-2
4
3. Het stop-startsysteem wordt geacti-
veerd en het controlelampje gaat
branden als aan de volgende voor-
waarden wordt voldaan:
De schakelaar van het stop-
startsysteem is ingesteld
op “ ”.
Na het warmdraaien heeft de
motor enige tijd stationair ge-
draaid.
De machine heeft gereden met
een snelheid van 10 km/h of ho-
ger.
4. Zet om het stop-startsysteem uit te
schakelen de schakelaar van het stop-
startsysteem op “ ”.
OPMERKING
Het stop-startsysteem wordt mogelijk
niet geactiveerd om accuvermogen te
sparen.
Laat als het stop-startsysteem niet
wordt geactiveerd de accu controle-
ren door een Yamaha dealer.
DAU76832
De motor stoppen
De motor stopt automatisch als aan de vol-
gende voorwaarden wordt voldaan:
De schakelaar van het stop-startsy-
steem is ingesteld op “ ”.
Het controlelampje “ ” op de multi-
functionele meter brandt.
De machine wordt gestopt met de
gasgreep volledig dichtgedraaid.
In deze situatie gaat het
controlelampje “ ” knipperen om aan te
geven dat de motor momenteel is gestopt
door het stop-startsysteem.
DAU76704
De motor herstarten
Als aan de gasgreep wordt gedraaid terwijl
het controlelampje stop-startsysteem knip-
pert, wordt de motor automatisch weer ge-
start en stopt het controlelampje “ ” met
knipperen.
1. Aan
A
1
A
A
A
A
A
A
1. Aan
2. Knipperen
A
1 2
A
UBALD0D0.book Page 3 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Stop-startsysteem
4-3
4
WAARSCHUWING
DWA18731
Draai asde g greep niet te veel of te snel
wanneer het stop-startsysteem is geac-
tiveerd en de motor is gestopt. Anders
kan de machine plotseling in beweging
komen als de motor weer start.
OPMERKING
Als de zijstandaard omlaag wordt ge-
zet, wordt het stop-startsysteem ge-
deactiveerd.
Laat als het stop-startsysteem niet
naar behoren werkt de machine nakij-
ken door een Yamaha dealer.
DAU76711
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik
van het stop-startsysteem
Lees om ongevallen door een onjuist ge-
bruik te voorkomen de volgende voor-
zorgsmaatregelen en neem ze zorgvuldig in
acht.
WAARSCHUWING
DWA18741
Schakel altijd het contactslot uit als u de
machine al lopend d uwt. Als de machine
wordt g de uwd terwijl het stop-startsy-
steem nog is ing deschakel , kan de mo-
tor starten en zou de machine in
b g gewe in kunnen komen als de gas-
g b dreep on e oeld wordt g de raaid.
WAARSCHUWING
DWA18751
Schakel altijd het contactslot uit als u de
machine op de middenbok plaatst. Als
d d b d ge machine op e midden ok wor t e-
plaatst terwijl het stop-startsysteem nog
is ing deschakel , kan de motor starten en
zou d be machine in eweging kunnen ko-
men als d ge asg b dreep on e oeld wordt
g de raaid.
1. Knipperen
2. Uit
1 2
A
OFF
OFF
UBALD0D0.book Page 4 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Stop-startsysteem
4-4
4
WAARSCHUWING
DWA18771
Schakel altijd het contactslot uit als
u de machine onbeheerd achter-
laat.
Laat het stop-startsysteem niet in-
g d deschakel als u e machine par-
keert. Anders kan de motor starten
en zou de machine in b g gewe in
kunnen komen als d g ge as reep on-
b de oeld wordt g de raaid.
WAARSCHUWING
DWA18781
Schakel alvorens ond derhou uit te voe-
ren altijd het contactslot uit. Als onder-
houd wordt uitg devoer terwijl het stop-
startsysteem nog is ingeschakeld, kan
d de motor starten en zou e machine in
b g gewe in kunnen komen als d ge as-
g d g d dreep wor t e raai .
OFF
OFF
UBALD0D0.book Page 1 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Speciale kenmerken
5-1
5
DAUN3012
CCU (Communication Control
Unit)
Dit model is uitgerust met een CCU die u in
staat stelt om uw smartphone aan de ma-
chine te koppelen door middel van draad-
loze Bluetooth-technologie en de MyRide
App.
Via deze verbinding ontvangt u meldingen
van apps en inkomende en gemiste tele-
foongesprekken, en wordt het accuniveau
van uw smartphone weergegeven.
WAARSCHUWING
DWAN0070
Zet de machine altijd stil alvorens
uw smartphone te bedienen.
Neem uw handen nooit van het
stuur terwijl u rijdt.
Concentreer u altijd d op het rij en
d g d door uw o en en aan acht op e
we en.g te houd
LET OP
DCAN0150
De Bluetooth-verbinding werkt mogelijk
niet in de volgende situaties.
Op een locatie d b gie is loot esteld
aan sterke rad gio olven of andere
elektromagnetische ruis.
In de buurt van faciliteiten die ster-
ke rad gio olven uitzenden (televisie-
of radiotorens, energiecentrales,
uitzendstations, luchthavens etc.).
De CCU en uw smartphone koppelen
1. Installeer de MyRide App op uw
smartphone en activeer deze.
OPMERKING
De MyRide App kan worden gedownload
uit een appwinkel.
2. Open het zadel. (Zie pagina 6-17.)
3. Verwijder de accukap.
4. Trek de CCU naar buiten en scan de
aanwezige QR-code met de MyRide
App.
5. Als het koppelen is voltooid, lichten
het pictogram appverbinding en de
accuniveaumeter voor de smartphone
op.
1. Accukap
1
1. CCU (Communication Control Unit)
2. QR-code CCU
1. Pictogram appverbinding
2. Accuniveaumeter smartphone
1
2
1 2
UBALD0D0.book Page 2 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Speciale kenmerken
5-2
5
OPMERKING
Na koppeling is de smartphone gere-
gistreerd in de CCU. De volgende keer
dat de machine wordt ingeschakeld
en de MyRide App actief is, wordt de
verbinding automatisch tot stand ge-
bracht.
Er kan slechts één smartphone tege-
lijk met de CCU worden verbonden.
Als er meerdere telefoons in de CCU
zijn geregistreerd, wordt verbinding
gemaakt met de eerste telefoon die
binnen het bereik komt.
UBALD0D0.book Page 1 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-1
6
DAU77123
Controlelampjes en waarschu-
wingslampjes
DAU88900
Controlelampjes
richtingaanwijzers “ ” en “ ”
Elk controlelampje gaat knipperen wanneer
de bijbehorende richtingaanwijzer knippert.
DAU88910
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU88711
Storingsindicatielampje (MIL) “ ”
Dit lampje gaat branden of knipperen als er
een storing wordt gedetecteerd in de motor
of een regelsysteem van de machine. Vraag
in dat geval een Yamaha dealer het boord-
diagnosesysteem te controleren. Het elek-
trische circuit van het indicatielampje kan
worden gecontroleerd door de machine-
voeding in te schakelen. Het lampje moet
enkele seconden oplichten en dan uitgaan.
Als het lampje niet gaat branden wanneer
de machinevoeding wordt ingeschakeld of
blijft branden, vraag dan uw Yamaha dealer
om de machine na te zien.
LET OP
DCA26820
Verlaag als het MIL begint te knipperen
het motortoerental om schade aan het
uitlaatsysteem te voorkomen.
OPMERKING
Het boorddiagnosesysteem detecteert ook
achteruitgang en storingen in het uitstoot-
controlesysteem van de motor. Daardoor
kan het MIL ook gaan branden of knipperen
als gevolg van aanpassingen, gebrek aan
onderhoud of overmatig of onjuist gebruik
van de machine. Neem om dit te voorko-
men het volgende in acht.
Probeer niet om de software of de
motorregeleenheid aan te passen.
Monteer geen elektrische accessoires
die de motorregeling beïnvloeden.
Gebruik geen aftermarket-accessoi-
res of -onderdelen zoals veringen,
bougies, verstuivers, uitlaatsystemen
etc.
Wijk niet af van de aandrijflijnspecifi-
caties (ketting, tandwielen, wielen,
banden etc.).
Breng geen wijzigingen aan in de O2-
sensor, het luchtinlaatsysteem of on-
derdelen van het uitlaatsysteem (kata-
lysatoren of EXUP etc.), en verwijder
deze niet.
Gebruik altijd de juiste V-snaar en
aandrijfriem (indien aanwezig).
Zorg dat de banden op de juiste span-
ning blijven.
Vermijd extreem gebruik van de ma-
chine. Bijvoorbeeld herhaaldelijk of
overmatig openen en sluiten van de
gasgreep, racen, burnouts, wheelies
etc.
1. Controlelampje linker richtingaanwijzer “ ”
2. Indicatielampje inkomende melding “ ”
3. Controlelampje tractieregeling “ ”
4. ABS-waarschuwingslampje “ ”
5. Controlelampje grootlicht “ ”
6. Storingsindicatielampje “ ”
7. Controlelampje stop-startsysteem “ ”
8. Controlelampje Smart-
sleutelsysteem “ ”
9. Indicatielampje inkomend gesprek “ ”
10.Controlelampje rechter
richtingaanwijzer “ ”
41 105 6 7 82 3 9
UBALD0D0.book Page 2 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-2
6
DAU88890
ABS-waarschuwingslampje “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de machine wordt ingeschakeld, en gaat uit
als u begint te rijden. Als het waarschu-
wingslampje tijdens het rijden gaat bran-
den, werkt het ABS-systeem mogelijk niet
goed.
WAARSCHUWING
DWA16043
Als het ABS-waarschuwingslampje niet
uitgaat als u een snelheid van 10 km/h (6
mi/h) heb bt ereikt of als het waarschu-
win en aatgslampje tijdens het rijd g
b dran en:
Rijd extra voorzichtig om te voorko-
men dat d be wielen lokkeren bij een
noodstop.
Laat de machine zo snel mogelijk
controleren door een Yamaha dea-
ler.
OPMERKING
Het ABS-waarschuwingslampje kan gaan
branden wanneer er gas wordt gegeven
terwijl de machine op de middenbok staat.
Er is dan echter geen sprake van een sto-
ring.
DAU88930
Controlelampje tractieregeling“ ”
Dit controlelampje knippert als de tractiere-
geling is ingeschakeld.
Als de tractieregeling wordt uitgeschakeld,
gaat dit controlelampje branden. (Zie pagi-
na 6-12.)
OPMERKING
Als de machine wordt ingeschakeld, moet
dit lampje enkele seconden oplichten en
dan uitgaan. Als het lampje niet gaat bran-
den of blijft branden, vraag dan uw Yamaha
dealer om de machine te controleren.
DAUN2770
Controlelampje Smart-
sleutelsysteem “ ”
Dit controlelampje geeft de toestand van
het Smart-sleutelsysteem aan. Als het
Smart-sleutelsysteem normaal werkt, is dit
controlelampje uit. Als er een storing op-
treedt in het Smart-sleutelsysteem, gaat
het controlelampje knipperen. Het contro-
lelampje knippert ook wanneer de machine
en Smart-sleutel met elkaar communiceren
en bij uitvoering van bepaalde bewerkingen
van het Smart-sleutelsysteem.
DAUN2830
Controlelampje stop-startsysteem “ ”
Dit controlelampje gaat branden als het
stop-startsysteem wordt geactiveerd. Het
controlelampje gaat knipperen als de motor
automatisch door het stop-startsysteem
wordt gestopt.
OPMERKING
Mogelijk gaat dit controlelampje niet bran-
den, zelfs als de stop-startschakelaar
wordt ingesteld op “ ”. (Zie pagina 4-1.)
DAUN2781
Controlelampje inkomende oproep “ ”
Dit controlelampje gaat knipperen als de
verbonden smartphone een inkomende
oproep ontvangt. Als u de oproep niet be-
antwoordt, blijft het controlelampje bran-
den totdat u de machine uitschakelt.
OPMERKING
Deze functie werkt alleen als de smartpho-
ne is verbonden met de machine.
A
UBALD0D0.book Page 3 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-3
6
DAUN2792
Indicatielampje inkomende
melding“ ”
Dit indicatielampje knippert gedurende 10
seconden als de verbonden smartphone
een SNS-, e-mail- of andere melding ont-
vangt. Daarna blijft het indicatielampje
branden totdat u de machine uitschakelt.
OPMERKING
Deze functie werkt alleen als de
smartphone is verbonden met de ma-
chine.
Voor elke toepassing moeten meldin-
gen vooraf op de verbonden smartp-
hone worden ingesteld.
DAUN3040
Multifunctionele meter
WAARSCHUWING
DWA12423
Zorg d at de machine stilstaat voordat u
wijzigingen in de instelling den van e
multifunctionele meter gaat aanbren-
g b g g gen. Het aan ren en van wijzi in en tij-
d d dens het rij en kan u aflei en en
vergroot het risico op een ongeval.
De schakelaar “MENU” bevindt zich aan de
linkerzijde van het stuur. Met deze schake-
laar kunt u de instellingen van de multifunc-
tionele meter regelen of wijzigen.
De multifunctionele meter biedt de volgen-
de voorzieningen:
een snelheidsmeter
een controlelampje voor variabele
klepbediening (VVA)
een klok
een brandstofniveaumeter
een pictogram appverbinding
een accuniveaumeter voor de smartp-
hone
een temperatuurmeter koelvloeistof
een multifunctioneel display
1. Brandstofniveaumeter
2. Pictogram appverbinding
3. Controlelampje voor variabele klepbedie-
ning (VVA)
4. Klok
5. Snelheidsmeter
6. Accuniveaumeter smartphone
7. Temperatuurmeter koelvloeistof
8. Multifunctioneel display
8
1 3 4 5 762
1. Schakelaar “MENU”
1
UBALD0D0.book Page 4 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-4
6
OPMERKING
Vergeet niet het contactslot in te schakelen
alvorens de schakelaar “MENU” te gebrui-
ken.
DAUN3051
Pictogram appverbinding
Dit pictogram licht op als de CCU en smart-
phone zijn verbonden via de MyRide App.
OPMERKING
Dit pictogram moet enkele seconden op-
lichten als de machine wordt ingeschakeld,
zelfs als de smartphone niet is verbonden.
Laat als dat niet het geval is de CCU en het
elektrische circuit controleren door een
Yamaha dealer.
DAU86820
De weerg dave-eenhe en wisselen
U kunt de weergave-eenheden wisselen
tussen kilometers en mijlen.
Om de weergave-eenheden te wisselen
1. Zet de machine uit.
2. Houd de schakelaar “MENU” inge-
drukt en schakel de machine in.
3. Blijf de schakelaar “MENU” ingedrukt
houden totdat de weergave voor een-
heidsinstelling verschijnt (ongeveer 5
seconden).
4. Druk nogmaals op de schakelaar
“MENU” om de weergave-eenheden
te wisselen.
5. Houd de schakelaar “MENU” 1 se-
conde lang ingedrukt om de instelling
te bevestigen.
DAU86831
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid van
het voertuig aan.
DAU86841
Brandstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft aan hoe-
veel brandstof in de tank aanwezig is. De
displaysegmenten van de brandstofniveau-
meter verdwijnen van “F” (vol) naar “E”
(leeg) naarmate het brandstofniveau verder
daalt. Als er ongeveer 1.7 L (0.45 US gal,
0.37 Imp.gal) brandstof in de brandstoftank
over is, gaat het laatste segment knipperen.
Vul zo snel mogelijk brandstof bij.
OPMERKING
Als er een probleem wordt gedetecteerd in
het elektrische circuit, gaan de segmenten
van de brandstofniveaumeter knipperen.
Als dit zich voordoet, vraag dan een
Yamaha dealer de machine te controleren.
DAUN2920
Klok
De klok maakt gebruik van een 12-uursy-
steem.
De klok instellen
1. Houd de schakelaar “MENU” inge-
drukt totdat de urenaanduiding begint
te knipperen.
1. Brandstofniveaumeter
1
1. Klok
1
UBALD0D0.book Page 5 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-5
6
2. Gebruik de schakelaar “MENU” om
de uren in te stellen.
3. Houd de schakelaar “MENU” inge-
drukt totdat de minutenaanduiding
begint te knipperen.
4. Gebruik de schakelaar “MENU” om
de minuten in te stellen.
5. Houd de schakelaar “MENU” inge-
drukt totdat de minutenaanduiding
stopt met knipperen. De instelling is
nu bevestigd.
OPMERKING
Als de CCU en smartphone worden ver-
bonden nadat de machinevoeding is inge-
schakeld, wordt de klok automatisch
bijgesteld.
DAU86860
Temperatuurmeter koelvloeistof
Deze meter geeft de temperatuur aan van
de koelvloeistof, en daarmee de toestand
van de motor. De segmenten verschijnen
van “C” (koud) naar “H” (warm) naarmate
de motortemperatuur toeneemt. Als het
segment voor warm begint te knipperen,
stop de motor dan zo snel mogelijk en laat
deze afkoelen. (Zie pagina 9-36.)
OPMERKING
Als er een probleem wordt gedetecteerd in
het elektrische circuit, gaan alle segmenten
knipperen. Vraag een Yamaha dealer de
machine te controleren.
DAU86870
VVA-indicator
Dit model is uitgerust met variabele klepbe-
diening (VVA) voor brandstofbesparing en
acceleratie in de lage en hoge versnellin-
gen. Het controlelampje voor variabele
klepbediening (VVA) gaat branden wanneer
het systeem voor variabele klepbediening
naar de hogere versnellingen is gescha-
keld.
De VVA-indicator in- of uitschakelen
1. Zet de machine uit.
2. Houd de schakelaar “MENU” inge-
drukt en schakel de machine in.
3. Blijf de schakelaar “MENU” ingedrukt
houden. De weergave voor eenheids-
instelling verschijnt (na 5 seconden),
en vervolgens (na nog eens 10 secon-
den) beginnen alle segmenten behal-
ve de VVA-indicator te knipperen.
Laat nu de schakelaar “MENU” los.
4. Druk één keer op de schakelaar “ME-
NU” om de instelling aan of uit te wij-
zigen.
5. Houd de schakelaar “MENU” 1 se-
conde lang ingedrukt om de instelling
te bevestigen.
OPMERKING
Uitschakelen van de VVA-indicator heeft
geen invloed op de werking van het sy-
steem voor variabele klepbediening.
1. Temperatuurmeter koelvloeistof
1
1. Controlelampje voor variabele klepbedie-
ning (VVA)
1
UBALD0D0.book Page 6 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-6
6
DAUN2800
Multifunctioneel display
Het multifunctionele display toont de vol-
gende voorzieningen:
een kilometerteller (ODO)
twee rittellers (TRIP 1 en TRIP 2)
een brandstofreserve-ritteller (TRIP F)
een ritteller olieverversing (OIL TRIP)
een indicator olieverversing
een ritteller V-snaarvervanging (V-
BELT TRIP)
een indicator V-snaarvervanging
een weergave huidig brandstofver-
bruik (F/ECO)
een weergave gemiddeld brandstof-
verbruik (AVE F/ECO)
een accuspanningsweergave (BATT)
een weergave tractieregeling (TCS)
Druk op de schakelaar “MENU” om de
weergave te wisselen in de onderstaande
volgorde:
ODO en F/ECO → TRIP 1 en AVE F/ECO →
TRIP 2 en AVE F/ECO → TRIP F → BATT →
TCS → OIL TRIP → V-BELT TRIP → ODO
en F/ECO
OPMERKING
De brandstofreserve-ritteller wordt al-
leen weergegeven wanneer het
brandstofniveau laag is.
De ritteller olieverversing en ritteller
voor V-snaarvervanging worden niet
weergegeven als de machine rijdt.
Er is een weergave gemiddeld brand-
stofverbruik voor elke ritteller (TRIP 1
en TRIP 2). Als een ritteller wordt te-
ruggesteld, wordt de weergave ge-
middeld brandstofverbruik voor die
ritteller ook teruggesteld.
DAU86890
Kilometerteller
De kilometerteller toont de totale afstand
die door de machine is afgelegd.
OPMERKING
De kilometerteller wordt vergrendeld bij
999999 en kan niet worden teruggesteld.
1. Multifunctioneel display
1
1. Kilometerteller
1
UBALD0D0.book Page 7 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-7
6
DAU86900
Rittellers
De rittellers tonen de afgelegde afstand
sinds de tellers voor het laatst werden te-
ruggesteld.
Stel om een ritteller terug te stellen het dis-
play in op de betreffende ritteller en houd
dan de schakelaar “MENU” ingedrukt tot-
dat de terugstelling plaatsvindt.
OPMERKING
De rittellers worden teruggesteld en blijven
tellen nadat 9999.9 is bereikt.
DAU86910
Brandstofreserve-ritteller
Als het laatste segment van de brandstofni-
veaumeter begint te knipperen, wisselt de
weergave automatisch naar de brandstof-
reserve-ritteller “TRIP F” en wordt de afge-
legde afstand vanaf dat punt aangegeven.
Houd om de brandstofreserve-ritteller te-
rug te stellen de schakelaar “MENU” inge-
drukt totdat de terugstelling plaatsvindt.
OPMERKING
Als u de brandstofreserve-ritteller niet
handmatig terugstelt, wordt deze automa-
tisch teruggesteld en verdwijnt deze van
het display zodra u na het tanken 5 km (3
mi) hebt gereden.
DAUN3060
Ritteller olieverversing
Deze ritteller toont de afgelegde afstand
sinds de motorolie voor het laatst werd ver-
verst. De indicator olieverversing “OIL”
knippert zodra de eerste 1000 km (600 mi)
zijn afgelegd en na 5000 km (3100 mi). Ver-
volgens gaat de indicator om de 6000 km
(3700 mi) knipperen.
Selecteer om de ritteller olieverversing en
de indicator olieverversing terug te stellen
de ritteller olieverversing en houd dan de
schakelaar “MENU” ingedrukt totdat “OIL”
en de ritteller beginnen te knipperen. Houd
terwijl “OIL” en de ritteller knipperen de
schakelaar “MENU” ingedrukt totdat de rit-
teller is teruggesteld.
1. Ritteller
1
1. Brandstofreserve-ritteller
1
1. Indicator olieverversing “OIL”
2. Ritteller olieverversing
2
1
UBALD0D0.book Page 8 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-8
6
OPMERKING
Nadat de motorolie is ververst, moeten de
ritteller olieverversing en de indicator olie-
verversing worden teruggesteld. Anders zal
de indicator olieverversing niet op het juiste
moment gaan branden.
DAUN3070
Ritteller voor V-snaarvervang gin
Deze ritteller toont de afgelegde afstand
sinds de V-snaar voor het laatst werd ver-
vangen. De indicator van de ritteller voor V-
snaarvervanging “V-BELT” gaat na elke
18000 km (11200 mi) knipperen om aan te
geven dat de V-snaar moet worden vervan-
gen.
Selecteer om zowel de ritteller als de indi-
cator terug te stellen de ritteller V-snaarver-
vanging en houd dan de schakelaar
“MENU” ingedrukt totdat “V-BELT” en de
ritteller beginnen te knipperen. Druk terwijl
“V-BELT” en de ritteller knipperen op de
schakelaar “MENU” totdat de ritteller is te-
ruggesteld.
OPMERKING
Als de V-snaar is vervangen, moeten de rit-
teller en de indicator worden teruggesteld.
Anders zal de indicator V-snaarvervanging
niet op het juiste moment gaan branden.
DAU86940
Weergave huid gi b dran stofverbruik
Deze weergave toont het brandstofverbruik
onder de huidige rijomstandigheden. De
weergave kan worden ingesteld op “km/L”
of “L/100 km”, of “MPG” wanneer mijlen
worden gebruikt.
“km/L”: de afstand die kan worden af-
gelegd op 1.0 L brandstof.
“L/100 km”: de hoeveelheid brandstof
die nodig is om 100 km af te leggen.
“MPG”: de afstand die kan worden af-
gelegd op 1.0 Imp.gal brandstof.
OPMERKING
Bij snelheden onder 10 km/h (6 mi/h) wordt
“_ _._” weergegeven.
DAU86950
Weergave gemiddeld b randstofverbruik
1. Indicator V-snaarvervanging “V-BELT”
2. Ritteller voor V-snaarvervanging
2
1
1. Weergave huidig brandstofverbruik
1
1. Weergave gemiddeld brandstofverbruik
1
UBALD0D0.book Page 9 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-9
6
Deze weergave toont het gemiddelde
brandstofverbruik sinds de weergave op
nul is teruggezet. De weergave van het ge-
middelde brandstofverbruik kan worden in-
gesteld op “km/L” of “L/100 km”, of “MPG”
wanneer mijlen worden gebruikt.
“km/L”: de gemiddelde afstand die
kan worden afgelegd op 1.0 L brand-
stof.
“L/100 km”: de gemiddelde hoeveel-
heid brandstof die nodig is om 100 km
af te leggen.
“MPG”: de gemiddelde afstand die
kan worden afgelegd op 1.0 Imp.gal
brandstof.
OPMERKING
Houd om de weergave terug te stellen
de schakelaar “MENU” ingedrukt tot-
dat de terugstelling plaatsvindt.
Nadat de weergave is teruggesteld,
wordt “_ _._” weergegeven totdat eni-
ge afstand met de machine is gere-
den.
DAU86960
Accuspanningsweergave
Deze weergave toont de huidige laadstatus
van de accu.
Meer dan 12.8 V = Volle lading.
Onder 12.7 V = Opladen vereist.
OPMERKING
Als de accuspanning lager is dan 9.0 V,
wordt “_ _._” weergegeven.
DAU1234R
Stuurschakelaars
Links
Rechts
1. Accuspanningsmeter
1
1. Schakelaar “MENU”
2. Dimlichtschakelaar “ / ”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
4. Claxonschakelaar “ ”
1. Schakelaar stop-startsysteem “ / ”
2. Alarmverlichtingsschakelaar “ ”
3. Startknop “ ”
1
34
2
A
A
1
2
3
A
A
/
UBALD0D0.book Page 10 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-10
6
DAU89570
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
OPMERKING
Als de schakelaar op dimlicht wordt inge-
steld, gaan beide bovenste koplampen
branden.
Als de schakelaar op grootlicht wordt inge-
steld, gaan beide onderste koplampen ook
branden.
DAU12461
Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU12501
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12722
Startknop “ ”
Druk met de zijstandaard omhoog op deze
knop terwijl u de voor- of achterrem be-
krachtigt om de motor te starten met de
startmotor. Zie pagina 8-2 voor startin-
structies voordat u de motor start.
DAU79500
Schakelaar alarmverlichting“ ”
Met het contactslot in de stand “ON” kunt
u met deze schakelaar de alarmverlichting
inschakelen (gelijktijdig knipperen van alle
richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.
LET OP
DCA10062
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
d d d draait om at hier oor e accu kan ont-
laden.
DAU59011
Menuschakelaar “MENU”
Deze schakelaar wordt gebruikt om selec-
ties te maken in de instelmodusweergave
van de multifunctionele meter.
Zie Multifunctionele meter op pagina 6-3
voor meer informatie.
DAU76391
Schakelaar stop-startsysteem “ / ”
Zet om het stop-startsysteem in te schake-
len de schakelaar op “ ”. Zet om het stop-
startsysteem uit te schakelen deze schake-
laar op “ ”.
A
A
A
A
UBALD0D0.book Page 11 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-11
6
DAU12902
Voorremhendel
De voorremhendel bevindt zich aan de
rechterzijde van het stuur. Trek deze hendel
naar de gasgreep toe om de voorrem te be-
krachtigen.
DAU12952
Achterremhendel
De achterremhendel bevindt zich aan de
linkerzijde van het stuur. Trek deze hendel
naar het stuur toe om de achterrem te be-
krachtigen.
DAU53142
ABS
Het Yamaha ABS (anti-blokkeervoorziening
remsysteem) bestaat uit een dubbel uitge-
voerd elektronisch regelsysteem dat de
voorrem en achterrem onafhankelijk aan-
stuurt.
Gebruik de remmen met ABS net zoals
conventionele remmen. Bij activering van
het ABS-systeem kan een pulsatie worden
gevoeld in de remhendels. Ga in dat geval
door met remmen en laat het ABS-systeem
het werk doen. Ga niet “pompend” rem-
men, dit vermindert de remeffectiviteit.
WAARSCHUWING
DWA16051
Houd altijd een veilige afstand tot voor-
liggers, zelfs als uw voertuig is uitgerust
met ABS.
Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lange remwegen.
Op bepaalde oppervlakken, zoals
slechte wegen of g d grin we en, kan
d de remafstan met het ABS-sy-
steem langer zijn dan zonder ABS-
systeem.
Het ABS-systeem wordt bewaakt door een
ECU die het systeem bij een storing laat te-
rugkeren naar conventioneel remmen.
1. Voorremhendel
1
1. Achterremhendel
1
UBALD0D0.book Page 12 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-12
6
OPMERKING
Het ABS-systeem voert een zelfdiag-
nosetest uit telkens nadat de sleutel
op “ON” is gezet en het voertuig rijdt
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h)
of hoger. Tijdens deze test hoort u een
“klikkend” geluid aan de voorkant van
het voertuig en wanneer u een rem-
hendel licht aantrekt, voelt u eventueel
een trilling in de hendel. Dit is normaal.
Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie, waarbij de bestuurder pul-
saties kan voelen in de rembediening
terwijl ABS actief is. Er is echter speci-
aal gereedschap vereist, dus neem
contact op met uw Yamaha dealer.
LET OP
DCA20100
Let op d dat e wielsensor en de rotor van
d b de wielsensor niet escha igd raken,
anders kan het ABS-systeem niet meer
naar behoren werken.
DAUN2810
Tractieregeling
De tractieregeling (TCS) draagt bij aan het
behouden van grip bij het optrekken op
gladde oppervlakken, zoals onverharde of
natte wegen. Wanneer sensoren detecte-
ren dat het achterwiel begint te slippen (on-
gecontroleerde slip), grijpt de
tractieregeling in door het motorvermogen
te reguleren totdat de grip is hersteld.
Als de tractieregeling in werking is, knippert
het controlelampje “ ”. Mogelijk merkt u
verandering in de reactie van de motor of
het uitlaatgeluid.
WAARSCHUWING
DWA18860
De tractiereg gelin vormt geen vervan-
g gin voor verstand gi rijgedrag dat is
aangepast aan de omstandig dhe en. De
tractieregeling b iedt geen bescherming
tegen gripverlies door te snel ingaan van
b bochten, snel optrekken ij schuin over-
hangen of door remmen, en kan wegglij-
den van het voorwiel niet voorkomen.
Rijd altijd g voorzichti op oppervlakken
die mogelijk lag d d kunnen zijn en vermij
bijzon lader g dde oppervlakken.
1. Voorwielsensor
2. Opneemring voorwielsensor
1. Achterwielsensor
2. Opneemring achterwielsensor
2
1
1
2
UBALD0D0.book Page 13 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-13
6
Tractieregeling instellen
Als u de machine inschakelt, wordt tractie-
regeling automatisch ingeschakeld.
Gebruik voor uitschakeling van de tractie-
regeling de schakelaar “MENU” om het
multifunctionele display te wisselen naar de
weergave van de tractieregeling. Houd ver-
volgens de schakelaar “MENU” drie secon-
den ingedrukt. Op het display wordt “TCS
OFF” weergegeven en het
controlelampje “ ” gaat branden.
OPMERKING
Als de machine vast is komen te zitten in
modder, zand of een ander zacht opper-
vlak, schakel dan de tractieregeling uit om
het vrijmaken van het achterwiel te verge-
makkelijken.
LET OP
DCA16801
Gebruik uitsluitend d e voorgeschreven
b d gan en. (Zie pa ina 9-19.) Bij gebruik
van banden met een andere maat zal de
tractieregeling d e wielrotatie niet nauw-
keurig kunnen regelen.
De tractieregeling terugstellen
De tractieregeling wordt onder de volgende
omstandigheden automatisch uitgescha-
keld, bijvoorbeeld als een sensorfout wordt
gedetecteerd of wanneer langer dan enkele
seconden slechts één wiel kan draaien. Als
dit gebeurt, gaat het controlelampje “ ”
branden en mogelijk ook het
waarschuwingslampje “ ”.
OPMERKING
Geef niet langdurig gas wanneer de machi-
ne op de middenbok staat. Anders wordt
de tractieregeling automatisch uitgescha-
keld en moet deze opnieuw worden inge-
steld.
1. Controlelampje tractieregeling “ ”
2. Weergave tractieregeling
1
2
1. Controlelampje tractieregeling “ ”
2. Weergave tractieregeling
1
2
1. Controlelampje tractieregeling “ ”
2. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
12
UBALD0D0.book Page 14 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-14
6
Als de tractieregeling automatisch wordt
uitgeschakeld, kunt u deze als volgt terug-
stellen.
1. Stop de machine en schakel deze vol-
ledig uit.
2. Wacht enkele seconden en schakel de
machinevoeding vervolgens in.
3. Het controlelampje “ ” dient uit te
gaan en het systeem dient te worden
ingeschakeld.
OPMERKING
Als het controlelampje “ ” na het terug-
stellen blijft branden, kan nog steeds met
de machine worden gereden; laat de ma-
chine echter zo snel mogelijk nakijken door
een Yamaha dealer.
4. Laat een Yamaha dealer de machine
nakijken en het
waarschuwingslampje “ ” uitscha-
kelen.
DAUN2571
Tankdop
Draai om het tankdopdeksel te openen het
contactslot naar de stand “OPEN” en druk
op de knop “FUEL”.
Open de tankdop door deze linksom te
draaien en vervolgens omhoog te trekken.
Plaats de tankdop door deze rechtsom te
draaien totdat het merkteken “ ” naar vo-
ren wijst. Sluit het tankdopdeksel.
WAARSCHUWING
DWA10132
Controleer voor u gaat rij e tank-den of d
d gop correct is aan eb b dracht. Door ran -
stoflekkage ontstaat brandgevaar.
1. “FUEL”-toets
1. Tankdopdeksel
2. Tankdop
1
1
2
1. “ ”-merkteken
2. Tankdop
1
2
UBALD0D0.book Page 15 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-15
6
DAU13213
Brandstof
Controleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10882
Benzine en benzinedampen zijn zeer
b g d drandbaar. Vol e on erstaande in-
structies om b dran en ontploffing te
voorkomen en het letselrisico tijdens het
tanken te verlagen.
1. Zet alvorens te tanken de motor af en
zorg dat er niemand op de machine
zit. Rook nooit tijdens het tanken en
tank nooit in de nabijheid van vonken,
open vuur of andere ontstekingsbron-
nen zoals de waakvlammen van gei-
sers en kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol.
Stop met vullen zodra de brandstof de
onderkant van de vulhals heeft be-
reikt. Omdat brandstof uitzet als deze
warm wordt, kan de warmte van de
motor of de zon ervoor zorgen dat
brandstof uit de brandstoftank
stroomt.
3. Veeg uitgestroomde brandstof on-
middellijk af. LET OP: Veeg g emors-
te b dran stof onmiddellijk af met een
schone, d g d gro e, zachte oek, aan e-
zien de brandstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten. [DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15152
Benzine is giftig en kan letsel of overlij-
d gen veroorzaken. Sprin zorg d gvul i om
met benzine. Probeer nooit om benzine
via de mond over te hevelen. Roep on-
middellijk med d bische hulp in na at u en-
zine heeft ingeslikt, veel benzinedamp
heeft ing d dea em of benzine in uw ogen
heeft gekregen. Als benzine op uw huid
terechtkomt, was d deze an af met water
en zeep. Als u benzine op uw kled gin
morst, trek dan andere kled gin aan.
DAU86072
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine met
een octaangetal van 90 of hoger. Als de
motor gaat kloppen (pingelen), gebruik dan
benzine van een ander merk of met een ho-
ger octaangetal.
OPMERKING
Deze markering geeft de aanbevolen
brandstof voor dit voertuig aan zoals
gespecificeerd in de Europese voor-
schriften (EN228).
Controleer of het vulpistool van de
brandstofpomp dezelfde markering
heeft.
1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
1
2
Aanbevolen brandstof:
Uitsluitend loodvrije benzine
Octaangetal (RON):
90
Inhoud b randstoftank:
7.1 L (1.9 US gal, 1.6 Imp.gal)
Brandstofreserve:
1.7 L (0.45 US gal, 0.37 Imp.gal)
UBALD0D0.book Page 16 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
UBALD0D0.book Page 17 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-17
6
DAU89400
Zadel
Openen van het zadel
Via het contactslot
Draai het contactslot naar “OPEN” en druk
dan op de knop “SEAT”. (Zie pagina 3-9.)
Met de mechanische sleutel
1. Open het afdekplaatje van het sleutel-
gat.
2. Steek de mechanische sleutel in het
zadelslot en draai de sleutel rechtsom.
3. Til het zadel aan de achterzijde op.
LET OP
DCA24020
Zorg ervoor dat ataf ekkinde sleutelg d g
is geïnstalleerd als de mechanische
sleutel niet word gt ebruikt.
Sluiten van het zadel
Druk het zadel aan de achterzijde omlaag
om te vergrendelen.
OPMERKING
Controleer alvorens te gaan rijden of het za-
del stevig is vergrendeld.
DAU37482
Helmbevestiging
De helmbevestigingen bevinden zich onder
het zadel.
Om een helm aan een helmb g gevesti in
te bevestigen
1. Open het zadel. (Zie pagina 6-17.)
2. Maak een helm aan een helmbevesti-
ging vast en sluit dan het zadel stevig
af. WAARSCHUWING! Ga nooit rij-
d gen met een helm vast emaakt aan
d b g g g de helm evesti in , aan ezien e
helm objecten kan raken met mo-
g delijk verlies van e controle over
d g ge machine en een on eval tot e-
volg. [DWA10162]
1. Afdekplaatje sleutelgat
2. Zadelslot
3. Ontgrendelen.
1
32
1. Helmbevestiging
1
UBALD0D0.book Page 18 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-19
6
Achterste opb ger compartiment
Draai om het achterste opbergcomparti-
ment te openen het contactslot naar
“OPEN” en druk vervolgens op de knop
“SEAT”.
OPMERKING
Laat uw machine niet onbeheerd achter
met het zadel open.
LET OP
DCA21150
Let op het volg d ben e ij het gebruik van
het opb ger compartiment.
Het opb ger compartiment wordt
warm bij blootstelling aan zon en/of
warmte van de motor, d bus ewaar
er g een etenswaren of voorwerpen
in die slecht tegen warmte kunnen
of die ontvlambaar zijn.
Stop natte voorwerpen in een plas-
tic zak alvorens deze in het opb ger -
compartiment mee te nemen om te
voorkomen dat het vocht zich door
het opb ger compartiment ver-
spreidt.
Het opbergcompartiment kan nat
worden als de machine word gt e-
reinigd, dus stop voorwerpen die u
wilt meenemen ter b geschermin in
een plastic zak.
Bewaar geen waardevolle of breek-
b b gare voorwerpen in het op er -
compartiment.
WAARSCHUWING
DWA18950
Overschrijd het maximumlaadge-
wicht van 1.5 kg (3.3 lb) voor op-
b ger compartiment A niet.
Overschrijd het maximumlaadge-
wicht van 0.3 kg (1 lb b g) voor op er -
compartiment B niet.
Overschrijd het maximumlaadge-
wicht van 5.0 kg (11 lb) voor het
achterste opb ger compartiment
niet.
Overschrijd het maximumlaadge-
wicht van 167 kg (368 lb) voor de
machine niet.
DAUN3020
Afstellen van de schokdem-
perunits
Elke schokdemperunit is uitgerust met een
stelring voor veervoorspanning.
WAARSCHUWING
DWA10211
Geef beide vorkpoten steed d ds ezelf e
afstelling, anders kan slecht weggedrag
en vermind der e rijstabiliteit het gevolg
zijn.
De veervoorspanning afstellen
Draai de stelring in de richting (a) om de
veervoorspanning te verhogen.
Draai de stelring in de richting (b) om de
veervoorspanning te verlagen.
Lijn het gewenste nummer (1 of 2) op de
stelring uit met de positie-indicator op de
schokdemper.
UBALD0D0.book Page 20 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-20
6
DAUN2161
Aansluitcontact
Dit model is uitgerust met een 12 V gelijk-
stroom aansluitcontact.
LET OP
DCAN0140
Gebruik het aansluitcontact niet als de
motor uit staat, en overschrijd de gespe-
cificeerde elektrische belasting niet. Als
u dit toch doet, kan de zekering d oor-
branden of de accu ontladen raken.
Richt bij het reinigen van de machine de
straal van een eventuele hog de rukreini-
g g ber niet op het e ied rond het aansluit-
contact.
Het aansluitcontact g be ruiken
1. Schakel de machinevoeding uit.
2. Verwijder de dop van het aansluitcon-
tact.
3. Zet het accessoire uit.
4. Steek de stekker van het accessoire in
het aansluitcontact.
5. Schakel de machinevoeding in en
start de motor.
6. Zet het accessoire aan.
OPMERKING
Schakel na het rijden het accessoire uit en
koppel het los van het aansluitcontact.
Breng vervolgens de dop van het aansluit-
contact aan.
1. Positie-indicator
2. Stelring veervoorspanning
Afstelling veervoorspanning:
Positie 1: Standaard
Positie 2: Hard
21
(a) (b)
1. Aansluitcontact
Maximale elektrische b gelastin :
12 W (1A)
1
1. Dop van aansluitcontact
1
UBALD0D0.book Page 21 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
UBALD0D0.book Page 22 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-22
6
DAUT1098
Startspersysteem
Controleer de werking van de zijstandaard-
schakelaar als volgt.

Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-23
6
z Bij deze inspectie moet de machine op de
middenbok worden gezet.
z
WAARSCHUWING
Zet het contact aan.
Zet de zijstandaard omhoog.
Zet de zijstandaard omlaag.
Als de motor afslaat:
De zijstandaardschakelaar is in orde.
Zet de machine op de middenbok.
Druk op de startknop terwijl een van de
remhendels wordt bediend. De motor
slaat aan.
Laat als een storing wordt aangetroffen de
machine nakijken alvorens te gaan rijden.

Voor uw veilig dhei – controles voor het rijden
7-1
7
DAU1559B
Inspecteer uw machine voor elk gebruik om te waarborgen dat deze in een veilige werkende staat is. Volg altijd de schema’s en proce-
dures voor inspectie en onderhoud in de gebruikershandleiding.
WAARSCHUWING
DWA11152
Onvold d d d d g g d d doen e inspectie of on erhou van e machine ver root het risico op on eval of scha e. Rij niet met e machine als u
een probleem heb g dt evon en. Als een probleem niet kan worden opgelost via de procedures in deze hand d glei in , laat de machi-
ne dan nazien door een Yamaha dealer.
Controleer voor het gebruik van deze machine de volgende punten:
ITEM CONTROLES PAGINA
Brandstof
• Controleer het brandstofniveau in de brandstoftank.
• Vul indien nodig brandstof bij.
• Controleer de brandstofleiding op lekkage.
• Controleer de tankoverloopslang op obstakels, scheuren of beschadiging en
controleer de slangaansluiting.
6-15, 6-16
Motorolie
• Controleer het olieniveau in de motor.
• Vul indien nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.
• Controleer de machine op olielekkage.
9-11
Versnelling bs akolie • Controleer de machine op olielekkage. 9-13
Koelvloeistof
• Controleer het koelvloeistofniveau in het reservoir.
• Vul indien nodig de aanbevolen koelvloeistof bij tot aan het voorgeschreven ni-
veau.
• Controleer het koelsysteem op lekkage.
9-14
UBALD0D0.book Page 2 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Voor uw veilig dhei – controles voor het rijden
7-2
7
Voorrem
• Controleer de werking.
• Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het
hydraulisch systeem te ontluchten.
• Controleer de remblokken op slijtage.
• Vervang indien nodig.
• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
• Vul indien nodig het voorgeschreven type remvloeistof bij tot aan het voorge-
schreven niveau.
• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.
9-21, 9-22, 9-23
Achterrem
• Controleer de werking.
• Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het
hydraulisch systeem te ontluchten.
• Controleer de remblokken op slijtage.
• Vervang indien nodig.
• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
• Vul indien nodig het voorgeschreven type remvloeistof bij tot aan het voorge-
schreven niveau.
• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.
9-21, 9-22, 9-23
Gasgreep
• Controleer of de werking soepel is.
• Controleer de vrije slag van de gasgreep.
• Vraag indien nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de gasgreep af te stel-
len en de kabel en het kabelhuis te smeren.
9-19, 9-25
Bedieningskabels • Controleer of de werking soepel is.
• Smeer indien nodig. 9-25
Wielen en b dan en
• Controleer op schade.
• Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
• Controleer de bandspanning.
• Corrigeer indien nodig.
9-19, 9-21
Remhendels • Controleer of de werking soepel is.
• Smeer indien nodig de hendelscharnierpunten. 9-25
Midden aarbok, zijstand d • Controleer of de werking soepel is.
• Smeer indien nodig de scharnierpunten. 9-26
ITEM CONTROLES PAGINA
UBALD0D0.book Page 3 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Voor uw veilig dhei – controles voor het rijden
7-3
7
Framebevestigingen • Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
• Zet indien nodig vast. —
Instrumenten, verlichting,
signaleringssysteem en
schakelaars
• Controleer de werking.
• Corrigeer indien nodig. —
Zijstandaardschakelaar
• Controleer de werking van het startspersysteem.
• Als het systeem niet correct werkt, vraag dan een Yamaha dealer de machine te
controleren.
6-21
ITEM CONTROLES PAGINA
UBALD0D0.book Page 1 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
UBALD0D0.book Page 2 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
UBALD0D0.book Page 3 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Gebruik en belangrijke rij-informatie
8-3
8
DAU16782
Sneller en langzamer rijden
De rijsnelheid wordt geregeld door de gas-
greep open of dicht te draaien. Draai de
gasgreep richting (a) om sneller te gaan rij-
den. Draai de gasgreep richting (b) om
langzamer te gaan rijden.
DAU60650
Remmen
WAARSCHUWING
DWA17790
Vermijd hard en abrupt remmen
(met name wanneer u naar één kant
overhelt). Hierdoor zou de machine
kunnen slippen of kantelen.
Spoorwegovergangen, tramrails,
ijzeren platen gebruikt in de wegen-
b d douw en put eksels wor en in nat-
te toestand zeer glad. U dient deze
obstakels daarom met aangepaste
snelheid te naderen en voorzichtig
te passeren.
Onthoud d at remmen op een nat
wegdek veel moeilijker is.
Rijd langzaam heuvelafwaarts,
remmen kan tijdens afd galin en
soms lastig zijn.
1. Sluit de gasklep volledig.
2. Bekrachtig de voor- en achterrem ge-
lijktijdig en oefen daarbij geleidelijk
meer druk uit.
DAU16821
Tips voor een zuinig b d ran stof-
verbruik
Het brandstofverbruik is vooral afhankelijk
van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips om
het brandstofverbruik te verlagen:
Voer het motortoerental tijdens acce-
lereren niet te hoog op.
Voer het toerental niet te hoog op ter-
wijl de motor onbelast draait.
Laat de motor niet langdurig stationair
draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld
in files, bij stoplichten of bij spoorweg-
overgangen).
(b)
(a)
ZAUM0199
UBALD0D0.book Page 4 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
UBALD0D0.book Page 1 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
UBALD0D0.book Page 2 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Periodiek onderhoud en afstelling
9-2
9
DAU71021
OPMERKING
De jaarlijkse controles moeten elk jaar word gen uit evoerd, b d d d behalve wanneer in plaats aarvan een on erhou s eurt op af-
stand bs asis wordt verricht.
Herhaal de onderhoudsintervallen vanaf 30000 km (17500 mi), beginnend vanaf 6000 km (3500 mi).
Werkzaamheden gemarkeerd met een asterisk horen te worden uitgevoerd door een Yamaha dealer, omdat hiertoe speciaal ge-
reedschap, technische gegevens en vakmanschap vereist zijn.
DAU71041
Periodiek ond derhou sschema voor het uitstootcontrolesysteem
NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDS-
BEURT
KILOMETERSTAND JAARLIJK-
SE CON-
TROLE
1000 km
(600 mi)
6000 km
(3500 mi)
12000 km
(7000 mi)
18000 km
(10500 mi)
24000 km
(14000 mi)
1*Brandstofleiding
• Controleer de brandstofslangen
op scheurtjes of beschadigingen.
• Vervang indien nodig.
√ √ √ √ √
2 Bougie
• Controleer de conditie.
• Reinig en stel elektrodenafstand
af.
√ √
• Vervangen. √ √
3*Klepspeling• Controleren en afstellen. √ √ √ √
4*Brandstofinjectie • Controleer het stationaire toeren-
tal van de motor. √ √ √ √ √ √
5*Uitlaatsysteem
• Controleer op lekkage.
• Zet indien nodig vast.
• Vervang pakking indien nodig.
√ √ √ √ √
6*
Uitstootcontrolesy-
steem voor b enzi-
nedampen
• Controleer het controlesysteem
op beschadiging.
• Vervang indien nodig.
√ √

Periodiek onderhoud en afstelling
9-3
9
DAU71342
Algemeen smeer- en ond derhou sschema
NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDS-
BEURT
KILOMETERSTAND JAARLIJK-
SE CON-
TROLE
1000 km
(600 mi)
6000 km
(3500 mi)
12000 km
(7000 mi)
18000 km
(10500 mi)
24000 km
(14000 mi)
1 * Diagnostische sy-
steemcontrole
• Voer dynamische inspectie uit
met Yamaha diagnosegereed-
schap.
• Controleer de storingscodes.
√ √ √ √ √ √
2 * Luchtfilterelement • Vervangen. Elke 18000 km (10500 mi)
3Aftapslang luchtfil-
terhuis • Reinigen. √ √ √ √ √
4 * Luchtfilterelement
in v-snaarb gehuizin
• Reinigen.
• Vervang indien nodig. √ √ √ √ √
5 * Accu • Controleer de spanning.
• Laad indien nodig op. √ √ √ √ √ √
6 * Voorrem
• Controleer de werking, het vloei-
stofniveau en op vloeistoflekka-
ge.
• Vervang de remblokken indien
nodig.
√ √ √ √ √ √
7 * Achterrem
• Controleer de werking, het vloei-
stofniveau en op vloeistoflekka-
ge.
• Vervang de remblokken indien
nodig.
√ √ √ √ √ √
8 * Remslang
• Controleer op scheurtjes en be-
schadigingen. √ √ √ √ √
• Vervangen. Elke 4 jaar
9 * Remvloeistof • Verversen. Elke 2 jaar

Periodiek onderhoud en afstelling
9-4
9
10 * Wielen
• Controleer de speling en contro-
leer op beschadigingen.
• Vervang indien nodig.
√ √ √ √
11 * Banden
• Controleer op slijtage en bescha-
digingen.
• Vervang indien nodig.
• Controleer de bandspanning.
• Corrigeer indien nodig.
√ √ √ √ √
12 * Wiellagers • Controleer op speling of bescha-
digingen. √ √ √ √
13 * Balhoofd gla ers
• Controleer of de lagers loszitten. √ √ √ √
• Smeren met gematigde hoeveel-
heid lithiumvet. √
14 * Framebevestigin-
gen
• Controleer of alle moeren, bouten
en schroeven stevig zijn vastge-
zet.
√ √ √ √ √
15
Scharnieras van
voor- en achterrem-
hendel
• Smeren met siliconenvet. √ √ √ √ √
16 Zijstandaard, mid-
d ben ok
• Controleer de werking.
• Smeren met lithiumvet. √ √ √ √ √
17 * Zijstandaardscha-
kelaar
• Controleer de werking en vervang
indien nodig. √ √ √ √ √ √
18 * Voorvork
• Controleer op een correcte wer-
king en olielekkage.
• Vervang indien nodig.
√ √ √ √
NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDS-
BEURT
KILOMETERSTAND JAARLIJK-
SE CON-
TROLE
1000 km
(600 mi)
6000 km
(3500 mi)
12000 km
(7000 mi)
18000 km
(10500 mi)
24000 km
(14000 mi)
UBALD0D0.book Page 5 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
UBALD0D0.book Page 6 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Periodiek onderhoud en afstelling
9-6
9
DAU72790
OPMERKING
Motorluchtfilter en luchtfilter van V-snaarbehuizing
• Het motorluchtfilter op dit model is voorzien van een geolied papieren filterelement. Reinig dit niet met perslucht om beschadiging
te voorkomen.
• Het motorluchtfilterelement moet vaker worden vervangen en het luchtfilterelement van de V-snaarbehuizing moet vaker worden
gereinigd bij rijden in zeer stoffige of vochtige gebieden.
Hydraulisch remsysteem
• Ververs na het demonteren van de remhoofdcilinders en remklauwen altijd de remvloeistof. Controleer regelmatig de remvloei-
stofniveaus en vul de reservoirs indien nodig bij.
• Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinders en de remklauwen worden vervangen en de remvloei-
stof worden ververst.
• De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
28 *
Lampen, richting-
aanwijzers en scha-
kelaars
• Controleer de werking.
• Stel de koplamplichtbundel af. √ √ √ √ √ √
NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDS-
BEURT
KILOMETERSTAND JAARLIJK-
SE CON-
TROLE
1000 km
(600 mi)
6000 km
(3500 mi)
12000 km
(7000 mi)
18000 km
(10500 mi)
24000 km
(14000 mi)
UBALD0D0.book Page 7 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Periodiek onderhoud en afstelling
9-7
9
DAU18773
Panelen verwijderen en aanbren-
gen
Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden die in dit hoofdstuk
worden beschreven, moeten de afgebeel-
de panelen worden verwijderd. Neem deze
paragraaf telkens door om een paneel te
verwijderen of aan te brengen.
DAUN2600
Paneel A
Om het paneel te verwijderen
1. Verwijder de schroeven.
2. Klap de rechter passagiersvoetsteun
omlaag en trek dan het paneel naar
buiten.
Om het paneel aan te brengen
1. Plaats het paneel in de oorspronkelij-
ke positie en breng dan de schroeven
aan.
2. Zet de rechter passagiersvoetsteun
terug in de oorspronkelijke positie.
Paneel B
Om het paneel te verwijderen
1. Verwijder paneel A.
2. Verwijder de drukclips en de bout.
1. Paneel A
2. Paneel B
3. Paneel C
3
1
2
1. Paneel A
2. Schroef
1
2
1. Paneel B
2. Drukclip
1
2
UBALD0D0.book Page 8 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
UBALD0D0.book Page 9 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM

Periodiek onderhoud en afstelling
9-10
9
3. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand indien
nodig af volgens de specificatie.
De bougie monteren
1. Reinig het oppervlak van de bougie-
pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad van
de bougie.
2. Breng de bougie aan met behulp van
de bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.
OPMERKING
Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter
zo snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.
3. Installeer de bougiedop.
OPMERKING
Installeer de bougiedop in de in de afbeel-
ding getoonde positie en zodanig dat de
bougiekabel geen omliggende onderdelen
raakt.
4. Monteer de panelen.
Voorgeschreven bougie:
NGK/CPR8EA-9
1. Elektrodenafstand
Elektrod denafstan :
0.8–0.9 mm (0.031–0.035 in)
Aanhaalmoment:
Bougie:
13 N·m (1.3 kgf·m, 9.6 lb·ft)
1. Bougiedop
2. Bougiekabel
1
2

Periodiek onderhoud en afstelling
9-12
9
Motorolie verversen en olie-aanzuigzeef
reinigen
1. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
2. Zet een olieopvangbak onder de mo-
tor om de gebruikte olie op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de aftap-
pluggen A en B om de olie uit het car-
ter te laten stromen. LET OP: Bij het
verwijderen van de olieaftapplug B
vallen de O-ring, compressieveer
en oliezeef naar buiten. Zorg ervoor
d d d dat u eze on er elen niet kwijt-
raakt. [DCAT1022]
4. Reinig de motorolie-aanzuigzeef in
oplosmiddel, controleer hem op scha-
de en vervang indien nodig.
5. Bevestig de motorolie-aanzuigzeef,
compressieveer, nieuwe o-ring en
olieaftapplug B.
OPMERKING
Zorg dat de o-ring correct aanligt.
6. Bevestig olieaftapplug A met een
nieuwe pakking en zet beide aftap-
pluggen vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment.
7. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motor-
olie, breng dan de olievuldop aan en
zet deze vast.
OPMERKING
Veeg enige gemorste olie af nadat de motor
en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.
LET OP
DCA24060
Zorg d g g gat er een verontreini in en in het
carter terechtkomen.
8. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
9. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
10. Reset de ritteller voor olieverversing
en de indicator olieverversing “OIL”.
(Zie pagina 6-7 voor het terugstellen.)
1. Olieaftapplug A
2. Pakking
3. Olieaanzuigzeef
4. Drukveer
5. O-ring
6. Olieaftapplug B
23
4
5
6
1
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug A:
20 N·m (2.0 kgf·m, 15 lb·ft)
Olieaftapplug B:
20 N·m (2.0 kgf·m, 15 lb·ft)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 11-1.
Oliehoeveelheid:
0.90 L (0.95 US qt, 0.79 Imp.qt)
UBALD0D0.book Page 13 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
Product specificaties
Merk: | Yamaha |
Categorie: | Scooter |
Model: | NMAX 125 (2021) |
Heb je hulp nodig?
Als je hulp nodig hebt met Yamaha NMAX 125 (2021) stel dan hieronder een vraag en andere gebruikers zullen je antwoorden
Handleiding Scooter Yamaha

7 Februari 2025

7 Februari 2025

26 Februari 2024

1 Augustus 2023

16 Juni 2023

13 Juni 2023

11 Juni 2023

5 Juni 2023

3 Juni 2023

27 Mei 2023
Handleiding Scooter
- Scooter Xiaomi
- Scooter Acer
- Scooter Akai
- Scooter Aprilia
- Scooter Arcelik
- Scooter Archos
- Scooter Baotian
- Scooter Batavus
- Scooter Be Cool
- Scooter Benelli
- Scooter Blaupunkt
- Scooter BMW
- Scooter Brigmton
- Scooter Bullet
- Scooter Denver
- Scooter Derbi
- Scooter Ducati
- Scooter Emco
- Scooter Envivo
- Scooter EVO
- Scooter Gilera
- Scooter Govecs
- Scooter Hauck
- Scooter Honda
- Scooter Kymco
- Scooter Lamax
- Scooter Little Tikes
- Scooter Luxxon
- Scooter Manta
- Scooter MBK
- Scooter Motini
- Scooter Nimoto
- Scooter Niu
- Scooter Peugeot
- Scooter Piaggio
- Scooter Prophete
- Scooter Qwic
- Scooter Razer
- Scooter Sachs
- Scooter Saro
- Scooter Segway
- Scooter Sencor
- Scooter SFM
- Scooter Sharp
- Scooter Shoprider
- Scooter Silent Force
- Scooter Stiga
- Scooter Suzuki
- Scooter SXT
- Scooter Sym
- Scooter Telestar
- Scooter Texas
- Scooter Vectrix
- Scooter Vespa
- Scooter Znen
- Scooter Clas Ohlson
- Scooter Concept
- Scooter Wilfa
- Scooter Dynacraft
- Scooter Lionelo
- Scooter Prime3
- Scooter Alpha
- Scooter Hudora
- Scooter Spokey
- Scooter Nautica
- Scooter Bintelli
- Scooter CPI
- Scooter Genuine
- Scooter Hyosung
- Scooter TGB
- Scooter Turbho
- Scooter TVS
- Scooter Nilox
- Scooter Billow
- Scooter Cecotec
- Scooter Prixton
- Scooter Active Touch
- Scooter E-Way
- Scooter Inmotion
- Scooter Razor
- Scooter Kaabo
- Scooter Mash
- Scooter BOHLT
- Scooter Joyor
- Scooter Hero
- Scooter Puky
- Scooter XD Enjoy
- Scooter Vorago
- Scooter Valk
- Scooter EMG
- Scooter Kugoo
- Scooter Rebel
- Scooter Kaboo
- Scooter Scoot & Ride
- Scooter Crussis
- Scooter Janod
- Scooter Ruptor
- Scooter WIIZZEE
- Scooter Viro
- Scooter VSETT
- Scooter Hover-1
- Scooter Urban Glide
- Scooter Kingsong
- Scooter Motus
- Scooter Mongoose
- Scooter Radio Flyer
- Scooter Red Bull
- Scooter Frugal
- Scooter Root Industries
- Scooter Swagtron
- Scooter VR46
- Scooter OKAI
- Scooter Geneinno
- Scooter LEQISMART
- Scooter Hiboy
- Scooter Nils Extreme
- Scooter NAVEE
Nieuwste handleidingen voor Scooter

26 Februari 2025

24 Februari 2025

24 Februari 2025

24 Februari 2025

24 Februari 2025

24 Februari 2025

10 Februari 2025

8 Januari 2025

11 December 2024

7 December 2024