Wij feliciteren u met de aanschaf van dit Tamron-objectief ter uitbreiding van uw foto-uitrusting.
Voordat u uw nieuwe objectief gaat gebruiken, wordt u verzocht deze gebruiksaanwijzing
zorgvuldig door te lezen om uzelf vertrouwd te maken met de mogelijkheden van het objectief en
kennis te nemen van de fototechnische aanbevelingen, zodat u verzekerd bent van de beste
resultaten. Indien u de nodigde zorgvuldigheid in acht neemt, zult u vele jaren plezier hebben van
uw Tamron-objectief en zult u de prachtigste foto’s kunnen maken.
• Verklaart de voorzorgen die u kunt nemen om problemen te voorkomen.
• Verklaart dingen die nuttig zijn om te weten, naast de basisbediening.
NAMEN VAN ONDERDELEN (Zie Fig. indien niet vermeld)
① ② Zonnekap Zoomring
③ ④ Brandpuntsafstandsschaal Scherptediepte-index
⑤ ⑥ Scherpstelring Afstandsschaal
⑦ ⑧ Afstandsindex VC-knop (Knop trillingscompensatie)
⑨ AF/MF-schakelaar (Fig. & ) Aansluitingsmerkteken op het objectief ⑩
⑪ Aansluitcontacten/objectiefaansluitcontacten
SPECIFICATIE
A012
Brandpuntsafstand 15-30 mm
Maximale lensopening F/2,8
Zichthoek 110˚32' - 71˚35'
Lensopbouw 13/18
Minimale scherpstelafstand 0,28 m (door het gehele zoom-bereik)
Maximale vergrotingsverhouding 1:5 (bij 30 mm : Minimale scherpstelafstand 0,28 m)
Lengte 142,5 mm
Diameter ø 98,4 mm
Gewicht 1.100 g*
* waarden zijn specicaties van Nikon-producten.
Lengte: afstand vanaf de uiterste voorzijde van de lens tot aan de vatting.
Zowel de eigenschappen als de uitvoering van de objectieven die in deze gebruiksaanwijzing zijn
opgenomen mogen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
HET BEVESTIGEN EN VERWIJDEREN VAN HET OBJECTIEF
Bevestigen van het objectief
Verwijder de achterste objectiefkap. Plaats het Aansluitingsmerkteken op het objectief op ⑩
het objectief tegenover het merkteken op de cameravatting en plaats het objectief op de
camera.
Draai het objectief met de klok mee tot het vastklikt. Op Nikon-camera’s dient u het merkteken
op het objectief tegenover de stip op de camera te plaatsen en het objectief tegen de klok in te
draaien tot het vastklikt.
Verwijderen van het objectief
Druk de ontgrendelingsknop op de camera in, draai het objectief tegen de klok in (bij
Nikon-camera’s met de klok mee), en til het objectief van de cameravatting.
Zorg dat de camera is uitgeschakeld wanneer u het objectief bevestigt of verwijdert.
Voor nadere informatie verwijzen wij naar de gebruiksaanwijzing van uw camera.
SCHERPSTELLEN (Autofocus - AF) en het gebruik van de permanente handmatige functie
In het geval van een Nikon- of Canon-camera, zet u de AF/MF-schakelaar van de lens op AF ⑨
(g. ). In het geval van een Nikon-camera met een selectieknop voor de scherpstellingsfunctie,
zet u de scherpstellingsfunctie op S, C of A, en zet u vervolgens de AF/MF-schakelaar ⑨ van de
lens op AF. Druk de ontspanknop gedeeltelijk in terwijl u door de zoeker van de camera kijkt; de
lens stelt automatisch scherp. Een scherpstelmarkering licht op wanneer de lens scherpgesteld is
op het hoofdonderwerp. Druk de ontspanknop volledig in om een foto te nemen.
In het geval van een Sony-camera, zet u de AF/MF-schakelaar ⑨ van de lens op AF (g. ) en zet
u de scherpstellingsfunctie van de camera op automatische scherpstelling (AF). Druk de
ontspanknop gedeeltelijk in terwijl u door de zoeker van de camera kijkt; de lens stelt automatisch
scherp. Een scherpstelmarkering licht op wanneer de lens scherpgesteld is op het
hoofdonderwerp. Druk de ontspanknop volledig in om een foto te nemen.
De permanente handmatige functie gebruiken
A012 is voorzien van een permanente handmatige functie.
De permanente handmatige functie is een functie waarbij de focus handmatig jn kan worden
scherpgesteld zonder de AF/MF instelling te veranderen als foto’s met autofocus worden
gemaakt.
De permanente handmatige functie gebruiken
Stel eerst de focus in op de “AF”-modus.
U kunt de focus handmatig instellen door de focusring in de ontspanknop te draaien terwijl
deze laatste licht ingedrukt is.
De afstandsschaal ⑥ wordt aangegeven als referentie. Het eigenlijke brandpunt kan lichtjes
verschillen van de afstand die op de brandpuntsafstandindex wordt weergegeven.
Voor nadere informatie verwijzen wij naar de gebruiksaanwijzing van uw camera.
SCHERPSTELLEN (handmatig scherpstellen - MF) (Fig. & ),
In het geval van een Nikon- of Canon-camera, zet u de AF/MF-schakelaar van de lens op MF ⑨
(g. ). In het geval van een Nikon-camera met een selectieknop voor de scherpstellingsfunctie,
zet u de scherpstellingsfunctie op M, en zet u vervolgens de AF/MF-schakelaar ⑨ van de lens op
MF. Stel handmatig scherp met de scherpstelring ⑤ terwijl u door de zoeker van de camera kijkt
(g. ). Wanneer het te fotograferen onderwerp scherp is in de zoeker, is de lens correct
scherpgesteld.
In het geval van een Sony-camera, zet u de AF/MF-schakelaar ⑨ van de lens op MF (g. ) en
zet u de scherpstellingsfunctie van de camera op handmatige scherpstelling (MF). Stel handmatig
scherp met de scherpstelring ⑤ terwijl u door de zoeker van de camera kijkt (g. ). Wanneer
het te fotograferen onderwerp scherp is in de zoeker, is de lens correct scherpgesteld.
Als u in de stand MF de scherpstelring draait terwijl u de ontspanknop gedeeltelijk indrukt, gaat het ⑤
scherpstel-hulplampje branden wanneer het beeld is scherpgesteld.
Stel scherp op het verste onderdeel van het te fotograferen onderwerp. Het beschikt over een zekere
exibiliteit waardoor ook andere onderdelen binnen het scherpgestelde gedeelte scherp worden
weergegeven.
Voor nadere informatie verwijzen wij naar de gebruiksaanwijzing van uw camera.
VC-MECHANISME (Fig. & , ) (Bevestigd voor Nikon- en Canonmodellen)
De VC (Trillingscompensatie) is een mechanisme dat maakt dat foto’s minder onscherp
verschijnen bij het maken van foto’s zonder gebruik van statief.
Het VC-mechanisme gebruiken
1) Activeer de VC-knop ⑧.
*Deactiveer de VC wanneer u deze niet gaat gebruiken.
2) Druk de sluiterknop tot de helft in om het effect van de VC te controleren.
Na het indrukken van de sluiterknop tot de helft van zijn bereik duurt het ongeveer 1
seconde voordat de VC een stabiel beeld produceert.
De VC is voornamelijk nuttig voor het nemen van foto’s in de volgende
omstandigheden.
Plaatsen met beperkte verlichting
Plaatsen waar het gebruik van een itser verboden is
Situaties waarbij de fotograaf het evenwicht moeizaam kan handhaven
De VC kan niet volledig doeltreffend zijn in de volgende gevallen:
Wanneer een foto vanuit een voertuig is genomen dat hevig beweegt.
Fotograferen wanneer de camera bijzonder veel beweegt.
Wanneer u foto’s neemt met een statiefgondel.
Schakel de VC uit als u foto’s maakt met lange belichtingstijden. Als de VC hierbij geactiveerd
is, kunnen er fouten optreden.
Omwille van het werkingsprincipe van de VC zal het beeld op de display trillen onmiddellijk na het
indrukken van de sluiterknop. Dit is geen toestelfout.
Wanneer de VC geactiveerd is, verbruikt de camera energie en er kunnen dus minder opnames
gemaakt worden.
Wanneer de VC in werking is, zal er onmiddellijk na het half indrukken van de sluiterknop of een
tweetal seconden na het loslaten van de sluiterknop een klikgeluid optreden. Dit is het in werking
treden van het blokkeringsmechanisme en is geen toestelfout.
Zet de VC-schakelaar op OFF wanneer u een statiefgondel gebruikt.
Het duurt nog ongeveer twee seconden na het loslaten van de sluiterknop vooraleer de VC stopt
met bewegen en het blokkeringsmechanisme in werking treedt.
Wanneer de lens van de camera wordt afgenomen, terwijl VC geactiveerd is, is het mogelijk dat de lens
een klikgeluid maakt als de lens aan een schok wordt blootgesteld. Dit is geen toestelfout.
De VC is in werking wanneer de sluiterknop voor de helft ingedrukt is. (en blijft in werking tot een tweetal
seconden nadat de sluiterknop wordt losgelaten)
De VC kan worden gebruikt in AF- of MF-modus.
ZOOMEN (Fig. & )
Draai de zoomring van het objectief terwijl u de camera d.m.v. de zoeker op het onderwerp ②
richt en kader het onderwerp uit bij de gekozen brandpuntsafstand.
ZONNEKAP
De zonnekap is standaard geïnstalleerd. Deze is aan het objectief bevestigd en kan niet worden
verwijderd.
VOORZORGEN BIJ DE OPNAME
Het optisch ontwerp van de Di houdt rekening met de diverse eigenschappen van digitale
spiegelreexcamera’s. Echter, als gevolg van het ontwerp van digitale spiegelreexcamera’s kan,
zelfs als de nauwkeurigheid van de AF-scherpstelling binnen de specicaties ligt, het brandpunt
iets voor of achter het optimale punt liggen, wanneer u onder bepaalde omstandigheden met
behulp van automatische scherpstelling foto’s neemt.
Het Tamron-objectief dat hier wordt beschreven, maakt gebruik van een inwendig
scherpstellingssysteem (IF-systeem). De eigenschappen van dit optische systeem maken dat de
gezichtshoek (m.u.v. de stand oneindig) breder is dan die van objectieven die gebruik maken van
een conventioneel scherpstelsysteem.
Wanneer de ingebouwde its van uw camera wordt gebruikt, kan het licht van de its worden
geblokkeerd door de lens en kan onderaan het beeld kapschaduw voorkomen. Vignettering kan
ook voorkomen wanneer u een afzonderlijke its gebruikt, afhankelijk van uw apparatuur en de
opnameomstandigheden.
Bepaalde camera’s vermelden de minimale en maximale lensopening in afgeronde getallen. Dit
wijst niet noodzakelijkerwijs op een fout.
De in deze gebruiksaanwijzing vermelde objectieven zijn niet voorzien van een infraroodindexlijn.
Er kan derhalve met deze objectieven niet (op praktische wijze) met zwartwit-infraroodlm
worden qefotografeerd.
Dit objectief is een ultra-groothoeklens. Wegens de vorm van het element vooraan is het niet
mogelijk om lters te bevestigen om vignettering te voorkomen. Het is evenmin mogelijk om
achterlters te installeren.
VOOR EEN LANGE TEVREDENHEID
Raak nooit het lenselement of oculair aan met uw vingers. Om stof te verwijderen kunt u een
zacht objectiefkwastje gebruiken. Als het objectief niet in gebruik is, voorziet u het van
lensdoppen.
Om hardnekkig vuil of vingerafdrukken van glasoppervlakken te verwijderen kunt u een
druppeltje lenscleaner op een lenstissue doen en vanuit het midden met een draaiende
beweging het geheel reinigen.
Siliconendoekjes zijn uitsluitend geschikt voor reiniging van de niet-glazen onderdelen van het
objectief.
Het voorste element is voorzien van een coating om te voorkomen dat water en olieachtige
substanties zich eraan kunnen hechten. Deze coating stoot vloeistoffen zoals lensreinigers af.
Om de lens te reinigen raden we aan om ze aan het einde schoon te vegen met een droge doek.
Vochtinwerking is de grootste vijand van uw objectief. Maak de lens altijd schoon en droog nadat
u op vochtige locaties heeft gefotografeerd. Berg uw objectief schoon, koel en droog op. Als u
het objectief in een lenstas opbergt, voeg dan een zakje silicaatgel bij om vochtinwerking tegen
te gaan. Als blijkt dat het inwendige van het objectief condensvorming vertoont, dient u het naar
een erkende reparateur te brengen.
Raak de aansluitcontacten nooit aan; stof, vuil en/of oxidatie kan een slecht contact tussen
camera en objectief tot gevolg hebben.
Als u uw uitrusting in sterk wisselende temperaturen wenst te gebruiken, berg deze dan in een
fototas of plasticzak en las een acclimatisatieperiode in. Hiermee voorkomt u mogelijke
storingen aan toestel en objectief.