Honda CMX1100 (2021) Handleiding
Lees hieronder de 📖 handleiding in het Nederlandse voor Honda CMX1100 (2021) (312 pagina's) in de categorie Motor. Deze handleiding was nuttig voor 48 personen en werd door 2 gebruikers gemiddeld met 4.5 sterren beoordeeld
Pagina 1/312

CMX1100A/D
INSTRUCTIEBOEKJE


Deze handleiding dient als een permanent onderdeel van het
voertuig te worden beschouwd en moet bij doorverkoop van het
voertuig aan de nieuwe eigenaar worden verstrekt.
Deze publicatie bevat de meest recente productinformatie die
beschikbaar was voor het ter perse gaan. Honda Motor Co., Ltd.
behoudt zich het recht voor om te allen tijde wijzigingen aan te
brengen zonder voorafgaande kennisgeving en zonder het aangaan
van enige verplichting.
Niets uit deze publicatie mag zonder schriftelijke toestemming
worden gereproduceerd.
Het kan zijn dat het afgebeelde voertuig in dit instructieboekje
verschilt van uw voertuig.
© 2020 Honda Motor Co., Ltd.


Welkom
Van harte gefeliciteerd met de aanschaf van
uw nieuwe Honda-voertuig. Door te kiezen
voor een Honda maakt u deel uit van een
wereldwijde familie van tevreden klanten die
Honda's reputatie voor het leveren van
hoogwaardige producten waarderen.
Met het oog op uw veiligheid en rijplezier:
●Lees dit instructieboekje aandachtig door.
●Volg alle aanbevelingen op en voer alle
procedures uit die in deze handleiding
zijn vermeld.
●Besteed extra aandacht aan
veiligheidsinformatie in deze handleiding
en op het voertuig.
● De volgende codes in deze handleiding
duiden de landen aan.
● De afbeeldingen hierin zijn gebaseerd op
het type CMX1100D ED.
Landcodes
Code Land
CMX1100A
ED Directe verkoop Europa,
Hongkong
CMX1100D
ED Directe verkoop Europa,
Hongkong
*De specificaties kunnen van land tot land
verschillen.


Enkele opmerkingen over veiligheid
Uw veiligheid en de veiligheid van anderen zijn
zeer belangrijk. Het veilig rijden op dit voertuig is
een belangrijke verantwoordelijkheid.
Om u te helpen goed geïnformeerde
veiligheidsbeslissingen te nemen, hebben wij
bedieningsprocedures en andere informatie
in deze handleiding en op veiligheidslabels
verstrekt. Deze informatie maakt u attent op
potentiële gevaren waardoor u of anderen
letsel kunnen oplopen.
Het is vanzelfsprekend niet praktisch of niet mo-
gelijk om u te waarschuwen voor alle gevaren die
kunnen optreden bij het rijden op en onderhou-
den van een voertuig. U moet dan ook uw eigen
gezonde verstand gebruiken.
U zult belangrijke veiligheidsinformatie in verschil-
lende vormen tegenkomen, waaronder:
●Veiligheidslabels op het voertuig
● Veiligheidsinformatie voorafgegaan door
een waarschuwingssymbool en een
van de drie waarschuwingswoorden:
GEVAAR, WAARSCHUWING of LET OP.
Deze signaalwoorden betekenen:
3GEVAAR
U ZULT DODELIJK of ERNSTIG LETSEL
OPLOPEN als u de instructies niet
opvolgt.
3WAARSCHUWING
U KUNT DODELIJK of ERNSTIG LETSEL
OPLOPEN als u de instructies niet
opvolgt.
3LET OP
U KUNT LETSEL OPLOPEN als u de
instructies niet opvolgt.
Andere belangrijke informatie vindt u
onder de volgende koppen:
LET OP Informatie om beschadiging van
uw voertuig, andere eigendom-
men of het milieu te voorkomen.


Inhoudsopgave
Veiligheid van het voertuig BLZ. 2
Bedieningshandleiding BLZ. 18
Onderhoud BLZ. 78
Verhelpen van storingen BLZ. 118
Informatie BLZ. 132
Specificaties BLZ. 146


Veiligheidsrichtlijnen...........................................BLZ. 3
Waarschuwingslabels ..........................................BLZ. 6
Veiligheidsmaatregelen....................................BLZ. 10
Voorzorgsmaatregelen voor het rijden ........BLZ. 11
Accessoires & aanpassingen............................ BLZ. 16
Beladen................................................................. BLZ. 17
Dit gedeelte bevat belangrijke informatie voor het veilig rijden met uw voertuig.
Lees dit gedeelte aandachtig door.
Veiligheid van het voertuig


Veiligheidsrichtlijnen
Volg deze richtlijnen met het oog op uw veiligheid:
● Voer alle routine- en periodieke inspecties uit
die in deze handleiding zijn beschreven.
● Zet de motor uit en houd vonken en vuur uit
de buurt als u tankt.
● Laat de motor niet draaien in afgesloten of
gedeeltelijk afgesloten ruimten. Koolmonoxide
in uitlaatgassen is giftig en kan uw dood
veroorzaken.
Draag altijd een helm
Het is bewezen dat helmen en beschermende kleding
het aantal en de ernst van hoofdletsel en ander letsel
aanzienlijk kunnen verminderen. Draag dus altijd een
goedgekeurde helm en beschermende kleding.
2 BLZ. 10
Voordat u gaat rijden
Zorg ervoor dat u in goede lichamelijke conditie
bent, geconcentreerd bent en niet onder de
invloed van alcohol of drugs verkeert. Zorg ervoor
dat u en uw duopassagier allebei een
goedgekeurde helm en beschermende kleding
dragen. Draag duopassagiers op om zich aan de
zadelriem of aan uw middel vast te houden, met u
mee te leunen tijdens het schuinleggen van de
motorfiets in bochten en hun voeten altijd op de
voetsteunen te houden, zelfs wanneer het voertuig
stilstaat.
Neem de tijd om te leren en te oefenen
Zelfs als u al op andere voertuigen hebt gereden,
kunt u het beste in een veilige omgeving oefenen
om vertrouwd te raken met de werking en het
stuurgedrag van dit voertuig en om gewend te
raken aan de afmetingen en het gewicht van het
voertuig.
Rijd defensief
Besteed altijd aandacht aan ander verkeer om u
heen en veronderstel niet dat andere bestuurders
u zien. Zorg dat u snel kunt stoppen of een
uitwijkmanoeuvre kunt maken.
Veiligheidsrichtlijnen
Veiligheid van het voertuig
3
Vervolg


Zorg dat u goed zichtbaar bent
Zorg ervoor dat u beter zichtbaar bent, vooral 's avonds,
door heldere reflecterende kleding te dragen, te rijden
op plaatsen waar andere bestuurders u kunnen zien, uw
richting aan te geven voordat u afslaat of van rijstrook
verandert en uw claxon te gebruiken indien nodig.
Rijd binnen uw grenzen
Rijd nooit harder dan u aankunt of sneller dan de
verkeersomstandigheden toestaan. Vermoeidheid
en onoplettendheid kunnen afbreuk doen aan uw
beoordelingsvermogen en het veilig rijden.
Rijd niet onder de invloed van alcohol
of drugs
Alcohol of drugs en motorrijden gaan niet samen.
Zelfs één alcoholisch drankje kan uw vermogen om
op wisselende omstandigheden te reageren
verminderen en uw reactiesnelheid wordt minder na
elk aanvullend drankje. Hetzelfde geldt voor het
gebruik van drugs. Rijd niet onder de invloed van
alcohol of drugs en laat uw vrienden dit ook niet
doen.
Houd uw Honda in veilige staat
Het is belangrijk voor uw veiligheid en uw rijplezier
dat u het voertuig goed onderhoudt.
Inspecteer uw voertuig voor elke rit en voer al het
aanbevolen onderhoud uit. Houd u aan de
beladingslimieten ( BLZ. 17), bouw uw voertuig2
niet om en installeer geen accessoires die uw
voertuig onveilig maken ( BLZ. 16).2
Betrokken zijn bij ongevallen
Persoonlijke veiligheid is uw eerste prioriteit. Als u
of iemand anders letsel heeft opgelopen, neem
dan de tijd om de ernst van het letsel te
beoordelen en te bepalen of het veilig is om door
te rijden. Schakel indien nodig de hulpdiensten in.
Volg tevens de geldende wet- en regelgeving
indien een andere persoon of een ander voertuig
bij het ongeval is betrokken.
Veiligheidsrichtlijnen
Veiligheid van het voertuig
4


Als u besluit verder te rijden, zet dan eerst de
contactschakelaar in de stand (Off) en
controleer de staat van uw voertuig. Inspecteer op
vloeistoflekkage, controleer of cruciale moeren en
bouten goed vastzitten en controleer het stuur, de
bedieningshendels, remmen en wielen. Rijd
langzaam en voorzichtig.
Het kan zijn dat uw voertuig schade heeft
opgelopen die niet onmiddellijk zichtbaar is. Laat
uw voertuig zo snel mogelijk grondig inspecteren
door een erkend reparatiebedrijf.
Gevaar voor koolmonoxide
Uitlaatgassen bevatten giftig koolmonoxide, een
kleurloos, reukloos gas. Het inademen van
koolmonoxide kan bewusteloosheid veroorzaken
en tot uw dood leiden.
Als u de motor in een besloten of zelfs gedeeltelijk
afgesloten ruimte laat draaien, kan de lucht die u
inademt een gevaarlijke hoeveelheid koolmonoxi-
de bevatten.
Laat uw voertuig nooit in een garage of andere
besloten ruimte draaien.
3WAARSCHUWING
Het laten draaien van de motor van uw
voertuig in een afgesloten of zelfs in
een gedeeltelijk afgesloten ruimte, kan
leiden tot een snelle opbouw van het
giftige gas koolmonoxide.
Het inademen van dit kleur- en geurlo-
ze gas kan leiden tot bewusteloosheid
en zelfs tot de dood.
Laat de motor van uw voertuig alleen
draaien in een goed geventileerde
ruimte buiten.
Veiligheidsrichtlijnen
Veiligheid van het voertuig
5


Waarschuwingslabels
Op de volgende pagina's wordt de betekenis
van de labels beschreven. Sommige labels
waarschuwen u voor potentiële gevaren die
ernstig letsel kunnen veroorzaken. Andere
bieden belangrijke veiligheidsinformatie. Lees
deze informatie aandachtig en verwijder de
labels niet.
Als een label eraf valt of moeilijk te lezen is,
neem dan contact op met uw dealer voor een
vervangingslabel.
Elk label is voorzien van een specifiek symbool.
De betekenis van elk symbool en elk label is als
volgt.
Lees de instructies in het instructieboekje
aandachtig door.
Lees de instructies in de werkplaatshandleiding
aandachtig door. Laat om veiligheidsredenen
het onderhoud aan uw voertuig alleen
uitvoeren door uw dealer.
GEVAAR (met RODE achtergrond)
U ZULT ERNSTIG of zelfs DODELIJK LETSEL
oplopen als u deze aanwijzingen niet opvolgt.
WAARSCHUWING (met ORANJE
achtergrond)
U KUNT ERNSTIG of zelfs DODELIJK LETSEL
oplopen als u deze aanwijzingen niet opvolgt.
LET OP (met GELE achtergrond)
U KUNT GEWOND RAKEN als u deze
aanwijzingen niet opvolgt.
Waarschuwingslabels
Veiligheid van het voertuig
6


ACCULABEL
GEVAAR
•
Houd vonken en vlammen uit de buurt van de accu. Accu's
produceren gas dat een explosie kan veroorzaken.
• Draag een beschermbril en rubberen handschoenen
bij het hanteren van de accu, anders kunt u
brandwonden oplopen of uw gezichtsvermogen
verliezen door het elektrolyt van de accu.
• Laat kinderen en andere personen geen accu
aanraken tenzij ze op de hoogte zijn van de
voorschriften voor het hanteren van accu's en de
hieraan verbonden gevaren.
•
Wees buitengewoon voorzichtig bij het hanteren van de
accuvloeistof aangezien deze verdund zwavelzuur bevat.
Contact met uw huid of ogen kan brandwonden veroor-
zaken of leiden tot verlies van uw gezichtsvermogen.
• Lees deze handleiding aandachtig door en zorg
ervoor dat u de inhoud begrijpt voordat u de accu
hanteert. Het niet opvolgen van de instructies kan
lichamelijk letsel en beschadiging van het voertuig
veroorzaken.
•Gebruik geen accu met het elektrolyt op of onder het
onderste merkstreepje. De accu kan exploderen en
ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.
Waarschuwingslabels
Veiligheid van het voertuig
7
Vervolg


STICKER RADIATEURDOP
GEVAAR
NOOIT OPENEN BIJ WARME MOTOR.
Hete koelvloeistof veroorzaakt brandwonden.
De overdrukklep opent bij 1,1 kgf/cm
2.
WAARSCHUWINGSLABEL ACCESSOIRES EN BELADING
WAARSCHUWING
ACCESSOIRES EN BELADING
• De veiligheid, stabiliteit en het weggedrag van dit voertuig kunnen
nadelig worden beïnvloed door de toevoeging van accessoires en
bagage.
•Lees de instructies in de gebruikers- en montagehandleiding
aandachtig door voordat u een accessoire monteert.
• Het totale gewicht van accessoires en bagage en het gewicht van de
bestuurder en de passagier mag niet meer zijn dan , oftewel172 kg
de maximale gewichtscapaciteit.
•Het gewicht van de bagage mag niet meer zijn dan onder alle9 kg
omstandigheden.
•Het monteren van grote kuipdelen op de voorvork of het stuur wordt
niet aanbevolen.
Waarschuwingslabels
Veiligheid van het voertuig
8


LABEL BANDENINFORMATIE EN AANDRIJFKETTING
Bandenspanning in koude toestand:
[Alleen bestuurder]
Voor 225 kPa (2,25 kgf/cm2)
Achter 225 kPa (2,25 kgf/cm2)
[Bestuurder en passagier]
Voor 225 kPa (2,25 kgf/cm2)
Achter 225 kPa (2,25 kgf/cm2)
Zorg ervoor dat de aandrijfketting juist is afgesteld en gesmeerd.
Speling 15 - 25 mm
VEILIGHEIDSLABEL
Draag altijd een helm en beschermende kleding met het oog op uw
veiligheid.
BRANDSTOFLABEL
Uitsluitend loodvrije benzine
ETHANOL tot 10 volumeprocent
Waarschuwingslabels
Veiligheid van het voertuig
9


Veiligheidsmaatregelen
● Rijd voorzichtig met uw beide handen aan het
stuur en uw voeten op de voetsteunen.
●
Passagiers moeten zich aan de zadelriem of aan
uw middel vasthouden, en hun voeten moeten
zich tijdens het rijden op de voetsteunen
bevinden.
●
Denk altijd aan de veiligheid van uw passagier
en andere bestuurders en rijders.
Beschermende uitrusting
Zorg ervoor dat u en uw duopassagier een
goedgekeurde motorfietshelm, beschermbril en
duidelijk zichtbare beschermende kleding dragen.
Draag geen loshangende kleding om het gevaar
dat er iets tussen de bewegende delen van het
voertuig komt, te voorkomen. Rijd defensief en
houd altijd rekening met de weers- en
wegomstandigheden.
#
Helm
Moet voldoen aan de veiligheidsnorm, duidelijk
zichtbaar zijn en de juiste afmetingen voor uw
hoofd hebben
● De motorhelm moet comfortabel passen en
veilig met de kinriem zijn vastgemaakt.
● Vizier met een onbelemmerd gezichtsveld of
andere goedgekeurde oogbescherming
3WAARSCHUWING
Het niet dragen van een helm verhoogt
het risico op ernstig of dodelijk letsel in
geval van een botsing.
Zorg ervoor dat u en uw duopassagier
altijd een goedgekeurde helm en
beschermende kleding dragen.
Veiligheidsmaatregelen
Veiligheid van het voertuig
10


#
Handschoenen
Leren handschoenen met volledige vingers en een
hoge slijtweerstand
#
Motorlaarzen of -schoenen
Stevige motorlaarzen met antislipzolen en
enkelbeschermers
#
Motorjas en -broek
Beschermende, duidelijk zichtbare motorjas met
lange mouwen en duurzame broek voor het rijden
(of een beschermend motorpak)
Voorzorgsmaatregelen
voor het rijden
Inrijperiode
Volg deze richtlijnen tijdens de eerste 500 km om
de toekomstige betrouwbaarheid en prestaties van
uw voertuig te waarborgen.
● Vermijd het vol gas starten en snel accelereren.
●
Vermijd sterk afremmen en snel terugschakelen.
● Rijd behoedzaam.
Remmen
Neem de volgende richtlijnen in acht:
● Vermijd bijzonder sterk afremmen en
terugschakelen.
uDoor plotseling remmen kan de stabiliteit
van het voertuig verminderen.
uGa waar mogelijk langzamer rijden voor
een bocht; anders bestaat het gevaar dat u
uit de bocht vliegt.
Voorzorgsmaatregelen voor het rijden
Veiligheid van het voertuig
11
Vervolg


● Wees voorzichtig op oppervlakken met een
lage tractie.
uDe banden slippen sneller op dit soort
oppervlakken en de remweg is langer.
● Vermijd continu remmen.
uDoor herhaaldelijk te remmen, zoals bij
heuvelafwaarts rijden, kunnen de remmen
ernstig oververhit raken waardoor de
remwerking vermindert. Verminder
snelheid door afwisselend te remmen op
de motor en de remmen te gebruiken.
●Bedien de voor- en achterrem tegelijkertijd
voor de meest efficiënte remwerking.
#
Antiblokkeersysteem (ABS)
Dit model is uitgerust met een antiblokkeersysteem
(ABS) dat is ontwikkeld om te voorkomen dat de
remmen blokkeren tijdens abrupt remmen.
● De remweg is niet korter met het ABS. In
bepaalde gevallen kan het gebruik van het ABS
een langere remweg tot gevolg hebben.
● ABS werkt niet bij snelheden lager dan 10 km/h.
● Het kan zijn dat de remhendel en het
rempedaal lichtjes terugspringen wanneer u de
rem bedient. Dit is normaal.
● Gebruik altijd de aanbevolen voor-/
achterbanden en tandwielen om de werking
van ABS te waarborgen.
Voorzorgsmaatregelen voor het rijden
Veiligheid van het voertuig
12


#
Remmen op de motor
Remmen op de motor helpt om de snelheid van
uw voertuig te verminderen wanneer u gas
mindert. Schakel terug naar een lagere versnelling
om meer snelheid te verminderen. Rem op de
motor en gebruik met tussenpozen de rem om
snelheid te minderen wanneer u lange, steile
hellingen afrijdt.
#
Natte of regenachtige omstandigheden
Wegoppervlakken zijn glad wanneer ze nat zijn, en
natte remmen zorgen voor een verminderde
remwerking.
Wees bijzonder voorzichtig bij het remmen onder
natte omstandigheden.
Als de remmen nat worden, rem dan tijdens het
rijden op lage snelheid om ze te laten drogen.
Parkeren
●Parkeer op een stevige, horizontale
ondergrond.
● Als u op een helling of onverhard terrein moet
parkeren, parkeer het voertuig dan zodanig dat
dit niet kan wegrollen of omvallen.
● Zorg ervoor dat hete onderdelen niet in
contact kunnen komen met ontvlambare
materialen.
● Raak de motor, geluiddemper, remmen en
andere hete onderdelen niet aan voordat ze
zijn afgekoeld.
●Zet het stuur altijd op slot en verwijder de
sleutel als u het voertuig onbewaakt achterlaat
om de kans op diefstal te verminderen.
Het gebruik van een antidiefstalvoorziening
wordt ook aanbevolen.
Voorzorgsmaatregelen voor het rijden
Veiligheid van het voertuig
13
Vervolg


#
Parkeren op de zijstandaard
1.
Zet de motor uit.
2.
Klap de zijstandaard omlaag.
3.
Laat het voertuig langzaam naar links leunen
totdat het volle gewicht op de zijstandaard
steunt.
4.
Draai het stuur volledig naar links.
uHet draaien van het stuur naar rechts
reduceert de stabiliteit en kan tot gevolg
hebben dat het voertuig omvalt.
5.
Zet de contactschakelaar in de stand (Off)
en verwijder de sleutel.
6.
Vergrendel het stuur. BLZ. 472
Richtlijnen voor tanken en brandstof
Volg deze richtlijnen om de motor, het
brandstofsysteem en de katalysator te
beschermen:
● Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
● Gebruik benzine met het aanbevolen
octaangetal. Het gebruik van benzine met een
lager octaangetal heeft een verminderde
motorprestatie tot gevolg.
● Gebruik geen brandstof met een hoog
alcoholgehalte. BLZ. 1442
● Gebruik geen oude of verontreinigde benzine
of een olie-benzinemengsel.
●Laat geen vuil of water in de brandstoftank
binnendringen.
Voorzorgsmaatregelen voor het rijden
Veiligheid van het voertuig
14


Honda Selectable Torque Control
Als de Honda Selectable Torque Control (Torque
Control) wielspin van het achterwiel detecteert
tijdens acceleratie, wordt het koppel naar het
achterwiel verlaagd volgens het geselecteerde
Torque Control-niveau.
Bovendien vermindert het systeem de snelle
beweging tijdens een wheelie op basis van het
geselecteerde Torque Control-niveau.
Torque Control laat enige wielspin tijdens
acceleratie toe bij lage instellingen van het Torque
Control-niveau. Selecteer een niveau dat geschikt
is voor uw vaardigheid en de rijomstandigheden.
Torque Control werkt niet tijdens het vertragen en
voorkomt niet dat het achterwiel wegglijdt tijdens
het remmen op de motor. Sluit de gashendel niet
abrupt, zeker niet wanneer u op gladde
oppervlakken rijdt.
Torque Control biedt mogelijk geen compensatie
voor een ruw wegdek of snelle bediening van de
gashendel. Houd altijd rekening met de weg- en
weersomstandigheden en uw vaardigheden en
conditie als u de gashendel bedient.
Als uw voertuig is vastgelopen in modder, sneeuw
of zand, kunt u het mogelijk gemakkelijker losrijden
door Torque Control tijdelijk uit te schakelen.
Het tijdelijk uitschakelen van Torque Control kan
ook helpen om de controle en het evenwicht te
bewaren wanneer u op terrein rijdt.
Gebruik altijd de aanbevolen banden en
kettingwielen om de juiste werking van Torque
Control te waarborgen.
Voorzorgsmaatregelen voor het rijden
Veiligheid van het voertuig
15


Accessoires &
aanpassingen
Wij raden u ten sterkste aan om geen accessoires
te installeren die niet specifiek door Honda voor
uw voertuig zijn ontworpen en geen modificaties
aan het oorspronkelijke ontwerp van uw voertuig
aan te brengen. Hierdoor kan uw voertuig onveilig
worden.
Het ombouwen van uw voertuig kan tevens uw ga-
rantie doen vervallen en het gebruik van uw voertuig
op de openbare weg illegaal maken. Voordat u be-
sluit om accessoires op uw voertuig te installeren,
moet u nagaan of dit veilig en legaal is.
3WAARSCHUWING
Ondeugdelijke accessoires of aanpas-
singen kunnen leiden tot een ongeval
waarbij u ernstig of dodelijk letsel kunt
oplopen.
Volg alle aanwijzingen in dit instructie-
boekje betreffende accessoires en aan-
passingen.
Trek geen aanhangwagen met uw voertuig en
koppel geen zijspan aan uw voertuig. Uw voertuig
is niet ontworpen voor dit toebehoren en het
gebruik hiervan kan het stuurgedrag van uw
voertuig nadelig beïnvloeden.
Accessoires & aanpassingen
Veiligheid van het voertuig
16


Beladen
● Het vervoeren van extra gewicht heeft invloed
op het rijgedrag, het remgedrag en de
stabiliteit van uw voertuig.
Rijd altijd met een veilige snelheid die is
afgestemd op de belading.
● Vermijd overbeladen en houd u aan de
voorgeschreven beladingslimieten.
Maximaal draagvermogen 2BLZ. 146
● Maak alle bagage stevig vast, verdeel het
gewicht van de bagage gelijkmatig en plaats
de bagage dicht bij het midden van het
voertuig.
●Plaats geen bagage dicht bij de lampen of de
geluiddemper.
3WAARSCHUWING
Overbelasting of verkeerd beladen kan
een ongeval veroorzaken waarbij u
ernstig of dodelijk letsel kunt oplopen.
Volg alle limieten en richtlijnen voor
belading in deze handleiding.
Beladen
Veiligheid van het voertuig
17


Locatie van onderdelen
Bedieningshandleiding
18
Remvloeistofreservoir van
voorrem (BLZ.105)
Voorremhendel (BLZ.115 )
Gashendel (BLZ.114 )
Remvloeistofreservoir van
achterrem (BLZ.105)
Achterrempedaal
Afsteller
veervoorspanning
van achtervering
(BLZ.117)
Zadel (BLZ.99 )
Zijkap (BLZ.100 )
Stuurslot (BLZ.47 )
Accu (BLZ.96 )
Hoofdzekering (BLZ.131 )
Versteller veervoorspanning
van voorvering (BLZ.116)
Datalinkstekker


Bedieningshandleiding
19
Koppelingshendel (BLZ.111 )
Afsteller veervoorspanning
van achtervering (BLZ.117)
Zijstandaard (BLZ.109 )
Schakelpedaal
(BLZ.59)
Gereedschap (BLZ.76 )
Aandrijfketting (BLZ.110 )
Parkeerremhendel (BLZ.107 )
Koelvloeistofexpansiereservoir
(BLZ.103)
Contactschakelaar (BLZ.43 )
Motorolievuldop (BLZ.101 )
Brandstofvuldop (BLZ.72 )
Documentzakje (BLZ.76 )
CMX1100D
CMX1100A
Zekeringkast (BLZ.130 )
CMX1100A
Motoroliepeilstok (BLZ.101 )
Helmhouders (BLZ.77)


Instrumenten
Bedieningshandleiding
20
Toerenteller
Als de contactschakelaar op (On) wordt gezet, wordt de opstartanimatie getoond. Als een deel van deze
displays niet wordt weergegeven zoals het hoort, laat dan uw dealer controleren op problemen.
Displaycontrole
Klok (12-uur of 24-uur weergave)
Klok instellen: (BLZ.32 )
Rode zone toerenteller
Weergave rijmodus
(BLZ.49)
Snelheidsmeter
Cursor
(te hoog motortoerentalbereik)
INFO 3-display (BLZ.29 )
INFO 1-display (BLZ.23 )
INFO 2-display (BLZ.26 )
Het INFO-display
wijzigen(BLZ.23)
(BLZ.26)
Het display
selecteren
(BLZ.22)
LET OP
Laat de motor niet draaien met de
toerenteller in de rode zone. Een te
hoog motortoerental kan de
levensduur van de motor nadelig
beïnvloeden.


Bedieningshandleiding
21
Vervolg
Resterende brandstof wanneer alleen het 1e (E)
segment gaat knipperen: ongeveer 4,0 L
Brandstofniveaumeter
u"-" verschijnt wanneer niet goed in een
versnelling is geschakeld.
De schakelstand wordt weergegeven door de
versnellingsstandindicator.
Versnellingsstandindicator
Als het controlelampje van de
brandstofniveaumeter knippert of
uitgaat: (BLZ.126)
De schakelstand wordt weergegeven in de
versnellingsstandindicator wanneer de MT-
MODUS is geselecteerd. De indicator kan
knipperen als:
uHet voorwiel van de grond komt.
uU aan het wiel draait terwijl het voertuig
rechtop staat op de middenbok.
Dit is normaal. Zet de contactschakelaar in
de stand (Off) en weer in de stand (On)
om het systeem opnieuw in te schakelen.
CMX1100A
CMX1100D
LET OP
U moet tanken wanneer de waarde segment E (1e)
nadert. Als de brandstof opraakt, kan de motor
overslaan en de katalysator beschadigd raken.


#
Het display selecteren
Druk op de
MODE
-toets om de cursor te verplaatsen en een display te selecteren.
Als de automatische resetmodus voor ritteller A is geactiveerd, wordt de ritteller tijdens het tanken
gereset. (BLZ.32) (BLZ.36)
Bedieningshandleiding
22
Instrumenten (Vervolg)
Druk op de
MODE
-toets
Weergave rijmodus INFO 1-display INFO 2-display
Cursor Cursor Cursor


#
INFO 1-display
U kunt het volgende selecteren:
● Kilometerteller [TOTAL]
● Huidig brandstofverbruik [CONS.]
● Verstreken tijd [ELAPSED]
●Beschikbare rijafstand [RANGE]
#
Het INFO 1-display wijzigen
aHet INFO 1-display selecteren. (BLZ.22)
bDruk op de
SEL
-toets (omhoog) of de
SEL
-toets (omlaag) totdat de gewenste
indicatie wordt weergegeven.
cDruk op de
MODE
-toets. Het INFO 1-display is
ingesteld en het display schakelt over naar het
INFO 2-display. (BLZ.26)
Bedieningshandleiding
23
Vervolg
Druk op de toets
SEL
(omhoog)
Druk op de toets
SEL
(omlaag)
Kilometerteller Huidig
brandstofverbruik
Verstreken tijd Beschikbare
rijafstand


#
Kilometerteller [TOTAL]
Totale afgelegde afstand.
Als "------" wordt weergegeven, ga dan naar
uw dealer voor onderhoud.
#
Huidig brandstofverbruik [CONS.]
Toont het huidige brandstofverbruik.
Weergavebereik: 0,0 tot 300,0 L/100km (km/L,
mpg of mile/L)
● Wanneer uw snelheid lager is dan 5 km/h:
"---.-" wordt weergegeven.
●
Wanneer u de eenheid van de
brandstofverbruikmeter selecteert "km/L",
"mpg" of "mile/L"
Meer dan 300,0 km/L (mpg of mile/L):
"300.0" wordt weergegeven.
Wanneer u de eenheid van de
brandstofverbruikmeter "L/100 km" selecteert
Meer dan 300,0 L/100km : "---.-" wordt
weergegeven.
Als de berekende waarde lager is dan
0,1 L/100km: "0.0" wordt weergegeven.
Als "---.-" wordt weergegeven in andere dan de
bovenvermelde gevallen, ga dan naar uw dealer
voor onderhoud.
Bedieningshandleiding
24
Instrumenten (Vervolg)


#
Verstreken tijd [ELAPSED]
Toont de bedrijfstijd sinds het starten van de
motor.
Weergavebereik: 00:00 tot 99:59 (uren:minuten)
● De verstreken tijd keert terug naar 00:00
wanneer de waarde hoger is dan 99:59.
Als de contactschakelaar in de stand (Off)
staat, wordt de verstreken tijd teruggezet.
#
Beschikbare rijafstand [RANGE]
Geeft de geschatte afstand aan die u kunt
afleggen met de resterende brandstof.
Weergavebereik: 999 tot 5 km (999 tot 3 mile)
● Boven 999 km (mile): "999" wordt
weergegeven.
●Beginweergave: "---" wordt weergegeven.
● Wanneer de beschikbare rijafstand minder is
dan 5 km of de hoeveelheid resterende
brandstof minder dan 1,0 L is, wordt "---"
weergegeven.
De aangegeven beschikbare rijafstand wordt
berekend op basis van de rijomstandigheden.
Het aangegeven cijfer is mogelijk niet altijd de
werkelijke toegestane afstand.
Als "---" wordt weergegeven in andere dan de
bovenvermelde gevallen, ga dan naar uw dealer
voor onderhoud.
Bedieningshandleiding
25
Vervolg


#
INFO 2-display
U kunt het volgende selecteren:
● Trip A [TRIP A]
●
Gemiddeld brandstofverbruik A [AVG.CONS. A]
● Gemiddelde snelheid A [AVG. SPD. A]
●Trip B [TRIP B]
●
Gemiddeld brandstofverbruik B [AVG.CONS. B]
● Gemiddelde snelheid B [AVG. SPD. B]
#
Het INFO 2-display wijzigen
aHet INFO 2-display selecteren. (BLZ.22)
bDruk op de SEL -toets (omhoog) of de
SEL -toets (omlaag) totdat de gewenste
indicatie wordt weergegeven.
cDruk op de MODE -toets. Het INFO 2-display is
ingesteld en het display schakelt over naar de
weergave van de rijmodus.
Bedieningshandleiding
26
Instrumenten (Vervolg)
Druk op de toets
SEL
(omhoog)
Druk op de toets
SEL
(omlaag)
Trip A Gemiddeld brandstofverbruik A Gemiddelde snelheid A
Trip B
Gemiddeld brandstofverbruik BGemiddelde snelheid B


#
Ritteller A/B [TRIP A/B]
Afstand gereden na het resetten van de ritteller.
Als "-----.-" wordt weergegeven, ga dan naar
uw dealer voor onderhoud.
De ritteller terugstellen: (BLZ.30 )
#
Gemiddelde snelheid [AVG.SPD.]
Toont de gemiddelde snelheid sinds het
terugstellen van de gemiddelde snelheid.
De gemiddelde snelheid wordt berekend op
basis van de waarde die wordt weergegeven op
de geselecteerde ritteller (A of B).
●Weergavebereik: 0 tot 199 km/h of 0 tot
124 mph
● Als u minder dan 0,2 km met uw voertuig
hebt gereden sinds het starten van de
motor: "---" wordt weergegeven.
●Als de bedrijfstijd van uw voertuig minder
dan 16 seconden is sinds het starten van de
motor, wordt "---" weergegeven.
De gemiddelde snelheid terugstellen:
(BLZ.30)
Bedieningshandleiding
27
Vervolg


#
Gemiddeld brandstofverbruik
[AVG.CONS.]
Toont het gemiddelde brandstofverbruik sinds
het terugzetten van het gemiddelde
brandstofverbruik.
Het gemiddelde brandstofverbruik wordt
berekend op basis van de waarde weergegeven
op de geselecteerde ritteller (A of B).
Weergavebereik: 0,0 tot 300,0 L/100km (km/L,
mpg of mile/L)
●
Wanneer u de eenheid van de
brandstofverbruikmeter selecteert "km/L",
"mpg" of "mile/L"
Meer dan 300,0 km/L (mpg of mile/L):
"300.0" wordt weergegeven.
Wanneer u de eenheid van de
brandstofverbruikmeter "L/100 km" selecteert
Meer dan 300,0 L/100km: "---.-" wordt
weergegeven.
Als de berekende waarde lager is dan
0,1 L/100km: "0.0" wordt weergegeven.
●Als het gemiddelde brandstofverbruik wordt
teruggezet: "---.-" wordt weergegeven.
Als "---.-" wordt weergegeven in andere dan de
bovenvermelde gevallen, ga dan naar uw dealer
voor onderhoud.
Het gemiddelde brandstofverbruik
terugstellen: (BLZ.30)
Bedieningshandleiding
28
Instrumenten (Vervolg)


#
INFO 3-display
De volgende items worden weergegeven.
● Luchttemperatuurmeter
● Ingestelde snelheid cruise control
Als de cruise control niet wordt gebruikt, wordt
de luchttemperatuurmeter weergegeven.
De ingestelde snelheid van de cruise control
wordt weergegeven wanneer u de cruise
control gebruikt.
#
Ingestelde snelheid cruise control
De ingestelde snelheid voor de cruise control
wordt weergegeven.
De ingestelde snelheid van de cruise
control instellen: (BLZ.66)
#
Luchttemperatuurmeter
Toont de omgevingstemperatuur.
Weergavebereik: -10 ºC tot 50 ºC
● Onder -10 ºC: "---" wordt weergegeven
● Hoger dan 50 ºC: 50 ºC knippert
gaat branden wanneer de
buitentemperatuur lager is dan 3 ºC, en gaat uit
wanneer een buitentemperatuur van 5 ºC wordt
bereikt nadat aan ging.
uAls u cruise control gebruikt terwijl wordt
weergegeven, wordt uitgeschakeld.
De hitte die wordt afgegeven door het wegdek
en de uitlaatgassen van overig verkeer kunnen
de temperatuurmeting beïnvloeden wanneer
uw voertuig langzamer rijdt dan 30 km/h. Het
kan enkele minuten duren voordat het display is
bijgewerkt nadat de temperatuurwaarde is
gestabiliseerd.
Bedieningshandleiding
29
Vervolg


#
De ritteller A/B, het gemiddelde brandstofverbruik A/B en de gemiddelde snelheid
terugstellen A/B
Als u de ritteller A, het gemiddelde brandstofverbruik A en de gemiddelde snelheid A tegelijkertijd
wilt terugstellen, houdt u de
MODE
-knop ingedrukt terwijl de ritteller A, het gemiddelde
brandstofverbruik A of de gemiddelde snelheid A wordt weergegeven.
Wanneer deze zijn teruggesteld, tonen alle meters de teruggestelde waarde. Het display keert
vervolgens terug naar de laatst geselecteerde weergave.
Als de automatische resetmodus voor ritteller A, gemiddeld brandstofverbruik A en gemiddelde snelheid
A is geactiveerd, worden ritteller A, gemiddeld brandstofverbruik A en gemiddelde snelheid A tijdens het
tanken gereset. (BLZ.32) (BLZ.36)
Bedieningshandleiding
30
Instrumenten (Vervolg)
Ritteller A Gemiddeld brandstofverbruik A
of
Gemiddelde snelheid A
of


Als u de ritteller B, het gemiddelde brandstofverbruik B en de gemiddelde snelheid B tegelijkertijd
wilt terugstellen, houdt u de
MODE
-knop ingedrukt terwijl de ritteller B, het gemiddelde
brandstofverbruik B of de gemiddelde snelheid B wordt weergegeven.
Wanneer deze zijn teruggesteld, tonen alle meters de teruggestelde waarde. Het display keert
vervolgens terug naar de laatst geselecteerde weergave.
Bedieningshandleiding
31
Vervolg
Ritteller B Gemiddeld brandstofverbruik B
of
Gemiddelde snelheid B
of


Display instellen
De volgende items kunnen sequentieel worden
gewijzigd.
• Tijdsindeling instellen
•Klok instellen
• Helderheid achtergrondverlichting instellen
• TRIP A auto reset
• Eenheid van snelheid en afgelegde afstand
wijzigen
• Temperatuureenheid wijzigen
• Eenheid van brandstofverbruikmeter
wijzigen (alleen wanneer het systeem met
de eenheid km is geselecteerd)
Bedieningshandleiding
32
Instrumenten (Vervolg)
Houd de
SEL
-toets (omhoog) of de
SEL
-toets (omlaag) en de
MODE
-toets
ingedrukt
Druk op de
MODE
-toets
Normale weergave
Klok instellen
Helderheid achtergrondverlichting instellen
Eenheid van snelheid en afgelegde afstand wijzigen
Eenheid van de brandstofverbruikmeter wijzigen
Tijdsindeling instellen
Automatische resetmodus in-/uitschakelen voor
ritteller A, gemiddeld brandstofverbruik A en
totaal brandstofverbruik A
Instelmodus
Instellen HISS-controlelampje


Als de contactschakelaar in de stand (Off)
wordt gezet of er ongeveer 30 seconden niet
op de toetsen
MODE
,
SEL
(omhoog),
SEL
(omlaag) wordt gedrukt, wordt de
bediening automatisch omgeschakeld van de
instelmodus naar de normale weergave.
Als er niet op de toets wordt gedrukt
gedurende ongeveer 30 seconden, worden
items waarvoor de instelling aan de gang is
genegeerd en worden alleen items met
voltooide instellingen toegepast.
Houd de toetsen
MODE
en
SEL
(omhoog)
of de toets
SEL
(omlaag) ingedrukt om
terug te keren naar de normale weergave.
Als de contactschakelaar in de stand (Off)
wordt gezet of de knop
MODE
en
SEL
(omhoog) of
SEL
(omlaag) ingedrukt wordt
gehouden, worden items waarvoor de instelling
aan de gang is en die zijn voltooid, toegepast.
1 Tijdsindeling instellen:
U kunt de tijdsindeling omschakelen tussen
12-uurindeling en 24-uurindeling.
a Zet de contactschakelaar in de stand (On).
bHoud de
MODE
-toets en de
SEL
-toets
(omhoog) of de
SEL
-toets (omlaag)
ingedrukt, de huidige tijdsindeling begint te
knipperen.
cDruk op de
SEL
-toets (omhoog) of de
SEL
-toets (omlaag) om "12hr" of "24hr" te
selecteren.
dDruk op de
MODE
-toets. De tijdsindeling is
ingesteld en het display schakelt over naar het
instellen van de klok.
Bedieningshandleiding
33
Vervolg


2 Klok instellen:
aDruk op de
SEL
-toets (omhoog) of de
SEL
-toets (omlaag) totdat het gewenste
uur wordt weergegeven.
uHoud de
SEL
-toets (omhoog) of de
SEL
-toets (omlaag) ingedrukt om het
uur versneld in te stellen.
bDruk op de
MODE
-toets. De minuten
beginnen te knipperen.
cDruk op de
SEL
-toets (omhoog) of de
SEL
-toets (omlaag) totdat de gewenste
minuten worden weergegeven.
uHoud de
SEL
-toets (omhoog) of de
SEL
-toets (omlaag) ingedrukt om de
minuten versneld in te stellen.
dDruk op de
MODE
-toets. De klok is ingesteld
en het display schakelt over naar helderheid
achtergrondverlichting instellen.
Bedieningshandleiding
34
Instrumenten (Vervolg)


3 Helderheid achtergrondverlichting
instellen:
U kunt een van de vijf helderheidsniveaus
instellen.
aDruk op de SEL -toets (omhoog) of de
SEL -toets (omlaag). De helderheid wordt
omgeschakeld.
bDruk op de
MODE
-toets. De
achtergrondverlichting is ingesteld en de
weergave schakelt over naar het instellen van
het HISS-controlelampje.
Bedieningshandleiding
35
Vervolg
Druk op de toets
SEL
(omlaag)
Druk op de toets
SEL
(omhoog)


4 HISS-controlelampje instellen:
U kunt de knipperfunctie van het HISS-
controlelampje aan- of uitzetten.
aDruk op de toets
SEL
(omhoog) of
SEL
(omlaag) om "ON" (knippert) of "OFF"
(uit) te selecteren.
bDruk op de
MODE
-toets. het HISS-
controlelampje is ingesteld en het display
schakelt vervolgens over naar de automatische
resetmodus in-uitschakelen voor ritteller A,
gemiddeld brandstofverbruik A en gemiddelde
snelheid A.
5 Automatische resetmodus in-/
uitschakelen voor ritteller A, gemiddeld
brandstofverbruik A en totaal verbruikte
brandstof A:
U kunt de automatische resetmodus in-/
uitschakelen door twee of meer segmenten van
de brandstofmeter toe te voegen. Deze modus
is standaard ingeschakeld.
Als de automatische resetmodus na het tanken
"ON" (activeren) is, worden de ritteller A,
gemiddeld brandstofverbruik A en gemiddelde
snelheid A automatisch gereset wanneer u met
uw voertuig 0,06 mile (0,1 km) rijdt en de
contactschakelaar wordt gezet op de stand
(Uit) en daarna weer op (Aan).
Bedieningshandleiding
36
Instrumenten (Vervolg)


aDruk op de
SEL
-toets (omhoog) of de
SEL
-toets (omlaag) om "On"(inschakelen)
of "OFF" (uitschakelen) van de automatische
resetmodus te selecteren.
bDruk op de
MODE
-toets. Het in-/uitschakelen
van de automatische resetmodus is ingesteld.
De weergave schakelt over naar het wijzigen
van de eenheid voor snelheid en afgelegde
afstand.
6 Eenheid van snelheid en afgelegde
afstand wijzigen:
aDruk op de
SEL
-toets (omhoog) of de
SEL
-toets (omlaag) om "km/h" & "km" of
"mph" & "mile" te selecteren.
bDruk op de
MODE
-toets. De eenheid van
snelheid en afgelegde afstand is ingesteld en
het display schakelt over naar het wijzigen van
eenheid van brandstofverbruikmeter.
Bedieningshandleiding
37
Vervolg


7 Eenheid van brandstofverbruikmeter
wijzigen:
a
Wanneer de eenheden "km/h" voor snelheid en
"km" voor afstand zijn geselecteerd
Druk op de SEL -toets (omhoog) of de
SEL -toets (omlaag) om "L/100km" of
"km/L" te selecteren.
Wanneer de eenheden "mph" voor snelheid en
"mile" voor afstand zijn geselecteerd
Druk op de SEL -toets (omhoog) of de
SEL -toets (omlaag) om "mile/L" of
"mpg" te selecteren.
bDruk op de MODE -toets. De
brandstofverbruikmeter is ingesteld en het
display keert terug naar de normale weergave.
Bedieningshandleiding
38
Instrumenten (Vervolg)


Controlelampjes
Bedieningshandleiding
39
Vervolg
Richtingaanwijzer
links
Richtingaanwijzer
rechts
Controlelampje neutraalstand
Gaat branden als de transmissie in de
neutraalstand staat.
Controlelampje grootlicht
PGM-FI storingslampje (elektronisch-
geregelde brandstofinspuiting) (MIL)
Als deze gaat branden terwijl de motor
draait: (BLZ.122)
Gaat kort branden als de contactschakelaar in de
stand (On) wordt gezet met de motorstopschake-
laar in de stand (Run).
Gaat kort branden als de contactschakelaar in de
stand (On) wordt gezet
Gaat kort branden als de contactschakelaar in de
stand (On) wordt gezet
Controlelampje hoge
koelvloeistoftemperatuur
Als één van deze indicatoren niet gaat branden terwijl dat zou moeten, laat dan uw dealer
controleren op problemen.


Bedieningshandleiding
40
Controlelampjes (Vervolg)
Gaat branden als de contactschakelaar in de stand
(On) wordt gezet. Gaat uit na het starten van de
motor.
Als deze gaat branden terwijl de motor
draait: (BLZ.121)
Oliedrukcontrolelampje
Handremcontrolelampje
Gaat branden om u erop te wijzen
dat u de parkeerremhendel niet hebt
vrijgezet.
Als het gaat branden tijdens het rijden:
(BLZ.123)
ABS-controlelampje
(antiblokkeersysteem)
Gaat branden wanneer het elektrische systeem
wordt ingeschakeld. Gaat uit bij een snelheid van
ongeveer 10 km/h.
CMX1100D


Bedieningshandleiding
41
Controlelampje Torque Control UIT
Gaat branden als Torque Control wordt
uitgeschakeld.
Torque Control-controlelampje
Ingestelde snelheid cruise control
● Knippert als Torque Control in werking is.
● Gaat branden als de contactschakelaar in de
stand (On) wordt gezet. Gaat uit als uw
motorfiets een snelheid van ongeveer 5 km/h
bereikt om aan te geven dat Torque Control
klaar is voor gebruik.
Gaat branden als u een snelheid hebt ingesteld
voor de cruise control.
Gaat branden als u op de schakelaar Cruise
control aanhouden drukt.
Controlelampje Cruise control
aanhouden
Cruise control: (BLZ.65 )
HISS-controlelampje (BLZ.135 )
● Gaat kort branden als de contactschakelaar in
de stand (On) wordt gezet. Gaat uit als de
contactsleutel de juiste code bevat.
●
Knippert elke 2 seconden gedurende 24 uur als de
contactschakelaar in de stand (Off) wordt gezet.


Schakelaars
Bedieningshandleiding
42
Schakelaar op stuurgreep links
(BLZ.45) (BLZ.46)Schakelaar op stuurgreep
rechts (BLZ.44)


Bedieningshandleiding
43
Vervolg
Contactschakelaar
Schakelt het elektrische systeem in/uit.
uDe sleutel kan in de stand (Off)
worden verwijderd.
(On)
(Off)
Schakelt de motor uit.
Schakelt het elektrische
systeem in voor het
starten/rijden.
Stuurslot: (BLZ.47 )SEAT
Open het zadel.


Bedieningshandleiding
44
Schakelaars (Vervolg)
Motorstopschakelaar/
START
toets
uSchakel in geval van nood over naar de
stand (Stop) om de motor te stoppen.
Moet normaal in de stand (Run) blijven
staan.
A/M-schakelaar
N-D-schakelaar
Cruise control-hendel
#
Schakelaar op stuurgreep
rechts
Druk hierop om het cruise
control-systeem in te
schakelen. (BLZ.65)
Hoofdschakelaar cruise
control Druk omhoog of omlaag om de snelheid in te
stellen of de ingestelde snelheid aan te
passen. (BLZ.67)
Om te schakelen tussen neutraalstand en AT-
MODUS. (BLZ.63)
CMX1100D
Om te schakelen tussen de AT-MODUS
en de MT-MODUS. (BLZ.63)
CMX1100D


Bedieningshandleiding
45
Vervolg
Richtingaanwijzerschakelaar
• : Dimlicht
• : Grootlicht
Dimlichtschakelaar/passing-schakelaar
• : Knipperen met het grootlicht.
Claxonknop
Om de versnelling terug te schakelen. (BLZ.64 )
Terugschakelknop (-)
Om de versnelling op te
schakelen. (BLZ.64)
Opschakelknop (+)
#
Schakelaars op handgreep links
MODE
-toets
Wordt gebruikt voor het bedienen en instellen
van het display. (BLZ.22) (BLZ.32)
Wordt ook gebruikt om de rijmodus in te
stellen. (BLZ.49)
CMX1100D
CMX1100D


Bedieningshandleiding
46
Schakelaars (Vervolg)
Alarmknipperlichtschakelaar
sel omhoog-schakelaar
Kan op uit of aan worden gezet wanneer de
contactschakelaar in de stand (On) wordt gezet.
sel omlaag-schakelaar
Wordt gebruikt voor het bedienen en
instellen van het display. (BLZ.32)
Wordt ook gebruikt om de rijmodus in te
stellen. (BLZ.49)
Wordt ook gebruikt om de rijmodus in te
stellen. (BLZ.49)
Wordt gebruikt voor het bedienen en instellen
van het display. (BLZ.32)


Stuurslot
Vergrendel het stuur wanneer u parkeert om
diefstal te voorkomen.
Een U-vormig wielslot of iets vergelijkbaars
wordt ook aanbevolen.
#
Vergrendelen
aDraai het stuur volledig naar links.
bSteek de contactsleutel in het stuurslot.
cDuw de contactschakelaar omlaag en draai
180 graden naar rechts.
uDraai het stuur als het stuur moeilijk
vergrendeld kan worden.
dVerwijder de contactsleutel.
#
Ontgrendelen
Steek de contactsleutel in het slot, duw het in en
draai 180 graden naar rechts.
Bedieningshandleiding
47
Stuurslot
Contactsleutel
Duwen
Draaien


Parkeerrem
CMX1100D
Parkeerremhendel en ontgrendeltoets
Zorg ervoor dat de motorfiets op de
parkeerrem staat tijdens het parkeren en het
warmdraaien van de motor.
uControleer of de parkeerremhendel is vrijgezet
voordat u gaat rijden.
#
Vergrendelen
Trek de parkeerremhendel naar achteren om
het achterwiel te blokkeren.
uControleer of de ontgrendelknop uitspringt en
de parkeerremhendel niet is ontgrendeld.
uDe parkeerremvergrendeling werkt niet als de
parkeerrem niet juist is afgesteld. (BLZ.107)
#
Ontgrendelen
Ontgrendel de parkeerremhendel door de
hendel ( ) lichtjes in te trekken en op dea
ontgrendelknop ( ) te drukken.b
uControleer voordat u gaat rijden of het
parkeerremcontrolelampje uit is en of de
parkeerrem volledig is ontgrendeld zodat het
achterwiel niet zwaar loopt.
Bedieningshandleiding
48
Parkeerremhendel
Ontgrendelknop


Oorspronkelijke instelling
P-niveau T-niveau EB-niveau D-niveau
SPORT
Hoog Laag Midden Hoog
STANDARD
Midden Midden Midden Midden
RAIN
Laag Hoog Laag Laag
USER
Midden*1 Midden*1, 2 Midden*1 Midden*1
Opmerkingen:
*1: Niveau kan worden gewijzigd.
*2: Als uit is geselecteerd, verandert het niveau in Midden wanneer het contact weer wordt ingeschakeld.
Bedieningshandleiding
50
Rijmodus (Vervolg)


P-niveau (motorvermogensniveau)
P-niveau heeft drie instelniveaus.
Beschikbaar instelbereik: Laag naar Hoog
uHoog geeft het meeste vermogen.
uLaag geeft het minste vermogen.
T-niveau (Torque Control-niveau)
T-niveau heeft drie instelniveaus of kan worden
uitgeschakeld.
Beschikbaar instelbereik: Laag naar Hoog, of Uit
uLaag is het minimale Torque Control-niveau
uHoog is het maximale Torque Control-niveau.
uUit schakelt Torque Control uit.
EB-niveau (niveau motorrem)
EB-niveau heeft drie instelniveaus.
Beschikbaar instelbereik: Laag naar Hoog
uHoog geeft het sterkste remeffect.
uLaag geeft het zwakste remeffect.
D-niveau (DCT-niveau)
D-niveau heeft drie instelniveaus.
Beschikbaar instelbereik: Laag naar Hoog
uLaag is het laagste motortoerental.
uHoog is het hoogste motortoerental.
Bedieningshandleiding
51
Vervolg
Laag Midden Hoog
HoogMiddenLaagUit
HoogMiddenLaag
HoogMiddenLaag


Rijmodus selecteren
aBreng het voertuig tot stilstand.
bSelecteer de rijmodusweergave. (BLZ.22)
cDruk op de toets
SEL
(omhoog) of
SEL
(omlaag) terwijl de gashendel volledig
gesloten is.
Bedieningshandleiding
52
Rijmodus (Vervolg)
MODE
-toets
Toets
SEL
(omhoog)
Toets
SEL
(omlaag)
Druk op de toets
SEL
(omhoog)
Druk op de toets
SEL
(omlaag)
SPORT
STANDARD
RAIN
USER


Rijmodus instellen
U kunt de waarden van P, T, EB en D wijzigen in
de rijmodus USER.
aBreng het voertuig tot stilstand.
bSelecteer de rijmodus USER. (BLZ.52)
cHoud de
MODE
-toets ingedrukt tot de P-
waarde knippert.
dSelecteer de gewenste parameter en het
gewenste instelniveau.
uDruk op de
MODE
-toets om de parameter
te selecteren.
uSelecteer het instelniveau met de toets
SEL
(omhoog) of (omlaag).
uHet T-niveau kan worden uitgeschakeld
door de toets
SEL
(omlaag) ingedrukt
te houden terwijl u de T-parameter
selecteert.
uHet T-niveau kan worden gewijzigd van Uit
naar Laag door op de toets SEL
(omhoog) te drukken.
U kunt op elk gewenst moment stoppen met
instellen van de rijmodi door de MODE -toets
ingedrukt te houden.
Bedieningshandleiding
53
Vervolg



Motor starten
CMX1100A
Start de motor volgens de volgende procedure,
ongeacht of de motor koud of warm is.
LET OP
•
Als de motor niet binnen 5 seconden start, moet u
de contactschakelaar in de stand (Off) zetten en
10 seconden wachten voordat u de motor opnieuw
probeert te starten om de accuspanning te
verhogen.
• Het langdurig versneld stationair draaien en het
verhogen van het toerental kunnen de motor
en het uitlaatsysteem beschadigen.
aZorg ervoor dat de motorstopschakelaar in de
stand (Run) staat.
b Zet de contactschakelaar in de stand (On).
cZet de versnellingsbak in de neutraalstand
(
N
-controlelampje gaat branden). U kunt ook
de koppelingshendel intrekken om uw voertuig
te starten met de transmissie in de versnelling
wanneer de zijstandaard omhoog is geklapt.
dDruk op de
START
-knop met een volledig
gesloten gashendel.
Bedieningshandleiding
55
Vervolg

Als u de motor niet kunt starten:
Druk met de gashendel iets open (ongeveer
3 mm, zonder speling) op de startknop.
Als de motor niet start:
aOpen de gasklep en druk gedurende
5 seconden op de
START
-knop.
bHerhaal de normale startprocedure.
cAls de motor start en het stationair toerental
instabiel is, moet u de gashendel een klein
beetje openen.
dAls de motor niet start, wacht dan 10 seconden
voordat u stappen en opnieuwa b
probeert.
#
Als de motor niet start (BLZ.119)
Bedieningshandleiding
56
Motor starten (Vervolg)
Circa 3 mm, zonder speling


CMX1100D
Start de motor volgens de volgende procedure,
ongeacht of de motor koud of warm is.
LET OP
• Als de motor niet binnen 5 seconden start,
moet u de contactschakelaar in de stand
(Off) zetten en 10 seconden wachten
voordat u de motor opnieuw probeert te
starten om de accuspanning te verhogen.
• Het langdurig versneld stationair draaien en het
verhogen van het toerental kunnen de motor
en het uitlaatsysteem beschadigen.
aZorg ervoor dat de motorstopschakelaar in de
stand (Run) staat.
b Zet de contactschakelaar in de stand (On).
cControleer of de transmissie in de
neutraalstand staat (
N
-controlelampje gaat
branden).
dDruk op de
START
-knop met een volledig
gesloten gashendel.
eControleer of de parkeerremhendel is vrijgezet
voordat u gaat rijden. (BLZ.48)
#
Als de motor niet start (BLZ.56)
Bedieningshandleiding
57
Vervolg


Wanneer u de motor afzet
aZet om de motor af te zetten de transmissie in
de neutraalstand (
N
-indicator gaat branden).
u
Als u de contactschakelaar in de stand (Off)
zet wanneer het voertuig in versnelling staat,
wordt de motor uitgeschakeld met de koppeling
ontkoppeld.
b Zet de contactschakelaar in de stand (Off).
cActiveer de parkeerrem wanneer u het voertuig
parkeert. (BLZ.48)
Bedieningshandleiding
58
Motor starten (Vervolg)

Schakelen
CMX1100A
De transmissie van uw voertuig is uitgerust met
6 vooruitversnellingen in een schakelpatroon
van één omlaag, vijf omhoog.
Als u het voertuig in de versnelling zet met een
omlaag geklapte zijstandaard, wordt de motor
uitgeschakeld.
CMX1100D
Uw voertuig is uitgerust met een automatische
6-traps transmissie. Deze kan automatisch (via
de AT-MODUS) of handmatig (via de MT-
MODUS) worden geschakeld.
Bedieningshandleiding
59
Vervolg
6
5
4
3
2
1
N


Transmissie met dubbele koppeling
CMX1100D
Om te beantwoorden aan de behoeften van
bestuurders in een uitgebreide reeks situaties, is
de transmissie uitgerust met drie
bedieningsmodi: AT-MODUS (met D-modus
voor gewone bediening) en MT-MODUS (MT-
modus voor 6-traps handschakelbediening), die
hetzelfde schakelgevoel geeft als een
handgeschakelde transmissie.
uGebruik altijd de aanbevolen banden en
tandwielen om de correcte werking van de
transmissie met dubbele koppeling te
verzekeren.
Het systeem van de transmissie met dubbele
koppeling voert onmiddellijk na het starten van
de motor een zelfcontrole uit.
" " verschijnt enkele seconden in het
versnellingsstandindicatorvenster, en gaat dan
uit. Zolang " " wordt weergegeven, kunt u niet
in versnelling schakelen.
Bedieningshandleiding
60
Schakelen (Vervolg)
N-D-schakelaar
A/M-schakelaar
AT-
MODUS
MT-
MODUS


Neutraal (N): de neutraalstand wordt
automatisch geselecteerd wanneer u de
contactschakelaar in de stand (On) zet.
Als de neutraalstand niet wordt
geselecteerd wanneer u de
contactschakelaar in de stand (On) zet.
u Zet de contactschakelaar in de stand (Off)
en weer in de stand (On).
uAls de neutraalstand nog steeds niet wordt
geselecteerd wanneer u de contactschakelaar
in de stand (Off) en weer in de stand (On)
zet. BLZ. 1252
U hoort mogelijk (klik)geluiden wanneer de
transmissie schakelt naar de neutraalstand
(N). Dit is normaal.
Als u schakelt tussen N en D
uVoertuig is gestopt en motor draait stationair.
uGashendel is volledig gesloten. Schakelen van
neutraalstand naar D-modus is niet mogelijk
terwijl de gashendel is opengedraaid.
uU kunt niet schakelen tussen de N- en D-
modus terwijl de wielen draaien.
uZijstandaard is ingeklapt.
LET OP
Om schade aan de koppeling te voorkomen, mag
de gashendel niet worden gebruikt om het voertuig
in stilstand te houden op een helling.
Bedieningshandleiding
61
Vervolg


AT-MODUS: In deze modus worden de
versnellingen automatisch geschakeld in
overeenstemming met de rijomstandigheden.
U kunt ook tijdelijk op- of terugschakelen met
behulp van de opschakelknop (+) of de
terugschakelknop (−). Deze schakelaars zijn
nuttig als u kort wilt terugschakelen voor een
bocht, enz. (BLZ.64)
U kunt het D-niveau wijzigen wanneer u meer
vermogen nodig hebt in de AT-MODUS, zoals
bij het inhalen, heuvels oprijden of optrekken.
Er kan een hoger motortoerental worden
gebruikt door het niveau te verhogen.
D-niveau kan alleen worden gewijzigd als de
rijmodus USER is geselecteerd.
Het D-niveau wijzigen: (BLZ.53)
Rijmodus: (BLZ.49)
D-modus (AT): dit is de standaardmodus
wanneer de AT-MODUS is geselecteerd.
Selecteer de D-modus voor de gewone werking
en een efficiënt brandstofverbruik.
MT-MODUS: MT-MODUS (6-traps handscha-
kelbediening) In deze modus kunt u kiezen tus-
sen 6 versnellingen.
Bedieningshandleiding
62
Schakelen (Vervolg)



Rijden in MT-MODUS
Op- en terugschakelen met de opschakelscha-
kelaar (+) en terugschakelschakelaar (−).
De geselecteerde versnelling wordt getoond op
de schakelstandindicator.
uAls de MT-MODUS is geselecteerd, wordt de
transmissie niet automatisch opgeschakeld.
Laat het motortoerental niet in de rode zone
komen.
uDe transmissie wordt automatisch
teruggeschakeld wanneer u vertraagt, zelfs in
de MT-MODUS.
uU start vanaf de 1e versnelling, zelfs als de MT-
MODUS is geselecteerd.
Schakelbediening
Opschakelen:
Druk op de opschakelschakelaar (+) ( ).g
Terugschakelen:
Druk op de terugschakelschakelaar (−) ( ).h
U kunt niet blijven schakelen door de
schakelschakelaar ingedrukt te houden.
Om verder te schakelen moet u de schakelaar
loslaten en opnieuw indrukken.
Schakellimiet
U kunt niet terugschakelen als het motortoeren-
tal daardoor de limiet overschrijdt.
Bedieningshandleiding
64
Schakelen (Vervolg)


Cruise control
Met de cruise control kunt u binnen het
opgegeven bereik een constante snelheid
handhaven.
Het beschikbare bereik voor de
snelheidsinstelling en de hiervoor geschikte
versnellingen staan hieronder vermeld:
CMX1100A
Beschikbaar bereik
voor snelheidsinstelling
50 -160 km/h
(30 - 100 mph)
Beschikbaar in
versnellingen
4e tot en met 6e
versnelling
CMX1100D
Beschikbaar bereik
voor snelheidsinstelling
50 -160 km/h
(30 - 100 mph)
Beschikbaar in
versnellingen
3e tot en met 6e
versnelling
Als de cruise control is ingeschakeld, zal uw
snelheid toch iets variëren, vooral als u in een
heuvelachtig gebied rijdt.
Cruise control is alleen bedoeld voor gebruik op
rechte hoofdwegen zonder files. Gebruik cruise
control niet in de stad, op bochtige wegen, bij
slecht weer of op enig ander moment wanneer
u totale controle over de gashendel moet
hebben.
3WAARSCHUWING
Onjuist gebruik van de cruise control
kan leiden tot ongevallen waarbij u
ernstig of dodelijk letsel kunt oplopen.
Gebruik de cruise control uitsluitend bij
rijden op hoofdwegen en bij goed weer.
Bedieningshandleiding
65
Vervolg


#
Cruise control instellen
aZorg dat de rijsnelheid en de actieve
versnelling voldoen aan de vereisten van het
systeem.
uSnelheden buiten het beschikbare bereik
worden niet opgeslagen.
bDruk op de hoofdschakelaar Cruise control
aanhouden . (Het controlelampje Cruise
control aanhouden gaat branden.)
cVersnel tot de gewenste snelheid.
dDruk de cruise control-hendel naar de kant
. (Het controlelampje Cruise control
aanhouden gaat branden.)
uDe huidige rijsnelheid wordt in het
geheugen opgeslagen en vervolgens wordt
de ingestelde snelheid weergegeven op het
INFO 3-display.
Bedieningshandleiding
66
Cruise control (Vervolg)
SET
Ingestelde snelheid
cruise control
Controlelampje Cruise
control aanhouden
Ingestelde snelheid
cruise control
INFO 3-display
Hoofdschakelaar
cruise control
Cruise control-
hendel
Kant RES / +
Kant SET / -



● Om de ingestelde snelheid te verlagen:
houd de cruise control-hendel ingedrukt
naar de kant . Het systeem verlaagt
automatisch de snelheid van uw voertuig.
Als de gewenste snelheid is bereikt, laat u de
cruise control-hendel los.
Als u de cruise control-hendel ingedrukt
houdt naar de kant , stopt de op het
INFO 3-display aangegeven snelheid bij de
ondergrens van het instellingsbereik.
De ingestelde snelheid handmatig
verhogen
aVersnel met de gashendel tot u de gewenste
snelheid bereikt.
bDruk de cruise control-hendel naar de kant
en laat de hendel los.
uDe ingestelde snelheid van de cruise
control wordt ingesteld op de rijsnelheid
wanneer de hendel van de cruise control
wordt losgelaten.
De rijsnelheid handmatig verhogen
aGebruik de gashendel op de normale manier
om te versnellen.
bOm terug te keren naar de ingestelde snelheid,
laat u de gashendel los en vertraagt u zonder
de rem te bedienen.
uCruise control handhaaft de snelheid die u
eerder hebt ingesteld.
#
Cruise control annuleren
Het systeem uitschakelen
● Druk op de hoofdschakelaar van de cruise
control. (Het controlelampje Cruise
control aanhouden gaat uit en de ingestelde
snelheid wordt uit het geheugen gewist.)
Bedieningshandleiding
68
Cruise control (Vervolg)


Het systeem tijdelijk uitschakelen
aVoer een van de volgende handelingen uit om
het systeem tijdelijk uit te schakelen. (Het
controlelampje Cruise control
SET
gaat tijdelijk
uit, maar de ingestelde snelheid blijft in het
geheugen opgeslagen.)
● Bedien de remhendel of het rempedaal.
● Draai de gashendel voorbij de
automatisch gesloten stand in de richting
van afremmen.
●
CMX1100A
Ontkoppel de koppeling of bedien het
schakelpedaal.
bCruise control hervatten:
● Als u nog harder dan 50 km/h (30 mph)
rijdt, drukt u de cruise control-hendel
naar de kant en laat u deze
weer los.
●
Als u langzamer rijdt dan 50 km/h,
verhoogt u de rijsnelheid met de
gashendel tot boven 50 km/h en drukt u
vervolgens de cruise control-hendel naar
de kant en laat u deze weer los.
Bedieningshandleiding
69

Inschakeling van het systeem:
Noodstopsignaal
Het noodstopsignaal wordt ingeschakeld
wanneer het systeem detecteert dat u hard
remt bij een snelheid van ongeveer 50 km/h of
hoger om achteropkomende bestuurders via
snel knipperende richtingaanwijzers te
waarschuwen dat plots geremd wordt. Hiermee
kunnen achteropkomende bestuurders
gewaarschuwd worden en de juiste
maatregelen treffen om een mogelijke botsing
met uw voertuig te voorkomen.
Het noodstopsignaal stopt met werken als:
● U de remmen loslaat.
● Het ABS wordt uitgeschakeld.
● Het afremmen van uw voertuig wordt
gematigd.
● U op de schakelaar voor de
alarmknipperlichten drukt.
Bedieningshandleiding
70
Hard remmen
Remlicht gaat branden
Beide richtingaanwijzers
knipperen
Beide indicators van de richtingaanwijzers knipperen

uHet noodstopsignaal is geen systeem dat een
mogelijke botsing van achteren door te hard
remmen voorkomt. Het is altijd raadzaam om
hard remmen te voorkomen, tenzij dit absoluut
noodzakelijk is.
uHet noodstopsignaal werkt niet wanneer de
schakelaar voor de alarmknipperlichten is
ingedrukt.
uAls het ABS een tijdje niet meer werkt tijdens
het remmen, wordt het noodstopsignaal
mogelijk helemaal niet geactiveerd.
Bedieningshandleiding
71

Tanken
Vul geen brandstof bij tot voorbij de onderste
rand van de vulhals.
Brandstoftype: uitsluitend loodvrije benzine
Brandstof-octaangetal: uw voertuig is
ontworpen voor het gebruik van een research-
octaangetal (RON) van 91 of hoger.
Tankinhoud: 13,6 L
#
Richtlijnen voor tanken en brandstof
(BLZ.14)
Brandstofvuldop openen
Open de afdekkap van het slot, steek de
contactsleutel in het slot en draai deze naar
rechts om de brandstofvuldop te openen.
Brandstofvuldop sluiten
aDruk na het tanken op de brandstofvuldop tot
deze vastklikt.
bVerwijder de contactsleutel en sluit de
afdekkap van het slot.
uDe contactsleutel kan niet worden
verwijderd als de brandstofvuldop niet is
vergrendeld.
Bedieningshandleiding
72
Contactsleutel
Brandstofvuldop
Onderste rand
van vulhals
Afdekkap van slot


3WAARSCHUWING
Benzine is een uiterst licht ontvlambare
en explosieve stof. U kunt brandwon-
den of ernstig letsel oplopen in de om-
gang met brandstof.
• Zet de motor uit en houd warmte,
vonken en vlammen uit de buurt.
• Vul de tank uitsluitend buiten.
• Verwijder gemorste brandstof
onmiddellijk.
Bedieningshandleiding
73

USB-aansluiting
Uw voertuig is uitgerust met een USB-
aansluiting (alleen voor USB Type-C). De USB-
aansluiting bevindt zich onder het zadel.
(BLZ.99)
Deze aansluiting is alleen voor het opladen van
de batterij.
Het gebruik van USB-apparaten is op eigen
risico.
Honda kan in geen geval aansprakelijk worden
gesteld voor beschadiging van uw USB-
apparaat tijdens het gebruik.
Alleen USB-apparaten met de volgende
specificaties kunnen worden aangesloten.
USB type C, nominaal vermogen:
15 W (5 V, 3,0 A)
Uw USB-apparaat aansluiten
aVerwijder het zadel. (BLZ.99)
bVerwijder de dop om toegang te krijgen tot de
USB-aansluiting.
cSluit een gecertificeerde USB-kabel aan op de
USB-aansluiting.
u
Om te voorkomen dat u de dop kwijtraakt, plaatst u
de afdekking van de USB-aansluiting door de ring van
de dop en sluit u vervolgens een gecertificeerde USB-
kabel aan op de USB-aansluiting.
Bedieningshandleiding
74
Dop
USB-aansluiting
Ring
Afdekking
van USB-
aansluiting


uLaat de motor draaien terwijl u stroom gebruikt
via de aansluiting om te voorkomen dat de
accu zwakker wordt (of leegloopt).
uSluit de afdekking wanneer de aansluiting niet
in gebruik is om te voorkomen dat er iets in de
aansluiting komt.
uZet alle aangesloten apparaten goed vast,
omdat trillingen kunnen leiden tot
beschadiging of onverwacht verschuiven van
de apparaten.
LET OP
• Het gebruik van een warmte-genererend USB-
apparaat of een USB-apparaat met het onjuiste
nominale vermogen kan de aansluiting
beschadigen.
•Gebruik de USB-aansluiting niet tijdens het
wassen of in andere natte omstandigheden,
omdat deze hierdoor beschadigd raakt.
• Zorg ervoor dat de kabelboom van het USB-
apparaat niet ingeklemd of vast komt te zitten.
• Zorg ervoor dat de kabelboom van het USB-
apparaat geen belemmering vormt voor het
stuur of andere bedieningselementen.
Bedieningshandleiding
75


Opberguitrusting
Gereedschap/documentzakje
De gereedschapsset en het documentzakje
bevinden zich onder het zadel en zijn vastgezet
met een rubberen band.
#
Zadel verwijderen (BLZ.99 )
Bedieningshandleiding
76
Documentzakje
Rubberen
band
Gereedschapsset


Helmhouder
De helmhouders bevinden zich aan de
onderkant van het zadel.
uGebruik de helmhouder uitsluitend bij het
parkeren.
#
Zadel verwijderen (BLZ.99)
3WAARSCHUWING
Rijden met een helm die aan de houder
is bevestigd, kan invloed hebben op het
veilige gebruik van uw voertuig en
leiden tot een ongeval waarbij u ernstig
of dodelijk letsel kunt oplopen.
Gebruik de helmhouder uitsluitend bij
het parkeren. Rijd niet met een helm
die aan de helmhouder hangt.
Bedieningshandleiding
77
Onderkant van
zadel
D-ring helm
Helmhouder

Het belang van onderhoud ............................. BLZ. 79
Onderhoudsschema .......................................... BLZ. 80
Standaardonderhoud........................................ BLZ. 83
Gereedschap........................................................ BLZ. 95
Demontage en montage van onderdelen.... BLZ. 96
Accu ........................................................................ BLZ. 96
Clip .......................................................................... BLZ. 98
Zadel....................................................................... BLZ. 99
Zijkap.................................................................... BLZ. 100
Motorolie........................................................... BLZ. 101
Koelvloeistof .....................................................BLZ. 103
Remmen.............................................................BLZ. 105
Zijstandaard ...................................................... BLZ. 109
Aandrijfketting ................................................. BLZ. 110
Koppeling .......................................................... BLZ. 111
Gashendel.......................................................... BLZ. 114
Andere afstellingen......................................... BLZ. 115
Remhendel afstellen ......................................... BLZ. 115
Voorvering afstellen.......................................... BLZ. 116
Achtervering afstellen....................................... BLZ. 117
Lees "Het belang van onderhoud" en "Standaardonderhoud" aandachtig door voordat u
onderhoudswerkzaamheden uitvoert. Raadpleeg "Specificaties" voor servicegegevens.
Onderhoud


Het belang van onderhoud
Het belang van onderhoud
Het goed onderhouden van uw voertuig is absoluut
essentieel voor uw veiligheid en het beschermen van
uw investering, optimale prestaties, het voorkomen
van pech en het reduceren van luchtverontreiniging.
De eigenaar is verantwoordelijk voor het onderhoud.
Inspecteer uw voertuig voor elke rit, en voer de
periodieke controles uit die in het onderhoudsschema
zijn vermeld. BLZ. 802
3WAARSCHUWING
Het niet goed onderhouden van uw
voertuig of het niet repareren van een
defect voordat u gaat rijden kan een
botsing veroorzaken waarbij u ernstig
of dodelijk letsel kunt oplopen.
Volg altijd de aanwijzingen voor
inspectie en onderhoud volgens de
schema's die in dit instructieboekje
staan vermeld.
Onderhoudsveiligheid
Lees altijd de onderhoudsvoorschriften voordat u
onderhoud uitvoert en zorg ervoor dat u over de
benodigde gereedschappen, onderdelen en
vakkundigheid beschikt.
Wij kunnen u niet waarschuwen voor alle denkbare
risico's die zich kunnen voordoen tijdens het
uitvoeren van onderhoud. Alleen u kunt beslissen
of u een bepaalde taak wel of niet zou moeten
uitvoeren.
Volg deze richtlijnen tijdens het uitvoeren van
onderhoud.
●Zet de motor uit en verwijder de sleutel.
●Plaats uw voertuig op een stevige, vlakke
ondergrond met behulp van de zijstandaard of
een onderhoudsbok voor steun.
●Laat de motor, geluiddemper, remmen en
andere hete onderdelen afkoelen voor het
uitvoeren van een servicebeurt, anders kunt u
brandwonden oplopen.
●Laat de motor uitsluitend draaien wanneer dit
wordt aangegeven en alleen in een goed
geventileerde ruimte.
Onderhoud
79

Items
Inspectie
voor het
rijden
2 BLZ. 83
Frequentie*1
Jaarlijkse
controle
Regelmatig
vervangen
Zie
pagina
× 1.000 km 1 12 24 36 48
× 1.000 mijl 0,6 8 16 24 32
Brandstofleiding –
Brandstofniveau –
Werking van de gashendel 114
Luchtfilter*2 –
Carterontluchting*3 –
Bougie –
Klepspeling –
Motorolie –
Motoroliefilter –
Koppelingsoliefilter*5
Stationair motortoerental –
Radiateurkoelvloeistof *4 3 jaar 103
Koelsysteem –
Secundair luchttoevoersysteem
–
Emissieregelsysteem*5 –
Onderhoud sniveau Onderhoud slegenda
: Tussenniveau. Wij raden u aan het onderhoud uit te laten
voeren door uw dealer, tenzij u over het benodigde
gereedschap en de mechanische vakkundigheid beschikt.
De procedures zijn vermeld in een officiële werkplaatshandleiding van
Honda.
:
:
:
:
Inspecteren (reinigen, afstellen, smeren, of
vervangen, indien nodig)
Vervangen
Smeren
Reinigen
: Technisch. Met het oog op uw veiligheid raden wij aan om het
voertuig voor een servicebeurt naar uw dealer te brengen.
Onderhoudsschema
Onderhoud
81
Vervolg


Items
Inspectie
voor het
rijden
2 BLZ. 83
Frequentie*1
Jaarlijkse
controle
Regelmatig
vervangen
Zie
pagina
× 1.000 km 1 12 24 36 48
× 1.000 mijl 0,6 8 16 24 32
Aandrijfketting Elke 1.000 km: 110
Glijblok aandrijfketting –
Remvloeistof *4 2 jaar 105
Remblokslijtage 106
Remsysteem 83
Remlichtschakelaar 108
Remvergrendeling *5 107
Koplamphoogte –
Lichten/claxon –
Motorstopschakelaar –
Koppelingssysteem *6 111
Zijstandaard 109
Vering 117
Moeren, bouten, bevestigingsmiddelen
–
Wielen/banden 92
Balhoofdlagers –
Opmerkingen:
*1: Herhaal volgens het hier vermelde frequentie-interval bij hogere kilometerstanden.
*2: Voer vaker servicebeurten uit wanneer u in buitengewoon natte of stoffige
omgevingen rijdt.
*3: Voer vaker servicebeurten uit wanneer u in de regen rijdt of met vol gas.
*4: Voor het vervangen is technische
vaardigheid vereist.
*5: Alleen CMX1100D
*6: Alleen CMX1100A
Onderhoudsschema
Onderhoud
82



Onderdelen vervangen
Gebruik altijd originele Honda-onderdelen of
gelijkwaardige onderdelen om betrouwbaarheid
en veiligheid te waarborgen.
Vermeld de modelnaam, kleur en code vermeld op
het kleurenlabel bij het bestellen van gekleurde
onderdelen.
Het kleurenlabel bevindt zich op het opbergvak
onder het zadel. BLZ. 992
3WAARSCHUWING
Het monteren van andere onderdelen
dan Honda-onderdelen kan uw
voertuig onveilig maken en een botsing
veroorzaken waarbij u ernstig of
dodelijk letsel kunt oplopen.
Gebruik altijd originele Honda-onder-
delen of gelijkwaardige onderdelen die
voor uw voertuig werden ontworpen en
goedgekeurd.
Standaardonderhoud
Onderhoud
84
Kleurenlabel


Accu
Uw voertuig is uitgerust met een onderhoudsvrije
accu. U hoeft het elektrolytniveau van de accu niet
te controleren en geen gedistilleerd water toe te
voegen. Reinig de accupolen als ze vuil zijn
geworden of verroest zijn.
Verwijder de afdichtingen van de accudoppen niet.
De dop hoeft tijdens het laden niet te worden
verwijderd.
LET OP
De accu is van het onderhoudsvrije type en kan
permanent worden beschadigd als de doppenstrip
wordt verwijderd.
Dit symbool op de accu duidt aan dat het
product niet met het huishoudelijk afval
mag worden afgevoerd.
LET OP
Een verkeerd afgevoerde accu kan schadelijk zijn
voor het milieu en de menselijke gezondheid.
Leef altijd de lokale regels voor het correct afvoeren
van accu's na.
Standaardonderhoud
Onderhoud
85
Vervolg

#
Wat te doen in geval van nood
Als een van de volgende situaties zich voordoet,
dient u onmiddellijk naar uw arts te gaan.
● Elektrolyt spat in de ogen:
uSpoel uw ogen herhaaldelijk met koud
water gedurende minimaal 15 minuten. Het
gebruik van water onder druk kan schade
toebrengen aan uw ogen.
●Elektrolyt spat op de huid:
uTrek de betreffende kleding uit en was de
huid grondig met water.
●Elektrolyt spat in de mond:
uSpoel uw mond grondig met water en slik
niet door.
3WAARSCHUWING
Uit de accu komt tijdens normaal gebruik
explosief waterstofgas vrij.
Een vonk of vlam kan het exploderen van
de accu veroorzaken, waardoor u ernstig
of dodelijk letsel kunt oplopen.
Draag beschermende kleding en een ge-
laatscherm of laat de accu onderhouden
door een bevoegde monteur.
#
Reinigen van accupolen
1.
Verwijder de accu. BLZ. 962
2.
Als de polen door corrosie zijn aangetast en
met een witte aanslag zijn bedekt, moeten ze
met warm water worden gewassen en
afgeveegd.
Standaardonderhoud
Onderhoud
86


3.
Als de polen sterk zijn gecorrodeerd, moeten ze met
een staalborstel of schuurpapier worden gereinigd
en gepolijst. Draag een veiligheidsbril.
4.
Plaats de accu terug na het reinigen.
De accu heeft een beperkte levensduur. Raadpleeg
uw dealer met betrekking tot de vervanging van de
accu. Vervang de accu altijd door een andere
onderhoudsvrije accu van hetzelfde type.
LET OP
Het monteren van elektrische accessoires van
andere fabrikanten dan Honda kan het elektrische
systeem overbelasten, de accu doen ontladen en
mogelijk het systeem beschadigen.
Zekeringen
De zekeringen beschermen de elektrische circuits van
uw voertuig. Als een elektrisch systeem op uw
voertuig uitvalt, controleer dan op doorgebrande
zekeringen en vervang deze door nieuwe. BLZ. 1302
#
Inspecteren en vervangen van zekeringen
Zet de contactschakelaar in de stand (Off) als u
zekeringen gaat verwijderen of inspecteren. Vervang
een doorgebrande zekering door een zekering met
dezelfde stroomsterkte. Zie "Specificaties" voor de
stroomsterkte van zekeringen. BLZ. 1482
LET OP
Als u de zekering vervangt door een zekering met
een hogere stroomsterkte, loopt u meer risico op
beschadiging van het elektrisch systeem.
Standaardonderhoud
Onderhoud
87
Vervolg
Doorgebrande
zekering


#
Reiniging en smering
Reinig de ketting en kettingwielen na het
inspecteren van de speling terwijl u het achterwiel
draait. Gebruik een droog doekje met een
kettingreiniger die speciaal is ontworpen voor O-
ringkettingen of een neutraal reinigingsmiddel.
Gebruik een zachte borstel als de ketting vuil is.
Veeg droog na het reinigen en smeer met het
aanbevolen smeermiddel.
Aanbevolen smeermiddel:
Smeermiddel voor aandrijfketting speciaal
ontworpen voor O-ringkettingen.
Indien niet beschikbaar, gebruik dan SAE
80 of 90 tandwielolie.
Gebruik geen stoomreiniger, hogedrukreiniger,
staalborstel, vluchtig oplosmiddel zoals benzine en
wasbenzine, schurend reinigingsmiddel,
kettingreiniger of smeermiddel dat NIET speciaal
ontworpen is voor O-ringkettingen aangezien
deze de rubberen O-ringafdichtingen kunnen
beschadigen.
Vermijd het morsen van smeermiddel op de
remmen of banden. Vermijd het aanbrengen van
overtollig smeermiddel op de ketting om het
spatten van smeermiddel op uw kleding en het
voertuig te voorkomen.
Aanbevolen koelvloeistof
Hongkong
Gebruik uitsluitend originele HONDA
VOORGEMENGDE KOELVLOEISTOF zonder te
verdunnen met water. Originele HONDA PRE-MIX
COOLANT werkt uitstekend voor het voorkomen
van corrosie en oververhitting.
De koelvloeistof moet correct worden gecontro-
leerd en vervangen in overeenstemming met het
onderhoudsschema.
Standaardonderhoud
Onderhoud
90

Behalve Hongkong
Pro Honda HP-koelvloeistof is een voorgemengde
oplossing van antivriesmiddel en gedistilleerd
water.
Concentratie:
50% antivriesmiddel en 50% gedistilleerd
water
Een concentratie van antivriesmiddel van minder
dan 40% biedt onvoldoende bescherming tegen
roestvorming en koude temperaturen.
Een concentratie tot max. 60% biedt een betere
bescherming in koudere klimaten.
LET OP
Het gebruik van koelvloeistof die niet bestemd is
voor aluminium motoren, of leiding-/mineraalwater
kan roestvorming veroorzaken.
Carterontluchting
Voer hieraan vaker onderhoud uit als u in de regen of
met vol gas rijdt of nadat het voertuig is gewassen of
is gevallen. Voer een servicebeurt uit als het
aanslagniveau in het transparante gedeelte van de
aftapslang te zien is.
Als de aftapslang overloopt, kan het luchtfilter
verontreinigd worden door motorolie met slechte
motorprestaties tot gevolg.
Standaardonderhoud
Onderhoud
91

Banden (inspecteren/vervangen)
#
Bandenspanning controleren
Controleer uw banden met het blote oog en ge-
bruik een bandenspanningsmeter om de banden-
spanning ten minste één keer per maand te meten
of wanneer u constateert dat de bandenspanning
laag is. Controleer de bandenspanning altijd wan-
neer uw banden koud zijn.
Zelfs als de richting van het ventiel is gewijzigd, zet
dit dan niet terug in de oorspronkelijke stand. Laat
uw voertuig door uw dealer inspecteren.
#
Controleren op beschadiging
Controleer de banden
op sneden, scheuren of
barsten die de
koordlaag van de band
zichtbaar maken of
spijkers of andere
vreemde voorwerpen
die in de zijkant van de
band of het bandloopvlak zijn ingebed. Controleer
ook op bobbels of uitstulpingen in de flanken van
de banden.
#
Controleren op abnormale slijtage
Controleer de banden
op tekenen van
abnormale slijtage op
het draagvlak.
Standaardonderhoud
Onderhoud
92
Rechterzijde
Product specificaties
Merk: | Honda |
Categorie: | Motor |
Model: | CMX1100 (2021) |
Heb je hulp nodig?
Als je hulp nodig hebt met Honda CMX1100 (2021) stel dan hieronder een vraag en andere gebruikers zullen je antwoorden
Handleiding Motor Honda

2 Februari 2025

8 Januari 2025

8 Januari 2025

27 December 2024

14 December 2024

14 December 2024

14 December 2024

14 November 2024

14 November 2024

14 November 2024
Handleiding Motor
- Motor Yamaha
- Motor Aprilia
- Motor Benelli
- Motor BMW
- Motor BodyCraft
- Motor Danfoss
- Motor Derbi
- Motor Ducati
- Motor Elac
- Motor Emco
- Motor Harley Davidson
- Motor Husqvarna
- Motor Kawasaki
- Motor Kettler
- Motor KTM
- Motor Mercedes-Benz
- Motor Metabo
- Motor Milwaukee
- Motor Mitsubishi
- Motor Moto Guzzi
- Motor MV Agusta
- Motor Nautilus
- Motor Piaggio
- Motor Reebok
- Motor SMC
- Motor Suzuki
- Motor Texas
- Motor Victory
- Motor Zero
- Motor Joy-it
- Motor Juki
- Motor Mahindra
- Motor Beta
- Motor Triumph
- Motor Hyosung
- Motor TVS
- Motor GasGas
- Motor Indian
- Motor Bajaj
- Motor Mash
- Motor Hero
- Motor Cagiva
- Motor Chang Jiang
- Motor Ridley
- Motor Sherco
- Motor Royal Enfield
- Motor Anova
- Motor CRRCpro
Nieuwste handleidingen voor Motor

3 December 2024

26 November 2024

16 November 2024

16 November 2024

15 November 2024

15 November 2024

15 November 2024

14 November 2024

5 November 2024

5 November 2024