Triumph Explorer XRx (2017) Handleiding

Triumph Motor Explorer XRx (2017)

Lees hieronder de 📖 handleiding in het Nederlandse voor Triumph Explorer XRx (2017) (206 pagina's) in de categorie Motor. Deze handleiding was nuttig voor 39 personen en werd door 2 gebruikers gemiddeld met 4.5 sterren beoordeeld

Pagina 1/206
Gebruikershandleiding
Explorer – Alle modellen
1
Deze handleiding bevat informatie over de Triumph-motorfietsen Explorer XR,
Explorer XRX X T X, Explorer XR -LRH, Explorer XR , Explorer XC, Explorer XC ,
Explorer XCX A-LRH en Explorer XC . Bewaar deze gebruikershandleiding altijd bij de
motorfiets en raadpleeg de informatie indien nodig.
De informatie in deze uitgave is gebaseerd op de meest recente, op het moment van
publicatie beschikbare informatie. Triumph behoudt zich het recht voor te allen tijde,
zonder voorafgaande mededeling of verplichting, wijzigingen aan te brengen.
Deze publicatie mag niet in zijn geheel, noch gedeeltelijk worden gereproduceerd
zonder schriftelijke toestemming van Triumph Motorcycles Limited.
© Copyright 11.2015 Triumph Motorcycles Limited, Hinckley, Leicestershire, Engeland.
Publicatie onderdeelnummer 3851509-NL versie 1.
2
Inhoudsopgave
Deze gebruikershandleiding bevat een aantal verschillende hoofdstukken.
Onderstaande inhoudsopgave helpt u het begin van elk hoofdstuk op te zoeken, waar
u – in het geval van grotere hoofdstukken – een meer gedetailleerde inhoudsopgave
aantreft, die u helpt het betreffende onderwerp te vinden.
Voorwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
Waarschuwingslabels. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .12
Onderdelenoverzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Serienummers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .17
Algemene informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Rijden op de motorfiets . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
Accessoires, lading en passagiers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
Onderhoud en afstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195
Specificaties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 197
Voorwoord
3
VOORWOORD
Gebruikershandleiding
Dank u voor het kiezen van een
Triumph-motorfiets. Deze motorfiets is
het resultaat van Triumph's toepassing
van beproefde technieken, grondige
tests en het voortdurend streven naar
superieure betrouwbaarheid, veiligheid
en prestaties.
Lees voordat u gaat rijden deze
gebruikershandleiding aandachtig door
om volledig vertrouwd te raken met de
werking van de bedieningselementen, de
kenmerken, de capaciteiten en de
beperkingen van uw motorfiets.
Deze handleiding bevat tips voor veilig
rijden, maar beschrijft niet alle
technieken en vaardigheden die nodig
zijn om veilig op een motorfiets te rijden.
Triumph beveelt ten stelligste aan dat
alle motorrijders de nodige lessen nemen
om een veilige bediening van deze
motorfiets te garanderen.
Deze handleiding is verkrijgbaar bij uw
plaatselijke dealer, in het:
• Amerikaans Engels.
• Braziliaans;
• Engels;
• Frans;
• Duits;
• Italiaans;
• Japans;
• Nederlands;
• Spaans;
• Zweeds.
Praat met Triumph
Onze relatie met u stopt niet bij de
aankoop van uw Triumph. Uw feedback
over de ervaringen tijdens aankoop en
bezit zijn zeer belangrijk voor ons om
onze producten en diensten voor u te
ontwikkelen. Help ons daarom ervoor te
zorgen dat uw dealerbedrijf uw e-
mailadres heeft en dat bij ons
registreert. U ontvangt dan van ons op
uw e-mailadres een uitnodiging voor een
online-klanttevredenheidsonderzoek
waar u ons deze feedback kunt geven.
Het Triumph-team.
Waarschuwing
Deze gebruikershandleiding en alle
overige instructies die bij uw
motorfiets worden geleverd, maken
integraal deel uit van uw motorfiets en
moeten bij de motorfiets blijven, ook
wanneer deze wordt doorverkocht.
Iedereen die op uw motorfiets gaat
rijden, dient deze gebruikers-
handleiding en alle overige instructies
die bij uw motorfiets worden geleverd,
aandachtig te lezen om volledig
vertrouwd te raken met de werking
van de bedieningselementen, de
kenmerken, de capaciteiten en de
beperkingen van uw motorfiets. Leen
uw motorfiets niet aan anderen uit,
omdat rijden zonder vertrouwd te zijn
met de werking van de bedienings-
elementen, de kenmerken, de
capaciteiten en de beperkingen van de
motorfiets kan leiden tot een ongeval.
Voorwoord - Veiligheid voorop
6
VOORWOORD - VEILIGHEID VOOROP
De motorfiets
Waarschuwing
Alle Explorer-modellen zijn bedoeld
voor gebruik op de weg en licht
terreinrijden. Onder licht terreinrijden
wordt gebruik op ongeplaveide zand-
of grindwegen verstaan, maar niet het
rijden op een motorcrossbaan,
deelname aan een offroadwedstrijd
(zoals motorcross of enduro), of
terreinrijden met een passagier.
Licht terreinrijden strekt zich niet uit
tot springen met de motorfiets of het
rijden over obstakels. Probeer niet
over bulten of obstakels te springen.
Probeer niet over obstakels te rijden.
Extreem terreinrijden kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Waarschuwing
Modellen Explorer XRX-LRH en
Explorer XCX-LRH (lage zithoogte)
De motorfietsen Explorer XRX-LRH en
Explorer XCX-LRH (lage zithoogte) zijn
uitgerust met een verlaagde vering en
hebben minder bodemspeling.
Daardoor is maximale hellingshoek
van de Explorer XRX-LRH en
Explorer XCX-LRH tijdens het nemen
van bochten kleiner in vergelijking met
de standaard zithoogte van de
modellen Explorer XRX X en Explorer XC .
Denk er tijdens het rijden aan dat de
bodemspeling van de motorfiets
beperkt is. Probeer de motorfiets uit
op een plaats waar geen verkeer is, om
vertrouwd te raken met de beperkte
bodemspeling en hellingshoek.
Overhellen tot een onveilige hoek of
onverwacht contact met de grond kan
instabiliteit, verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval veroorzaken.
Waarschuwing
Deze motorfiets is niet ontworpen
voor het trekken van een aanhanger
of het gebruik van een zijspan. Het
gebruik van een zijspan en/of
aanhanger kan leiden tot verlies van
de controle over de motorfiets of een
ongeval.
Voorwoord - Veiligheid voorop
7
Brandstof en uitlaatgassen
Waarschuwing
Deze motorfiets is ontworpen voor
gebruik als tweewielig voertuig voor
het vervoeren van een rijder alleen of
een rijder met één passagier.
Het totale gewicht van de rijder, een
eventuele passagier, accessoires en
bagage mag het volgende, maximale
laadvermogen niet overschrijden:
Explorer XR – 238 kg
Explorer XRX – 236 kg
Explorer XRX-LRH – 238 kg
Explorer XRT – 227 kg
Explorer XC – 236 kg
Explorer XCX – 228 kg
Explorer XC X-LRH – 231 kg
Explorer XC A – 224 kg
Waarschuwing
Deze motorfiets is uitgerust met een
katalysator onder de motor, die samen
met het uitlaatsysteem zeer hoge
temperaturen kan bereiken wanneer
de motor draait. Brandbare
materialen, zoals gras, hooi/stro,
bladeren, kleding en bagage, kunnen
ontbranden wanneer ze in contact
komen met een willekeurig onderdeel
van het uitlaatsysteem en de
katalysator; zorg er altijd voor dat
brandbare materialen niet in
aanraking kunnen komen met het
uitlaatsysteem of de katalysator.
Waarschuwing
BENZINE IS UITERST BRANDBAAR:
Schakel de motor altijd uit vóór u gaat
tanken.
Niet tanken of de vuldop van de tank
openen terwijl u rookt of in de buurt
van open vuur (vlammen).
Zorg ervoor dat tijdens het tanken
geen brandstof op de motor, de
uitlaatpijpen of de dempers wordt
gemorst.
Indien brandstof wordt ingeslikt,
ingeademd of in de ogen komt, dient
direct medische hulp te worden
ingeroepen.
Indien benzine op de huid
terechtkomt, dient deze onmiddellijk te
worden gewassen met water en zeep
en met brandstof verontreinigde
kleding dient onmiddellijk te worden
uitgetrokken.
Contact met brandstof kan
brandwonden en andere ernstige
huidaandoeningen veroorzaken.
Waarschuwing
De motor nooit in een afgesloten
ruimte starten of laten draaien. De
uitlaatgassen zijn giftig en kunnen
binnen korte tijd bewusteloosheid en
de dood tot gevolg hebben. Gebruik
uw motorfiets uitsluitend in de open
lucht of in een ruimte met afdoende
ventilatie.
Voorwoord - Veiligheid voorop
8
Valhelm en kleding
Waarschuwing
Tijdens het rijden op de motorfiets
dienen de rijder en de passagier altijd
valhelm, oogbescherming, hand-
schoenen, laarzen, broek (nauw
aansluitend rond de knieën en de
enkels) en een felgekleurd jack te
dragen. Felgekleurde kleding verhoogt
de zichtbaarheid van de rijder (of de
passagier) voor andere weggebruikers
aanzienlijk. Hoewel volledige bescher-
ming niet mogelijk is, kan het dragen
van de juiste beschermende kleding
het risico op verwondingen tijdens het
rijden verlagen.
Waarschuwing
Een valhelm is een van de belangrijkste
uitrustingsstukken, omdat deze
bescherming biedt tegen hoofdletsel.
Uw valhelm en die van uw passagier
dienen met zorg te worden gekozen en
comfortabel en stevig om het hoofd te
passen. Een felgekleurde helm
verhoogt de zichtbaarheid van de
rijder (of passagier) voor andere
weggebruikers aanzienlijk.
Een valhelm met open voorzijde biedt
enige bescherming bij een ongeval,
maar een integraalhelm biedt betere
bescherming.
Draag altijd een vizier of een
goedgekeurde beschermende bril voor
beter zicht en ter bescherming van uw
ogen.
cbma
12
Waarschuwingslabels
WAARSCHUWINGSLABELS
De op deze en de volgende pagina's beschreven labels maken u attent op belangrijke
veiligheidsinformatie in deze handleiding. Voordat u op de motorfiets gaat rijden dient
u ervoor te zorgen dat alle rijders alle informatie waarop deze labels betrekking
hebben, hebben begrepen en naleven.
Plaats van de waarschuwingslabels
R.P.M.
MAX LOAD
5 kg (11 lbs)
6
5
4
3
2
N
1
Koelvloeistof
(pagina 151)
Banden
(pagina 168)
Inrijden
(pagina 113)
Koffers
(indien gemonteerd)
(pagina 106)
Koplamp
(pagina 185)
Versnellingsstand
(pagina 120)
Onderdelenoverzicht
14
ONDERDELENOVERZICHT
1. Koplamp
2. Richtingaanwijzers voor
3. Accessoire-aansluiting
4. Brandstoftank en tankdop
5. Schakelaar verwarmd
bestuurderszadel (indien
gemonteerd)
6. Accu en zekeringdozen
7. Schakelaar verwarmd
passagierszadel
(indien gemonteerd)
8. USB-aansluiting
9. Accessoire-aansluiting (indien
gemonteerd)
10. Richtingaanwijzers achter
11. Achterremklauw
12. Achterremschijf
13. Middenbok (indien gemonteerd)
14. Stelschroef demping achtervering
(alleen modellen Explorer XR en
Explorer XC)
15. Zijstandaard
16. Schakelpedaal
17. Koelvloeistofexpansietank
18. Radiateurkap
19. Remklauw voorrem
20. Remschijf voorrem
1 2 3 4 5 6 7 9 10
20 19 18 17 16 15 13 12 11
8
14
Serienummers
17
SERIENUMMERS
Voertuigidentificatienummer
(VIN)
1. VIN nummer
2. Label
Het voertuigidentificatienummer (VIN) is
in het balhoofdgedeelte van het frame
geslagen. Het staat ook een label dat
aan de rechterkant van het voorste
subframe is aangebracht.
Noteer het voertuigidentificatienummer
in de ruimte hieronder.
Motorserienummer
1. Motorserienummer
Het motorserienummer is direct onder
de versnellingsbak in het motorcarter
geslagen.
Noteer het motorserienummer in de
ruimte hieronder.
1
2
1
Serienummers
18
Deze pagina met opzet blanco
19
Algemene informatie
ALGEMENE INFORMATIE
Inhoudsopgave
Lay-out instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Waarschuwingslampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Vrijloop. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Grootlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Waarschuwingslampje brandstofniveau . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Mistlichten (indien gemonteerd) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Waarschuwingslampje accu. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Waarschuwingslampje ABS (antiblokkeerremsysteem) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Lampje cruisecontrol (indien gemonteerd) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Controlelampje alarminstallatie/startonderbreker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Waarschuwingslampje Tractiecontrole (TC) uitgeschakeld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Controlelampje tractiecontrole (TC). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Waarschuwingslampje storing motormanagementsysteem. . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Waarschuwingslampje lage oliedruk. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Waarschuwingslampje bandspanning (mits bandspanningscontrolesysteem
(TPMS) gemonteerd is) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Waarschuwingslampje Triumph semi-actieve vering (TSAS)
(indien gemonteerd). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Vorstsymbool . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Waarschuwingen en informatieberichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Statusweergave motorfiets. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Snelheidsmeter. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Brandstofmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Koelvloeistoftemperatuurmeter. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Versnellingsstandweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Ingestelde cruisecontrolsnelheid (indien er cruisecontrol aanwezig is) . . . . . . . . 41
Onderhouds-/reparatie-indicator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Klok . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Omgevingsluchttemperatuur. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Multifunctioneel display. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Hoofdscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Rijmodusweergave. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
20
Algemene informatie
Afstelmodus windscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Instellingen Triumph semi-actieve vering (TSAS) (indien gemonteerd) . . . . . . . . . 45
Dagtellers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Dagteller resetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Motorfietsinformatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Menu Instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Waarschuwingen weergeven. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Rijmodi . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Dagteller instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .51
Motorfietsinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Weergave instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Rijmodi . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Rijmodi selecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Configuratie rijmodus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Contactsleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Contactschakelaar/stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .71
Startonderbreker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .71
Standen contactschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .71
Schakelaars rechter handgreep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Motorstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Stelknop cruisecontrol (indien gemonteerd) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Alarmknipperlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Schakelaars linker handgreep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Dimschakelaar koplamp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Selectieknop instrumentenpaneel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Scrollknop instrumentenpaneel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Modusknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Mistlichtschakelaar (indien gemonteerd) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Schakelaar handgreepverwarming (indien gemonteerd). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Gasklepbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Gebruik van de rem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Stelwieltjes rem- en koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
22
Algemene informatie
Gereedschapsset, handleiding en beugelslot (accessoire van Triumph) . . . . . . . . . . 103
Aansluitingen voor elektrische accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
USB-aansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Bagagesystemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Aluminium Expedition-zijkoffers (indien gemonteerd) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
Dagelijkse veiligheidscontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
Algemene informatie
23
Lay-out instrumentenpaneel
1. Multifunctioneel display
2. Waarschuwingslampje storing
motormanagementsysteem (MIL)
3. Waarschuwingslampje accu
4. Controlelampje linker
richtingaanwijzer
5. Waarschuwingslampje hoge
koelvloeistoftemperatuur
6. Waarschuwingslampje ABS
7. Rode zone toerenteller
8. Controlelampje rechter
richtingaanwijzer
9. Neutraal-indicator
10. Mistlichtcontrolelampje
11. Controlelampje grootlicht
12. Statusweergave motorfiets
13. Controlelampje tractiecontrole
14. Indicator brandstofniveau laag
15. Controlelampje status
alarminstallatie/startonderbreker
(alarminstallatie is optionele
accessoire)
16. Waarschuwingslampje
tractiecontrole uitgeschakeld
17. Waarschuwingslampje bandspanning
(mits
bandspanningscontrolesysteem
(TPMS) gemonteerd is)
18. Lampje cruisecontrol
19. Waarschuwingslampje lage oliedruk
20. TSAS-waarschuwingslampje
21. Toerenteller
cisz
1 2 3 4 5 6 7 9 10 11 12
131415161718192021
8
Algemene informatie
24
Waarschuwingslampjes
Let op:
• Wanneer het contact wordt inge-
schakeld, lichten de waarschuwings-
lampjes op het instrumentenpaneel
1,5 seconde op en gaan vervolgens
weer uit (behalve de lampjes die
blijven branden tot de motor wordt
gestart, zoals beschreven op de
volgende pagina's).
Richtingaanwijzers
Wanneer de richtingaan-
wijzerschakelaar naar links of
rechts wordt geduwd, zal het
overeenkomende richtingaanwijzerlampje
met dezelfde snelheid knipperen als de
richtingaanwijzer.
Beide richtingaanwijzerlampjes zullen
tegelijkertijd knipperen wanneer de
alarmknipperlichten worden geactiveerd.
Vrijloop
Het waarschuwingslampje voor
de vrijloop geeft aan dat de
transmissie in de vrijloopstand
staat (geen versnelling ingeschakeld). Het
waarschuwingslampje gaat branden
wanneer de transmissie in vrijloop staat
terwijl de contactschakelaar in de stand
AAN (ON) staat.
Grootlicht
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld en de dimlicht-
schakelaar op grootlicht is
ingesteld, gaat het waarschuwingslampje
voor grootlicht branden.
Waarschuwingslampje
brandstofniveau
Het waarschuwingslampje
voor het brandstofniveau gaat
branden wanneer er nog circa
3,5 liter brandstof in de tank
aanwezig is.
Mistlichten (indien gemonteerd)
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld en de mistlichten
worden ingeschakeld, gaat het
waarschuwingslampje voor de
mislichten branden.
Waarschuwingslampje accu
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld, gaat het
waarschuwingslampje voor de
accu alleen branden als er een
accustoring wordt gedetecteerd.
Als de accuspanning bij een draaiende
motor gevaarlijk daalt, gaat het
waarschuwingslampje voor de accu in de
toerenteller branden en verschijnt het
bericht WAARSCHUWING - ACCU LAAG
op het multifunctionele display.
1. Waarschuwingslampje lage
accuspanning
2. Melding op display
OFF-ROAD
WARNING
BATTERY LOW
CHECK MANUAL
PRESS SELECT
TO CLEAR
1
2
Algemene informatie
26
ABS-SYSTEEM - ABS VOOR BOCHTEN
UITGESCHAKELD (alleen modellen
uitgerust met ABS voor optimaal
bochtenwerk)
1. Waarschuwingslampje ABS
2. Melding op display
Het bericht ABS-SYSTEEM - ABS VOOR
BOCHTEN UITGESCHAKELD geeft aan
dat het ABS voor optimaal bochtenwerk
niet werkt.
Waarschuwing
Als het ABS niet werkt of door de
bestuurder is uitgeschakeld zie
'Motorfietsinstellingen' op pagina 52 of
'Configuratie rijmodus' op pagina 64),
functioneert het remsysteem verder
als een remsysteem zonder ABS.
Rijd niet langer door dan noodzakelijk
wanneer het waarschuwingslampje
brandt. In het geval van een storing,
neemt u zo snel mogelijk contact op
met een erkende Triumph-dealer, om
de storing te laten inspecteren en
verhelpen.
In deze situatie leidt te hard remmen
tot blokkering van de wielen, wat leidt
tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
OFF-ROAD
ABS SYSTEM
CORNERING ABS
DISABLED
CHECK MANUAL
PRESS SELECT
TO CLEAR
1
2
Algemene informatie
27
Zie ook 'Remmen' op pagina 121.
Lampje cruisecontrol (indien
gemonteerd)
Cruisecontrol kan alleen
worden ingeschakeld wanneer
de motorfiets een snelheid
heeft tussen 30 en 160 km/h
en in de derde versnelling of hoger
staat. Wanneer cruisecontrol is
ingeschakeld, brandt het bijbehorende
lampje in de toerenteller (zie pagina 79).
1. Lampje cruisecontrol
Waarschuwing
Als het ABS voor optimaal bochten-
werk niet werkt, brandt het ABS-
waarschuwingslampje en wordt het
bericht ABS-SYSTEEM - ABS VOOR
BOCHTEN UITGESCHAKELD weerge-
geven op het multifunctionele display.
In dit geval blijft het ABS werken, maar
zonder de functie voor optimaal
bochtenwerk, mits:
• er geen andere ABS-storingen zijn;
• het ABS niet is uitgeschakeld door
de bestuurder (zie 'Motorfietsinstel-
lingen' op pagina 52 of 'Configuratie
rijmodus' op pagina 64).
Rijd niet langer door dan noodzakelijk
wanneer het waarschuwingslampje
brandt. In het geval van een storing,
neemt u zo snel mogelijk contact op
met een erkende Triumph-dealer, om
de storing te laten inspecteren en
verhelpen.
In deze situatie kan te hard remmen in
de bochten leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Waarschuwing
Cruisecontrol mag alleen worden
gebruikt op plaatsen waar u veilig met
constante snelheid kunt rijden.
Cruisecontrol mag niet worden
gebruikt bij druk verkeer, op wegen
met scherpe/blinde bochten of op
gladde wegen.
Wanneer cruisecontrol wordt gebruikt
bij druk verkeer, op wegen met
scherpe/blinde bochten of op gladde
wegen, kan dat leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en ene
ongeluk.
1
Algemene informatie
29
Het bericht WAARSCHUWING - TC-
SYSTEEM UITGESCHAKELD geeft aan dat
de TC (en de TC voor optimaal
bochtenwerk, indien aanwezig) niet
werkt.
TC-SYSTEEM - TC VOOR BOCHTEN
UITGESCHAKELD (alleen modellen
uitgerust met TC voor optimaal
bochtenwerk)
1. Waarschuwingslampje
tractiecontrole uitgeschakeld
2. Melding op display
Het bericht TC-SYSTEEM - TC VOOR
BOCHTEN UITGESCHAKELD geeft aan
dat de TC voor optimaal bochtenwerk
niet werkt.
In dit geval blijft de TC werken, maar
zonder de functie voor optimaal
bochtenwerk, mits:
• TC geen andere storingen heeft;
• TC niet is uitgeschakeld door de
bestuurder (zie 'Motorfietsinstellin-
gen' op pagina 52 of 'Configuratie
rijmodus' op pagina 64).
Waarschuwing
Als het TC-systeem niet werkt, moet
voorzichtigheid in acht worden
genomen bij het accelereren en het
nemen van bochten op een nat of glad
wegoppervlak om doorslippen van het
achterwiel te voorkomen.
Indien er een storing optreedt, brandt
het waarschuwingslampje TC
uitgeschakeld mogelijk tegelijkertijd
met het storingslampje voor het
motormanagementsysteem en/of het
ABS-waarschuwingslampje.
Rijd niet langer door dan noodzakelijk
wanneer een of meer van de
bovenstaande waarschuwingslampjes
branden. Neem zo snel mogelijk
contact op met een erkende Triumph-
dealer, om de storing te laten
inspecteren en verhelpen.
Snel accelereren en bochten nemen
kan in deze situatie doorslippen van
het achterwiel veroorzaken, wat kan
leiden tot verlies van de controle over
de motorfiets en een ongeluk.
OFF-ROAD
TC SYSTEM
CORNERING TC
DISABLED
CHECK MANUAL
PRESS SELECT
TO CLEAR
1
2
Algemene informatie
30
Zie ook 'Tractiecontrole' op pagina 85.
Controlelampje tractiecontrole (TC)
Het TC-controlelampje wordt
gebruikt om aan te geven dat
het tractiecontrolesysteem
actief is en bezig is om slippen
van het achterwiel te beperken bij snelle
acceleratie of op een natte of gladde
weg.
Werking van het TC-controlelampje:
TC ingeschakeld (instellingen voor regen,
op de weg of voor sport):
• Bij normale rijomstandigheden blijft
het controlelampje uit.
• Het controlelampje knippert snel
wanneer het tractiecontrolesysteem
bezig is om slippen van het
achterwiel te beperken bij snelle
acceleratie of op een natte of gladde
weg.
TC ingeschakeld (Terrein-instelling -
indien aanwezig):
• Bij normale rijomstandigheden
knippert het controlelampje
langzaam om aan te geven dat het
TC-systeem op Terrein is ingesteld.
• Het TC-controlelampje knippert snel
wanneer het tractiecontrolesysteem
bezig is om slippen van het
achterwiel te beperken bij snelle
acceleratie of op een natte of gladde
weg.
TC uitgeschakeld:
Het controlelampje gaat niet branden. In
plaats daarvan gaat het waarschu-
wingslampje 'TC uitgeschakeld' branden
(zie pagina 28).
Waarschuwing
Als er een storing optreedt in de TC
voor optimaal bochtenwerk, brandt
het waarschuwingslampje TC
uitgeschakeld en wordt het bericht
TC-SYSTEEM - TC VOOR BOCHTEN
UITGESCHAKELD weergegeven op het
multifunctionele display.
In dit geval blijft het TC-systeem
werken, maar zonder de functie voor
optimaal bochtenwerk, mits:
• TC geen andere storingen heeft;
• TC niet is uitgeschakeld door de
bestuurder (zie 'Motorfietsinstellin-
gen' op pagina 52 of 'Configuratie
rijmodus' op pagina 64).
Neem voorzichtigheid in acht bij het
accelereren en het nemen van
bochten op een nat of glad
wegoppervlak om doorslippen van het
achterwiel te voorkomen.
Het waarschuwingslampje TC
uitgeschakeld brandt mogelijk
tegelijkertijd met het storingslampje
voor het motormanagementsysteem
en/of het ABS-waarschuwingslampje.
Rijd niet langer door dan noodzakelijk
wanneer een of meer van de
bovenstaande waarschuwingslampjes
branden. Neem zo snel mogelijk
contact op met een erkende Triumph-
dealer, om de storing te laten
inspecteren en verhelpen.
Snel accelereren en bochten nemen
kan in deze situatie doorslippen van
het achterwiel veroorzaken, wat kan
leiden tot verlies van de controle over
de motorfiets en een ongeluk.
TC
Algemene informatie
32
Let op:
• Als het storingslampje knippert
wanneer het contact wordt inge-
schakeld, neem dan zo snel mogelijk
contact op met een erkende Triumph-
dealer om deze situatie te verhelpen.
Onder deze omstandigheden zal de
motor niet starten.
Waarschuwingslampje hoge
koelvloeistoftemperatuur
Als bij draaiende motor de
koelvloeistoftemperatuur
gevaarlijk hoog wordt, gaat
het waarschuwingslampje
voor hoge koelvloeistoftemperatuur in
de toerenteller branden.
Waarschuwing
Verlaag de snelheid en rijd niet langer
door dan noodzakelijk wanneer het
storingslampje brandt. De storing kan
de motorprestaties, de uitstoot van
uitlaatgassen en het brandstofverbruik
negatief beïnvloeden. Afgenomen
motorprestaties kunnen gevaarlijke
rijomstandigheden veroorzaken, die
kunnen leiden tot verlies van controle
en een ongeval. Neem zo snel mogelijk
contact op met een erkende Triumph-
dealer, om de storing te laten
inspecteren en verhelpen.
Voorzichtig
Schakel de motor direct uit indien het
waarschuwingslampje hoge koelvloei-
stoftemperatuur gaat branden. De
motor niet opnieuw starten voordat
de storing is verholpen.
Indien de motor draait terwijl het
waarschuwingslampje hoge koelvloei-
stoftemperatuur brandt, kan ernstige
motorschade ontstaan.
Algemene informatie
33
Waarschuwingslampje lage oliedruk
Als de oliedruk bij een
draaiende motor gevaarlijk
daalt, gaat het waarschu-
wingslampje voor lage oliedruk
in de toerenteller branden en verschijnt
ook het bericht WAARSCHUWING - LAGE
OLIEDRUK op het multifuntionele display.
1. Waarschuwingslampje lage oliedruk
2. Melding op display
Het waarschuwingslampje lage oliedruk
in de toerenteller gaat branden als het
contact wordt ingeschakeld en de motor
niet draait.
Waarschuwingslampje
bandspanning (mits
bandspanningscontrolesysteem
(TPMS) gemonteerd is)
Het waarschuwingslampje voor
de bandspanning werkt samen
met het bandspannings-
controlesysteem (zie pagina 88).
Het waarschuwingslampje gaat alleen
branden wanneer de bandspanning voor
of achter onder de aanbevolen
spanningswaarde ligt. Het gaat niet
branden wanneer de bandspanning te
hoog is.
Wanneer het waarschuwingslampje
brandt, is het bericht TPMS - LAGE
VOOR-/ACHTERBANDSPANNING zichtbaar
op het multifunctionele display.
1. Waarschuwingslampje bandspanning
2. Melding op display
Druk op de selectieknop om het bericht
te bevestigen en keer terug naar het
hoofdscherm.
Voorzichtig
Schakel de motor direct uit indien het
waarschuwingslampje lage oliedruk
gaat branden. De motor niet opnieuw
starten voordat de storing is
verholpen.
Indien de motor draait terwijl het
waarschuwingslampje lage oliedruk
brandt, kan ernstige motorschade
ontstaan.
OFF-ROAD
WARNING
OIL PRESSURE
LOW
CHECK MANUAL
PRESS SELECT
TO CLEAR
1
2
OFF-ROAD
TPMS
FRONT TYRE
LOW PRESSURE
CHECK MANUAL
PRESS SELECT
TO CLEAR
1
2
Algemene informatie
34
Nadat u op de selectieknop hebt
gedrukt, verschijnen automatisch de
bandspanningen in het gebied met de
motorfietsinformatie van het hoofd-
scherm.
1. Bandspanningsweergave
De bandspanning waarbij het waar-
schuwingslampje gaat branden wordt
gecompenseerd tot 20°C, maar de
bijbehorende digitale drukweergave niet
(zie pagina 170). Zelfs wanneer het
digitale display precies of ongeveer de
standaard bandspanning lijkt aan te
geven wanneer het waarschuwings-
lampje brandt, wordt een lage
bandspanning aangegeven. Een lekke
band is dan de meest waarschijnlijke
oorzaak.
Waarschuwingslampje Triumph
semi-actieve vering (TSAS)
(indien gemonteerd)
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld, brandt het
waarschuwingslampje gedu-
rende 1,5 seconde en gaat
daarna uit.
Het waarschuwingslampje heeft twee
modi:
Kalibratie
Het TSAS-systeem herkalibreert de
afstelmotoren onder de volgende
omstandigheden:
• Als de accu om een bepaalde reden
wordt losgekoppeld.
• Als er tijdens normaal bedrijf een
storing optreedt in het TSAS-
systeem.
Tijdens de herkalibratie van het systeem
knippert het waarschuwingslampje
tweemaal per seconde en verschijnt het
bericht TSAS-SYSTEEM WORDT
GEKALIBREERD - EEN MOMENT GEDULD
op het mulitfunctionele display.
1. TSAS-waarschuwingslampje
2. Melding op display
Waarschuwing
Stop the motorfiets als het waar-
schuwingslampje van de bandspanning
brandt en het bericht TPMS - LAGE
VOOR-/ACHTERBANDSPANNING wordt
weergegeven. Rij niet op de motorfiets
tot de banden gecontroleerd zijn en de
juiste bandspanning hebben in koude
toestand.
OFF-ROAD
AUTO
OFF-ROAD
MPG
MI
PSI
PSI
C N S
1
2
36
42
F
R
47
12
1
OFF-ROAD
TSAS SYSTEM
CALIBRATING
PLEASE WAIT
PRESS SELECT
TO CLEAR
1
2
Algemene informatie
37
Let op:
• Sommige berichten worden na een
korte tijd automatisch verborgen.
• Verborgen waarschuwingen en
informatieberichten blijven actief en
worden opnieuw zichtbaar wanneer
het contact wordt ingeschakeld
totdat de storing is verholpen.
• Het waarschuwings- of informatie-
symbool blijft zichtbaar op het
multifunctionele display terwijl
actieve berichten verborgen worden
samen het nummer dat het aantal
verborgen berichten aangeeft.
• Verborgen waarschuwingen of
informatieberichten kunnen worden
weergegeven met de functie
Waarschuwingen weergeven zoals
beschreven in 'Menu Instellingen' op
pagina 50.
Toerenteller
De toerenteller geeft het motortoerental
weer in omwentelingen per minuut –
omw/min. Aan het einde van het
toerentellerbereik bevindt zich de
'rode zone'.
Indien het motortoerental per minuut
(omw/min) in de rode zone wordt
weergegeven, ligt dit boven het
aanbevolen maximale motortoerental en
ook boven het motortoerental dat de
beste prestaties levert.
Voorzichtig
Laat het motortoerental nooit oplopen
tot in de 'rode zone', omdat het kan
leiden tot ernstige motorschade.
Algemene informatie
38
Statusweergave motorfiets
1. Statusweergave motorfiets
De statusweergave van de motorfiets
wordt gebruikt om het volgende weer te
geven:
• Snelheidsmeter
• Brandstofmeter
• Koelvloeistoftemperatuurmeter
• Weergave versnellingsstand
• Ingestelde cruisecontrolsnelheid
• Onderhouds-/reparatie-indicator
• Klok
• Omgevingsluchttemperatuur- en
vorstsymbool.
Snelheidsmeter
De digitale snelheidsmeter geeft de
rijsnelheid van de motorfiets aan. De
waarden geven de rijsnelheid van de
motorfiets aan in stappen van
1 kilometer per uur.
1. Snelheidsmeter
1
1
Algemene informatie
41
Ingestelde cruisecontrolsnelheid
(indien er cruisecontrol aanwezig is)
1. Cruisecontrolsymbool
2. Lampje Ingestelde cruisecontrol
3. Ingestelde cruisecontrolsnelheid
Wanneer cruisecontrol is ingeschakeld,
is het cruisecontrolsymbool zichtbaar in
de statusweergave voor de motorfiets.
De ingestelde cruisecontrolsnelheid
wordt weergegeven als --, totdat er een
snelheid is ingevoerd.
Bij het instellen van een snelheid zal
onder het cruisecontrolsymbool het
woord SET (INSTELLEN) zichtbaar zijn. De
ingestelde snelheid wordt weergegeven
en het cruisecontrollampje in de
toerenteller zal branden.
Wanneer cruisecontrol wordt uitge-
schakeld, gaat het cruisecontrollampje in
de toerenteller uit, maar blijft de
ingestelde snelheid zichtbaar in de
statusweergave voor de motorfiets.
Ga voor meer informatie naar
Cruisecontrol op pagina 79.
Onderhouds-/reparatie-indicator
Wanneer het contact wordt inge-
schakeld en de afstand tot de volgende
onderhoudsbeurt 800 km of minder is,
wordt de resterende afstand tot de
volgende onderhoudsbeurt in het
opstartscherm op het multifunctionele
display weergegeven.
1. Afstand tot volgende
onderhoudsbeurt
Als u te laat bent met de onderhouds-
beurt, wordt de afstand aangeduid met
een negatief cijfer en wordt de
onderhouds-/reparatie-indicator weer-
gegeven in de statusweergave van de
motorfiets.
1. Onderhouds-/reparatie-indicator
1
2
3
SERVICE DUE
365
MI
ODOMETER
135
MI
1
1
Algemene informatie
43
Multifunctioneel display
1. Multifunctioneel display
Met het multifunctionele display kan de
bestuurder het volgende weergeven,
selecteren of configureren:
• Rijmodi
• Stand van het windscherm
• TSAS-instellingen (indien aanwezig)
• Boordcomputers
• Motorfietsinformatie
• Motorfietsinstellingen
• Scherminstellingen
• Status zadelverwarming
(indien aanwezig)
• Status handgreepverwarming
(indien aanwezig).
Het multifunctionele display wordt ook
gebruikt om waarschuwingen en
informatieberichten weer te geven.
Zie pagina 36 voor meer informatie over
waarschuwingen en informatieberichten.
Hoofdscherm
Het hoofdscherm van het multi-func-
tionele display wordt gebruikt om de
huidige rijmodus, windschermafstel-
modus, TSAS-instellingen (indien aan-
wezig), dagtellers, motorfietsinfor-matie,
status van handgreepverwarming (indien
aanwezig) en de status van de zadel-
verwarming (indien aanwezig) weer te
geven.
1. Huidige rijmodus
2. Afstelmodus windscherm
3. Huidige TSAS-instellingen
(indien aanwezig)
4. Weergave dagteller 1
5. Weergave dagteller 2
(indien geactiveerd)
6. Weergave motorfietsinformatie
7. Status zadelverwarming
(indien aanwezig)
8. Status handgreepverwarming
(indien aanwezig)
Het hoofdscherm toont standaard één
dagteller, maar kan worden ingesteld om
twee dagtellers weer te geven. Zie ook
'Dagteller instellen' op pagina 51.
OFF-ROAD
AUTO
OFF-ROAD
MPG
MI
PSI
PSI
C N S
1
2
36
42
F
R
F
R
47
12
1
OFF-ROAD
AUTO
OFF-ROAD
MPG
MI
PSI
PSI
C N S
1
2
36
42
F
R
F
R
47
12
1
2
3
4
5
6
7
8
Algemene informatie
44
Wanneer u items op het hoofdscherm
wilt aanpassen of bewerken, drukt u
herhaaldelijk op de scrollknop van de
schakelaarbehuizing van de linkerhand-
greep tot het gewenste item wordt
gemarkeerd.
Druk herhaaldelijk op de selectieknop
van de schakelaarbehuizing van de
linkerhandgreep om het submenu of
afstelscherm van het geselecteerde item
te openen.
1. Scrollknop
2. Selectieknop
Druk bij een stilstaande motorfiets
herhaaldelijk op de selectieknop om het
menu Instellingen te openen (zie 'Menu
Instellingen' op pagina 50).
Rijmodusweergave
1. Weergave huidige rijmodus
Geeft de gewenste rijmodus weer. Zie
pagina 59 voor meer informatie over de
rijmodi.
12
OFF-ROAD
AUTO
OFF-ROAD
MPG
MI
PSI
PSI
C N S
1
2
36
42
F
R
47
12
1
Algemene informatie
45
Afstelmodus windscherm
1. Afstelmodus windscherm
Wanneer u de afstelmodus van het
windscherm wilt openen, drukt u op de
scrollknop totdat het windscherm-
afstelscherm wordt gemarkeerd.
Druk op de selectieknop om de
afstelmodus van het windscherm te
activeren.
Gebruik de scrollknop om het
windscherm af te stellen op de gewenste
hoogte.
Er is een korte time-outperiode voor een
verdere afstelling voordat de
instrumenten de afstelmodus van het
windscherm automatisch afsluiten.
U kunt ook op de selectieknop drukken
om de afstelmodus van het windscherm
af te sluiten.
Zie voor informatie over het afstellen
van het windscherm pagina 94.
Instellingen Triumph semi-actieve
vering (TSAS) (indien gemonteerd)
1. TSAS-instelling
Wanneer u de TSAS-afstelmodus wilt
openen, drukt u op de scrollknop totdat
de TSAS-instellingen worden gemarkeerd.
Druk op de selectieknop om de TSAS-
afstelmodus te activeren.
TSAS-afstelmodus
(Sport geselecteerd)
OFF-ROAD
AUTO
OFF-ROAD
MPG
MI
PSI
PSI
C N S
1
2
36
42
F
R
47
12
1
OFF-ROAD
AUTO
OFF-ROAD
MPG
MI
PSI
PSI
C N S
1
2
36
42
F
R
47
12
1
OFF-ROAD
AUTO
OFF-ROAD
SPORT
NORMAL
TSAS MODE:
COMFORT
Algemene informatie
46
Let op:
• Als de koppeling naar de rijmodi is
uitgeschakeld (zoals beschreven op
pagina 55), blijven de wijzigingen aan
de TSAS-dempinginstellingen actief
totdat verdere aanpassingen worden
uitgevoerd, ongeacht de rijmodus-
selectie.
• Is de koppeling naar de rijmodi
ingeschakeld (zoals beschreven op
pagina 55), dan worden alle wijzi-
gingen aangebracht aan de demping-
instellingen opgeslagen in de actieve
rijmodi. De nieuwe TSAS-instellingen
worden automatisch opnieuw opge-
roepen wanneer de rijmodus
opnieuw wordt geselecteerd. De
vorige TSAS-instellingen van de
rijmodus worden overschreven.
• Als de rijmodikoppeling is inge-
schakeld en er wordt een nieuwe
rijmodus geselecteerd, worden auto-
matisch de TSAS-instellingen van de
nieuwe rijmodi actief.
TSAS heeft negen dempinginstellingen
van COMFORT (zacht) tot SPORT (hard).
Door herhaaldelijk op de scrollknop te
drukken kunt u elk van de negen
instellingen afzonderlijk selecteren.
Door herhaaldelijk op de scrollknop te
drukken kunt u de vooraf ingestelde
opties COMFORT, NORMAAL en SPORT
direct selecteren.
Er bestaat een korte time-outperiode
waarin u verder kunt schuiven. Wanneer
de time-outperiode is verstreken, wordt
de geselecteerde dempinginstelling
automatisch geactiveerd en keert het
display terug naar het hoofdscherm.
U kunt ook op de selectieknop drukken
om uw instelling te bevestigen en terug
te keren naar het hoofdscherm.
Zie pagina 83 voor een volledige
beschrijving van TSAS.
Dagtellers
1. Weergave dagteller 1
2. Weergave dagteller 2 (indien
geactiveerd)
Het hoofdscherm toont standaard
dagteller één, maar kan worden
ingesteld om twee dagtellers weer te
geven. Zie ook 'Dagteller instellen' op
pagina 51.
Alleen modellen Explorer XR en
Explorer XC
Alleen de dagteller met de reisafstand is
beschikbaar. Deze is permanent
zichtbaar op het hoofdscherm en er
kunnen geen andere dagtellermenu's
worden weergegeven. De weergave met
de reisafstand kan opnieuw worden
ingesteld, zoals beschreven in Dagteller
resetten op pagina 48.
OFF-ROAD
AUTO
OFF-ROAD
MPG
MI
PSI
PSI
C N S
1
2
36
42
F
R
47
12
1
2
Algemene informatie
47
Alle modellen behalve Explorer XR en
Explorer XC
Wanneer u een dagteller wilt weergeven,
drukt u op de scrollknop totdat de
gewenste dagtellerweergave is
gemarkeerd.
Druk op de selectieknop om het
dagtellermenu te openen.
De volgende dagtelleritems worden
weergegevem=n:
1. Reisafstand
2. Reistijd
3. Gemiddeld brandstofverbruik
4. Gemiddelde snelheid
Elk van de dagtelleritems hierboven kan
voor weergave in het hoofdscherm
worden geselecteerd.
Wanneer u een dagteller voor weergave
in het hoofdscherm wilt selecteren,
drukt u op de scrollknop totdat de
gewenste dagtellerweergave is
gemarkeerd.
Druk op de selectieknop om uw selectie
te bevestigen en terug te keren naar het
hoofdscherm. Het geselecteerde item
wordt weergegeven.
Elk scherm toont de volgende informatie:
Reisafstand
De totale reisafstand sinds de dagteller
voor het laatst op nul gesteld werd.
Reistijd
De totale verstreken reistijd sinds de
dagteller voor het laatst op nul gesteld
werd.
Gemiddeld brandstofverbruik
Een indicatie van het gemiddelde
brandstofverbruik sinds de dagteller
voor het laatst op nul gesteld werd.
Nadat het display is gereset, geeft het
streepjes weer, totdat er 0,1 mile is
afgelegd.
Gemiddelde snelheid
De gemiddelde snelheid wordt berekend
vanaf de laatste reset van de
boordcomputer. Nadat het display is
gereset, geeft het streepjes weer, totdat
er één km is afgelegd.
OFF-ROAD
MI
120
1:20
MPG
47
MPH
52
1
2
3
4
1
Algemene informatie
49
Motorfietsinformatiemenu
1. Resterende actieradius
2. Actueel brandstofverbruik
3. Kilometerteller
4. Bandspanningen (mits TPMS
gemonteerd is)
Elk van de beschikbare informatie-items
kan in het hoofdscherm voor weergave
worden geselecteerd.
U selecteert een informatie-item voor
weergave in het hoofdscherm door op de
scrollknop te drukken totdat het
gewenste informatie-item is gemarkeerd.
Druk op de selectieknop om uw selectie
te bevestigen en terug te keren naar het
hoofdscherm.
Elk scherm toont de volgende informatie:
Resterende actieradius
Dit is een aanduiding van de afstand die
waarschijnlijk zal kunnen worden
afgelegd op de brandstof die nog in de
tank aanwezig is.
De getoonde afstand is afhankelijk van
het brandstofniveau in de tank en wordt
aangepast aan uw rijstijl.
Actueel brandstofverbruik
Een indicatie van het brandstofverbruik
op een bepaald moment. Als de
motorfiets stilstaat, wordt --.- op het
display getoond.
Kilometerteller
Geeft de totale door de motorfiets
afgelegde afstand weer.
Voor- en achterbandspanning (mits
TPMS is gemonteerd, zie pagina 88)
De spanning van de voor- en achterband
wordt weergegeven.
Er worden streepjes in de band-
spanningsweergave weergegeven totdat
de motorfiets een snelheid van ongeveer
20 km/h bereikt.
OFF-ROAD
MI
120.1
MPG
48
MI
1892
ODO
PSI
42R
PSI
36F
1
2
3
4
Waarschuwing
Als de motorfiets rijdt, mag alleen
tussen de informatieweergave en de
dagtellerweergave geschakeld worden
en mag de dagteller alleen op nul
gezet worden in de volgende
omstandigheden:
• Bij lage snelheid;
• Op plaatsen zonder verkeer;
• Op rechte en vlakke wegen of
oppervlakken;
• In goede weg- en weersomstan-
digheden.
Wanneer u geen acht slaat op deze
belangrijke waarschuwing, kan dat
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Algemene informatie
50
Menu Instellingen
Om het menu Instellingen te openen,
drukt u de selectieknop op het linker
schakelaarblok in terwijl de motorfiets in
vrijloop en stil staat, totdat het menu
Instellingen op het display wordt
weergegeven.
Druk herhaaldelijk op de scrollknop
totdat het gewenste item wordt
gemarkeerd.
Druk op de selectieknop om het
submenu van het item te openen.
Menu Instellingen
De volgende menu-items zijn beschikbaar
voor selectie:
• AFSLUITEN
• WAARSCHUWINGEN WEERGEVEN
(zie pagina 50)
• RIJMODI (zie pagina 50)
• DAGTELLER INSTELLEN (zie pagina 51)
• MOTORFIETSINSTELLINGEN
(zie pagina 52)
• WEERGAVE INSTELLEN (zie pagina 57)
Elk menu-item kan als volgt worden
bewerkt:
Let op:
• Wanneer u AFSLUITEN selecteert,
keert u terug naar het hoofdscherm.
Waarschuwingen weergeven
Wanneer u WAARSCHUWINGEN WEER-
GEVEN selecteert, wordt het menu
Instellingen afgesloten en worden alle
actieve waarschuwingen of informatie-
berichten in het multifunctionele scherm
weergegeven.
Zie pagina 36 voor meer informatie over
waarschuwingen en informatieberichten.
Rijmodi
Met de optie Rijmodi kunt u de
instellingen van ABS, MAP, TC en TSAS
voor elke beschikbare rijmodus
configureren.
Zie pagina 64 voor meer informatie over
de rijmodiconfiguratie.
SETTINGS
EXIT
SHOW WARNINGS
RIDING MODES
TRIP SETUP
BIKE SETUP
DISPLAY SETUP
Algemene informatie
51
Dagteller instellen
Open het menu Instellingen, zoals
beschreven op pagina 50, en selecteer
DAGTELLER INSTELLEN.
Druk nadat u het scherm DAGTELLER
INSTELLEN hebt geselecteerd herhaal-
delijk op de scrollknop totdat het
gewenste scherm wordt weergegeven.
Druk op de selectieknop om de instelling
te wijzigen.
Scherm Dagteller instellen
De volgende menu-items zijn
beschikbaar voor selectie:
• AFSLUITEN
• DAGTELLER 1 RESETTEN
• DAGTELLER 2 RESETTEN
• WEERGAVE DAGTELLER 2
• AUTOM. RESETTEN
Let op:
• Wanneer u AFSLUITEN selecteert,
keert u terug naar het menu
INSTELLINGEN.
Dagteller 1 en 2 resetten
Wanneer u de optie DAGTELLER 1
RESETTEN of DAGTELLER 2 RESETTEN
hebt gekozen, wordt u gevraagd om op
BEVESTIGEN of ANNULEREN te drukken.
De optie Dagteller 1 resetten
U stelt de dagteller opnieuw in door met
de scrollknop de optie BEVESTIGEN te
selecteren. Druk vervolgens op de knop
SELECTEREN.
Alle items binnen de geselecteerde
dagteller worden direct op nul gezet en
de weergave keert terug naar het menu
DAGTELLER INSTELLEN.
Weergave dagteller 2
De weergave van dagteller 2 in het
hoofdscherm kan worden in- of
uitgeschakeld.
U doet dit door op de scrollknop te
drukken, WEERGAVE DAGTELLER 2 te
selecteren en op de selectieknop te
drukken.
Druk op de scrollknop om INSCHAKELEN
of UITSCHAKELEN te selecteren.
Weergave dagteller 2 -
(INSCHAKELEN is afgebeeld)
Druk op de selectieknop om uw selectie
te bevestigen en terug te keren naar het
menu DAGTELLER INSTELLEN.
TRIP SETUP
EXIT
TRIP 1 RESET
TRIP 2 RESET
TRIP 2 DISPLAY
AUTO RESET
TRIP 1 RESET
CONFIRM
TRIP 2 DISPLAY
ENABLE
Algemene informatie
55
Na het openen van het TC-scherm drukt
u op de scrollknop om INSCHAKELEN of
UITSCHAKELEN te selecteren.
TC (INSCHAKELEN afgebeeld)
Druk op de selectieknop om uw selectie
te bevestigen en terug te keren naar het
menu MOTORFIETSINSTELLINGEN.
Als UITSCHAKELEN is geselecteerd, gaat
het TC-waarschuwingslampje branden en
verschijnt het bericht WAARSCHUWING -
TC-SYSTEEM UITGESCHAKELD kort in het
multifunctionele scherm.
TC, TC voor optimaal bochtenwerk (indien
aanwezig) en alle TC-instellingen voor
rijmodi zijn uitgeschakeld totdat TC
opnieuw wordt ingeschakeld.
TC, TC voor optimaal bochtenwerk (indien
aanwezig) en alle TC-instellingen voor
rijmodi worden automatisch inge-
schakeld wanneer het contact wordt
uitgeschakeld en daarna weer wordt
ingeschakeld.
TSAS-menu (indien aanwezig)
Druk nadat u het scherm TSAS hebt
geopend, herhaaldelijk op de scrollknop
totdat het gewenste item wordt
gemarkeerd. Druk op de selectieknop om
de instelling te wijzigen.
Menu TSAS
Let op:
• Wanneer u AFSLUITEN selecteert,
keert u terug naar het menu
MOTORFIETSINSTELLINGEN.
Koppeling naar modi van TSAS
De instellingen van het TSAS-systeem
kunnen worden gekoppeld aan het
rijmodisysteem. Hierdoor kan de bestuur-
der tijdens de rijmodusconfiguratie voor
elke rijmodi verschillende TSAS-
instellingen selecteren.
Wanneer een rijmodus is geselecteerd,
worden de TSAS-instellingen voor die
rijmodus automatisch teruggezet en
geactiveerd.
TC
ENABLE
TSAS
EXIT
MODES LINK
OFF-ROAD
Algemene informatie
57
Zie 'Automatisch uitschakelende richting-
aanwijzers' op pagina 74 voor meer
informatie.
Weergave instellen
Open het menu Instellingen, zoals
beschreven op pagina 50, en selecteer
WEERGAVE INSTELLEN.
Druk, nadat u het scherm WEERGAVE
INSTELLEN hebt geselecteerd,
herhaaldelijk op de scrollknop totdat het
gewenste item wordt gemarkeerd. Druk
op de selectieknop om de instelling te
wijzigen.
Het menu Weergave instellen
De volgende menu-items zijn
beschikbaar voor selectie:
• AFSLUITEN;
• TAAL;
• EENHEDEN INSTELLEN;
• KLOK INSTELLEN;
• HELDERHEID.
Let op:
• Wanneer u AFSLUITEN selecteert,
keert u terug naar het menu
INSTELLINGEN.
Taal
Druk nadat u het scherm TAAL hebt
geselecteerd, herhaaldelijk op de
scrollknop totdat de gewenste taal
wordt gemarkeerd.
Taalselectie
De volgende talen zijn beschikbaar voor
selectie:
• Engels;
• Frans;
• Duits;
• Italiaans;
• Nederlands;
• Spaans;
• Zweeds;
• Braziliaans.
Let op:
• Alle getoonde menu-items worden in
de zojuist geselecteerde taal
weergegeven wanneer u op de
selectieknop drukt.
Druk op de selectieknop om uw selectie
te bevestigen en terug te keren naar het
menu WEERGAVE INSTELLEN.
DISPLAY SETUP
EXIT
LANGUAGE
SET UNITS
SET CLOCK
BRIGHTNESS
LANGUAGE
ENGLISH
Algemene informatie
58
EENHEDEN INSTELLEN
Wanneer u het scherm EENHEDEN
INSTELLEN hebt geopend, wordt u
gevraagd de AFSTAND op te geven.
Druk op de scrollknop om MIJL of KM te
selecteren en druk vervolgens op de
selectieknop.
Eenheid selecteren
Vervolgens wordt gevraagd het verbruik
in te stellen (VERBRUIK).
Let op:
• Als u AFSTAND hebt ingesteld op
MIJL, zijn de beschikbare opties MPG
(VK) of MPG (VS).
• Hebt AFSTAND op KM ingesteld, dan
zijn de beschikbare opties KM/L of
L/100 KM.
Selecteer de gewenste eenheid met de
scrollknop en druk vervolgens op de
selectieknop.
Let op:
• Als AFSTAND is ingesteld op MIJL,
wordt u gevraagd de TEMP
(temperatuur) op te geven.
• Is de AFSTAND ingesteld op KM, dan
wordt de temperatuurweergave
automatisch ingesteld op °C.
Als AFSTAND is ingesteld op MIJL,
gebruikt u de scrollknop om °F of °C te
selecteren en drukt u op de
selectieknop.
Als de motorfiets voorzien is van TPMS,
wordt om de eenheid van druk gevraagd
(DRUK).
Gebruik de scrollknop om PSI, BAR of kPa
te selecteren.
Druk op de selectieknop om uw
wijzigingen op te slaan en terug te keren
naar het menu WEERGAVE INSTELLEN.
Klok instellen
Wanneer u het scherm KLOK INSTELLEN
hebt geopend, wordt u gevraagd een
12-uurs of 24-uurs indeling op te geven.
Druk op de scrollknop om de gewenste
klokweergave te selecteren en druk
vervolgens op de selectieknop.
Klok instellen (24-uurs afgebeeld)
Vervolgens wordt gevraagd de uren in te
stellen (UREN INSTELLEN). Selecteer de
gewenste klokweergave met de
scrollknop en druk vervolgens op de
selectieknop.
Vervolgens wordt gevraagd de minuten
in te stellen (MIN INSTELLEN). Gebruik de
scrollknop om de gewenste minuten-
weergave te selecteren en daarna de
selectieknop om de instelling op te slaan
en terug te keren naar het menu
WEERGAVE INSTELLEN.
Helderheid
Wanneer u het scherm HELDERHEID
hebt geopend, drukt u op de scrollknop
om de helderheid van het instrumenten-
paneel met de schuifregelaar in te stellen
op een niveau van 1 (zwakst) en tot 10
(sterkst). Druk op de selectieknop om uw
selectie op te slaan en terug te keren
naar het menu WEERGAVE INSTELLEN.
Helderheid instellen
DISTANCE
MILES
SET CLOCK
24 HR
BRIGHTNESS
Algemene informatie
60
Rijmodi selecteren
Waarschuwing
Om op een rijdende motor een
rijmodus te selecteren moet de rijder
de motorfiets kortstondig laten
freewheelen (motorfiets rijdt, motor
draait, gas dicht, koppelingshendel
ingetrokken en remmen los).
Selectie van een rijmodus onder het
rijden mag alleen worden geprobeerd:
• Bij lage snelheid;
• Op plaatsen zonder verkeer;
• Op rechte en vlakke wegen of
oppervlakken;
• Bij goede weg- en
weersomstandigheden;
• Daar waar het veilig is om de
motorfiets kortstondig te laten
freewheelen.
Selectie van een rijmodus onder het
rijden MAG NIET worden geprobeerd:
• Bij hoge snelheid;
• Te midden van rijdend verkeer;
• Tijdens het nemen van een bocht
of op bochtige wegen of opper-
vlakken;
• Op sterk hellende wegen of opper-
vlakken;
• Bij slechte weg-/
weersomstandigheden;
• Daar waar het onveilig is om de
motorfiets kortstondig te laten
freewheelen.
Wanneer u geen acht slaat op deze
belangrijke waarschuwing, leidt dat tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Waarschuwing
Als ABS en/of TC is uitgeschakeld met
het menu Motorfietsinstellingen, zoals
beschreven op pagina's 53 en 54,
worden de ABS- en/of TC-instellingen
die voor alle rijmodi zijn opgeslagen,
genegeerd.
ABS en/of TC blijft UIT ongeacht de
geselecteerde rijmodus, totdat de
systemen opnieuw worden inge-
schakeld of het contact wordt uit- en
ingeschakeld.
Wanneer ABS uitgeschakeld is, werkt
het remsysteem als een remsysteem
zonder ABS. In dat geval kan te hard
remmen een blokkering van de wielen
veroorzaken, wat kan leiden tot verlies
van controle over de motorfiets en
een ongeval.
Als de tractiecontrole is uitgeschakeld,
gedraagt de motorfiets zich net als
anders, maar zonder tractiecontrole.
In dat geval kan te snel accelereren op
een nat of glad wegoppervlak leiden
tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
Rijd na het selecteren van een
rijmodus eerst een stukje op een
plaats waar geen verkeer is, om
vertrouwd te raken met de nieuwe
instellingen. Leen uw motorfiets niet
uit aan anderen, omdat ze de
instellingen van uw vertrouwde
rijmodus kunnen wijzigen, waardoor u
de controle over de motorfiets kunt
verliezen en een ongeval kunt krijgen.
Algemene informatie
61
U selecteert een rijmodus door kort op
de knop MODUS te drukken op de linker
schakelaarbehuizing om het rijmodi-
selectiemenu in het multifuntionele
display te activeren.
Rijmodiselectiemenu
Wanneer u vaker op de knop MODUS
drukt, schuift u in de volgende volgorde
door de rijmodi:
• REGEN
• WEG
• SPORT
• TERREIN
• BESTUURDER
De scrollknop kan ook worden gebruikt
om door de rijmodi omhoog en omlaag te
schuiven.
Let op:
• Om de gebruiker de gelegenheid te
geven tussen de modi te schuiven is
er een korte time-out. Daarna kan hij
verder schuiven, voordat de
gemarkeerde rijmodi automatisch
wordt geactiveerd.
Schuif door de rijmodi totdat de
gewenste modus wordt gemarkeerd in
het selectievenster.
De naam van de gemarkeerde rijmodus
en de bijbehorende, momenteel
opgeslagen ABS-, MAP-, TC- en TSAS-
instellingen, worden links in het
multifunctionele display weergegeven.
De momenteel actieve rijmodus wordt
aangeduid met een kader.
1. Selectievenster
2. Geselecteerde rijmodus
3. De ABS-, MAP-, TC- en TSAS-
instellingen van de geselecteerde
rijmodi
4. Momenteel actieve rijmodus
OFF-ROAD
OFF-ROAD
OFF-ROAD
OFF-ROAD
OFF-ROAD
C N S
MAP
OFF-ROAD
OFF-ROAD
OFF-ROAD
OFF-ROAD
OFF-ROAD
C N S
MAP
1
2
4
3
64
Algemene informatie
Configuratie rijmodus
Zie de volgende tabel om te zien welke ABS-, MAP-, TC- en TSAS-opties voor elke
rijmodus beschikbaar zijn. De standaard fabrieksinstellingen worden aangeduid met
haakjes.
Opties
(•) geeft de
standaard
fabrieksinstelling
weer
Rijmodi
RAIN
(REGEN)
ROAD
(WEG)
SPORT OFF-ROAD
(TERREIN)
RIDER
(BESTUURDER)
ABS
Road (Weg) (•) (•) (•) (•)
Off-Road (Terrein) (•) •
Uit • •
MAP
Rain (Regen) (•) • • •
Road (Weg) • (•) • • (•)
Sport • (•) • •
Off-Road (Terrein) (•) •
TC
Rain (Regen) (•) • •
Road (Weg) • (•) • (•)
Sport • (•) •
Off-Road (Terrein) (•) •
Uit • •
TSAS (indien gemonteerd en Koppeling naar rijmodi is ingeschakeld)
Autom. (•) (•) (•) (•) (•)
Off-Road (Terrein) • •
Algemene informatie
65
Beschrijvingen ABS-opties • Weg – optimale ABS-instelling voor
het rijden op de weg.
• Terrein - optimale ABS-instelling
voor terreinrijden:
Bediening voorremhendel
Als alleen de voorremhendel wordt
gebruikt, stelt het gedeeltelijk
geïntegreerde remsysteem ook
gedeeltelijk de achterrem in werking,
zoals beschreven in Remmen op
pagina 121.
In deze situatie wordt het niveau
van ABS-tussenkomst voor zowel
het voor- als het achterwiel
geoptimaliseerd voor terreinrijden.
Bediening achterrempedaal
Als op een bepaald moment gebruik
wordt gemaakt van de achterrem-
pedaal, worden alle achterremacties
direct geregeld door de achterrem-
pedaal.
Wanneer de achterrempedaal wordt
gebruikt, worden alle achterrem-
acties die via de voorremhendel door
het gedeeltelijk geïntegreerde
remsysteem worden uitgevoerd,
genegeerd.
In deze situatie wordt voor het
voorwiel het niveau van ABS-
tussenkomst geoptimaliseerd voor
rijden op de weg, hoewel het
achterwiel kan blokkeren wanneer
de bestuurder hard remt.
Wanneer alleen gebruik wordt
gemaakt van de achterrempedaal,
wordt alleen de achterrem toegepast
en kan het achterwiel blokkeren
wanneer de bestuurder hard remt.
ABS voor optimaal bochtenwerk
wordt uitgeschakeld voor de ABS-
instelling Terrein.
Het ABS-waarschuwingslampje
knippert langzaam (zie pagina 25).
Waarschuwing
De ABS-optie Terrein is NIET bedoeld
voor normaal rijden op de weg.
Voor de ABS-instelling Terrein is ABS
voor optimaal bochtenwerk uitge-
schakeld en is het niveau van ABS-
tussenkomst aangepast aan
terreinrijden.
Het gebruik van de achterrempedaal
kan er in deze situatie voor zorgen dat
het achterwiel vergrendelt bij hard
remmen.
Wanneer de bestuurder op de weg
rijdt terwijl het ABS is ingesteld op
Terrein, kan leiden tot instabiliteit
tijdens het remmen. Dit kan weer
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
Wanneer het ABS uitgeschakeld is,
werkt het remsysteem als een
remsysteem zonder ABS. In dat geval
kan te hard remmen een blokkering
van de wielen veroorzaken, wat kan
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Algemene informatie
68
ABS
Na het openen van het ABS-scherm
drukt u op de scrollknop om de
gewenste optie te selecteren. Druk op de
selectieknop om uw selectie te
bevestigen en terug te keren naar het
configuratiemenu.
ABS-scherm (Weg geselecteerd)
MAP
Na het openen van het MAP-scherm
drukt u op de scrollknop om de
gewenste optie te selecteren. Druk op de
selectieknop om uw selectie te
bevestigen en terug te keren naar het
configuratiemenu.
MAP-scherm (Sport
geselecteerd)
TC
Na het openen van het TC-scherm drukt
u op de scrollknop om de gewenste optie
te selecteren. Druk op de selectieknop
om uw selectie te bevestigen en terug te
keren naar het configuratiemenu.
TC-scherm (Sport geselecteerd)
Waarschuwing
Wanneer het ABS uitgeschakeld is,
werkt het remsysteem als een
remsysteem zonder ABS. In dat geval
kan te hard remmen een blokkering
van de wielen veroorzaken, wat kan
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
ABS
ROAD
MAP
SPORT
Waarschuwing
Als de tractiecontrole is uitgeschakeld,
gedraagt de motorfiets zich net als
anders, maar zonder tractiecontrole.
In dat geval kan te snel accelereren op
een nat of glad wegoppervlak leiden
tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
TC
SPORT
Algemene informatie
69
TSAS (indien gemonteerd en Koppeling
naar rijmodi is ingeschakeld)
Na het openen van het TSAS-scherm
drukt u op de scrollknop om de
gewenste TSAS-modus te selecteren.
TSAS-scherm (Autom.
geselecteerd)
Druk op de selectieknop om uw selectie
te bevestigen en door te gaan naar het
TSAS-instellingenscherm.
U wordt nu gevraagd een TSAS-
dempingsinstelling op te geven.
Let op:
• Als de TSAS-modus is ingesteld op
AUTOM., wordt u gevraagd
dempingsinstellingen op te geven
voor zowel rijomstandigheden op de
weg als op terrein.
TSAS heeft negen dempinginstellingen
van COMFORT (zacht) tot SPORT (hard).
Door herhaaldelijk op de scrollknop te
drukken kunt u elk van de negen
instellingen afzonderlijk selecteren.
Door herhaaldelijk op de scrollknoppen
te drukken kunt u de vooraf ingestelde
opties C (COMFORT), N (NORMAAL) en S
(SPORT) direct selecteren.
Het scherm met de TSAS-
dempingsinstellingen (TERREIN
afgebeeld)
Druk op de selectieknop om uw selectie
te bevestigen en terug te keren naar het
configuratiemenu.
RESETTEN
Wanneer u het scherm RESETTEN hebt
geopend, wordt u gevraagd om
BEVESTIGEN of ANNULEREN te
selecteren.
Rijmodus resetten
Gebruik de scrollknop om BEVESTIGEN of
ANNULEREN te selecteren. Druk op de
selectieknop om uw selectie te
bevestigen en terug te keren naar het
configuratiemenu.
Wanneer u BEVESTIGEN selecteert,
worden de standaard fabrieksinstellingen
van de geselecteerde rijmodus hersteld.
Zie de tabel op pagina 64 voor meer
informatie over de standaard
fabrieksinstellingen van elke rijmodus.
TSAS
AUTO
C N S
OFF-
ROAD
RESET
CONFIRM
Algemene informatie
70
Contactsleutel
1. Sleutelnummerlabel
Behalve voor het stuurslot en de
contactschakelaar wordt de
contactsleutel gebruikt voor het
zadelslot, de tankdop en de koffers
(indien gemonteerd).
Bij aflevering vanuit de fabriek worden
twee sleutels meegeleverd en een label
waarop het sleutelnummer is vermeld.
Noteer het sleutelnummer en bewaar de
reservesleutel en het sleutellabel op een
veilige plaats, niet in de buurt van de
motorfiets.
In elke sleutel is een transponder
aangebracht om de startonderbreker uit
te schakelen. Om er zeker van te zijn dat
de startonderbreker correct function-
eert, altijd maar een van de twee
contactsleutels in de buurt van de
contactschakelaar houden. Wanneer
twee contactsleutels in de buurt van de
schakelaar worden gehouden, kan het
signaal tussen de transponder en de
startonderbreker onderbroken worden.
In zo'n situatie blijft de startonderbreker
actief, tot een van de contactsleutels
verwijderd wordt.
Bestel vervangende sleutels altijd bij uw
erkende Triumph-dealer. Vervangende
sleutels moeten door een erkende
Triumph-dealer worden gekoppeld aan
de startonderbreker van de motorfiets.
1
cixj
Voorzichtig
Bewaar de reservesleutel niet bij de
motorfiets, omdat hierdoor alle
veiligheidsaspecten in gevaar komen.
Algemene informatie
71
Contactschakelaar/stuurslot
1. Contactschakelaar/stuurslot
2. Stand VERGRENDELD
3. Stand UIT
4. Stand AAN
5. Stand PARKEREN
Startonderbreker
De behuizing van de contactslotcilinder
fungeert als een antenne voor de
startonderbreker.
De startonderbreker wordt ingeschakeld
wanneer het contactslot in de stand OFF
(uit) wordt gedraaid en de contactsleutel
wordt verwijderd (zie pagina 28). De
startonderbreker wordt uitgeschakeld
wanneer de contactsleutel in de
contactschakelaar steekt en in de stand
AAN (ON) wordt gedraaid.
Standen contactschakelaar
Deze schakelaar heeft vier, met een
sleutel bediende standen. De sleutel kan
uitsluitend uit de contactschakelaar
worden verwijderd, indien deze in de
stand UIT, VERGRENDELD of P
(PARKEREN) staat.
VERGRENDELEN: Draai het stuur volledig
naar links, draai de sleutel in de stand UIT,
druk de sleutel in en laat hem los en draai
de sleutel vervolgens in de stand LOCK.
PARKEREN: Draai de sleutel vanuit de
stand VERGRENDELD in de stand P. Het
stuurslot blijft ingeschakeld en de
positielichten blijven ingeschakeld.
Let op:
• Laat het stuurslot niet gedurende
langere tijd in de stand P
ingeschakeld, aangezien dit leidt tot
ontladen van de accu.
P
U
S
H
P
O
F
F
O
N
3
2
5
1
4
Waarschuwing
Om redenen van beveiliging en
veiligheid dient u de contact-
schakelaar altijd in de stand UIT,
VERGRENDELD en PARKEREN te
plaatsen en de sleutel te verwijderen
wanneer de motorfiets onbeheerd
wordt achtergelaten.
Onbevoegd gebruik van de motorfiets
kan leiden tot verwonding van de
bestuurder, medeweggebruikers en
voetgangers en beschadiging van de
motorfiets.
Waarschuwing
De stuurinrichting wordt vergrendeld
wanneer de sleutel in de stand
VERGRENDELEN of P wordt gezet.
Draai de sleutel nooit onder het rijden
in de stand VERGRENDELEN of P,
omdat hierdoor het stuurslot wordt
ingeschakeld. Een ingeschakeld
stuurslot leidt tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval.
Algemene informatie
74
Richtingaanwijzerschakelaar
Wanneer de richtingaanwijzerschakelaar
naar links of naar rechts wordt geduwd,
knippert ook het controlelampje van de
betreffende richtingaanwijzer. U schakelt
de richtingaanwijzers uit door op de
richtingaanwijzerschakelaar te duwen en
deze in de middenstand los te laten.
Modellen die zijn uitgerust met
automatisch uitschakelende
richtingaanwijzers
Door de richtingaanwijzer kort naar links
of rechts te drukken zullen de
overeenkomstige
richtingaanwijzerlichten drie keer aan en
uit knipperen en vervolgens uitgaan.
Door de richtingaanwijzer iets langer
naar links of rechts te drukken zullen de
overeenkomstige richtingaanwijzerlich-
ten aan en uit knipperen totdat ze als
volgt worden uitgeschakeld:
De automatische richtingaanwijzeruit-
schakeling treedt acht seconden na
bediening van een richtingaanwijzer in
werking. Acht seconden nadat ze zijn
aangezet en nadat de motorfiets nog
eens 65 meter heeft afgelegd, worden de
richtingaanwijzers automatisch uitge-
schakeld.
Wanneer u de automatische uitschake-
ling van de richtingaanwijzers wilt
uitschakelen, raadpleegt u de paragraaf
'Motorfietsinstellingen' op pagina 52.
De richtingaanwijzers kunnen handmatig
worden uitgeschakeld. Om de richting-
aanwijzers handmatig uit te schakelen,
duwt u op de richtingaanwijzer-
schakelaar en laat u deze in de
middenstand los.
Claxonknop
Wanneer de claxonknop wordt ingedrukt
en het contact in de stand AAN staat,
klinkt de claxon.
Selectieknop instrumentenpaneel
Door de selectieknop in te drukken
selecteert u het menu dat op het display
van het multifunctionele display wordt
getoond.
Druk bij een stilstaande motorfiets op de
selectieknop om het menu Instellingen te
openen in het multifunctionele display
(zie 'Menu Instellingen' op pagina 50).
Scrollknop instrumentenpaneel
Door de scrollknop herhaaldelijk in te
drukken kunt u door de menu's
navigeren die op het display van het
instrumentenpaneel worden getoond.
Modusknop
Door de knop MODUS in te drukken
wordt het menu Rijmodiselectie
geactiveerd dat op het display van het
multifunctionele display wordt getoond.
Door vaker op de knop MODUS te
drukken schuift u door de beschikbare
rijmodi (zie 'Rijmodiselectie' op
pagina 60).
Door de knop MODUS ingedrukt te
houden krijgt u direct toegang tot het
configuratiemenu van een rijmodus (zie
'Configuratie rijmodus' op pagina 64).
Algemene informatie
77
Als er een storing optreedt aan de
gasklepregeling, gaat het storingslampje
(MIL) branden en kan zich een van de
volgende toestanden voordoen:
• Storingslampje brandt, beperkt
motortoerental en beperkte
gasklepbeweging
• Storingslampje brandt, alleen
thuisbrengmodus waarin de motor
met versneld stationair toerental
draait
• Storingslampje brandt, motor start
niet.
Neem in alle bovenvermelde situaties zo
snel mogelijk contact op met een
erkende Triumph-dealer om de storing te
laten inspecteren en verhelpen.
Gebruik van de rem
Bij een geringe gasklepopening
(ongeveer 20°), kunnen de remmen en
gashendel tegelijk worden gebruikt.
Bij een grotere gasklepopening (meer
dan 20°) gaat de gasklep dicht en neemt
het motortoerental af wanneer de
remmen langer dan twee seconden
worden gebruikt. Om de normale
gasklepwerking te herstellen, laat u de
gashendel en de remmen los en draait u
vervolgens de gashendel weer open.
Waarschuwing
Verlaag de snelheid en rijd niet langer
door dan noodzakelijk wanneer dit
waarschuwingslampje brandt. De
storing kan de motorprestaties, de
uitstoot van uitlaatgassen en het
brandstofverbruik negatief beïnvloe-
den. Afgenomen motorprestaties
kunnen gevaarlijke rijomstandigheden
veroorzaken, die kunnen leiden tot
verlies van controle en een ongeval.
Neem zo snel mogelijk contact op met
een erkende Triumph-dealer, om de
storing te laten inspecteren en
verhelpen.
Algemene informatie
79
Cruisecontrol (indien
gemonteerd):
Let op:
• Cruisecontrol werkt mogelijk niet als
er een storing is aan het ABS-
systeem en het ABS-waarschu-
wingslampje brandt.
• Cruisecontrol blijft werken als een
rijmodus wordt geselecteerd waarbij
het ABS is ingesteld op Terreinrijden
of Uit.
• Cruisecontrol blijft werken als het
ABS is uitgeschakeld zoals
beschreven op pagina 53.
Waarschuwing
Cruisecontrol mag alleen worden
gebruikt op plaatsen waar u veilig met
constante snelheid kunt rijden.
Cruisecontrol mag niet worden
gebruikt bij druk verkeer, op wegen
met scherpe/blinde bochten of op
gladde wegen.
Wanneer cruisecontrol wordt gebruikt
bij druk verkeer, op wegen met
scherpe/blinde bochten of op gladde
wegen, kan dat leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en ene
ongeluk.
Waarschuwing
Deze Triumph-motorfiets mag de
wettelijk geldende snelheidslimieten
niet overschrijden. Het met hoge
snelheid op een motorfiets rijden kan
gevaarlijk zijn, aangezien de tijd om op
bepaalde verkeerssituaties te reageren
bij hogere snelheden aanzienlijk korter
is. Verlaag de snelheid altijd in
overeenstemming met de weers- en
verkeersomstandigheden.
Waarschuwing
Gebruik deze Triumph-motorfiets
alleen met hoge snelheden tijdens
wedstrijden op voor ander verkeer
afgesloten weggedeelten of gesloten
circuits. Het rijden met hoge
snelheden is voorbehouden aan rijders
die les hebben gehad in de technieken
die noodzakelijk zijn voor het rijden
met hoge snelheden en die vertrouwd
zijn met het gedrag van de motorfiets
onder alle omstandigheden.
Het rijden met hoge snelheden is
onder alle andere omstandigheden
gevaarlijk en kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Algemene informatie
82
Een andere manier om de snelheid in
cruisecontrol te verhogen, is om met
behulp van de gashendel te accelereren
tot de gewenste snelheid en vervolgens
de knop SET/- in te drukken.
Cruisecontrol uitschakelen
De cruisecontrol kan op een van de
volgende manieren worden
uitgeschakeld:
• Helemaal naar voren draaien van de
gashendel.
• Intrekken van de koppelingshendel.
• Bedienen van de voor- of achterrem.
• Verhogen van de snelheid door de
gashendel meer dan 60 seconden te
gebruiken.
Na uitschakeling gaat het cruise-
controllampje in de toerenteller uit, maar
de SET-indicator en de ingestelde
snelheid blijft zichtbaar in de status-
weergave voor de motorfiets. Hiermee
wordt aangegeven dat de ingestelde
cruisecontrolsnelheid opgeslagen is.
Cruisecontrol kan worden hervat met de
ingestelde snelheid zoals beschreven op
pagina 82, mits cruisecontrol niet is
uitgeschakeld doordat de contactsleutel
naar de stand UIT is gedraaid.
Cruisecontrol hervatten met de
ingestelde snelheid
Na een van de volgende handelingen
wordt de cruisecontrol uitgeschakeld:
• Helemaal naar voren draaien van de
gashendel.
• Intrekken van de koppelingshendel.
• Bedienen van de voor- of achterrem.
• Verhogen van de snelheid door de
gashendel meer dan 60 seconden te
gebruiken.
Cruisecontrol kan worden hervat met de
ingestelde snelheid door de knop RES/+,
mits een ingestelde snelheid is
opgeslagen.
De motorfiets moet een snelheid hebben
tussen 30 en 160 km/h en in de derde
versnelling of hoger staat.
Waarschuwing
Zorg er altijd voor dat de verkeers-
omstandigheden geschikt zijn voor de
ingestelde snelheid wanneer u
cruisecontrol hervat.
Wanneer cruisecontrol wordt gebruikt
bij druk verkeer, op wegen met
scherpe/blinde bochten of op gladde
wegen, kan dat leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en ene
ongeluk.


Product specificaties

Merk: Triumph
Categorie: Motor
Model: Explorer XRx (2017)

Heb je hulp nodig?

Als je hulp nodig hebt met Triumph Explorer XRx (2017) stel dan hieronder een vraag en andere gebruikers zullen je antwoorden




Handleiding Motor Triumph

Handleiding Motor

Nieuwste handleidingen voor Motor