Triumph Thunderbird Commander (2013) Handleiding

Triumph Motor Thunderbird Commander (2013)

Lees hieronder de 📖 handleiding in het Nederlandse voor Triumph Thunderbird Commander (2013) (142 pagina's) in de categorie Motor. Deze handleiding was nuttig voor 10 personen en werd door 2 gebruikers gemiddeld met 4.5 sterren beoordeeld

Pagina 1/142
1
Voorwoord
VOORWOORD
Deze handleiding bevat informatie over de motorfietsen Thunderbird Commander en
Thunderbird LT van Triumph. Bewaar deze gebruikershandleiding altijd bij de motorfiets en
raadpleeg de informatie indien nodig.
Waarschuwingen en
opmerkingen
In deze gebruikershandleiding wordt
belangrijke informatie op de volgende
manier gepresenteerd:
Let op:
Dit opmerkingssymbool geeft
punten van speciaal belang voor
efficiëntere en gemakkelijkere
bediening aan.
Waarschuwing
Dit waarschuwingssymbool geeft speciale
instructies of procedures aan, die
persoonlijk letsel of levensgevaar tot
gevolg kunnen hebben wanneer ze niet
goed worden opgevolgd.
Voorzichtig
Dit symbool maant tot voorzichtigheid en
gaat vergezeld van speciale instructies of
procedures die beschadiging of vernieling
van apparatuur tot gevolg kunnen hebben
wanneer ze niet strikt worden opgevolgd.
2
Voorwoord
Waarschuwingslabels
Dit symbool (links) wordt op
bepaalde plaatsen op de
motorfiets weergegeven. Het
symbool betekent 'VOOR-
ZICHTIG: RAADPLEEG DE
HANDLEIDING' en wordt
gevolgd door een grafische
voorstelling van het
betreffende onderwerp.
Probeer nooit op de motorfiets te rijden of
een aanpassing uit te voeren zonder de in dit
handleiding beschreven relevante instructies
te raadplegen.
Zie pagina 12 t/m 15 voor de plaatsen van
alle labels met dit symbool. Dit symbool
wordt zo nodig ook weergegeven op de
pagina's met de relevante informatie.
Onderhoud
Om een lang, veilig en probleemloos gebruik
van uw motorfiets te garanderen, dient het
onderhoud te worden uitgevoerd door een
erkende Triumph-dealer.
Alleen een erkende Triumph-dealer beschikt
over de noodzakelijke kennis, apparatuur en
vakkundigheid om uw Triumph-motorfiets
goed te onderhouden.
Bezoek de Triumph-website op
www.triumph.co.uk of neem telefonisch
contact op met de bevoegde distributeur in
uw land voor informatie over de
dichtstbijzijnde Triumph-dealer. De adressen
worden ook vermeld in het bij dit
handleiding geleverde onderhoudsboekje.
Geluiddempingssysteem
Wijzigen van het geluiddempingssysteem is
verboden.
Eigenaars worden gewaarschuwd dat het
wettelijk verboden kan zijn om:
a) een onderdeel of ontwerpcomponent,
bedoeld voor geluiddemping en
verwerkt in elk nieuw voertuig, vóór de
verkoop of aflevering aan de uiteindelijke
koper, of tijdens het gebruik, te
verwijderen of buiten werking te stellen
door welke persoon dan ook - om
andere redenen dan voor onderhoud,
reparatie of vervanging - en,
b) het voertuig te gebruiken nadat zo'n
onderdeel of ontwerpcomponent is
verwijderd of buiten werking is gesteld.
3
Voorwoord
Startonderbreker en
bandspannings-
controlesysteem
Dit apparaat voldoet aan punt 15 van de
FCC-richtlijnen.
Het gebruik van dit apparaat is gebonden
aan de volgende twee voorwaarden:
het apparaat mag geen verstoring
veroorzaken van radiosignalen;
het apparaat moet in staat zijn alle
ontvangen verstorende signalen te
verwerken, inclusief de verstoringen die
mogelijk ongewenst functies in werking
stellen.
Door aanpassingen of modificaties aan het
apparaat vervalt mogelijk het recht van de
gebruiker dit apparaat toe te passen.
Banden
Met betrekking tot de 'Pneumatic Tyres and
Tubes for Automotive Vehicles (Quality
Control) Order, 2009, Cl. Nr. 3 (c)', verklaart
M/s. Triumph Motorcycles Ltd. dat de op
deze motorfiets gemonteerde banden
voldoen aan de eisen van IS 15627: 2005 en
de eisen ingevolge de Central Motor Vehicle
Rules (CMVR), 1989.
Gebruikershandleiding
Dank u voor het kiezen van een Triumph-
motorfiets. Deze motorfiets is het resultaat
van Triumph's toepassing van beproefde
technieken, grondige tests en het
voortdurend streven naar superieure
betrouwbaarheid, veiligheid en prestaties.
Lees voordat u gaat rijden deze
gebruikershandleiding aandachtig door om
volledig vertrouwd te raken met de werking
van de bedieningselementen, de kenmerken,
de capaciteiten en de beperkingen van uw
motorfiets.
Deze handleiding bevat tips voor veilig rijden,
maar omvat niet alle technieken en
vaardigheden die noodzakelijk zijn voor het
veilig berijden van een motorfiets.
Triumph beveelt ten stelligste aan dat alle
motorrijders de nodige lessen nemen om een
veilige bediening van deze motorfiets te
garanderen.
Deze handleiding is bij uw plaatselijke dealer
tevens beschikbaar in het:
• Duits;
• Engels;
• Frans;
• Italiaans;
• Japans;
• Portugees;
• Spaans;
• Zweeds.
4
Voorwoord
Let op:
Voor het monteren van bepaalde
accessoiresets moet het originele
achterzadel worden verwijderd,
waarin zich de handleiding bevindt.
Haal in zo'n geval de
gebruikershandleiding weg uit het
achterzadel en bewaar hem altijd bij
de motorfiets.
Praat met Triumph
Onze relatie met u stopt niet bij de aankoop
van uw Triumph. Uw feedback over de
ervaringen tijdens aankoop en bezit zijn zeer
belangrijk voor ons om onze producten en
diensten voor u te ontwikkelen. U helpt ons
daarmee door ervoor te zorgen dat uw
dealerbedrijf uw e-mailadres heeft en dat bij
ons registreert. U ontvangt dan van ons op
uw e-mailadres een uitnodiging voor een
online-klanttevredenheidsonderzoek
waarmee u ons deze feedback kunt geven.
Het Triumph-team.
Waarschuwing
Deze gebruikershandleiding en alle
overige instructies die bij uw motorfiets
worden geleverd, maken integraal deel uit
van uw motorfiets en moeten bij de
motorfiets blijven, ook wanneer deze
wordt doorverkocht.
Ledereen die uw motorfiets gaat berijden,
dient deze gebruikershandleiding en alle
overige instructies die bij uw motorfiets
worden geleverd, aandachtig te lezen om
volledig vertrouwd te raken met de
werking van de bedieningselementen, de
kenmerken, de capaciteiten en de
beperkingen van uw motorfiets. Leen uw
motorfiets niet aan anderen uit, want het
berijden ervan zonder vertrouwd te zijn
met de werking van de
bedieningselementen, de kenmerken, de
capaciteiten en de beperkingen van de
motorfiets kan leiden tot een ongeval.
Voorwoord
5
Informatie
De informatie in deze uitgave is gebaseerd op de meest recente, op het moment van publicatie
beschikbare informatie. Triumph behoudt zich het recht voor te allen tijde, zonder
voorafgaande mededeling of verplichting, wijzigingen aan te brengen.
Deze publicatie mag niet in zijn geheel, noch gedeeltelijk worden gereproduceerd zonder
schriftelijke toestemming van Triumph Motorcycles Limited.
© Copyright 10.2013 Triumph Motorcycles Limited, Hinckley, Leicestershire, England.
Publicatie onderdeelnummer 3852573 versie 1.
Inhoudsopgave
Deze gebruikershandleiding bevat een aantal verschillende hoofdstukken. Onderstaande
inhoudsopgave helpt u het begin van elk hoofdstuk op te zoeken, waar u - in het geval van
grotere hoofdstukken - een meer gedetailleerde inhoudsopgave aantreft, die u helpt het
betreffende onderwerp te vinden.
Voorwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1
Waarschuwingslabels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Omschrijving van onderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Serienummers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Algemene informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Rijden op de motorfiets . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Accessoires, lading en passagiers. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Onderhoud en afstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
Specificaties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
6
Voorwoord – Veiligheid voorop
VOORWOORD – VEILIGHEID VOOROP
De motorfiets Brandstof en uitlaatgassen
Waarschuwing
Deze motorfiets is uitsluitend bedoeld voor
gebruik op de weg. Hij is niet geschikt voor
gebruik op onverhard terrein.
Gebruik in ruw terrein kan het verliezen
van de controle over de motorfiets
veroorzaken, wat kan leiden tot een
ongeval met letsel of de dood als gevolg.
Waarschuwing
Deze motorfiets is niet ontworpen voor het
trekken van een aanhanger of het gebruik
van een zijspan. Het gebruik van een
zijspan en/of aanhanger kan het verliezen
van de controle over de motorfiets of een
ongeval tot gevolg hebben.
Waarschuwing
Deze motorfiets is ontworpen voor gebruik
als tweewielig voertuig voor het vervoeren
van een berijder alleen of een berijder met
één passagier (indien een passagierszadel
is aangebracht).
Het totale gewicht van de berijder, een
eventuele passagier, accessoires en bagage
mag het volgende, maximale
laadvermogen niet overschrijden:
220 kg voor Thunderbird LT.
232 kg voor Thunderbird Commander.
Waarschuwing
BENZINE IS UITERST BRANDBAAR:
Schakel de motor altijd uit vóór u gaat
tanken.
Niet tanken of de vuldop van de tank
openen terwijl u rookt of in de buurt van
open vuur (vlammen).
Zorg ervoor dat tijdens het tanken geen
brandstof op de motor, de uitlaatpijpen of
de dempers wordt gemorst.
Indien brandstof wordt ingeslikt,
ingeademd of in de ogen komt, dient
direct medische hulp te worden
ingeroepen.
Indien benzine op de huid terechtkomt,
dient deze onmiddellijk te worden
gewassen met water en zeep en met
brandstof verontreinigde kleding dient
onmiddellijk te worden uitgetrokken.
Contact met brandstof kan brandwonden
en andere ernstige huidaandoeningen
veroorzaken.
Waarschuwing
De motor nooit in een afgesloten ruimte
starten of laten draaien. De uitlaatgassen
zijn giftig en kunnen binnen korte tijd
bewusteloosheid en de dood tot gevolg
hebben. Gebruik uw motorfiets uitsluitend
in de open lucht of in een ruimte met
afdoende ventilatie.
7
Voorwoord – Veiligheid voorop
Valhelm en kleding
Waarschuwing
Bij het berijden van de motorfiets dienen
de berijder en de passagier altijd valhelm,
oogbescherming, handschoenen, laarzen,
broek (nauw aansluitend rond de knieën
en de enkels) en een felgekleurd jack te
dragen. Felgekleurde kleding verhoogt de
zichtbaarheid van de berijder (of de
passagier) voor andere weggebruikers
aanzienlijk. Hoewel volledige bescherming
niet mogelijk is, kan het dragen van de
juiste beschermende kleding het risico op
verwondingen bij het berijden van uw
motorfiets verlagen.
Waarschuwing
Een valhelm is een van de belangrijkste
uitrustingsstukken, omdat deze
bescherming biedt tegen hoofdletsel. Uw
valhelm en die van uw passagier dienen
met zorg te worden gekozen en
comfortabel en stevig om het hoofd te
passen. Een felgekleurde helm verhoogt de
zichtbaarheid van de berijder (of passagier)
voor andere weggebruikers aanzienlijk.
Een valhelm met open voorzijde biedt
enige bescherming bij een ongeval, maar
een integraalhelm biedt betere
bescherming.
Draag altijd een vizier of een
goedgekeurde beschermende bril voor
beter zicht en ter bescherming van uw
ogen.
cbma
8
Voorwoord – Veiligheid voorop
Parkeren Onderdelen en accessoires
Triumph aanvaardt geen aansprakelijkheid
voor gebreken die zijn veroorzaakt door het
aanbrengen van niet-goedgekeurde
onderdelen, accessoires of wijzigingen of
door het aanbrengen van goedgekeurde
onderdelen, accessoires of wijzigingen door
onbevoegd personeel.
Waarschuwing
Altijd de motor uitschakelen en de
contactsleutel verwijderen voordat u uw
motorfiets onbeheerd achterlaat. Door het
verwijderen van de contactsleutel wordt
het risico van gebruik door onbevoegde en
onervaren personen verkleind.
Denk aan het volgende als u uw motorfiets
parkeert:
Zet de motorfiets in de eerste versnelling
om te voorkomen dat deze van de
standaard rolt.
De motor en het uitlaatsysteem zijn na het
rijden sterk verhit. Parkeer NOOIT op
plaatsen waar voetgangers, dieren en/of
kinderen de motorfiets kunnen aanraken.
Parkeer nooit op een zachte ondergrond
of op een hellend oppervlak. Indien de
motorfiets onder deze omstandigheden
wordt geparkeerd, kan deze omvallen.
Zie voor nadere informatie het hoofdstuk
'Rijden op de motorfiets' in deze
gebruikershandleiding.
Waarschuwing
De eigenaar dient erop te letten, dat
goedgekeurde onderdelen, accessoires en
wijzigingen voor een Triumph-motorfiets
uitsluitend door Triumph officieel
goedgekeurde onderdelen zijn die door
een erkende Triumph-dealer op de
motorfiets worden aangebracht.
Het is met name bijzonder gevaarlijk om
onderdelen of accessoires aan te brengen
of te vervangen waarvoor het noodzakelijk
is om het elektrische of het
brandstofsysteem te demonteren, of hierop
uitbreidingen aan te brengen. Dergelijke
aanpassingen kunnen de veiligheid in
gevaar brengen.
Het aanbrengen van niet-goedgekeurde
onderdelen, accessoires of wijzigingen kan
een nadelig effect hebben op het
rijgedrag, de stabiliteit en andere aspecten
van de werking van de motorfiets. Dat kan
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
9
Voorwoord – Veiligheid voorop
Onderhoud/apparatuur
Waarschuwing
Raadpleeg uw erkende Triumph-dealer
indien u twijfelt aan de juiste of veilige
werking van deze Triumph-motorfiets.
Onthoud dat het blijven gebruiken van
een niet goed werkende motorfiets een
fout kan verergeren en de veiligheid in
gevaar kan brengen.
Waarschuwing
Door een motorfiets te gebruiken waarvan
de hellingshoekindicatoren tot voorbij de
maximale limiet zijn afgesleten, kan deze
tot een onveilige hoek overhellen.
Overhellen tot een onveilige hoek kan
instabiliteit, verlies van controle over de
motorfiets of een ongeval veroorzaken.
Meer informatie over de slijtagelimieten
voor de hellingshoekindicatoren vindt u in
het gedeelte onderhoud en afstelling op
pagina 85.
Waarschuwing
Controleer of alle wettelijk vereiste
apparatuur is gemonteerd en correct
functioneert. Verwijderen of wijzigen van
de verlichting, dempers, uitstoot- en
geluiddempingssystemen van de
motorfiets kunnen een overtreding van de
wet betekenen. Onjuiste of niet-toegestane
aanpassingen kunnen een nadelig effect
hebben op het rijgedrag, de stabiliteit en
andere aspecten van de werking van de
motorfiets. Dat kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Waarschuwing
Indien de motorfiets betrokken is bij een
ongeval, aanrijding of valpartij dient deze
voor inspectie en reparatie naar een
erkende Triumph-dealer te worden
gebracht. Elk ongeval kan schade aan de
motorfiets veroorzaken, die indien niet
op de juiste wijze gerepareerd een
tweede ongeval kan veroorzaken met
letsel of de dood als gevolg.
10
Voorwoord – Veiligheid voorop
Rijden
Waarschuwing
De motorfiets nooit berijden indien u moe
bent of onder invloed verkeert van alcohol
of andere verdovende middelen.
Het berijden van een motorfiets onder
invloed van alcohol of andere verdovende
middelen is verboden.
Het berijden van een motorfiets terwijl u
moe bent of onder invloed van alcohol of
andere verdovende middelen verkeert,
vermindert het vermogen van de berijder
om de motorfiets onder controle te
houden waardoor een ongeval kan
worden veroorzaakt.
Waarschuwing
Alle rijders moeten in het bezit zijn van
een rijbewijs voor motorfietsen. Het zonder
rijbewijs besturen van een motorfiets is
verboden en kan gerechtelijke vervolging
tot gevolg hebben.
Het rijden op een motorfiets zonder
formele training in de juiste rijtechnieken
die nodig zijn om een rijbewijs te halen, is
gevaarlijk en kan resulteren in verlies van
de controle over de motorfiets en een
ongeluk.
Waarschuwing
Rijd altijd defensief en draag de elders in
dit voorwoord genoemde beschermende
uitrusting. Onthoud dat een motorfiets bij
een ongeval minder bescherming biedt
dan een auto.
Waarschuwing
Deze Triumph-motorfiets mag de wettelijk
geldende snelheidslimieten niet
overschrijden. Het met hoge snelheid op
een motorfiets rijden kan gevaarlijk zijn,
aangezien de tijd om op bepaalde
verkeerssituaties te reageren bij hogere
snelheden aanzienlijk wordt verkort. Neem
altijd snelheid terug in eventueel
gevaarlijke rijomstandigheden, zoals slecht
weer of druk verkeer.
Waarschuwing
Wees altijd bedacht op veranderingen in
het wegdek, het verkeer en de wind en pas
uw rijgedrag hierop aan. Alle tweewielige
voertuigen zijn onderhevig aan krachten
van buitenaf die een ongeval kunnen
veroorzaken. Deze krachten zijn onder
andere:
windstoten van passerende
voertuigen;
gaten in de weg, oneffenheden of
beschadigingen in het wegdek;
slecht weer;
fouten van de berijder.
Rijd altijd met matige snelheid en vermijd
druk verkeer, totdat u zich volledig
vertrouwd hebt gemaakt met het rijgedrag
en de rijeigenschappen van de motorfiets.
Overschrijd nooit de wettelijk geldende
snelheidslimiet.
11
Voorwoord – Veiligheid voorop
Handgrepen en voetsteunen
Waarschuwing
De berijder dient het voertuig onder
controle te houden door te allen tijde de
handen aan het stuur te houden.
De besturing en stabiliteit van de
motorfiets worden nadelig beïnvloed
indien de berijder het stuur loslaat,
hetgeen kan leiden tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
De berijder en de passagier dienen tijdens
het berijden van het voertuig altijd de
voetsteunen te gebruiken.
Door de voetsteunen te gebruiken wordt
voor zowel de berijder als de passagier het
risico op onbedoeld contact met
onderdelen van de motorfiets verminderd.
Ook de kans op verwondingen doordat
kledingstukken vast komen te zitten neemt
op die manier af.
Waarschuwing
De hellingshoekindicatoren mogen niet
worden gebruikt als richtlijn voor de mate
waarin de motorfiets veilig schuin gelegd
kan worden in bochten. Dat hangt af van
vele factoren, waaronder, maar niet
beperkt tot, het wegoppervlak, de toestand
van de band en het weer.
Overhellen tot een onveilige hoek leidt tot
verlies van controle over de motorfiets en
een ongeval.
Waarschuwing
Wanneer de hellingshoekindicator aan de
voetsteun van de berijder tijdens het
overhellen contact maakt met de grond,
heeft de motorfiets bijna zijn
overhellingslimiet bereikt. Nog verder
overhellen is onveilig.
Overhellen tot een onveilige hoek kan
instabiliteit, verlies van controle over de
motorfiets of een ongeval veroorzaken.
1. Hellingshoekindicator
1
Waarschuwingslabels
12
WAARSCHUWINGSLABELS
Plaats van de waarschuwingslabels – Thunderbird LT
De op deze en de volgende pagina's beschreven labels maken u attent op belangrijke
veiligheidsinformatie in deze handleiding. Voordat u de motorfiets gaat berijden, dient u ervoor
te zorgen dat alle berijders alle informatie, waarop deze labels betrekking hebben, hebben
begrepen en naleven.
DAILY SAFETY CHECKS AND SEAT CARE
CONTLES DE SÉCURITÉ QUOTIDIEN ET NETTOYAGE DE LA SELLE
COMPROBACIONES DIARIAS Y EL MANT ENIMIENTO DE SU ASIENT O
DAGELIJKSE VEILIGHEIDSCONT ROLES EN ZADELONDERHOUD
TÄGLICHE SICHERHEITS KONT ROLLEN UND PFLEGE DES SITZES
DAGLIGA SÄKERHETSKONTROLLER OCH VÅRD AV SADEL
CONTROLLI DI SICUREZZA GIORNALIERI E PULIZIA SELLA
日常安全点検シートのお手入れ
Koelmiddel
(page 82)
Dagelijkse
veiligheidscontrole
(pagina 52)
Windscherm
(pagina 125)
Waarschuwingslabels
13
Plaats van de waarschuwingslabels – Thunderbird LT (vervolg)
Voorzichtig
Alle waarschuwingslabels en stickers, met uitzondering van het label over inrijden, worden op
de motorfiets aangebracht met een sterke lijm. In sommige gevallen worden labels
aangebracht voorafgaand aan het aanbrengen van de laklaag. Daarom zal elke poging om
de waarschuwingslabels te verwijderen, schade veroorzaken aan lakwerk of carrosserie.
P
b
Loodvrije
brandstof
(pagina 38)
Helm
(pagina 7)
Motorolie
(pagina 78)
Banden
(pagina 104)
Aandrijfriem
(pagina 98)
Waarschuwingslabels
14
Plaats van de waarschuwingslabels Thunderbird Commander
De op deze en de volgende pagina's beschreven labels maken u attent op belangrijke
veiligheidsinformatie in deze handleiding. Voordat u de motorfiets gaat berijden, dient u ervoor
te zorgen dat alle berijders alle informatie, waarop deze labels betrekking hebben, hebben
begrepen en naleven.
DAILY SAFETY CHECKS AND SEAT CARE
CONT LES DE SÉCURITÉ QUOTIDIEN ET NETT OYAGE DE LA SELLE
COMPROBACIONES DIARIAS Y EL MANTENIMIENTO DE SU ASIENTO
DAGELIJKSE VEILIGHEIDSCONTROLES EN ZADELONDERHOUD
TÄGLICHE SICHERHE ITSKONT ROLLEN UND PFLEGE DES SITZES
DAGLIGA SÄKERHETSKONTROLLER OCH RD AV SADEL
CONTROLLI DI SICUREZZA GIORNALIERI E PULIZIA SELLA
日常安全点検シーのお手入れ
Koelmiddel
(page 82)
Dagelijkse
veiligheidscontrole
(pagina 52)
Waarschuwingslabels
15
Plaats van de waarschuwingslabels Thunderbird Commander
(vervolg)
Voorzichtig
Alle waarschuwingslabels en stickers, met uitzondering van het label over inrijden, worden op
de motorfiets aangebracht met een sterke lijm. In sommige gevallen worden labels
aangebracht voorafgaand aan het aanbrengen van de laklaag. Daarom zal elke poging om
de waarschuwingslabels te verwijderen, schade veroorzaken aan lakwerk of carrosserie.
P
b
Loodvrije
brandstof
(pagina 38)
Helm
(pagina 7)
Motorolie
(pagina 78)
Banden
(pagina
Aandrijfriem
(pagina 98)
16
Omschrijving van onderdelen
OMSCHRIJVING VAN ONDERDELEN
Thunderbird LT
1. Richtingaanwijzers voor
2. Koplamp
3. Koppelingskabel
4. Brandstoftank
5. Inbussleutel (achter zijpaneel)
6. Handleiding/C-spanner (onder
achterzadel)
7. Rem/Acht erlicht
8. Achterremschijf
9. Achterremklauw
10. Schakelpedaal
11. Z i j s t a n d a ar d
12 . R a d i a t e u r
13. Remklauw voorrem
14. Remschijf voorrem
1 2 3 4 5 6
14 13
12 11 10 9 8
7
17
Omschrijving van onderdelen
15. Achterschokdemper (achter paneel)
16. Accu (onder zadel)
17. Tankdop
18. Vloeistofreservoir voorrem
19. Drukdop koelvloeistofreservoir
(onder brandstoftank)
20. Claxon
21. Mistlicht
22. Voorvork
23. Rempedaal achterrem
24. Vloeistofreservoir achterrem
25. Olievuldop/peilstok
26. Koelvloeistofexpansiereservoir
(achter afdekking
aandrijfriempoelie)
27. Geluiddemper
28. Aandrijfriempoelie
29. Richtingaanwijzers achter
15 16 17 18 19 20 22
29 28 23
27 26 25 24
21
18
Omschrijving van onderdelen
Thunderbird Commander
1. Richtingaanwijzers voor
2. Koplamp
3. Koppelingskabel
4. Brandstoftank
5. Inbussleutel (achter zijpaneel)
6. Handleiding/C-spanner (onder
achterzadel)
7. Rem/Acht erlicht
8. Achterremschijf
9. Achterremklauw
10. Schakelpedaal
11. Z i j s t a n d a ar d
12 . R a d i a t e u r
13. Remklauw voorrem
14. Remschijf voorrem
1 2 3 4 5 6
14 13
12 11 10 9 8
7
19
Omschrijving van onderdelen
15. Achterschokdemper
16. Accu (onder zadel)
17. Tankdop
18. Vloeistofreservoir voorrem
19. Drukdop koelvloeistofreservoir
(onder brandstoftank)
20. Claxon
21. Voorvo rk
22. Rempedaal achterrem
23. Vloeistofreservoir achterrem
24. Olievuldop/peilstok
25. Koelvloeistofexpansiereservoir
(achter afdekking
aandrijfriempoelie)
26. Geluiddemper
27. Aandrijfriempoelie
28. Richtingaanwijzers achter
15 16 17 18 19 20 21
28 27 22
26 25 24 23
20
Omschrijving van onderdelen
Thunderbird LT afgebeeld
1. Koppelingshendel
2. Dimschakelaar koplamp
3. Mistlichtschakelaar
4. Stelschroef koppelingshendel
5. Snelheidsmeter
6. Vloeistofreservoir voorrem
7. Motorstopschakelaar
8. Remhendel voorrem
9. Scrollknop
10. Startknop
11. Kilometerteller
12. Brandstofmeter
13. Claxonknop
14. Richtingaanwijzerschakelaar
TRIP
12
1 2 3 4 5
cihe
6 7
91011121314
8
21
Serienummers
SERIENUMMERS
Voertuigidentificatienummer
(VIN)
Het voertuigidentificatienummer is in het
balhoofdgedeelte van het frame geslagen.
Het wordt bovendien vermeld op een plaatje
dat aan de linkerkant op het
motordraagframe geklonken is.
Noteer het voertuigidentificatienummer in de
ruimte hieronder.
Motorserienummer
Het motorserienummer is rechtsachter in het
bovenste motorcarter geslagen, vlakbij de
achterzijde, en is zichtbaar vanaf de
linkerzijde, achter de startmotor.
Noteer het motorserienummer in de ruimte
hieronder.
ciid
cfbw
Serienummers
22
Deze pagina met opzet blanco
Algemene informatie
23
ALGEMENE INFORMATIE
Inhoudsopgave
Lay-out instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Instrumenten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Snelheidsmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Kilometerteller/Dagteller/Klok/ Resterende actieradius . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Klok instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Resterende actieradius. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Brandstofmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Waarschuwingslampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Waarschuwing lage oliedruk. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Koelvloeistoftemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Waarschuwingslampje storing motor-managementsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Grootlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Vrijloop. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Laag brandstofpeil . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Controlelampje alarminstallatie/ startonderbreker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Waarschuwingslampje ABS-lampje (antiblokkeerremsysteem) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Contactsleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Contactschakelaar. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Startonderbreker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Plaats van de schakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Werking van de schakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Stuurslotsleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Schakelaars rechter handgreep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Motorstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Scrollknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Schakelaars linker handgreep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Dimschakelaar koplamp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
24
Algemene informatie
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Mistlichtschakelaar. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Brandstofspecificatie/tanken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Brandstoftype. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Tankdop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Brandstoftank vullen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Zijpanelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Gereedschapsset en handleiding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Zadels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Zadelonderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Achterzadel verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Bestuurderszadel verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Windscherm (indien gemonteerd). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Windscherm demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Windscherm monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Koffers (indien gemonteerd) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
De koffers demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
De koffers monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Dagelijkse veiligheidscontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
25
Algemene informatie
Lay-out instrumentenpaneel
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Resterende
actieradius/dagteller/klok
4. Kilometerteller
5. Mistlichtcontrolelampje
6. Waarschuwingslampje storing
motormanagement
7. Controlelampje grootlicht
8. Waarschuwingslampje hoge
koelvloeistoftemperatuur
9. Lampje richtingaanwijzers
10. Waarschuwingslampje lage oliedruk
11. Indicator brandstofniveau laag
12. Indicator status
alarminstallatie/startonderbreker
(alarminstallatie is optionele
accessoire)
13. Neutraal-indicator
14. Waarschuwingslampje ABS
TRIP 1 2
1 2 3
4
513
14
6
7
89101112
26
Algemene informatie
Instrumenten
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid van de
motorfiets aan.
Kilometerteller/Dagteller/Klok/
Resterende actieradius
1. Display dagteller (trip 1 afgebeeld)
2. Display kilometerteller
De kilometerteller geeft de totale door de
motorfiets afgelegde afstand weer.
Er zijn twee dagtellers. Beide dagtellers tonen
de afstand die de motorfiets heeft afgelegd
sinds de weergegeven meter voor het laatst
op nul gesteld werd.
Om tussen de weergaven van dagteller, klok
en resterende actieradius te schakelen, drukt
u herhaaldelijk op de scrollknop (zie
hieronder), die zich op de
schakelaarbehuizing op de rechter stuurstang
bevindt, tot de gewenste weergave getoond
wordt.
1. Scrollknop
Het display geeft achtereenvolgens weer:
dagteller 1;
dagteller 2;
• klok;
resterende actieradius.
Dagteller op nul stellen
Voor het op nul stellen van een dagteller, de
betreffende dagteller selecteren. Houd
vervolgens de scrollknop 4 seconden
ingedrukt. Na 4 seconden wordt de
weergegeven dagteller op nul gesteld.
Waarschuwing
Probeer niet om tijdens het rijden te
schakelen tussen de weergavestanden van
de kilometerteller en de dagteller of de
dagteller opnieuw in te stellen, want dit
kan leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
TRIP 1
1
2
cfcc
1
27
Algemene informatie
Klok instellen
Om de klok in te stellen selecteert u de
klokweergave. Houd vervolgens de
scrollknop 4 seconden ingedrukt. Wanneer
de uurweergave van de klok begint te
knipperen, laat u de scrollknop los.
Voor het instellen van de uurweergave, eerst
controleren of de uurweergave nog knippert
en vervolgens op de scrollknop drukken om
de instelling te wijzigen. Elke keer indrukken
van de knop verandert de instelling met één
cijfer. Indien de knop ingedrukt wordt
gehouden, verspringt het display continu in
stappen van één cijfer.
Wanneer de juiste uurweergave wordt
getoond, laat u de scrollknop gedurende
4 seconden los. De minutenweergave gaat
dan knipperen. De minutenweergave wordt
op dezelfde manier ingesteld als de
uurweergave.
Zodra de uren en minuten correct zijn
ingesteld, laat u de scrollknop los en na 4
seconden stopt de weergave met knipperen.
Resterende actieradius
1. Resterende actieradius
Dit is een aanduiding van de afstand die naar
verwachting zal kunnen worden afgelegd op
de brandstof die nog in de tank aanwezig is.
Waarschuwing
Probeer onder het rijden niet de klok in te
stellen, dit kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
TRIP 1 2
1
28
Algemene informatie
Brandstofmeter
1. Brandstofmeter
De brandstofmeter geeft de hoeveelheid
brandstof in de tank aan.
Wanneer er nog ongeveer 4,0 liter brandstof
in de tank aanwezig is, gaat het
waarschuwingslampje laag brandstofpeil
branden en schakelt de dagteller schakelt
over naar de weergave 'Resterende
actieradius' (zie pagina 27).
Let op:
Na het tanken worden de gegevens
van de brandstofmeter en de
resterende actieradius pas
bijgewerkt wanneer de motorfiets
weer rijdt. Afhankelijk van de rijstijl
kan het bijwerken tot vijf minuten
duren.
Waarschuwingslampjes
Waarschuwing lage
oliedruk
Als bij draaiende motor de oliedruk gevaarlijk
laag wordt, gaat het waarschuwingslampje
lage oliedruk in de toerenteller branden.
Let op:
Het waarschuwingslampje lage
oliedruk gaat branden, als het
contact wordt ingeschakeld en de
motor niet draait.
Koelvloeistoftemperatuur
Als de koelvloeistoftemperatuur te
hoog wordt, gaat het
waarschuwingslampje hoge
koelvloeistoftemperatuur branden.
TRIP
12
1
Voorzichtig
Schakel de motor direct uit indien het
waarschuwingslampje lage oliedruk gaat
branden. De motor niet opnieuw starten
voordat de storing is verholpen.
Indien de motor draait terwijl het
waarschuwingslampje lage oliedruk brandt,
kan ernstige motorschade ontstaan.
Voorzichtig
Laat de motor niet draaien wanneer het
waarschuwingslampje hoge
koelvloeistoftemperatuur brandt, dit kan
leiden tot ernstige motorschade.
29
Algemene informatie
Waarschuwingslampje
storing motor-
managementsysteem
Het storingslampje voor het
motormanagementsysteem licht kort op
wanneer het contact wordt ingeschakeld (om
aan te geven dat het werkt), maar mag niet
gaan branden wanneer de motor draait.
Indien het waarschuwingslampje gaat
branden terwijl de motor draait, betekent dit
dat er een storing is opgetreden in een of
meer systemen die door het
motormanagementsysteem worden
geregeld. In dat geval schakelt het
motormanagementsysteem over naar de
'thuisbrengmodus', zodat de rit kan worden
voortgezet indien de storing niet zo ernstig is
dat de motor niet kan draaien.
Let op:
Als het waarschuwingslampje
knippert als het contact wordt
ingeschakeld, neem dan zo snel
mogelijk contact op met een
erkende Triumph-dealer om deze
situatie te verhelpen. Onder deze
omstandigheden zal de motor niet
starten.
Richtingaanwijzers
Wanneer de richtingaanwijzer-
schakelaar naar links of naar rechts wordt
gedraaid, knippert het betreffende
waarschuwingslampje in hetzelfde tempo als
de richtingaanwijzer.
Grootlicht
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld wanneer de dimlichtschakelaar
is ingesteld op ‘grootlicht’, gaat het
waarschuwingslampje voor grootlicht
branden.
Vrijloop
Het waarschuwingslampje voor
de vrijloop geeft aan dat de transmissie in de
vrijloopstand staat (geen versnelling
ingeschakeld). Het waarschuwingslampje
gaat branden wanneer de transmissie in
vrijloop staat terwijl de contactschakelaar in
de stand ON staat.
Waarschuwing
Verlaag de snelheid en rijd niet langer door
dan noodzakelijk wanneer dit
waarschuwingslampje brandt. De storing
kan de motorprestaties, de uitstoot van
uitlaatgassen en het brandstofverbruik
negatief beïnvloeden. Verlaagde
motorprestaties kunnen gevaarlijke
rijomstandigheden veroorzaken, die
kunnen leiden tot verlies van controle en
een ongeval. Neem zo snel mogelijk
contact op met een erkende Triumph-
dealer, om de storing te laten inspecteren
en verhelpen.
30
Algemene informatie
Laag brandstofpeil
Het controlelampje laag
brandstofpeil gaat branden
wanneer er nog circa 4,0 liter brandstof in de
tank aanwezig is. Wanneer het
controlelampje laag brandstofpeil gaat
branden, laat de weergave
kilometerteller/dagteller/klok/resterende
actieradius, automatisch de resterende
actieradius zien. Om weer naar de vorige
weergave terug te keren drukt u herhaaldelijk
op de scrollknop tot de gewenste weergave
wordt getoond.
Controlelampje
alarminstallatie/
startonderbreker
Dit Triumph-model is uitgerust met een
startonderbreker die geactiveerd wordt
wanneer de contactschakelaar in de stand
OFF (uit) wordt gedraaid. Wanneer de
motorfiets met een origineel Triumph-alarm
als accessoire is uitgerust, werkt de
startonderbreker als gebruikelijk, maar de
controlelamp van de alarminstallatie/
startonderbreker werkt zoals hieronder
beschreven.
Met ingebouwde alarminstallatie
De controlelamp van de alarminstallatie/
startonderbreker gaat alleen branden
wanneer wordt voldaan aan de voorwaarden
zoals beschreven in de instructies van de
originele Triumph-alarminstallatie (accessoire).
Zonder ingebouwde alarminstallatie
Wanneer de contactschakelaar in de stand
OFF (uit) is gedraaid, knippert de lamp van de
alarminstallatie/startonderbreker gedurende
24 uur om aan te geven dat de
startonderbreker ingeschakeld is. Wanneer de
contactschakelaar in de stand AAN wordt
gedraaid, worden de startonderbreker en het
controlelampje uitgeschakeld.
Als het controlelampje blijft branden,
betekent dit dat er een storing in de
startonderbreker is die nader moet worden
onderzocht. Neem zo snel mogelijk contact
op met een erkende Triumph-dealer, om de
storing te laten inspecteren en verhelpen.
Waarschuwingslampje
ABS-lampje
(antiblokkeerremsysteem)
Het ABS-controlelampje gaat branden om
aan te geven dat de ABS-functie niet
beschikbaar is. Het is normaal dat het lampje
brandt nadat de motor gestart is en tot de
motorfiets de snelheid van 10 km/h
overschrijdt. Behalve in geval van storing
mag het lampje niet meer gaan branden tot
de motor opnieuw wordt gestart.
Als het lampje op enig ander moment onder
het rijden gaat branden, betekent dit dat er
een storing in het ABS-systeem is
opgetreden, die nader moet worden
onderzocht.
Waarschuwing
Als het ABS niet werkt, werkt het
remsysteem verder als een remsysteem
zonder ABS. Rijd niet langer door dan
noodzakelijk wanneer het controlelampje
brandt. Neem zo snel mogelijk contact op
met een erkende Triumph-dealer, om de
storing te laten inspecteren en verhelpen.
In deze situatie kan te hard remmen een
blokkering van de wielen veroorzaken,
hetgeen kan leiden tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval.
31
Algemene informatie
Contactsleutel
1. Sleutelnummerlabel
De contactsleutel bedient uitsluitend de
contactschakelaar. Het stuurslot wordt met
een andere sleutel bediend.
Bij aflevering vanuit de fabriek worden twee
contactsleutels meegeleverd en een label
waarop het sleutelnummer is vermeld.
Noteer het sleutelnummer en bewaar de
reservesleutel en het sleutellabel op een
veilige plaats, niet in de buurt van de
motorfiets.
In de contactsleutel is een transponder
aangebracht om de startonderbreker uit te
schakelen. Om er zeker van te zijn dat de
startonderbreker correct functioneert, altijd
maar een van de twee contactsleutels in de
buurt van de contactschakelaar houden.
Wanneer twee contactsleutels in de buurt van
de schakelaar worden gehouden, kan het
signaal tussen de transponder en de
startonderbreker onderbroken worden. In
zo'n situatie blijft de startonderbreker actief,
tot een van de contactsleutels verwijderd
wordt.
Bestel vervangende sleutels altijd bij uw
erkende Triumph-dealer. Vervangende
sleutels moeten door een erkende Triumph-
dealer worden 'gekoppeld' aan de
startonderbreker van de motorfiets.
Voorzichtig
De sleutels van het contactslot en het
stuurslot zijn verschillend.
Op sommige modellen passen de sleutels
van het contactslot en het stuurslot echter
in beide sloten, maar ze werken alleen in
het slot waarvoor ze bedoeld zijn.
Gebruik de contactsleutel niet voor het
stuurslot en de sleutel van het stuurslot niet
voor het contact, omdat de sleutel, het
stuurslot of de contactschakelaar daardoor
beschadigd kunnen raken.
ceom_2
1
Voorzichtig
Bewaar de reservesleutel of het sleutelblad
niet bij de motorfiets, omdat hierdoor de
beveiliging in gevaar wordt gebracht.
32
Algemene informatie
Contactschakelaar
1. Contactschakelaarslot
2. Stand UIT
3. Stand AAN
4. Stand PARKEREN
Startonderbreker
De behuizing van de contactschakelaar
fungeert als een antenne voor de
startonderbreker.
De startonderbreker wordt ingeschakeld
wanneer het contactslot in de stand OFF (uit)
wordt gedraaid en de contactsleutel wordt
verwijderd (zie pagina 30). De
startonderbreker wordt uitgeschakeld
wanneer de contactsleutel in de
contactschakelaar steekt en in de stand AAN
wordt gedraaid.
Plaats van de schakelaar
De contactschakelaar bevindt zich recht
onder de achterste rand van de
brandstoftank, aan de rechterzijde van de
motorfiets.
Werking van de schakelaar
Dit is een sleutelschakelaar met drie standen.
De sleutel kan uitsluitend uit de
contactschakelaar worden verwijderd als deze
in de stand OFF (uit) of P (PARKEREN) staat.
Om de schakelaar van OFF (uit) naar ON
(aan) te draaien, steekt u de sleutel in het
contact en draait u hem rechtsom in de stand
ON.
Om de schakelaar van ON (aan) naar PARK
(parkeren) te draaien, drukt u de slotcilinder
verder in het slot en draait u de sleutel
rechtsom in de stand PARK. Gebruik de
stand PARK alleen wanneer u de motorfiets
tijdelijk achter moet laten met de
nummerplaatverlichting, het achterlicht en
het parkeerlicht ingeschakeld.
Om de sleutel weer in de stand OFF te
zetten, draait u hem linksom.
1
234
P
O
F
F
O
N
Waarschuwing
Om redenen van beveiliging en veiligheid
het contact altijd in de stand UIT of
PARKEREN zetten en de sleutel
verwijderen voordat u de motorfiets
onbeheerd achterlaat.
Onbevoegd gebruik van de motorfiets kan
leiden tot verwonding van de bestuurder,
medeweggebruikers en voetgangers en
beschadiging van de motorfiets.
33
Algemene informatie
Let op:
Laat de contactschakelaar niet
gedurende langere tijd in de stand P
staan, aangezien dit leidt tot
ontlading van de accu.
Stuurslotsleutel
1. Label stuurslotsleutel
De stuurslotsleutel bedient uitsluitend het
stuurslot. De contactschakelaar wordt met
een andere sleutel bediend.
Bij aflevering vanuit de fabriek, worden twee
stuurslotsleutels meegeleverd en een label
waarop het sleutelnummer is vermeld.
Noteer het sleutelnummer en bewaar de
reservesleutel en het sleutellabel op een
Voorzichtig
Extra sleutels of sleutelringen die aan de
contactsleutel zijn bevestigd, kunnen de
gelakte of gepolijste onderdelen van de
motorfiets beschadigen. Verwijder
dergelijke items van de contactsleutel om
schade aan gelakte of gepolijst onderdelen
te voorkomen wanneer met de motorfiets
wordt gereden.
Voorzichtig
De sleutels van het contactslot en het
stuurslot zijn verschillend.
Op sommige modellen passen de sleutels
van het contactslot en het stuurslot echter
in beide sloten, maar ze werken alleen in
het slot waarvoor ze bedoeld zijn.
Gebruik de contactsleutel niet voor het
stuurslot en de sleutel van het stuurslot niet
voor het contact, omdat de sleutel, het
stuurslot of de contactschakelaar daardoor
beschadigd kunnen raken.
T908012_1
1
34
Algemene informatie
veilige plaats, niet in de buurt van de
motorfiets.
Een reservesleutel kan worden geleverd door
een erkende Triumph-dealer, en wordt
vervaardigd op basis van het sleutelnummer
of als kopie van de originele sleutel.
Stuurslot
1. Stuurslot
Dit slot wordt met een sleutel bediend en
heeft twee standen. De sleutel kan zowel in
de vergrendelde als in de ontgrendelde stand
worden verwijderd.
Om het slot te vergrendelen, steekt u de
sleutel in het slot en draait u hem rechtsom.
Draai tegelijkertijd het stuur helemaal naar
links tot het slot vergrendeld is.
Om het stuurslot te ontgrendelen, steekt u de
sleutel erin en draait u het stuur iets om
eventueel gewicht dat op het slot rust weg te
nemen. Draai de sleutel vervolgens linksom.
De sleutel verwijderen.
Voorzichtig
Bewaar de reservesleutel niet bij de
motorfiets, omdat hierdoor de beveiliging
in gevaar wordt gebracht.
cihc
1
35
Algemene informatie
Schakelaars rechter
handgreep
1. Motorstopschakelaar
2. Stand STOP
3. Stand DRAAIEN
4. Startknop
5. Scrollknop
Motorstopschakelaar
De contactschakelaar moet in de stand AAN
staan en de motorstopschakelaar moet in de
stand DRAAIEN staan om met de motorfiets
te kunnen rijden.
De motorstopschakelaar is bedoeld voor
gebruik in een noodgeval. Indien zich een
noodgeval voordoet waarbij het noodzakelijk
is de motor uit te zetten, zet u de
motorstopschakelaar in de stand STOP.
Waarschuwing
Haal de motorfiets altijd van het stuurslot
voor u gaat rijden omdat het met
geactiveerd stuurslot niet mogelijk is het
stuur te draaien of de motorfiets te
besturen.
Rijden met de motorfiets terwijl de
stuurinrichting niet werkt leidt tot verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval.
cfcc
12
3
4
5
36
Algemene informatie
Let op:
Hoewel de motorstopschakelaar de
motor uitschakelt, worden hierdoor
niet alle elektrische circuits
uitgeschakeld. Dit kan leiden tot
problemen met het opnieuw starten
van de motor door een ontladen
accu. Normaliter dient uitsluitend de
contactschakelaar te worden
gebruikt om de motor te stoppen.
Startknop
De startknop bedient de elektrische
startinrichting. Om de startinrichting te
kunnen inschakelen, moet de
koppelingshendel tegen de handgreep
worden getrokken.
Let op:
Ook wanneer de koppelingshendel
tegen de handgreep is getrokken,
werkt de startinrichting niet indien
de zijstandaard is uitgeklapt en er
een versnelling is ingeschakeld.
Scrollknop
De scrollknop wordt gebruikt om de
volgende functies van de instrumenten te
bedienen:
functies van de kilometerteller (zie
pagina 26);
resetten van de dagteller (zie pagina 26);
resetten van de klok (zie pagina 27).
Voorzichtig
Laat de contactschakelaar niet in de stand
AAN staan wanneer de motor niet draait,
omdat dit kan leiden tot schade aan
elektrische onderdelen en het ontladen van
de accu.
37
Algemene informatie
Schakelaars linker handgreep
1. Dimschakelaar koplamp
2. Richtingaanwijzerschakelaar
3. Claxonknop
4. Mistlichtschakelaar
Dimschakelaar koplamp
Met de dimschakelaar van de koplamp kan
dimlicht of grootlicht worden ingeschakeld.
Druk de schakelaar naar voren om grootlicht
in te schakelen. Trek de schakelaar naar
achteren om dimlicht in te schakelen. Indien
het groot licht is ingeschakeld, brandt het
controlelampje grootlicht.
Let op:
Op dit model is geen aan/uit-
schakelaar voor verlichting
aangebracht. Het positielicht,
achterlicht en de kentekenplaat-
verlichting gaan automatisch
branden wanneer het contact in de
stand ON wordt gedraaid.
De koplamp brandt alleen als het
contact in de stand ON staat en de
motor draait.
Een andere manier om de koplamp
in te schakelen zonder dat de motor
draait, is om de koppelingshendel in
te trekken en vervolgens het contact
in de stand ON te zetten. De
koplamp gaat dan aan en blijft
branden wanneer de koppelings-
hendel wordt losgelaten.
De koplamp gaat uit wanneer de
startknop wordt ingedrukt, totdat de
motor start.
1
2
3
4
cfce
38
Algemene informatie
Richtingaanwijzerschakelaar
Let op:
Deze motorfiets is voorzien van
automatische richtingaanwijzeruit-
schakeling. Dit systeem treedt in
werking zodra er een
richtingaanwijzer wordt bediend.
Wanneer de richtingaanwijzerschakelaar naar
links of naar rechts wordt geduwd, gaat het
controlelampje van de betreffende
richtingaanwijzer knipperen. Wanneer de
richtingaanwijzerschakelaar wordt losgelaten
treedt de automatische richtingaanwijzeruit-
schakeling in werking.
Acht seconden nadat de richtingaanwijzer-
schakelaar is losgelaten en wanneer de
motorfiets daarna nog 65 meter heeft
afgelegd, schakelt de automatische
richtingaanwijzeruitschakeling de richting-
aanwijzers uit.
De richtingaanwijzers kunnen handmatig
worden uitgeschakeld. Om de
richtingaanwijzers handmatig uit te schakelen,
duwt u op de richtingaanwijzerschakelaar en
laat u deze in de middenstand los.
Claxonknop
Wanneer de claxonknop wordt ingedrukt en
het contact in de stand AAN staat, klinkt de
claxon.
Mistlichtschakelaar
Met de mistlichtschakelaar worden de
mistlichten van de Thunderbird LT bediend.
Wanneer de mistlichten ingeschakeld zijn,
gaat het controlelampje van de mistlichten in
het instrumentenpaneel branden.
Door de plaatsing van de koplamp kunnen
op de Thunderbird Commander geen
mistlichten gemonteerd worden.
Brandstofspecificatie/tanken
Brandstoftype
Uw Triumph-motor is ontworpen voor
loodvrije benzine en levert optimale
prestaties indien het juiste type benzine
wordt gebruikt. Gebruik altijd loodvrije
benzine met een octaangehalte van ten
minste 91.
Voorzichtig
Het uitlaatsysteem van dit model is
voorzien van een katalysator, die zorgt
voor een lagere uitstoot van schadelijke
stoffen. De katalysator kan onherstelbaar
beschadigen indien de brandstoftank
helemaal leeg wordt gereden of indien het
brandstofpeil zeer laag is. Zorg ervoor dat
u altijd voldoende brandstof heeft voor uw
rit.
P
b
cbny
cfcu_1
39
Algemene informatie
Voorzichtig
Het gebruik van gelode benzine is in
sommige landen, staten of regio's
verboden. Het gebruik van gelode benzine
beschadigt de katalysator.
Waarschuwing
Om de gevaren in verband met tanken te
minimaliseren, dienen de volgende
veiligheidsinstructies altijd in acht te
worden genomen:
Benzine (brandstof) is uiterst brandbaar en
kan onder bepaalde omstandigheden
exploderen. Zet voordat u gaat tanken de
contactschakelaar in de stand UIT.
Niet roken.
Maak geen gebruik van een mobiele
telefoon.
Zorg ervoor dat de voor het tanken
gebruikte ruimte goed geventileerd is en
geen vlam- of vonkbronnen bevat.
Hieronder valt ook apparatuur met een
waakvlam.
Vul de tank nooit zo vol, dat het
brandstofpeil in de hals van de vulpijp
stijgt. Warmteopname uit zonlicht of
andere bronnen kan leiden tot uitzetten en
uitlopen van de brandstof, waardoor
brandgevaar ontstaat.
Controleer na het tanken altijd of de
tankdop goed gesloten is.
Omdat benzine (brandstof) uiterst
brandbaar is, kan een benzinelek of het
morsen van benzine, of het niet in acht
nemen van de hiervoor genoemde
veiligheidsinstructies, brand veroorzaken,
met schade aan eigendommen, persoonlijk
letsel of de dood als gevolg.
40
Algemene informatie
Tankdop
1. Tankdop
Om de tankdop te openen, de dop linksom
draaien en omhoog tillen van de tankvulpijp.
Om de dop te sluiten, lijnt u de dop uit met
de tankvulpijp en draait u de dop rechtsom
vast op de tankvulpijp. In de gesloten stand
voorkomt een ratelsysteem dat de dop te vast
gedraaid wordt. Het buitenste deel van de
dop draait dan vrij over het binnenste deel.
Brandstoftank vullen
Voorkom het vullen van de tank onder
regenachtige of stoffige omstandigheden,
omdat dit kan leiden tot verontreiniging van
de brandstof.
Vul de brandstoftank langzaam om morsen
te voorkomen. Vul de tank niet boven de
onderzijde van de hals van de vulpijp.
Hierdoor blijft ruimte voor een luchtlaag,
zodat de brandstof in de tank kan uitzetten
als gevolg van warmteopname vanuit de
motorfiets of zonlicht.
1. Hals van de vulpijp
2. Maximaal brandstofpeil
Controleer na het tanken altijd of de tankdop
goed gesloten is.
TRIP
12
1
Voorzichtig
Verontreinigde brandstof kan onderdelen
van het brandstofsysteem beschadigen.
cbnm
2 1
41
Algemene informatie
Zijstandaard
1. Z i j s t a n d a ar d
De motorfiets is uitgerust met een
zijstandaard waarop de motorfiets kan
worden geparkeerd.
Waarschuwing
Teveel brandstof vullen kan leiden tot
morsen.
Indien brandstof wordt gemorst, dient
deze direct en volledig te worden
opgenomen en dienen de hiervoor
gebruikte materialen op een veilige manier
te worden afgevoerd.
Zorg ervoor dat tijdens het tanken geen
brandstof op de motor, de uitlaatpijpen, de
banden of andere onderdelen van de
motorfiets wordt gemorst.
Omdat benzine (brandstof) uiterst
brandbaar is, kan een benzinelek of het
morsen van benzine, of het niet in acht
nemen van de hiervoor genoemde
veiligheidsinstructies, brand veroorzaken,
met schade aan eigendommen, persoonlijk
letsel of de dood als gevolg.
Bij of op de banden gemorste brandstof
vermindert de grip van de band op de
weg. Hierdoor ontstaan gevaarlijke
rijomstandigheden, die kunnen leiden tot
verlies van controle over de motorfiets en
een ongeval.
Waarschuwing
De motorfiets is voorzien van een
beveiliging die voorkomt dat met de
motorfiets kan worden gereden terwijl de
zijstandaard is uitgeklapt.
Probeer nooit te rijden met de zijstandaard
uitgeklapt en wijzig nooit iets aan het
interlocksysteem, omdat dit kan leiden tot
gevaarlijke rijomstandigheden, met verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval als gevolg.
cihb
1
42
Algemene informatie
Let op:
Draai wanneer u de zijstandaard
gebruikt de stuurstang volledig naar
links en laat de motorfiets in de
eerste versnelling staan.
Controleer na gebruik van de zijstandaard of
deze volledig is ingeklapt zodra u op de
motorfiets zit en voordat u gaat rijden.
Zie voor nadere informatie over veilig
parkeren het hoofdstuk 'Het berijden van de
motorfiets'.
Zijpanelen
1. Zijpaneel (rechterzijde afgebeeld)
2. Rubberen ringen
Om de zekeringdoos en de inbussleutel uit
de gereedschapsset te bereiken, moet het
zijpaneel worden verwijderd.
Om een zijpaneel te verwijderen pakt u het
stevig vast met beide handen en trekt u het
paneel van de motorfiets af, tot het loskomt
uit de drie rubberen ringen (waarbij de
rubberen ringen moeten blijven zitten).
Om het paneel weer te monteren, plaatst u
de drie pluggen op de rubberen ringen en
drukt u het paneel stevig vast op zijn plek.
Controleer of het paneel goed op zijn plaats
zit op de bovenste en onderste pluggen.
Ten slotte het paneel stevig vastpakken en
controleren of het goed vastzit.
12
2
cfhl
43
Algemene informatie
Gereedschapsset en
handleiding
1. Inbussleutel
1. Achterzadel
2. Haaksleutel
3. Borgveer
De gereedschapsset bestaat uit een
inbussleutel om het bestuurderszadel en
achterzadel te verwijderen en een haaksleutel
om de achterschokdemper af te stellen.
De inbussleutel bevindt zich aan de
binnenkant van het linker zijpaneel.
De haaksleutel is opgeborgen onder het
achterzadel, achter de handleiding. De sleutel
wordt op zijn plaats gehouden met behulp
van een borgklem.
Om de handleiding te kunnen bereiken,
moet het achterzadel worden verwijderd (zie
pagina 44). De handleiding bevindt zich aan
de onderzijde van het achterzadel.
Let op:
Om bepaalde accessoiresets te
monteren moet het originele
achterzadel worden verwijderd,
waarin zich de handleiding bevindt.
In zo'n geval dient u ervoor te
zorgen dat de
gebruikershandleiding verwijderd is
onder het achterzadel en altijd bij de
motorfiets wordt gehouden.
cigu
1
cigt
3
2
1
44
Algemene informatie
Zadels
Zadelonderhoud
Om schade aan zadels of zadelafdekkingen
te voorkomen, mag men de zadels niet laten
vallen of deze tegen een oppervlak plaatsen
dat de zadels of de afdekkingen ervan kan
beschadigen.
Achterzadel verwijderen
1. Bevestiging achterzadel
2. Bevestigingsbeugel
3. Rubberen ring
Let op:
Noteer de plaats van de rubberen
ring tussen de bevestigingsbeugel
van het achterzadel en het
achterspatbord.
Voorzichtig
Om schade aan de zadels en de
zadelafdekkingen te voorkomen, mag men
de zadels niet laten vallen. Plaats de zadels
niet tegen de motorfiets of enig ander
oppervlak waardoor zadels of afdekkingen
beschadigd kunnen raken. Plaats de zadels
in plaats daarvan met de zadelafdekkingen
omhoog op een schone, vlakke
ondergrond die is afgedekt met een zachte
doek.
Plaats geen voorwerpen op de zadels,
waardoor de zadelafdekkingen beschadigd
of vervuild kunnen raken.
cigz
1
2
3
45
Algemene informatie
Om het achterzadel te verwijderen, verwijdert
u de achterste bout met behulp van de
inbussleutel die zich achter het linker
zijpaneel bevindt (zie pagina 43). Til het
zadel aan de achterzijde omhoog om het
volledig van de motorfiets te verwijderen.
Bewaar de rubberen ring.
1. Achterzadelhaken
2. Geleidepen
3. Achterzadelbeugel
Om het zadel terug te plaatsen, brengt u de
twee haken en de paspen aan in de beugel
achter het bestuurderszadel. Monteer de
rubberen ring en bout zoals genoteerd
tijdens verwijdering. Draai de schroef vast
met 9 Nm.
cfcn
1
2
3
Waarschuwing
Na het opnieuw aanbrengen het zadel
stevig beetpakken en omhoog trekken, om
te voorkomen dat het niet correct is
bevestigd en onder het rijden losschiet.
Indien het zadel niet goed is vergrendeld,
kan het loskomen van de motorfiets. Een
loszittend of losgeschoten zadel kan tot
verlies van controle over de motorfiets en
een ongeval leiden.
46
Algemene informatie
Bestuurderszadel verwijderen
1. Ontgrendeling van slot
2. Bestuurderszadel
Om het bestuurderszadel te verwijderen,
verwijdert u het achterzadel (zie pagina 44).
Trek de ontgrendeling van het slot, achteraan
het zadel, naar achteren om het zadel te
ontgrendelen. Til het zadel aan de achterzijde
omhoog om het volledig van de motorfiets te
verwijderen.
Om het zadel terug te plaatsen, steekt u de
lip van het zadel onder de brandstoftank.
Let op:
Er is een klik te horen wanneer het
zadel in het slot valt.
Druk het zadel in het midden stevig omlaag
zodat het zadelslot vast klikt.
Monteer het achterzadel (zie pagina 45).
ciha
2
1
Waarschuwing
Na het opnieuw aanbrengen het zadel
stevig beetpakken en omhoog trekken, om
te voorkomen dat het niet correct is
bevestigd en onder het rijden losschiet.
Indien het zadel niet goed is vergrendeld,
kan het loskomen van de motorfiets. Een
loszittend of losgeschoten zadel kan tot
verlies van controle over de motorfiets en
een ongeval leiden.
47
Algemene informatie
Windscherm (indien
gemonteerd)
Let op:
Het windscherm kan zonder
gereedschap worden verwijderd.
Windscherm demonteren
1. Bovenste bevestiging
2. Onderste bevestiging
3. Vergrendeling
Om het scherm te verwijderen, plaatst u het
voorwiel tussen uw benen terwijl u beide
zijden van het scherm vlak bij de bovenste
bevestigingen stevig beetpakt.
Trek stevig aan het windscherm om de
bovenste bevestigingen te ontgrendelen.
Til vervolgens het windscherm op om deze
los te maken uit de onderste bevestigingen
en volledig van de motorfiets te verwijderen.
Windscherm monteren
Om het windscherm te monteren plaatst u
het voorwiel tussen uw benen en lijnt u de
onderste bevestigingssleuven van het
windscherm uit op de onderste bouten op de
voorvork.
Let op:
Een klik is hoorbaar wanneer de
bovenste windschermbevestigingen
volledig vergrendelen.
Lijn de bovenste bevestigingssleuven van het
windscherm uit met de bovenste bouten op
de voorvork. Duw de bovenste bouten stevig
aan tot ze helemaal in de sleuf vallen.
Controleer of beide bovenste
montagepunten goed rond de bouten
aangrijpen.
cigw
2
3
1
Waarschuwing
Pak het windscherm na montage aan de
bovenkant beet en trek het stevig
omhoog. Zo voorkomt u dat het onder het
rijden losraakt. Als het windscherm niet
goed bevestigd is, kan het loskomen van
de motorfiets. Een loszittend of losgeraakt
windscherm kan tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval leiden.
48
Algemene informatie
Koffers (indien gemonteerd)
De koffers demonteren
Let op:
Om de koffer aan de linker- of de
rechterkant te verwijderen of aan te
brengen kan dezelfde procedure
worden gevolgd.
Om de koffer van de motorfiets te
verwijderen, opent u de deksel van de koffer
en draait u de twee bouten met de
bijbehorende ringen. Bewaar de bouten en
ringen bij de koffer.
1. Bouten
2. Ringen
Trek de bovenkant van de koffer van de
bevestigingsnokken af.
Til de koffer aan de voorkant op om hem van
het voorste montagepunt los te maken.
Waarschuwing
Gebruik de motorfiets na het aanbrengen
of verwijderen van het windscherm eerst
op een veilige plaats zonder verkeer, om
vertrouwd te raken met eventuele nieuwe
eigenschappen. Gebruik van de motorfiets
terwijl men niet vertrouwd is met eventuele
nieuwe hanteerbaarheidskenmerken kan
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
Probeer nooit het windscherm te reinigen
of te verstellen tijdens het rijden op de
motorfiets. Wanneer de handen van het
stuur worden genomen tijdens het rijden,
vermindert dat het vermogen van de
bestuurder om de controle over de
motorfiets te behouden. Pogingen om het
windscherm te reinigen of af te stellen
tijdens het rijden op de motorfiets, kunnen
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeluk.
cigx
2
1
49
Algemene informatie
Schuif de koffer naar voren om hem van het
achterste montagepunt los te maken en
verwijder de koffer.
1. Achterste bevestiging
2. Kraagbus
3. Achterspatbord
4. Voorste bevestiging
Wanneer de koffers zijn verwijderd, en
voordat de koffers gemonteerd worden, dient
gecontroleerd te worden of de twee in de
volgende afbeelding getoonde
bevestigingsnokken goed vastzitten.
Aanhaalmoment: 20 Nm.
1. Bevestigingsnokken koffer
1
2
3
4
cihq
1
50
Algemene informatie
De koffers monteren
Lijn het achterste montagepunt uit met de
kraagbus op het achterspatbord. Schuif de
koffer naar achteren om hem goed op het
montagepunt vast te zetten.
Plaats het voorste montagepunt in de sleuf
op het frame van de motorfiets.
Lijn de bovenkant van de koffer uit met de
bevestigingsnokken en monteer de ringen en
bouten. Zet de bouten vast met 15 N m .
Zie pagina 127 voor informatie over reiniging
en onderhoud van de lederen koffers.
Waarschuwing
Controleer altijd of de koffer goed op de
voorste en achterste montagepunten
gemonteerd is en of de bouten goed
vastzitten. Een loszittende of losgeraakte
koffer kan tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval leiden.
Waarschuwing
Zorg er altijd voor dat de kofferdeksels
goed gesloten zijn met behulp van beide
vergrendelingen. Een open kofferdeksel
kan leiden tot instabiliteit van de motorfiets
en daardoor tot verlies van controle en een
ongeval.
Waarschuwing
De maximale, veilige belasting voor elke
koffer is 7,0 kg. Overschrijd deze
maximale belading nooit, omdat de
motorfiets anders uit evenwicht kan raken,
wat kan leiden tot verlies van controle en
een ongeval.
Waarschuwing
Onjuiste belading kan onveilige
rijomstandigheden tot gevolg hebben, die
kunnen leiden tot een ongeval.
Zorg er altijd voor dat de vervoerde lading
gelijkmatig over beide zijden van de
motorfiets is verdeeld. Zorg ervoor dat de
lading stevig is vastgebonden, zodat deze
onder het rijden niet kan bewegen.
Controleer regelmatig of de lading stevig is
vastgebonden (maar nooit onder het
rijden) en zorg ervoor dat de lading niet
over de achterzijde van de motorfiets uit
steekt. Overschrijd nooit het maximale
laadvermogen van:
220 kg voor Thunderbird LT.
232 kg voor Thunderbird Commander.
Dit maximale laadgewicht is het
gecombineerde gewicht van de
bestuurder, de passagier, de aangebrachte
accessoires en de lading in de koffers.
Waarschuwing
Na het aanbrengen of verwijderen van de
koffers gebruikt u de motorfiets eerst
ergens waar geen verkeer is, om
vertrouwd te raken met de nieuwe
hanteerbaarheidskenmerken. Gebruik van
de motorfiets terwijl men niet vertrouwd is
met de nieuwe kenmerken van de
motorfiets kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeluk.
51
Algemene informatie
Inrijden
Met inrijden wordt het proces bedoeld dat
tijdens de eerste gebruiksuren van een
nieuwe motorfiets plaatsvindt.
Met name de inwendige wrijving in de motor
is hoger wanneer de onderdelen nieuw zijn.
Later, wanneer de onderdelen van de motor
zijn 'ingereden', wordt deze inwendige
wrijving aanzienlijk minder.
Indien gedurende een zekere periode
voorzichtig wordt gereden, blijft de uitstoot
laag en worden de prestaties, de
brandstofbesparing en de levensduur van de
motor en de overige onderdelen
geoptimaliseerd.
Tijdens de eerste 800 kilometer:
niet met volgas rijden;
hoge motortoerentallen beslist
voorkomen;
niet gedurende langere tijd met één
bepaald hoog of laag motortoerental
rijden;
niet agressief wegrijden, stoppen of
accelereren, behalve in noodgevallen;
niet met een hogere snelheid rijden dan
3/4 van de topsnelheid.
Van 800 tot 1.500 kilometer:
het motortoerental mag gedurende korte
tijd worden opgevoerd tot maximaal.
Zowel tijdens als na het inrijden:
een koude motor nooit met een hoog
toerental laten draaien;
de motor nooit overbelasten. Altijd een
lagere versnelling inschakelen voordat de
motor begint te 'protesteren';
rijd nooit met onnodig hoge
motortoerentallen. Het inschakelen van
een hogere versnelling heeft een
positieve invloed op het
brandstofverbruik, vermindert het lawaai
en is beter voor het milieu.
52
Algemene informatie
Veilig gebruik
Dagelijkse veiligheidscontrole
Controleer elke dag voordat u gaat rijden de
volgende punten. De hiervoor benodigde tijd
is minimaal, maar de controles leveren wel
een bijdrage aan de veiligheid en
betrouwbaarheid van uw motorfiets.
Indien u tijdens deze controle een
onregelmatigheid constateert, dient u het
hoofdstuk Onderhoud en afstelling te
raadplegen of contact op te nemen met een
erkende Triumph-dealer, zodat de vereiste
werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd
om uw motorfiets in veilige staat te brengen.
Controleer:
Brandstof: Voldoende voorraad in de tank,
geen brandstoflekkage (pagina 40).
Motorolie: Controleer en corrigeer het
oliepeil met behulp van de oliepeilstok. Voeg
indien nodig olie met de juiste specificatie
toe. Geen lekkage uit de motor of de
oliekoeler (pagina 78).
Aandrijfriem: Juiste afstelling. Geen
beschadigingen/scheuren, gerafelde randen
of gebroken tanden (pagina 98).
Banden/wielen: Controleer en corrigeer de
bandenspanning (bij koude banden).
Profieldiepte/slijtage, beschadigingen aan
banden/wielen, losse/gebroken spaken, lekke
banden, enz. (pagina 107).
Moeren, bouten, bevestigingsmiddelen:
Voer een visuele controle uit van alle
onderdelen van de stuurinrichting en de
ophanging, de assen en de bedienings-
elementen, controleer of alle onderdelen
goed vastzitten of bevestigd zijn. Controleer
de gehele motorfiets op loszittende/
beschadigde bevestigingsmiddelen.
Sturen: Soepel maar niet te los van aanslag
tot aanslag. De bedieningskabels mogen
nergens belemmering ondervinden
(pagina 94).
Remmen: Trek de remhendel in en trap het
rempedaal in om op correcte weerstand te
controleren. Controleer hendels/pedalen met
een te grote vrije slag voordat weerstand
wordt ondervonden en bedieningselementen
die sponsachtig aanvoelen (pagina 89).
Waarschuwing
Indien u deze controles niet dagelijks voor
het rijden uitvoert, kan dat leiden tot
ernstige schade aan de motorfiets, verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval.
DAILY SAFETY CHECKS AND SEAT CARE
CONTLES DE SÉCURITÉ QUOT IDIEN ET NETT OYAGE DE LA SELLE
COMPROBACIONES DIARIAS Y EL MANTENIMIENT O DE SU ASIENT O
DAGELIJKSE VEILIGHEIDSCONTROLES EN ZADELONDERHOUD
TÄGLICHE SICHERHEIT SKONT ROLLEN UND PFLEGE DES SITZES
DAGLIGA SÄKERHETSKONTROLLER OCH VÅRD AV SADEL
CONTROLLI DI SICUREZZA GIORNALIERI E PULIZIA SELLA
日常安全点検シーのお手入れ
53
Algemene informatie
Remblokken: Er dient op alle remblokken
meer dan 1,5 mm frictiemateriaal aanwezig
te zijn (pagina 89).
Remvloeistofpeil: Geen remvloeistof-
lekkage. Het remvloeistofpeil in beide
reservoirs dient zich tussen de MAX- en
MIN-markeringen te bevinden (pagina 92).
Voorvork: Soepele werking. Geen
vorkolielekkage (pagina 96).
Gasklepbedieningssysteem: De speling
van de gashendel dient 2 - 3 mm te
bedragen. Controleer of de gashendel
zonder te blijven hangen terugkeert in de
stationaire stand (pagina 86).
Koppeling: Soepele werking en de juiste
kabelspeling (pagina 88).
Koelvloeistof: Geen koelvloeistoflekkage.
Controleer het koelvloeistofpeil in het
expansiereservoir (bij koude motor) (zie
pagina 82).
Elektrische installatie: Alle lichten en de
claxon werken correct (pagina 35).
Motorstopschakelaar: De stopschakelaar
schakelt de motor uit (pagina 35).
Standaard: Gaat door veerspanning terug
naar volledig ingeklapte stand.
Terughaalveren niet slap of beschadigd
(pagina 41).
Algemene informatie
54
Deze pagina met opzet blanco
Rijden op de motorfiets
55
RIJDEN OP DE MOTORFIETS
Inhoudsopgave
De motor uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
De motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Wegrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
ABS (antiblokkeerremsysteem) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Aandachtspunten bij het rijden met hoge snelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Sturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Banden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Aandrijfriem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Koelvloeistof. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Elektrische installatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
Overige . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
56
Rijden op de motorfiets
1. Contactschakelaar
2. Motorstopschakelaar
3. Startknop
4. Lampje vrijloopstand
De motor uitschakelen
Sluit de gasklep volledig.
Zet de transmissie in neutraal.
Zet het contact uit.
Selecteer de eerste versnelling.
Zet de motorfiets op een stevige, egale
ondergrond op de zijstandaard (zie
pagina 63).
Vergrendel het stuurslot (zie pagina 34).
cfcv
P
TRIP
1
1
2
3
4
Voorzichtig
Normaliter dient de motor te worden
uitgeschakeld door de contactschakelaar in
de stand OFF (uit) te zetten. De
motorstopschakelaar is uitsluitend bedoeld
voor gebruik in een noodgeval. Laat het
contact niet ingeschakeld als de motor is
uitgeschakeld. Dit kan beschadiging van
het elektrische systeem tot gevolg hebben.
57
Rijden op de motorfiets
De motor starten
Controleer of de motorstopschakelaar in de
stand DRAAIEN staat.
Controleer of de transmissie in neutraal staat.
Zet het contact aan.
Let op:
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld, gaan de waar-
schuwingslampjes op het
instrumentenpaneel branden en
vervolgens weer uit (behalve de
lampjes die blijven branden tot de
motor wordt gestart - zie 'Waar-
schuwingslampjes' op pagina 28).
In de sleutel is een transponder
aangebracht om de startonderbreker
uit te schakelen. Om er zeker van te
zijn dat de startonderbreker correct
functioneert, altijd maar een van de
twee contactsleutels in de buurt van
de contactschakelaar houden.
Wanneer twee contactsleutels in de
buurt van de schakelaar worden
gehouden, kan het signaal tussen de
transponder en de startonderbreker
onderbroken worden. In zo'n situatie
blijft de startonderbreker actief, tot
een van de contactsleutels
verwijderd wordt.
Trek de koppelingshendel helemaal tegen de
handgreep.
Laat de gasklep volledig dicht en druk op de
startknop tot de motor start.
Waarschuwing
Nooit de motor starten of laten draaien in
een afgesloten ruimte. Uitlaatgassen zijn
giftig en kunnen binnen korte tijd
bewusteloosheid en de dood tot gevolg
hebben. Gebruik uw motorfiets uitsluitend
in de open lucht of in een ruimte met
afdoende ventilatie.
Voorzichtig
Druk de startknop niet langer dan
5 seconden onafgebroken in, omdat dit
oververhitting van de startmotor en
ontlading van de accu tot gevolg heeft.
Wacht 15 seconden alvorens de startknop
opnieuw in te drukken, zodat de
startmotor kan afkoelen en de
accuspanning zich kan herstellen.
Laat de motor niet langdurig stationair
draaien, omdat dit oververhitting en
motorschade kan veroorzaken.
Voorzichtig
Het waarschuwingslampje voor lage
oliedruk moet kort na het starten van de
motor uitgaan.
Wanneer het waarschuwingslampje voor
lage oliedruk na het starten van de motor
blijft branden, de motor onmiddellijk
uitschakelen en de oorzaak vaststellen.
Indien de motor met een te lage oliedruk
draait, ontstaat ernstige motorschade.
58
Rijden op de motorfiets
Deze motorfiets is uitgerust met
startblokkeerschakelaars. Deze
schakelaars blokkeren de elektrische
startinrichting wanneer de transmissie
niet in vrijloop geschakeld is met de
zijstandaard uitgeklapt.
Als de zijstandaard bij draaiende motor
omlaag wordt geklapt terwijl de
transmissie niet in vrijloop geschakeld is,
stopt de motor, ongeacht de stand van
de koppeling.
Wegrijden
Trek de koppelingshendel helemaal tegen de
handgreep en schakel de 1e versnelling in.
Geef een beetje gas en laat de
koppelingshendel langzaam opkomen. Open
wanneer de koppeling begint aan te grijpen
de gasklep iets verder, zodat het toerental
van de motor hoog genoeg is om afslaan van
de motor te voorkomen.
Schakelen
1. Schakelpedaal
Sluit de gasklep en trek gelijktijdig de
koppelingshendel tegen de handgreep.
Schakel naar de eerstvolgende hogere of
lagere versnelling. Open de gasklep
gedeeltelijk en laat gelijktijdig de
koppelingshendel los. Gebruik altijd de
koppeling om te schakelen.
Waarschuwing
Zorg ervoor dat de gasklep in de lagere
versnellingen niet te ver of te snel wordt
geopend, omdat hierdoor het voorwiel van
de grond wordt getild (een 'wheelie') en
het achterwiel grip verliest (wielspin).
Open de gasklep altijd voorzichtig, vooral
wanneer u niet vertrouwd bent met de
motorfiets, omdat een 'wheelie' of wielspin
kan leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
cihb
1
59
Rijden op de motorfiets
Let op:
Het schakelmechanisme is van het
'positive stop'-type. Dit betekent dat
met elke beweging van het
schakelpedaal slechts één
versnelling omhoog of omlaag kan
worden geschakeld.
Remmen
1. Remhendel voorrem
2. Rempedaal achterrem
Waarschuwing
Schakel niet naar een lagere versnelling bij
snelheden die te hoge motortoerentallen
(omw/min) veroorzaken. Hierdoor kan het
achterwiel blokkeren, wat leidt tot verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval. Bovendien kan motorschade
ontstaan. Schakel alleen naar een lagere
versnelling als het toerental laag genoeg is.
cfcq
1
2
60
Rijden op de motorfiets
Waarschuwing
DENK BIJ HET REMMEN AAN HET
VOLGENDE:
Laat het gas helemaal los zonder te
ontkoppelen, zodat de motor kan helpen
om de motorfiets af te remmen.
Schakel steeds één versnelling omlaag,
zodat de transmissie in de eerste
versnelling staat wanneer de motorfiets
volledig stil staat.
Gebruik bij het remmen altijd beide
remmen tegelijk. Normaliter moet op de
voorrem iets meer kracht worden
uitgeoefend dan op de achterrem.
Schakel naar een lagere versnelling of zet
de motor in vrijloop om te voorkomen dat
de motor afslaat.
Laat de remmen nooit blokkeren, omdat
dat kan leiden tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
Denk bij een noodstop niet aan
neerschakelen, maar concentreer u op het
zo hard mogelijk inknijpen en intrappen
van de voor- en achterrem zonder te
slippen. Oefen noodstops op een terrein
zonder verkeer.
Triumph beveelt motorrijders sterk aan
lessen te nemen waarin ook veilig remmen
aan de orde komt. Een onjuiste
remtechniek kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Waarschuwing
Wees bij het remmen, accelereren en het
nemen van bochten altijd uiterst
voorzichtig, omdat onvoorzichtigheid kan
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval. Het gebruiken
van alleen de voor- of achterrem
vermindert de algehele remkracht.
Bijzonder hard remmen kan blokkeren van
een van de wielen veroorzaken, wat kan
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval (zie ABS-
waarschuwingen hieronder).
Indien mogelijk altijd vóór het inrijden van
een bocht snelheid terugnemen of
remmen, omdat het terugnemen van gas
of remmen in een bocht wielslip kan
veroorzaken, wat kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Bij rijden in natte of regenachtige
omstandigheden en op losse wegdekken,
wordt het stuur- en remvermogen sterk
verminderd. Onder deze omstandigheden
dienen al uw acties soepel te verlopen.
Plotseling accelereren, remmen of draaien
kan verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval veroorzaken.
61
Rijden op de motorfiets
ABS (antiblokkeerremsysteem)
Waarschuwing
Gebruik bij het afdalen van een lange,
steile helling de remwerking van de motor
door naar een lagere versnelling te
schakelen en rem af en toe. Voortdurend
remmen kan de remmen oververhitten,
waardoor de remkracht sterk wordt
verminderd.
Rijden met uw voet op het rempedaal of
uw handen op de remhendel kan het
remlicht inschakelen, waardoor andere
weggebruikers foutieve informatie krijgen.
Bovendien kunnen de remmen oververhit
raken, waardoor de remkracht sterk wordt
verminderd.
Laat de motorfiets niet met uitgeschakelde
motor uitrollen en laat de motor niet
opslepen. De druksmering van de
transmissie werkt uitsluitend wanneer de
motor draait. Onvoldoende smering kan
schade aan of vastlopen van de transmissie
veroorzaken, wat kan leiden tot plotseling
verlies van controle over de motorfiets en
een ongeval.
Waarschuwing
ABS voorkomt dat de wielen blokkeren,
waardoor de effectiviteit van het
remsysteem in noodgevallen en bij het
rijden op gladde oppervlakken wordt
geoptimaliseerd. De mogelijk kortere
remweg die ABS onder bepaalde
omstandigheden mogelijk maakt, zijn
geen alternatief voor goed rijgedrag.
Houd u altijd aan de wettelijk geldende
snelheidslimiet.
Rijd altijd met de nodige zorgvuldigheid en
aandacht en verlaag de snelheid altijd in
overeenstemming met de weers-, weg- en
verkeersomstandigheden.
In de bochten is altijd extra voorzichtigheid
geboden. Als de remmen in een bocht
worden gebruikt, kan ABS het gewicht en
de vaart van de motorfiets niet
compenseren. Dat kan leiden tot verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval.
Onder bepaalde omstandigheden kan een
motorfiets met ABS een langere remweg
hebben dan een gelijkwaardige motorfiets
zonder ABS.
64
Rijden op de motorfiets
Aandachtspunten bij het
rijden met hoge snelheid
Waarschuwing
De motor en het uitlaatsysteem zijn na het
rijden sterk verhit. Parkeer NOOIT op
plaatsen waar voetgangers en kinderen de
motorfiets kunnen aanraken.
Het aanraken van een willekeurig deel van
de motor of het uitlaatsysteem dat heet is
kan brandwonden op de onbeschermde
huid veroorzaken.
Waarschuwing
Deze Triumph-motorfiets mag de wettelijk
geldende snelheidslimieten niet
overschrijden. Het met hoge snelheid op
een motorfiets rijden kan gevaarlijk zijn,
aangezien de tijd om op bepaalde
verkeerssituaties te reageren bij hogere
snelheden aanzienlijk wordt verkort.
Verlaag de snelheid altijd in
overeenstemming met de weers- en
verkeersomstandigheden.
Waarschuwing
Gebruik deze Triumph-motorfiets alleen
met hoge snelheden tijdens wedstrijden op
voor ander verkeer afgesloten
weggedeelten of gesloten racecircuits. Het
rijden met hoge snelheden is
voorbehouden aan rijders die les hebben
gehad in de technieken die noodzakelijk
zijn voor het rijden met hoge snelheden en
die vertrouwd zijn met de
rijkarakteristieken van de motorfiets onder
alle omstandigheden.
Het rijden met hoge snelheden is onder
alle andere omstandigheden gevaarlijk en
kan leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
65
Rijden op de motorfiets
Algemeen
Zorg ervoor dat de motorfiets wordt
onderhouden volgens de tabel voor
periodiek onderhoud.
Sturen
Controleer of het stuur soepel draait, zonder
overmatige speling of klemmen. Zorg ervoor
dat de bedieningskabels het sturen niet
hinderen.
Bagage
Controleer of de bagagekoffers dicht en
gesloten zijn en stevig aan de motorfiets zijn
bevestigd.
Remmen
Controleer of de voor- en achterrem correct
werken.
Banden
Rijden met hoge snelheden leidt tot snellere
bandenslijtage en banden die in goede staat
verkeren zijn van essentieel belang voor
veilig rijden. Controleer de algehele staat van
de banden, pomp ze op tot de juiste
bandspanning (bij koude banden) en
controleer de wielbalans. Zet na het
controleren van de bandspanning de
ventieldoppen goed vast. Raadpleeg de
hoofdstukken Onderhoud en Specificaties
voor informatie over het controleren van de
banden en veilig gebruik van de banden.
Waarschuwing
De rijkarakteristieken van een motorfiets
zijn bij hoge snelheden anders dan bij de
vertrouwde wettelijke snelheden. Probeer
niet met hoge snelheden te rijden tenzij u
hierin geoefend bent en beschikt over de
hiervoor noodzakelijke vaardigheden,
aangezien incorrecte bediening tot een
ernstig ongeval kan leiden.
Waarschuwing
De genoemde punten zijn uiterst
belangrijk en dienen altijd in acht te
worden genomen. Een probleem, dat bij
normale snelheden wellicht niet wordt
opgemerkt, kan bij hogere snelheden
aanzienlijk worden verergerd.
66
Rijden op de motorfiets
Brandstof
Zorg voor voldoende brandstof, aangezien
rijden met hoge snelheden het
brandstofverbruik opvoert.
Motorolie
Controleer of het motoroliepeil correct is.
Zorg bij het bijvullen voor olie van de juiste
kwaliteitsgraad en het juiste type.
Aandrijfriem
Zorg ervoor dat de aandrijfriem correct is
afgesteld. Controleer de riem op slijtage,
beschadigingen/scheuren, gerafelde randen
of afgebroken tanden.
Koelvloeistof
Controleer of het koelvloeistofpeil gelijk ligt
met de bovenste peilmarkering in het
expansiereservoir (controleer het peil altijd bij
koude motor).
Elektrische installatie
Controleer of de koplamp, het achter-
/remlicht, de richtingaanwijzers, de claxon,
enz. goed werken.
Overige
Kijk of alle bevestigingsmiddelen stevig
vastzitten.
Voorzichtig
Het uitlaatsysteem van dit model is
voorzien van een katalysator, die zorgt
voor een lagere uitstoot van schadelijke
stoffen. De katalysator kan onherstelbaar
beschadigen indien de brandstoftank
helemaal leeg wordt gereden of indien het
brandstofpeil zeer laag is. Zorg ervoor dat
u altijd voldoende brandstof heeft voor uw
rit.
67
Accessoires, lading en passagiers
ACCESSOIRES, LADING EN PASSAGIERS
Toevoeging van accessoires en vervoer van
extra gewicht kunnen het rijgedrag van de
motorfiets nadelig beïnvloeden, hetgeen
veranderingen in stabiliteit veroorzaakt en
rijden met lagere snelheden noodzakelijk
maakt. De volgende informatie is
samengesteld als leidraad in verband met de
mogelijke gevaren van toevoeging van
accessoires aan een motorfiets en het vervoer
van passagiers en extra lading.
Waarschuwing
Onjuiste belading kan onveilige
rijomstandigheden tot gevolg hebben, die
kunnen leiden tot een ongeval.
Zorg er altijd voor dat de vervoerde lading
gelijkmatig over beide zijden van de
motorfiets is verdeeld. Zorg ervoor dat de
lading stevig is vastgebonden, zodat deze
onder het rijden niet kan bewegen.
Controleer regelmatig of de lading stevig is
vastgebonden (maar nooit onder het
rijden) en zorg ervoor dat de lading niet
over de achterzijde van de motorfiets uit
steekt.
Overschrijd nooit het maximale
laadvermogen van:
220 kg voor Thunderbird LT.
232 kg voor Thunderbird Commander.
Dit maximale laadvermogen is het
gecombineerde gewicht van de berijder,
de passagier, de aangebrachte accessoires
en de belading.
Waarschuwing
Geen accessoires aanbrengen of bagage
vervoeren die de controle over de
motorfiets in gevaar brengt. Controleer of
accessoires en belading geen
belemmering vormen voor de
zichtbaarheid van verlichtings-
componenten, de grondspeling, het
hellingsvermogen (hellingshoek), de
bediening, wielloop, voorvorkbeweging,
het zicht in alle richtingen of enig ander
aspect van de werking van de motorfiets.
68
Accessoires, lading en passagiers
Waarschuwing
Rijd met een van accessoires voorziene
motorfiets, of een motorfiets die op een of
andere wijze beladen is, nooit harder dan
130 km/h. Onder beide omstandigheden
mag niet harder dan 130 km/h worden
gereden, ook wanneer de wettelijke
maximumsnelheid dit wel toestaat.
De aangebrachte accessoires en/of lading
brengen veranderingen in de stabiliteit en
de hanteerbaarheid van de motorfiets met
zich mee.
Indien geen rekening wordt gehouden
met veranderingen in de stabiliteit van de
motorfiets, kan verlies van controle over de
motorfiets of een ongeval het gevolg zijn.
De absolute snelheidslimiet van 130 km/h
dient naar beneden te worden bijgesteld
wanneer niet-goedgekeurde accessoires
zijn aangebracht of wanneer de motorfiets
wordt gebruikt met een onjuiste belading,
afgesleten banden, een slechte algehele
staat van de motorfiets of slechte weg- of
weersomstandigheden.
Waarschuwing
Met deze motorfiets mag niet harder
worden gereden dan de wettelijke
snelheidsbeperking behalve op speciaal
daarvoor bestemde afgesloten terreinen.
Waarschuwing
Gebruik deze Triumph-motorfiets alleen
met hoge snelheden tijdens wedstrijden op
voor ander verkeer afgesloten
weggedeelten of gesloten circuits. Het
rijden met hoge snelheden is
voorbehouden aan rijders die les hebben
gehad in de technieken die noodzakelijk
zijn voor het rijden met hoge snelheden en
die vertrouwd zijn met de
rijkarakteristieken van de motorfiets onder
alle omstandigheden.
Het rijden met hoge snelheden is onder
alle andere omstandigheden gevaarlijk en
kan leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
69
Accessoires, lading en passagiers
Waarschuwing
Uw passagier moet worden verteld dat hij
of zij verlies van de controle over de
motorfiets kan veroorzaken door het
maken van plotselinge bewegingen of
door de verkeerde zitpositie in te nemen.
De berijder moet de passagier als volgt
instrueren:
Het is belangrijk dat de passagier
onder het rijden stil zit en de werking
van de motorfiets niet belemmert.
Zijn of haar voeten op de
passagiersvoetsteunen houdt en stevig
vasthoudt aan de zadelbeugel of de
middel of de heupen van de berijder.
Vertel de passagier hoe hij of zij
tegelijk met de berijder in de bochten
moet overhellen, en niet mag
overhellen tenzij de berijder dit ook
doet.
Waarschuwing
Geen passagiers vervoeren die niet lang
genoeg zijn om de aangebrachte
voetsteunen te kunnen bereiken.
Een passagier die niet lang genoeg is om
de voetsteunen te bereiken, kan niet stevig
op de motorfiets zitten en kan instabiliteit
veroorzaken, hetgeen kan leiden tot verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval.
Waarschuwing
De hanteerbaarheid en het remvermogen
van een motorfiets worden beïnvloed door
de aanwezigheid van een passagier. De
berijder dient, wanneer een passagier
wordt vervoerd, rekening te houden met
deze veranderingen. Het vervoeren van
een passagier wordt afgeraden indien de
berijder geen les heeft gehad in het
vervoeren van een passagier en de
veranderingen in rijkarakteristieken die dit
met zich meebrengt niet kent.
Indien geen rekening wordt gehouden
met de aanwezigheid van een passagier,
kan verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval het gevolg zijn.
70
Accessoires, lading en passagiers
Waarschuwing
Probeer nooit voorwerpen op te bergen
tussen het frame en de brandstoftank. Dit
kan het stuurvermogen belemmeren en
verlies van controle over de motorfiets
veroorzaken, hetgeen leidt tot een
ongeval.
Het bevestigen van gewicht aan het stuur
of de voorvork verhoogt de massa van de
stuurinrichting en kan resulteren in het
verlies van stuurcontrole en een ongeval.
Waarschuwing
Vervoer geen dieren op uw motorfiets.
Een dier kan plotselinge en onberekenbare
bewegingen maken die kunnen resulteren
in het verlies van de controle over de
motorfiets en een ongeluk.
Waarschuwing
Als het passagierszadel wordt gebruikt
voor het vervoeren van kleine voorwerpen,
mogen deze niet zwaarder wegen dan
5 kg, mogen deze de controle over de
motorfiets niet belemmeren, moeten deze
stevig worden bevestigd en mogen deze
niet uitsteken voorbij de zijkant of de
achterzijde van de motorfiets.
Het vervoeren van voorwerpen die
zwaarder wegen dan 5kg, die niet goed
zijn bevestigd, de controle over de
motorfiets belemmeren of uitsteken voorbij
de zijkant of achterzijde van de motorfiets,
kan leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Zelfs wanneer kleine voorwerpen correct
aangebracht zijn op de achterste zitplaats,
moet de maximumsnelheid van de
motorfiets worden verlaagd naar
13 0 k m / h .
Onderhoud en afstelling
71
ONDERHOUD EN AFSTELLING
Inhoudsopgave
Periodiek onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Oliepeil inspecteren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Olie verversen en oliefilter vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Afgewerkte motorolie en gebruikte oliefilters afvoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Oliespecificatie en -kwaliteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Roestwerende middelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Koelvloeistofpeil inspecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Koelvloeistofpeil corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Koelvloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Radiateur en slangen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Hellingshoekindicatoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Gasklepbediening. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Afstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Inspectie van remslijtage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Inremmen van nieuwe remblokken en remschijven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Compensatie remblokslijtage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Schijfremvloeistof. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Remvloeistofpeil inspecteren en corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Remlichtschakelaars. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Stuurinrichting/wiellagers. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Stuurinrichting inspecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Lagers van de stuurinrichting (balhoofdlagers) op speling controleren . . . . . . . . . . . . . . 94
Wiellagers inspecteren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Voorvering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
Voorvork inspecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
Onderhoud en afstelling
72
Vering afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
Aanbevolen afstelling van de vering. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
Aandrijfriem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Spanningscontrole eindoverbrengingsriem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Spanningsafstelling eindoverbrengingsriem. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
Bandspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Bandenslijtage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Aanbevolen minimale profieldiepte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
Banden vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
Accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .111
Accu verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .112
Accu afvoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .112
Accuonderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .112
Accuontlading . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .113
Accuontlading tijdens stalling of onregelmatig gebruik van de motorfiets. . . . . . . . . . . .113
Laden van de accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .114
Accu plaatsen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .114
Zekeringdoos . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .115
Omschrijving van de zekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .115
Koplampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .117
Verticale afstelling koplamp. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .118
Gloeilamp van de koplamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .119
Mistlichten voor (indien gemonteerd) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
Achterlicht. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .121
Achterlicht vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .121
Richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
Gloeilamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
Reiniging. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
Voorbereiding op het wassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
Plaatsen die aandacht vereisen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
Na het wassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
Zadelonderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 4
Ongelakte aluminium onderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
73
Onderhoud en afstelling
Zwart verchroomde delen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
Reiniging van het windscherm (indien gemonteerd). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
Reiniging van het uitlaatsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Wassen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Drogen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Bescherming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Onderhoud van leren koffers (indien gemonteerd). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
74
Onderhoud en afstelling
Periodiek onderhoud
Om de motorfiets in veilige en betrouwbare
staat te houden, moeten het onderhoud en
de afstellingen, zoals in dit hoofdstuk
beschreven, worden uitgevoerd volgens de
schema´s voor dagelijks en periodiek
onderhoud. De volgende informatie omvat
de te volgen procedures voor de dagelijkse
inspectie en het uitvoeren van enkele
eenvoudige onderhouds- en
afstelwerkzaamheden.
Waarschuwing
Al het onderhoud is van essentieel belang
en mag niet worden verzuimd. Onjuist
onderhoud en onjuiste afstellingen kunnen
leiden tot slecht functioneren van een of
meerdere onderdelen van de motorfiets.
Een slecht werkende motorfiets kan leiden
tot verlies van controle en een ongeval.
Het weer, de terreingesteldheid en de
geografische ligging zijn van invloed op
het onderhoud. Het onderhoudsschema
dient te worden aangepast aan de
specifieke omgeving waarin het voertuig
wordt gebruikt en aan de eisen van de
eigenaar.
Speciaal gereedschap, kennis en training
zijn noodzakelijk om de
onderhoudswerkzaamheden uit het
onderhoudsschema correct uit te kunnen
voeren. Alleen een erkende Triumph-
dealer beschikt over deze kennis en
uitrusting.
Aangezien onjuist uitgevoerd of
achterstallig onderhoud tot gevaarlijke
rijomstandigheden kan leiden, dient het
periodiek onderhoud aan deze motorfiets
altijd te worden uitgevoerd door een
erkende Triumph-dealer.
75
Onderhoud en afstelling
Periodiek onderhoud kan op drie manieren
door uw dealer worden uitgevoerd; jaarlijks
onderhoud, onderhoud op basis van de
kilometerstand of een combinatie van beide
methoden, afhankelijk van de afstand die
jaarlijks met de motorfiets wordt afgelegd.
1. Motorfietsen waarmee minder dan
10.000 km per jaar wordt gereden,
moeten een jaarlijkse onderhoudsbeurt
krijgen. Daarnaast hebben sommige
onderdelen regelmatig onderhoud nodig
afhankelijk van het aantal gereden
kilometers en moet dit worden
uitgevoerd wanneer de motorfiets deze
kilometerstand bereikt.
2. Voor motorfietsen waarmee ongeveer
10.000 km per jaar wordt gereden, moet
het jaarlijks onderhoud en het
aangegeven afstandsafhankelijk
onderhoud tegelijk worden uitgevoerd.
3. Voor motorfietsen waarmee meer dan
10.000 km per jaar wordt gereden, moet
het afstandsafhankelijk onderhoud
worden uitgevoerd wanneer de
motorfiets de aangegeven
kilometerstand bereikt. Daarnaast
moeten onderdelen die jaarlijks
onderhoud nodig hebben op de
aangegeven jaarlijkse intervallen worden
onderhouden.
In alle gevallen moet het onderhoud op of
voor de aangegeven onderhoudsintervallen
worden uitgevoerd. Vraag een erkende
Triumph-dealer welk onderhoudsschema het
meest geschikt is voor uw motorfiets.
Triumph Motorcycles accepteert geen
verantwoordelijkheid voor schade of letsel ten
gevolge van onjuist onderhoud of door de
eigenaar uitgevoerde onjuiste afstellingen.
76
Onderhoud en afstelling
Onderhoudstaak Kilometerstand of periode, wat het eerst wordt bereikt
Eerste
onderhoud
Jaarlijks
onderhoud
Afstandsafhankelijk onderhoud
Elke 800
1 maand
Jaar 10.000 en
30.000
20.000 40.000
Motor - controleren op lekkage Dag • • • •
Motorolie - verversen - • • • •
Oliefilter - vervangen - • • • •
Klepspeling - controleren - • •
Luchtfilter - vervangen - • •
Autoscan - voer een volledige autoscan uit met de
Triumph diagnostische tool
-• • • •
ECM's van ABS en startonderbreker - controleren op
opgeslagen DTC's
-• • • •
Bougies - controleren -
Bougies - vervangen - • •
Gasklephuizen - balanceren - • • •
Gaskabels - controleren/afstellen Dag • • • •
Koelsysteem - controleren op lekkage - • • • •
Koelvloeistofpeil - controleren/corrigeren Dag • •
Koelvloeistof - verversen - • •
Brandstofsysteem - controleren op lekkage,
schuurplekken, enz.
Dag • • • •
Brandstoffilter - vervangen - • •
Verlichting, instrumenten en elektrische installatie -
controleren
Dag • • • •
Stuurinrichting - controleren op onbelemmerd bewegen Dag • • • •
Balhoofdlagers - controleren/afstellen - • • • •
Balhoofdlagers - smeren - • •
Voorvork - controleren op lekkage/soepele beweging Dag • • • •
Vorkolie - verversen -
Remvloeistofpeil - controleren Dag • • • •
Remvloeistof - verversen Elke 2 jaar, ongeacht de kilometerstand
77
Onderhoud en afstelling
Remblokken - slijtageniveau controleren Dag • • • •
Remklauwen - controleren op vloeistoflekkage en
ingevreten zuigers
-• • • •
Hoofdremcilinders - controleren op vloeistoflekkage - • • • •
Aandrijfriemspanning - controleren en afstellen Dag Elke 4.000 km
Aandrijfriem - controleren op slijtage of schade Dag • • •
Wielen - inspecteren op beschadiging Dag • • • •
Wielen - controleer de wielen op gebroken of
beschadigde spaken en controleer de spaakspanning
(alleen modellen met spaakwielen)
-
• • • •
Wiellagers en riempoelielagers - controleren op
slijtage/soepele werking
-• • • •
Bandenslijtage/bandenbeschadiging - controleren Dag • • • •
Bandspanning - controleren/corrigeren Dag • • • •
Bevestigingsmiddelen - visueel inspecteren op stevig
vastzitten
Dag • • • •
Koppelingskabel - controleren/afstellen Dag • • • •
Zijstandaard - werking controleren Dag • • • •
Kabels uitlaatvlinderkleppen - controleren/afstellen - • • • •
Brandstof- en dampafvoerslangen* - vervangen Elke 4 jaar, ongeacht de kilometerstand
*Benzinedampafzuigsysteem alleen op California-modellen gemonteerd.
Onderhoudstaak Kilometerstand of periode, wat het eerst wordt bereikt
Eerste
onderhoud
Jaarlijks
onderhoud
Afstandsafhankelijk onderhoud
Elke 800
1 maand
Jaar 10.000 en
30.000
20.000 40.000
79
Onderhoud en afstelling
Let op:
Het werkelijke peil wordt
aangegeven wanneer de motorfiets
rechtop staat (niet op de
zijstandaard) en wanneer de
vuldop/peilstok helemaal
vastgeschroefd is.
Verwijder de vuldop/peilstok.
Het maximale oliepeil is aangegeven met een
markering op de vuldop/peilstok. Bij een
correct oliepeil dient de oliestand zich tussen
de minimum- en maximummarkeringen op
de peilstok te bevinden.
Als het oliepeil te laag is, vult u steeds een
klein beetje olie bij tot het peil goed is.
Plaats de vuldop/peilstok terug wanneer het
juiste peil is bereikt.
Olie verversen en oliefilter
vervangen
De motorolie en het filter dienen te worden
ververst/vervangen overeenkomstig de eisen
van het periodieke onderhoud.
Volg de instructies hieronder/hiernaast voor
het verversen van de motorolie en het
vervangen van het filter.
Laat de motor goed opwarmen, schakel
vervolgens de motor uit en zet de motorfiets
op een egale ondergrond rechtop vast.
Laat de olie vijf minuten zakken voor u de
olie aftapt.
Plaats een opvangbak onder de motor.
Verwijder de aftapplug van het motorcarter
uit de onderzijde van het carter en laat de
olie aflopen.
Waarschuwing
Langdurig of herhaaldelijk contact met
motorolie kan leiden tot uitdroging, irritatie
en ontsteking van de huid. Bovendien
bevat afgewerkte motorolie schadelijke
stoffen, die huidkanker kunnen
veroorzaken. Draag altijd geschikte
beschermende kleding en vermijd contact
van de huid met afgewerkte olie.
Waarschuwing
De olie kan heet zijn. Voorkom contact
met de hete olie door het dragen van
geschikte beschermende kleding,
handschoenen, oogbescherming, enz.
Contact met hete olie kan brandblaren of
brandwonden veroorzaken.
93
Onderhoud en afstelling
Vul het reservoir tot de bovenste
peilmarkering met DOT 4-vloeistof uit een
verzegelde fles terwijl de motorfiets rechtop
staat.
Plaats de vlotter weer in het reservoir en zorg
er daarbij voor dat de membraandichting
correct tussen de dop en het reservoir is
geplaatst. Zet de bouten vast met 2 Nm.
Remlichtschakelaars
Het remlicht wordt onafhankelijk door ofwel
de voorrem of de achterrem in werking
gesteld. Indien het contact in de stand AAN
staat en het remlicht niet werkt wanneer de
voorremhendel wordt gebruikt of het
rempedaal voor de achterrem wordt
ingetrapt, dient de storing door een erkende
Triumph-dealer te worden opgespoord en
verholpen.
Waarschuwing
Na bijvullen van de remvloeistof in het
vloeistofreservoir van de achterrem dient
de vlotter weer in het reservoir geplaatst te
worden.
Wanneer het membraan niet geïnstalleerd
wordt kan er lucht in de remvloeistof
terechtkomen. Daardoor kan de
remwerking verminderen, wat kan leiden
tot verlies van controle over de motorfiets
of een ongeval.
Waarschuwing
Indien er een aanzienlijke daling van het
vloeistofpeil in een van beide reservoirs
heeft plaatsgevonden, dient u uw erkende
Triumph-dealer te raadplegen voordat u
gaat rijden. Het gebruik van de motorfiets
met een te laag remvloeistofpeil of
remvloeistoflekkage is gevaarlijk en
vermindert de remkracht aanzienlijk,
hetgeen kan leiden tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
Het rijden op een motorfiets met defecte
remlichten is verboden en gevaarlijk.
Het gebruik van een motorfiets met
defecte remlichten kan een ongeval en
verwonding van de bestuurder en
medeweggebruikers veroorzaken.


Product specificaties

Merk: Triumph
Categorie: Motor
Model: Thunderbird Commander (2013)

Heb je hulp nodig?

Als je hulp nodig hebt met Triumph Thunderbird Commander (2013) stel dan hieronder een vraag en andere gebruikers zullen je antwoorden




Handleiding Motor Triumph

Handleiding Motor

Nieuwste handleidingen voor Motor