Graupner MC 32 HOTT Handleiding
Graupner
Radio controll
MC 32 HOTT
Lees hieronder de 📖 handleiding in het Nederlandse voor Graupner MC 32 HOTT (328 pagina's) in de categorie Radio controll. Deze handleiding was nuttig voor 47 personen en werd door 2 gebruikers gemiddeld met 4.5 sterren beoordeeld
Pagina 1/328

33032.MC-32 HoTT.1.nl
Programmeerhandboek

1
Algemene aanwijzingen
Inhoudsopgave 2
Aanwijzingen m.b.t. de milieubescherming 3
Veiligheidsaanwijzingen 4
Veiligheidsaanwijzingen, behandelvoorschriften voor Lithium-accu’s 7
Voorwoord 10
Beschrijving van de radiobesturingset 11
Technische gegevens 14
Algemene gebruiksaanwijzingen 16
Zender
Zenderbehuizing openen 16
Stroomvoorziening van de zender 16
Aanbevolen laadapparaten 17
Accu-gebruikstijd op het display 18
Lithiumbatterij CR 2032 18
Lengteverstelling van de stuurknuppels 18
Omzetten van de stuurknuppels 19
Draagbeugels voor zenderriem 20
Inbouw van verdere stuurelementen, schakelaars enz. 20
Uitrichten van de antenne 20
Zenderbeschrijving
Voorkant 21
Aansluitingen aan de voorzijde 22
Laadbus 22
DSC (Direct Servo Control) 22
Mini-USB-aansluiting 23
Datapoort 23
Cardslot (opslag gegevens) 23
Aansluiting hoofdtelefoon 24
Ext. PPM 25
SPI 25
Binnenkant van de zender 26
Display en toetsenveld 28
Bediening van de “data-terminal” 29
Sneltoetsen (Short Cuts) 30
Waarschuwingen in het display 30
Functievelden in het display 31
Invoerslot 31
Verborgen modus 32
Display-contrast 32
Taalkeuze
Gesproken berichten 32
Wisselen van de display-taal 33
Firmware-update van SD-kaart 33
Knuppelkalibratie 34
Weergave telemetrie-data 36
Inbedrijfname van de zender 42
Download van een Firmware-pakket 43
Firmware-update van PC 43
Herstellen van de zender-firmware 47
Inbedrijfname van de ontvanger 48
Stroomvoorziening van de ontvanger 49
Algemene aanwijzingen bij het laden 51
Firmware-update 51
Ontvanger-instellingen opslaan 54
Installatietips 56
Begripsdefinities 58
Toewijzing van schakelaars en stuurelement-schakelaars 60
Digitale trimming 62
Vleugelmodellen 64
Ontvangerbezetting 65
Helikoptermodellen 68
Ontvangerbezetting 69
Programmabeschrijvingen
Nieuwe geheugenplaats aanmaken 70

2
“Modelselectie” 73
”Kopiëren/wissen” 74
Model wissen 74
Kopiëren model →model 74
Export naar SD-kaart 75
Import van SD-kaart 76
Kopiëren vliegfase 76
Wijzigingen 77
“Menu’s verbergen” 78
“Modellen verbergen” 79
“Basis-instelling model” 80
Vleugelmodel 80
Binden van ontvangers 81
Reikwijdtetest 84
Helikoptermodel 88
Binden van ontvangers 89
Reikwijdtetest 92
“Modeltype” 98
“Helikoptertype” 102
“Servo-instelling” 106
“Knuppel-instelling”
Vleugelmodel 108
Helikoptermodel 110
Instelling stuurelementen”
Vleugelmodel 112
Helikoptermodel 116
Gaslimiet-functie 121
Basisinstelling stationairloop 121
Gaslimiet in combinatie met AR in het menu “Knuppel-instelling” 123
“Dual Rate/Expo”
Vleugelmodel 124
Helikoptermodel 128
“Kanaal 1 curve”
Vleugelmodel 132
Helikoptermodel 135
“Schakelaaraanduiding” 138
“Stuurelement-schakelaars” 139
“Logische schakelaars” 142
Hoe programmeer ik een vliegfase? 144
“Faseninstelling”
Vleugelmodel 146
Helikoptermodel 150
“Fasentoewijzing” 152
“Fasentrim” (vleugelmodel) 154
“Onvertraagde kanalen” 155
“Klokken (algemeen)” 156
“Vliegfasenklokken” 160
Wat is een mixer? 163
“Vleugelmixers” 164
1 rolroer 167
1 rolroer en 1 welfklep 168
2 rolroeren 170
2/4 rolroeren en 1/2/4 welfkleppen 172
“Helikoptermix 180
Afstemming van gas- en pitchcurve 191
Instelling autorotatie 194
Algemene opmerkingen bij vrij programmeerbare mixers 196
“Vrije mixers” 197
Lineaire mixers 201
Curvenmixers 203
Voorbeelden 205
“Mix actief / fase” 208
“Alleen mix kanaal” 209
“Kruismixers” 210
“Tuimelschijf mixers” 212
“Fail Safe” 212
“Leraar/leerling” 214

3
Verbindingsschema 217
Draadloos HoTT-systeem 218
“Zenderuitgang” 222
“Profitrim”
Vleugelmodel 224
Helikoptermodel 226
“Trimgeheugen”
Vleugelmodel 228
Helikoptermodel 230
“Telemetrie” 232
Instellen/weergave 233
Satellietmodus van twee ontvangers 242
Sensor(en) 243
Weergave HF status 245
Keuze gesproken berichten 246
“Kanaal sequencer” 248
“Multikanaal” 250
“Ringbegrenzer” 254
“MP3-speler” 258
“Algemene instellingen” 260
“Servoaanduiding” 266
“Servotest” 267
“Invoerslot” 268
“Info display” 270
Programmeervoorbeelden
Inleiding 272
Vleugelmodel
Eerste stappen 274
Invoegen van een elektro-aandrijving 280
K1-knuppel omschakelbaar tussen E-motor en Butterfly 283
E-motor en stoorkleppen 286
Bediening van de klokken door stuurelement of schakelaar 288
Parallel lopende servo’s 290
Gebruik van vliegfasen
Voorbeeld 1 292
Voorbeeld 2 296
8-kleppen-vleugel 302
Delta’s en staartloze modellen 305
F3A-model 308
Helikoptermodel 312
Aanhangsel
Conformiteitverklaring 322
Garantiebewijs 323
Aanwijzingen voor de milieubescherming
Het symbool op het product, de gebruiksaanwijzing of de verpakking wijst er op, dat dit product aan het einde van
zijn levensduur niet in het normale huishoudelijke afval mag belanden. Het moet bij een verzamelpunt voor de
recycling van elektrische of elektronische producten worden afgegeven. De toegepaste materialen zijn
herbruikbaar. Door het hergebruik van oude apparatuur wordt het milieu aanzienlijk gespaard. Accu’s en
batterijen moeten uit het apparaat worden verwijderd en bij een verzamelpunt voor Klein Chemisch Afval worden
afgegeven. Informeert u zich bij uw gemeente naar het desbetreffende verzamelpunt.
Dit handboek dient uitsluitend informatieve doelen en kan zonder nadere aankondiging worden gewijzigd. De
firma Graupner neemt geen verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor fouten resp. onnauwkeurigheden die
in het informatieve deel van dit handboek zouden kunnen optreden.

4
Veiligheidsaanwijzingen
In ieder geval doornemen !
Om nog lang plezier aan uw modelbouwhobby te beleven, is het raadzaam deze handleiding nauwkeurig door te
lezen en met name de veiligheidsvoorschriften op te volgen. Ook dient u zich zo snel mogelijk onder
https://www.graupner.de/de/service/produktregistrierung.aspx te registreren, want alleen zo krijgt u automatisch
per E-mail actuele informatie over uw product.
Wanneer u op het gebied van radiobestuurde modelvliegtuigen, -schepen of –auto’s een beginner bent, moet u in
ieder geval hulp vragen aan een ervaren modelbouwer. Deze handleiding dient in ieder geval aan een eventuele
navolgende gebruiker meegegeven te worden.
Gebruiksdoel
Deze radiobesturing mag alleen voor het door de producent beoogde doel, voor het besturen van niet man
dragende modelvoertuigen worden gebruikt. Een andersoortig gebruik is verboden.
Veiligheidsaanwijzingen
VEILIGHEID IS GEEN TOEVAL
en …
RADIOBESTUURDE MODELLEN ZIJN GEEN SPEELGOED
…want ook kleine modellen kunnen door onvakkundig gebruik, maar ook door invloed van derden, aanzienlijke
schade aan personen of goederen veroorzaken. Technische defecten van elektronische of mechanische aard
kunnen leiden tot onvoorzien starten van de motor en/of het rondvliegen van onderdelen, die u aanzienlijk
kunnen blesseren! Kortsluitingen van welke soort dan ook moeten absoluut vermeden worden! Door kortsluiting
kunnen niet alleen delen van de radiobesturing worden vernietigd, maar afhankelijk van de energievoorraad van
de accu bestaat er ook acuut verbrandings- tot explosiegevaar.
Propellers, rotors van helikopters en in het algemeen alle onderdelen, die door een motor worden aangedreven,
zijn een voortdurende bron van gevaar. Zij mogen door geen enkel lichaamsdeel of voorwerp worden aangeraakt.
Een snel draaiende propeller bv. kan een vinger afhakken! Houd u zich daarom nooit op bij draaiende propellers
of andere draaiende delen!
Bij aangesloten aandrijfaccu geldt: houd u zich nooit op in het gebied van de propeller of schroef! Let er ook
tijdens het programmeren op, dat een aangesloten verbrandings- of elektromotor niet per ongeluk gaat lopen.
Onderbreek eventueel de brandstofvoorziening resp. maak de aandrijfaccu los. Beschermt u alle onderdelen
tegen stof, vuil, vocht, trillingen en andere invloeden van buiten af.
Vermijd overmatige hitte en koude, evenals stoot- en drukbelasting. Radiobesturingen mogen alleen bij “normale”
buitentemperaturen worden gebruikt, d.w.z. in een bereik van –15 °C tot +55 °C. Vermijd stoot- en drukbelasting.
Controleert u de apparatuur voortdurend op beschadigingen aan de behuizing en de kabels. Beschadigde of nat
geworden apparaten, zelfs wanneer ze opgedroogd zijn, niet meer gebruiken!
Alleen door ons aanbevolen componenten en accessoires mogen gebruikt worden. Gebruikt u altijd alleen bij
elkaar behorende, originele GRAUPNER stekkers van dezelfde constructie en hetzelfde materiaal. Let u er op bij
het plaatsen van de kabels dat deze niet strak getrokken, overmatig geknikt of gebroken zijn. Ook scherpe randen
en kanten zijn altijd een gevaar voor de isolatie.
Let u er op, dat alle stekkers vast zitten. Stekkers nooit aan de kabels lostrekken. Er mogen geen veranderingen
aan de apparaten worden aangebracht. Vermijd foutieve polingen en kortsluitingen op welke manier dan ook met
de aansluitkabels, de apparaten zijn daartegen niet beschermd.
Inbouwen van de ontvangstinstallatie in het model
De ontvanger wordt, ook om stoten te voorkomen, in schuimrubber ingepakt in het vliegtuigmodel achter een
sterke spant resp. in het auto- of scheepsmodel tegen stof en water beschermd, geplaatst. De ontvanger mag op
geen enkele plek direct tegen het model zelf aanliggen, omdat anders trillingen en schokken meteen aan de
ontvanger zouden worden doorgegeven. Bij het inbouwen van de ontvangstinstallatie in een model met
verbrandingsmotor, alle delen altijd afgeschermd inbouwen, zodat geen uitlaatgassen of olieresten kunnen
binnendringen. Dit geldt vooral voor de meestal aan de buitenkant gemonteerde AAN/UIT-schakelaar.
De ontvanger zo vastleggen, dat de antenne en de aansluitkabels naar de servo’s en accu losjes liggen en de
ontvangstantenne minstens 5 cm van alle grotere metalen delen of bedrading, die niet direct uit de ontvanger
komt, verwijderd is. Dit omvat naast staal- ook koolstofvezeldelen, servo’s, elektromotoren, brandstofpompen,
allerlei soorten kabels enz.
Het beste is het om de ontvanger uit de buurt van andere componenten op een goed bereikbare plaats in het
model onder te brengen. In geen geval mogen servokabels om de antenne gewikkeld zijn of er dicht in de buurt
liggen!
Zorg er ook voor dat de kabels in de directe omgeving van de antenne zich tijdens het vliegen niet kunnen
bewegen!
Positie van de ontvangerantenne
De ontvanger en de antenne moeten zo ver mogelijk van welke aandrijving dan ook worden aangebracht. Bij
rompen van koolstof moeten de uiteinden van de antenne in ieder geval zich buiten de romp bevinden. De
uitrichting van de antenne is onkritisch. Voordelig is echter een verticale (staande) montage van de
5
ontvangerantenne(s) in het model. Bij Diversity-antennes (twee antennes) moet de tweede antenne in een hoek
van 90◦ ten opzichte van de eerste antenne staan.
Inbouw van de servo’s
Servo’s altijd met de bijgevoegde trilling dempende rubbers bevestigen, alleen zo zijn ze tegen al te harde
Trillingen enigermate beschermd.
Inbouwen van stuurstangen
In principe moet het inbouwen zó plaatsvinden, dat de stuurstangen vrij en licht lopen. Bijzonder belangrijk is, dat
alle roerhevels hun volledige uitslagen kunnen uitvoeren, dus niet mechanisch begrensd worden.
Om een draaiende motor ten allen tijde te kunnen stoppen, moet men de motordrossel zó hebben ingesteld, dat
de carburateuropening helemaal gesloten wordt, wanneer de stuurknuppel en trimhevel in de stationaire positie
worden gebracht.
Let er op, dat geen metalen delen bv. door het uitslaan van roeren, trillingen, draaiende delen enz. tegen elkaar
schuren. Hierdoor ontstaan zogenaamde knakimpulsen, die de ontvanger storen.
Uitrichten zenderantenne
In het verlengde van de zenderantenne is de veldsterkte slechts gering. Het is daarom verkeerd, met de antenne
van de zender op het model te ‘richten’, om de ontvangstsituatie te verbeteren.
Bij gelijktijdig gebruik van radiobesturingen op naastgelegen kanalen moeten de bestuurders in een los groepje bij
elkaar staan. Bestuurders, die zich niet aan deze regel houden, brengen zowel hun eigen modellen als die van
anderen in gevaar. Wanneer 2 of meer piloten met een 2.4-GHz radiobesturing dichter dan 5 m bij elkaar staan
kan dit echter leiden tot een oversturen op het terugkoppelingskanaal en een waarschuwingsmelding m.b.t. de
reikwijdte. Vergroot de afstand, totdat de waarschuwing uitgaat.
Controle voor de start
Voordat u de ontvanger inschakelt moet u er zeker van zijn dat de gasknuppel van de zender op stop/stationair
staat.
Altijd eerst de zender aanzetten, dan pas de ontvanger.
Altijd eerst de ontvanger uitzetten, dan pas de zender.
Wanneer deze volgorde niet aangehouden wordt, dus de ontvanger aan staat en de bijbehorende zender nog op
“UIT”, dan kan de ontvanger door andere zenders, storingen enz. signalen oppikken. Het model voert
ongecontroleerde stuurbewegingen uit en kan schade aan personen of goederen veroorzaken.
Met name voor modellen met een mechanische gyro geldt: voordat u uw ontvanger uitzet, door onderbreken van
de energievoorziening er voor zorgen dat de motor niet onbedoeld kan gaan lopen.
Een uitdraaiende gyro wekt vaak zoveel spanning op, dat de ontvanger in de veronderstelling is geldige
gassignalen te krijgen. Daardoor kan de motor per ongeluk gaan draaien!
Reikwijdtetest
Vóór ieder gebruik correcte functie en reikwijdte controleren. Maak het model voldoende vast en let er op, dat er
zich geen personen direct voor het model bevinden.
Voer op de grond een complete functietest en een simulatie van de vlucht uit, om fouten in het systeem of de
programmering van het model uit te sluiten. Let ook op de aanwijzingen op bladzijde 84 resp. 92. Gebruik bij het
vliegen of varen de zender nooit zonder antenne. Let er op dat de antenne stevig vast zit.
Omgang met vliegtuig-, heli-, scheeps- en automodellen
Vlieg nooit over toeschouwers of andere piloten heen. Breng nooit dieren, toeschouwers of andere bestuurders in
gevaar. Gebruik uw model nooit in de buurt van hoogspanningsleidingen of in de buurt van sluizen en openbare
scheepsvaart. Gebruik uw model ook niet op openbare straten, wegen en pleinen etc.
Controle zender- en ontvangeraccu
Wanneer de batterijaanduiding op de zender een leger wordende accu aangeeft en de aanduiding “Accu moet
geladen worden” op de display verschijnt en er een akoestisch signaal klinkt, stoppen met zenden en accu’s
opladen.
Controleert u regelmatig de toestand van met name de ontvangeraccu. Wacht u niet tot de bewegingen van de
servo’s merkbaar langzamer zijn geworden! Vervang opgebruikte accu’s op tijd.
Let u steeds op de aanwijzingen van de accufabrikant en houd u zich nauwkeurig aan de laadtijden. Accu’s nooit
zonder toezicht opladen.
Probeer nooit droge batterijen op te laden (explosiegevaar).
Alle accu’s moeten voor ieder gebruik worden opgeladen. Om kortsluiting te vermijden geldt: eerst de
bananenstekker van de laadkabels op de juiste manier aan het laadapparaat aansluiten, daarna pas de stekkers
van het laadapparaat aan de laadbussen van zender en ontvangeraccu bevestigen. Haalt u altijd de accu’s uit uw
model, wanneer u deze langere tijd niet meer gebruiken wilt. Gebruik nooit defecte of beschadigde accu’s resp.
accu’s met verschillende typen cellen, een mix van oude en nieuwe cellen of cellen van een verschillend
fabricaat.
6
Capaciteit en gebruikstijd
Voor alle stroombronnen geldt: de capaciteit wordt met elke lading kleiner. Bij lage temperaturen neemt de
inwendige weerstand toe en neemt de capaciteit sterk af, daardoor zijn de gebruikstijden korter bij koude
weersomstandigheden. Vaak opladen of gebruik van accu-onderhoudsprogramma’s kan langzaam leiden tot
capaciteitsvermindering. De stroombronnen moeten om de 6 maanden gemeten en op voldoende capaciteit
gecontroleerd worden, en bij een duidelijk verminderd prestatieniveau worden vervangen.
Koop alleen originele Graupner-accu’s.
Ontstoren van elektromotoren
Bij een technisch probleemloze installatie horen ontstoorde elektromotoren, omdat alle conventionele
elektromotoren tussen collector en borstels vonken veroorzaken die, afhankelijk van het soort motor, de
radiobesturing kunnen storen.
Met name in modellen met elektroaandrijving moet iedere motor daarom zorgvuldig ontstoord worden.
Ontstoorfilters onderdrukken zulke stoorimpulsen verregaand en moeten bij elektroaandrijving en gebruik van een
radiobesturingsinstallaties altijd worden ingebouwd.
Let u daarbij op de aanwijzingen in de bedienings- en montagehandleiding van het model. Verdere details w.b.
ontstoorfilters vindt u in de Graupner-hoofdcatalogus FS of op Internet onder www.graupner.de.
Servo-ontstoorfilter voor verlengkabel Best.-Nr. 1040
Het servo-ontstoorfilter is bij toepassing van kabels van meer dan gewone lengte noodzakelijk. Het filter wordt
direct aan de ontvangeringang aangesloten. In kritische gevallen kan een tweede filter worden toegepast.
Toepassing van elektronische vaartregelaars
De juiste keuze van een elektronische vaartregelaar hangt af van het vermogen van de gebruikte elektromotor.
Om een overbelasten / beschadigen van de regelaar te voorkomen, moet de continue belastbaarheid van de
regelaar minstens de helft van de maximale motor-blokkeerstroom bedragen.
Bijzondere voorzichtigheid is er bij zogenaamde tuning-motoren geboden, die vanwege hun geringe aantal
windingen bij het blokkeren een veelvoud van hun nominale stroom opnemen en daardoor de regelaar kunnen
verwoesten.
Elektronische ontstekingen
Ook ontstekingen van verbrandingsmotoren veroorzaken storingen, die de functie van de radiobesturing negatief
kunnen beïnvloeden.
Elektrische ontstekingen moeten daarom altijd uit een aparte accu worden gevoed.
Gebruikt u alleen ontstoorde bougies, bougiedoppen en afgeschermde bougiekabels.
Bouw alle onderdelen van de ontstekingsinstallatie zo ver mogelijk verwijderd van de radiobesturing in.
Statische lading
De functie van een zender wordt door de bij blikseminslag ontstane magnetische golven gestoord, ook wanneer
het onweer nog kilometers ver weg is. Daarom…
…bij naderend onweer direct stoppen met vliegen! Door statische lading via de antenne kan levensgevaar
ontstaan!
Let op
• Om aan de FCC-eisen w.b. de HF-afstraling van mobiele zendapparatuur te voldoen, moet bij het gebruik van
de apparatuur een afstand tussen de antenne van de installatie en personen van minimaal 20 cm of meer
aanwezig zijn. Een gebruik op een kleinere afstand wordt daarom niet aanbevolen.
• Om storende invloeden van de elektrische eigenschappen en de afstraalkarakteristiek te vermijden, moet u er
op letten dat er zich geen andere zender op een afstand van minder dan 20 cm bevindt.
• Het gebruik van de radiobesturing vereist aan de zenderkant een correcte programmering van de
landeninstelling. Dit is nodig om aan diverse richtlijnen, FCC, ETSI, CE te voldoen. Let hierbij op de
handleidingen bij de zender en ontvanger.
• Voer vóór iedere vlucht een complete functie- en reikwijdtetest uit, om fouten in het systeem of de
programmering van het model te voorkomen.
• Programmeer nooit de zender of de ontvanger tijdens het gebruik van het model.
Onderhoudsaanwijzingen
Reinig de behuizing, telescoopantenne etc. nooit met schoonmaakmiddelen, benzine, water e.d., maar uitsluitend
met een droge, zachte doek.
Componenten en accessoires
De firma GRAUPNER GmbH & Co. als fabrikant adviseert om alleen componenten en accessoires te gebruiken,
die door de firma GRAUPNER getest zijn op deugdelijkheid, functie en veiligheid en vrijgegeven zijn. De fa.
GRAUPNER neemt in dit geval de productverantwoordelijkheid over. De fa. GRAUPNER neemt geen
verantwoordelijkheid voor producten of accessoires van andere fabrikanten en kan ook niet van ieder
merkvreemd product beoordelen, of het zonder veiligheidsrisico kan worden toegepast.
7
Uitsluiting van aansprakelijkheid/schadevergoeding
Dit handboek dient uitsluitend informatieve doelen en kan zonder nadere aankondiging worden gewijzigd. De
firma Graupner neemt geen verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor fouten resp. onnauwkeurigheden die
in het informatieve deel van dit handboek zouden kunnen optreden.
Zowel de toepassing van de montage-instructies en handleiding , als ook de voorwaarden en methoden voor de
installatie, gebruik en onderhoud van de radiobesturingscomponenten kunnen door de Fa. GRAUPNER niet
gecontroleerd worden. Daarom neemt de Fa. GRAUPNER geen enkele aansprakelijkheid op zich voor verliezen,
schades of kosten, die resulteren uit foutief gebruik of op welke manier dan ook daarmee samenhangen.
In zoverre dit wettelijk noodzakelijk is, is de verplichting van de Fa. GRAUPNER tot schadevergoeding, uit welke
rechtsgrond dan ook, beperkt tot de waarde van de direct schadeveroorzakende producten van de Fa.
GRAUPNER. Dit geldt niet, indien de Fa. GRAUPNER volgens dwingende wettelijke eisen wegens opzet of
nalatigheid onbeperkt verantwoordelijk kan worden gesteld.
Veiligheidsaanwijzingen en behandelvoorschriften voor Lithium-Ion (LiIo) en Lithium-
Polymeer (LiPo)-accu’s
Zoals bij alle technisch hoogwaardige producten is het absoluut noodzakelijk om de onderstaande
veiligheidsvoorschriften en aanwijzingen op te volgen, om een lang, storingsvrij en veilig plezier van uw Lithium-
Ion- en Lithium-Polymeer-accu’s te hebben.
Deze handleiding moet goed bewaard worden en bij een eventuele verkoop aan de volgende eigenaar worden
overhandigd.
Algemene aanwijzingen
• LiIo-/LiPo-accu’s hebben een bijzondere behandeling nodig. Dit geldt zowel voor het laden en ontladen als
ook voor de opslag en het verdere gebruik. Hierbij moet u letten op de volgende specificaties:
• Een foutieve behandeling kan tot explosies, brand, rookontwikkeling en vergiftigingsgevaar leiden. Tevens
leidt een niet opvolgen van de handleiding en de waarschuwingen tot vermindering van de prestaties van de
accu en andere defecten.
• De capaciteit van de accu wordt met iedere lading/ontlading kleiner. Ook bij de opslag bij te hoge of te lage
temperaturen kan dit een geleidelijke vermindering van de capaciteit ten gevolge hebben. In de modelbouw
bereiken de accu’s vanwege de hoge ontlaadstromen en de inductiestromen van de motor, ook bij het
opvolgen van de laad- en ontlaadvoorschriften na 50 cycli nog ongeveer 50-80% van de capaciteit van een
nieuwe accu.
• Accupacks mogen alleen bij wijze van uitzondering in serie of parallel geschakeld worden, omdat de
cellencapaciteiten en de laadtoestand te verschillend kunnen zijn. Door ons geleverde accupacks zijn daarom
geselecteerd.
Bijzondere aanwijzingen voor het laden van Graupner LiIo-/LiPo-accu’s
• Omdat de firma Graupner GmbH & Co. KG de juiste lading en ontlading van de cellen niet kan controleren,
wordt iedere garantie bij een foutieve lading of ontlading afgewezen.
• Laad de accu’s nooit zonder toezicht op!
• Voor de lading van LiIo-/LiPo-accu’s mogen alleen de toegestane laadapparaten met de bijbehorende
laadkabels worden gebruikt. Iedere ingreep aan de lader resp. de laadkabel kan tot verregaande schade
leiden.
• De max. laadcapaciteit moet begrensd worden op het 1,05-voudige van de accucapaciteit.
Voorbeeld: 700 mAh accu = 735 mAh max. laadcapaciteit.
• Gebruik voor de lading en ontlading van LiIo-/LiPo-accu’s alleen de bij de set aanwezige stekkerlader resp.
speciaal daarvoor bestemde laad-/ontlaadapparaten van Graupner, zie bladzijde 17 of onder
www.graupner.de
• Zorg er voor dat het aantal cellen, resp. de laad-eindspanning en de ontlaad-eindspanning juist zijn ingesteld.
Let op de gebruiksaanwijzing van uw laad-/ontlaadapparatuur.
Verder aanwijzingen bij het gebruik
• De te laden accu moet zich tijdens het laadproces op een onbrandbare, hittebestendige en niet-geleidende
ondergrond bevinden! Ook moeten brandbare of licht ontvlambare voorwerpen uit de buurt van de accu’s
worden gehouden. Accu’s mogen alleen onder toezicht worden opgeladen.
• In principe mogen in serie geschakelde LiIo-/LiPo-accu’s in een pack alleen tegelijkertijd worden opgeladen,
als de spanning van de verschillende cellen niet meer dan 0,05V van elkaar afwijkt. De bij de set horende LiIo-
accu met het best.-nr. 33000.1 (wijzigingen voorbehouden) is voorzien van een speciale
veiligheidsschakeling, zodat het “balanceren” van spanningsverschillen tussen de individuele cellen via de
gebruikelijke balancer-stekker vervalt.
8
• Onder deze voorwaarden kunnen Graupner LiIo-/LiPo-accu’s met max. 2C (de waarde van 1C komt overeen
met de capaciteit van de cel) laadstroom worden geladen. Vanaf een spanning van max. 4,2V per cel moet
met een constante spanning van 4,2V per cel verder geladen worden, tot de laadstroom onder de 0,1 … 0,2A
komt.
• Een spanning van meer dan 4,20 V per cel moet in ieder geval worden vermeden, omdat de cel anders
permanent wordt beschadigd en in brand kan vliegen. Om een overladen van individuele cellen in een pack te
voorkomen, moet voor een langere levensduur de afschakelspanning tussen 4,1V … 4,15V per cel worden
ingesteld.
• Laad u nooit de accucellen met een verkeerde polariteit. Wanneer de accu’s foutief gepoold worden geladen,
ontstaan er abnormale chemische reacties en wordt de accu onbruikbaar. Breuken, rook en vlammen kunnen
daardoor ontstaan.
• Het toegestane temperatuurbereik bij het laden en opslaan van LiIo-/LiPo-accu’s bedraagt 0 … +50 °C.
• Opslag: LiIo-/ LiPo-cellen moeten bij een ingeladen capaciteit van 10 … 20% bewaard worden. Daalt de
spanning van de cellen onder de 3V, dan moeten deze in ieder geval worden bijgeladen naar 10 … 20% van
de volle capaciteit, anders wordt de accu door verdergaande diepe ontlading tijdens het bewaren in ontladen
toestand onbruikbaar.
Bijzondere aanwijzingen bij de ontlading van Graupner LiIo-/LiPo-accu’s
• Een continu-belasting van 1C vormt voor Graupner LiIo-/LiPo-accu’s geen groot probleem. Bij grotere stromen
moet u letten op de specificaties in de catalogus. Let wel op de max. belasting van het stekkersysteem, zie
max. ontlaadstroom op de accu.
• Een ontlading onder de 2,5V per cel beschadigt de cellen permanent en moet daarom absoluut vermeden
worden. De zender MC-32 HoTT schakelt zichzelf bij het bereiken van de ondergrens van 3,3 V uit. Vermijd in
ieder geval kortsluitingen. Permanente kortsluiting leidt tot verwoesting van de accu, hoge temperaturen en
eventueel brand.
• De accutemperatuur bij het ontladen mag in geen geval boven de +70 °C komen. In dit geval moet er voor
een betere koeling of een geringere ontlading worden gezorgd. De temperatuur kan gemakkelijk met een
infrarood-thermometer best.-nr. 1963 worden gecontroleerd. De accu mag nooit via de laadaansluiting van de
zender worden ontladen. Deze bus is daarvoor niet geschikt.
Verdere aanwijzingen bij het gebruik
• Sluit de accu’s nooit kort. Een kortsluiting veroorzaakt een heel hoge stroom, die de cellen opwarmt. Dit leidt
tot het verlies van elektrolyt, gassen of zelfs explosies. Hou de Graupner LiIo/-LiPo-accu’s uit de buurt van
geleidende oppervlakten, die een kortsluiting kunnen veroorzaken.
• Omgang met de aansluitpunten:
De aansluitpunten zijn niet zo stevig als bij andere accu’s. Dit geldt vooral voor de pluspool. De aansluitingen
kunnen makkelijk afbreken. Vanwege de warmteoverdracht mogen de aansluitlippen niet direct worden
gesoldeerd.
• Verbinding van de cellen:
Direct solderen aan de accucellen is niet toegestaan. Direct solderen kan componenten van de accu’s zoals
separator of isolator door de hitte beschadigen.
Accu-aansluitingen kunnen alleen door industrieel puntlassen worden gemaakt. Bij een ontbrekende of
losgetrokken kabel moet een professionele reparatie door de fabrikant of de importeur plaatsvinden.
• Vervangen van individuele accucellen:
Het vervangen van accucellen mag alleen door de fabrikant of importeur worden gedaan, en nooit door de
gebruiker zelf.
• Defecte cellen niet meer gebruiken:
Beschadigde cellen mogen in geen geval weer worden gebruikt.
• Kenmerken van beschadigde cellen zijn o.a. een beschadigde behuizing, vervorming van de accucellen, de
geur van elektrolyt of uitlopend elektrolyt. In deze gevallen is een verder gebruik van de accu’s niet meer
toegestaan.
• Beschadigde of onbruikbare cellen zijn Klein Chemisch Afval en moeten op de juiste manier worden
afgedankt.
Algemene waarschuwingen
• De accu’s mogen niet in het vuur of in hete as terecht komen.
• Ook mogen de cellen niet in vloeistoffen zoals water, zeewater of dranken worden ondergedompeld. Ieder
contact met vloeistoffen moet worden vermeden.
• Losse cellen en accu’s zijn geen speelgoed en mogen daarom niet in de handen van kinderen terechtkomen.
Accu’s/cellen buiten bereik van kinderen bewaren.
• Accu’s mogen niet in de buurt van baby’s of kleine kinderen komen. Zou een accu worden ingeslikt, dan direct
een arts waarschuwen.

9
• Accu’s mogen niet in de magnetron komen of onder druk raken. Rook en vuur en nog meer kunnen het gevolg
zijn.
• Haal nooit een LiPo-accu uit elkaar. Het openen van een LiPo-accu kan interne kortsluitingen veroorzaken.
Gasontwikkeling, brand en explosies of andere problemen kunnen het gevolg zijn.
• De in de LiPo-accu’s aanwezige elektrolyten en elektrolytdampen zijn schadelijk voor de gezondheid. Vermijd
in ieder geval direct contact met deze vloeistof. Bij contact van elektrolyt met de huid, ogen of andere
lichaamsdelen moet u deze direct uit- en afspoelen met voldoende schoon water, daarna een arts
consulteren.
• In het apparaat ingebouwde accu’s altijd uit het apparaat nemen, wanneer dit apparaat niet gebruikt wordt.
Apparaten na het gebruik altijd uitzetten om diepe ontladingen te vermijden. Accu’s altijd op tijd opladen.
Accu’s op een onbrandbare, hittebestendige en niet-geleidende ondergrond bewaren! Diep ontladen LiPo-
accu’s zijn defect en mogen niet meer worden gebruikt!
Aanwijzing bij de radiobesturingset MC-32 HoTT
Best.-nr. 32032
De radiobesturingset is standaard voorzien van een LiIo-zenderaccu (wijzigingen voorbehouden). Wanneer de
spanning onder de fabrieksmatig ingestelde waarde van 3,60 V komt verschijnt er een waarschuwing op het
display.
Verwijderen van verbruikte batterijen en accu’s:
Elke consument is wettelijk verplicht om alle verbruikte batterijen resp. accu’s weer in te leveren. Een verwijdering
via het huisvuil is verboden. Oude batterijen en accu’s kunnen gratis bij depots van de gemeente, bij onze
handelaren en overal, waar batterijen en accu’s worden verkocht weer ingeleverd worden. U kunt de door ons
geleverde accu’s na gebruik, maar wel voldoende gefrankeerd weer terugsturen naar het volgende adres:
Graupner GmbH & Co. KG
Service: gebruikte accu’s
Henriettenstr. 94 – 96
D-73230 Kirchheim unter Teck
Het verantwoord verwijderen van accu’s is een bijdrage aan de bescherming van het milieu!
Voorzichtig:
Beschadigde accu’s moeten soms speciaal worden ingepakt bij verzending, omdat ze soms heel giftig
zijn!!!!
10
MC-32 HoTT radiobesturingstechnologie van de nieuwste generatie
De technologische ontwikkeling in de hele modelbouw vormt een voortdurende uitdaging voor de
ontwikkelingsingenieurs. Zo was de invoering van de nieuwe radiotechnologie in de 2,4-GHz-band één van de
nieuwe mijlpalen.
Het door de firma Graupner ontwikkelde HoTT-systeem (Hopping Telemetry Transmission) is de synthese van
knowhow, engineering en wereldwijde tests door professionele piloten.
Het Graupner-SJ HoTT protocol maakt het theoretisch mogelijk om met meer dan 200 modellen tegelijkertijd te
gebruiken. Vanwege het toegestane radiotechnische gebruik van de 2,4-GHz-ISM-band zal dit aantal in de
praktijk echter aanzienlijk geringer zijn. In de regel zal het aantal modellen dat tegelijkertijd gebruikt kan worden
toch groter zijn dan bij de conventionele 35-/40-MHz-frequenties. De limiterende factor vormt echter –zoals dat
altijd al het geval was- de afmetingen van de ter beschikking staande (lucht-)ruimte. Het feit dat er geen
afspraken over de frequenties meer nodig zijn is echter bij een onoverzichtelijk terrein, zoals dat bv. bij
hellingvliegen nogal eens voorkomt, een enorme veiligheidswinst.
De bidirectionale communicatie tussen zender en ontvanger via een in de ontvanger geïntegreerd
terugkoppelingskanaal maakt het mogelijk om de HoTT-ontvanger eenvoudig te programmeren en gegevens in te
zien. Op deze manier kunnen bijvoorbeeld ontvangeruitgangen worden verwisseld of stuurfuncties over meerdere
servo’s worden verdeeld (Channel Mapping). Uitslagen van de servo’s en draairichtingen van de servo’s kunnen
ook via de ontvanger op elkaar worden afgestemd. Tevens zijn via als optie verkrijgbare modulen telemetrie-
gegevens zoals VARIO- en GPS-data op afroep beschikbaar.
Gebaseerd op de al in 1997 geïntroduceerde Graupner/JR-computer-radiobesturingset MC-24 werd de
radiobesturingset MC-32 HoTT speciaal voor de gevorderde RC-piloot ontwikkeld. Alle gangbare modeltypen
kunnen probleemloos met de MC-32 HoTT worden gebruikt, of dit nu vliegtuig-, helikopter-, scheeps- of
automodellen zijn.
Met name bij vliegtuig- en helikoptermodellen zijn er vaak gecompliceerde mixerfuncties voor de roerkleppen
resp. de tuimelschijffuncties nodig. Dankzij de moderne computertechnologie kunnen de verschillende
mogelijkheden via drukgevoelige toetsen (CAP touch) geactiveerd worden. Kies alleen in het programma van de
MC-32 HoTT het desbetreffende modeltype uit, en de software stelt alle benodigde mixer- en koppelfuncties
automatisch ter beschikking. In de zender zijn daarom geen aparte modulen voor de realisatie van complexe
mixerfuncties meer nodig, en in het model vervallen alle mechanische mixerconstructies. Zo is de MC-32 HoTT
bv. als zender van alle hard- en software voorzien om de bekende NAUTIC-modulen aan te kunnen sturen.
Nieuw is de geïmplementeerde “Kanaal sequencer”, waarmee servobewegingen voor maximaal drie servo’s
automatisch kunnen plaatsvinden enz.
De MC-32 HoTT biedt een maximum aan veiligheid en betrouwbaarheid, zonder concessies aan een hoog
bedieningscomfort te moeten doen. 80 modelgeheugenplaatsen biedt de MC-32 HoTT. In iedere
modelgeheugenplaats kunnen ook nog vliegfasen-specifieke instellingen worden vastgelegd, die het u mogelijk
maken om bijvoorbeeld verschillende parameters voor verschillende vliegtaken via een “druk op de knop” op te
roepen. Op de in de set aanwezige SD-kaart kunnen nog meer modelgeheugens worden opgeslagen . Ook
kunnen telemetrie vastgelegd worden om deze bv. op een PC te kunnen inzien.
De software is duidelijk gestructureerd. Qua functie samenhangende opties zijn inhoudelijk overzichtelijk en
eenvoudig georganiseerd.
De MC-32 HoTT is voorzien van twee grafische displays: het onderste display maakt een overzichtelijke en
eenvoudige bediening van de software mogelijk. Met name de grafische weergave van mixerfuncties is bijzonder
gemakkelijk. Op het bovenste display kunnen de telemetrie-gegevens worden opgeroepen.
Functioneel samenhangende opties zijn overzichtelijk en eenvoudig georganiseerd. De beginner raakt door de
duidelijke en overzichtelijke programmastructuur snel vertrouwd met de verschillende functies en leert zo heel
snel om alle opties, die voor zijn radiobestuurde model nodig zijn, te benutten.
In dit handboek wordt ieder menu uitvoerig beschreven. Tips, veel aanwijzingen en programmeervoorbeelden
vullen de beschrijvingen aan, net als de uitleg van modelbouw-specifiek jargon zoals stuurelement of Dual Rate,
Butterfly enz.
Let op de veiligheidsaanwijzingen en technische voorschriften. Lees de handleiding aandachtig door en test alle
functies vóór gebruik door de servo’s aan de ontvanger aan te sluiten, die u bij de set aantreft. Let daarbij wel op
de aanwijzingen op bladzijde 72. Zo leert u in een korte tijd de belangrijkste bedieningsstappen en functies van de
MC-32 HoTT kennen.
Ga op een verantwoorde wijze met uw radiobestuurde model om, zodat u uzelf en anderen niet in gevaar brengt.
Het Graupner-team wenst u veel plezier en succes toe met uw MC-32 HoTT-radiobesturing van de nieuwste
generatie.
Kirchheim-Teck, februari 2012

11
Computersysteem MC-32 HoTT
32-kanaals radiobesturing met 2,4 GHz Graupner|SJ-HoTT-technologie (Hopping Telemetry
Transmission)
Hoge betrouwbaarheid van de Graupner-SJ HoTT-technologie door bidirectionale communicatie tussen
zender en ontvanger met geïntegreerde telemetrie, vrij programmeerbare gesproken aanwijzingen via de
uitgang voor koptelefoon en ultrasnelle reactietijden.
Programmering door vereenvoudigde programmeertechniek met touch-toetsen.
Contrastrijk, 8-regelig blauw verlicht grafisch display voor de perfecte weergave van alle
instelparameters. Naar keuze kan een blauwe achtergrondverlichting worden ingeschakeld. Onafhankelijk
tweede display voor de weergave van telemetrie-gegevens. Opslag van de telemetrie-data op een micro-
SD-geheugenkaart. Met 12-Bit/4096 staps-kanaalsignaal voor extreem gevoelig stuurgedrag.
USB-aansluiting voor het uitlezen en opslaan van modelgeheugens en Firmware-updates.
• Geïntegreerd Graupner/SJ HoTT radiobesturingssysteem
• Maximale storings-ongevoeligheid door optimale frequentiehopping over max. 75 kanalen en brede
kanaalspreiding
• Intelligente dataoverdracht met correctiefunctie
• Meer dan 200 systemen kunnen gelijktijdig worden gebruikt
• In de HoTT-versie bidirectionale communicatie tussen zender en ontvanger met snelste overdrachtstijden van
10ms voor extreme reacties
• 5 verschillende talen (Duits, Engels, Frans, Italiaans en Spaans) via software-update mogelijk. Beschikbaarheid
zie Download-gedeelte op de website.
• 80 modelgeheugens met opslag van alle modelspecifieke programma- en instelparameters
• Zeven schakelaars ( twee 3-weg-schakelaars, drie 2-weg-schakelaars en twee toets-schakelaars) en drie
digitale knoppen zijn al ingebouwd en naar eigen inzicht te gebruiken
• Functie-encoder met twee aanrakingsgevoelige vier-weg-toetsen (“CAP Touch”) voor een eenvoudige
programmering en exacte instelling
• Key-Lock functie tegen abusievelijk bedienen
• Hoorbare berichten en eventueel MP3-bestanden via hoofdtelefoon of luidspreker
• Eenvoudig en extreem snel re-binden ook bij maximale afstand
• Reikwijdte: test- en waarschuwingsfunctie
• Waarschuwing bij te lage spanning
• Extreem brede ontvangerspanning van 3,6 V tot 8,4 v mogelijk (werkt tot 2,5 V)
12
• Fail-Safe, vrije kanaaltoewijzing (Channel Mapping), mixerfuncties en alle servo-instellingen eenvoudig
programmeerbaar
• Binden van groot aantal ontvangers om het aantal kanalen te vergroten (max. 32 kanalen)
• Tot max. 4 servo’s kunnen in de SAME-modus als blok met een servo-cyclustijd van 10 ms tegelijkertijd worden
aangestuurd (alleen digitale servo’s!)
• Dankzij de verkorte cyclustijd van 10 ms is de reactietijd extreem kort
• Weergave van de telemetrie-gegevens in Realtime. Tevens kunnen de telemetrie-gegevens ook vanaf de
SMART-BOX worden uitgelezen.
Extra kenmerken van de MC-32 HoTT
• Supersnelle reactietijd door het gebruik van de snelle hoofdprocessor voor de overdracht van data
• Micro-SD kaart voor het opslaan van telemetrie-data en andere functies
• Via de USB-poort en de micro-SD kaart kan de zender geüpdatet worden
• De meegeleverde LiIo-accu (wijzigingen voorbehouden) heeft een capaciteit van 6000 mAh. Daardoor worden
extreme vliegtijden bereikt en het aantal ladingen verkleind.
• Via de software omschakelbare modulatie: schakel via een druk op de knop om van bv. “EXT.PPM” (bv.
Weatronic) naar HoTT.
• Tuimelschijfbegrenzing: Deze functie begrenst de hoek van de tuimelschijf en voorkomt bij het 3D-vliegen dat bij
een volledige uitslag van nick en rol de tuimelschijf vastloopt.
• Ringbegrenzer: werkt net als de tuimelschijfbegrenzing voor het aansturen van max. drie Voith-Schneider-
aandrijvingen in scheepsmodellen
• Kanaal-sequencer voor het automatiseren van servo-bewegingen van max. drie servo’s, bv. voor het
automatisch uitdraaien van landingsgestellen of inklapbare aandrijvingen
• Multikanaal-functie voor het gebruik van NAUTIC-modulen uit het Graupner-programma
• Digitale trimming met quasi “analoge” draaiwieltjes, per vliegfase effectief
• Auto-trim-functie. De actuele stuurknuppelposities worden bij het trimmen van vliegtuig- of helikoptermodellen
door een druk op de knop in het trimgeheugen vastgelegd. (Model “uitbalanceren”, schakelaar bedienen en
knuppels loslaten. De correctie vindt bij het terugnemen van de stuurknuppels ‘soepel’ plaats.)
• K1-omschakeling rem/E-motor: Door de uitbreiding van de vliegfase-programmering is deze omschakeling heel
eenvoudig geworden. De piloot beslist bij welke stuurknuppel-positie (vooraan/achteraan) de motor uitschakelt
resp. de remkleppen ingetrokken worden.
• Maximaal 16 stuurfuncties
• Vereenvoudigde toewijzing van bedieningselementen zoals stuurknuppels, externe schakelaars, proportionele
stuurelementen en trimhevels als stuurfuncties
• Het 32-Bit systeem kan door de gebruiker zelf via het Flash-geheugen geüpdatet worden
• Blauw verlicht MULTI-DATA grafisch display met duidelijk verbeterde leesbaarheid bij ongunstige lichtval
• COMFORT-MODE-SELECTOR voor het eenvoudig omschakelen tussen de stuurmodi 1 … 4 (bv. gas links/gas
rechts)
• Twee mixers, vrij programmeerbaar voor vliegtuigmodel en helikopter met telkens vrij te kiezen in- en
uitgangsfuncties, daarvan vier curvenmixers met nieuwe 8-punts-curven, eenvoudig aan te maken en te
wijzigen curvenwaarden van max. acht punten voor gas, pitch, hekrotor of andere lineaire uitslagen. De
processor van de CPU berekent een ideale MPC (Multi-Point-Curve) mixercurve
• Verschuiven van de curvenmixer-punten is via de CAP-Touch-toetsen voor de beide assen mogelijk
• Acht vliegfasen-programma’s kunnen voor elk model individueel worden aangepast en van namen worden
voorzien, de omschakeltijd is individueel programmeerbaar.
• SUPER-SERVO-menu met een perfect overzicht van alle servo-instelgegevens en eenvoudige
parametercorrectie op vier “niveaus”: draairichting, middenpositie, voor beide kanten de uitslag en voor beide
kanten de uitslagbegrenzing voor 16 servo’s met in totaal 96 instelmogelijkheden
• SUPER-DUAL-RATE, EXPO- en EXPO/DUAL-RATE-menu met 36 mogelijke instelvarianten, voor drie
servofuncties en zes vliegfasen
• Op de praktijk afgestemde Multi-Functie-menu’s voor vliegtuig- en helimodellen. De invoer van het aantal
rolroer- en welfkleppenservo’s programmeert automatisch alle benodigde mixerfuncties in het Multifunctie-
vleugelmenu. Differential-rolroer-mixer, Butterfly-mixer, Dual-Flap-mixer, Automatic-Gyro-Set-functie en nog
meer speciale functies
• Heli-tuimelschijfmixers voor 1-, 2-, 3-, of 4-punts aansturing
• Instelbare cyclustijd 10ms of 20ms/30ms afhankelijk van ontvanger en bedrijf soort
• Comfortabel klokken-menu met acht stopwatch-systemen, Alarmtimer, Countdown-timer, rondenteller enz.
Twee tijd- en een ronden-/tijdwaarde gelijktijdig en duidelijk zichtbaar.
• Stopwatch met geschiedenis: extra bij de rondenteller is er een “Tijd 1”, die de inschakeltijden meet en een “Tijd
2” die AAN- en UIT-schakeltijden apart bijhoudt.
• Via Channel-Mapping” in de ontvanger kunnen de stuurfuncties naar eigen willekeur worden opgedeeld
• In de ontvanger geïntegreerde instelling van de uitslag- en draairichting om bijvoorbeeld gemappte servo’s op
elkaar te kunnen afstemmen
• In de ontvanger programmeerbare Fail-Safe-functie “houden”, “uit” of “naar ingestelde positie gaan” voor elk
servokanaal apart in te stellen
13
• In de zender geïntegreerde schacht voor FAT- resp. FAT32-geformatteerde SD- en SDHC-opslagkaarten voor
het opslaan van log-bestanden en modelprogrammeringen
Modelprogramma’s
• Timer zenderbedrijftijd
• Schakelaartoewijzing van de vliegfasen-schakelaars: zes schakelaars, waarvan twee met prioriteitsfunctie. De
aanduiding van elke schakelaarcombinatie kan vrij worden gekozen. Daardoor is het aantal vliegfasen niet
afhankelijk van het aantal vliegfasen-schakelaars.
• Staarttype normaal, V-staart, Delta/staartloos en 2 Ho Sv 3+8 (daardoor beschikt u direct over twee met elkaar
verbonden hoogteroerservo’s zonder een vrije mixer/kruismixer nodig te hebben)
• Aantal kleppen 4 RO/4 WK: volledige ondersteuning van 8 vleugelservo’s, ook zonder vrije mixers te hoven
gebruiken
• Afschakelbare vliegfasen-omschakelvertraging: voor individuele kanalen kan per vliegfase de vertragingstijd
uitgeschakeld worden (bv. voor motor-uit bij electromodellen of Heading-Lock activeren/deactiveren voor heli’s).
Tien extra, door de gebruiker opgestelde fasennamen: naast de al aangemaakte vliegfasennamen kunnen door
de gebruiker maximaal tien eigen gekozen namen vrij worden toegepast.
• Uitgebreid menu voor de stuurelementen: mogelijkheid om het K1-stuurelement + de trimming aan de
ingangskant te verstellen, en deze als stuurelement toe te wijzen. Aan een ingang kunnen twee schakelaars
voor een echte 3-weg-functie toegewezen worden.
• Vleugelmixers: nieuw geconcipieerd Multi-kleppen-menu voor eenvoudige, vliegfasen-specifieke instellingen
van maximaal acht vleugelservo’s op een overzichtelijke manier zonder gebruik van vrije mixers.
• Onderpunt “Info” in het menu basisinstelling model: hier kan voor elk model extra informatie door de gebruiker
worden ingevoerd. Deze extra informatie verschijnt dan bij de nieuw aangemaakte modelselectie
• “Logische schakelaars”: deze functie maakt het mogelijk om twee schakelaars als “en” of “of” logisch te
verbinden. Het resultaat kan als virtuele schakelaar worden gebruikt. Voorbeeld van toepassing: bepaalde
functies moeten alleen afhankelijk van andere functies geactiveerd kunnen worden (bv. wielrem alleen te
activeren wanneer het landingsgestel uitgedraaid is). Meerdere functies, die normaliter onafhankelijk van elkaar
geschakeld worden, kunnen eventueel door een “nood-schakelaar” in de basispositie worden gebracht. De
programma-automaat kan door meerdere schakelaars worden geactiveerd, die gelijktijdig ook het programma
selecteren.
• Uitgebreid instelbereik servo-midden vergroot naar ±125%
• Aantal vliegfasen: (vleugelmodellen: 8, heli: 7 + AR)
• Waarschuwingsdrempel “gas te hoog” in het helimenu instelbaar, programmeerbare inschakelwaarschuwing
• Kadertijd kan alleen door indrukken van de centrale ESC-toets met ingedrukte keuzetoetsen ◄► of ▲▼, in
zoverre de klokschakelaar in de UIT-positie staat, gestopt en daardoor ook gewist worden.
• Fasentrimming bij vleugelmodellen voor alle assen mogelijk
• Hotkey voor servoaanduiding: een aantippen van de toetsen ◄ en ► van de linker CAP-toets
(aanrakingsgevoelige toets) leidt vanuit bijna alle menu’s direct naar de servoaanduiding.
• Omwisselen van de servo-bezetting aan de ontvangeruitgang
• CAP-TOUCH-bedieningsvelden met Key-Lock-functie tegen onbedoelde bediening
• CAP-TOUCH display wissel van het hoofdmenu naar het telemetriemenu met ESC
• Talrijke telemetrie-, programmeer- en waardenfuncties direct op het zenderdisplay
• Grafische weergave van het modeltype (vleugelmodel/helikopter) als modeltype-icoon
• Aansluitbussen als ingebouwd voor PC-USB-interface, hoofdtelefoon, SMART-BOX, externe HF-module, DSC-
systeem, voorbereid voor leraar-leerling-gebruik
• Leraar/leerling-systeem met of zonder kabel met overgave van alle functies, alle instellingen worden in de
leraarzender gedaan.
• Nog meer functies als software-update gepland.

14
Computersysteem MC-32 HoTT
32-kanaals radiobesturing met 2,4 GHz Graupner|SJ-HoTT-technologie (Hopping Telemetry
Transmission)
De set Best.-nr. 33032 bevat:
• Microcomputer-zender MC-32 HoTT met ingebouwde LiIo 1s6p/6000 mAh/3,7 V TX-zenderaccu (wijzigingen
voorbehouden)
• Stekker-laadapparaat (4,2 V, 500 mA)
• Bidirectionale Graupner|SJ-ontvanger GR-32 Dual HoTT (Best.-nr. 33516) voor de aansluiting van maximaal
16 servo’s
• USB-adapter/aansluiting (Best.-nr. 7168.6) incl. passende USB-kabel voor de aansluiting aan een PC en
adapterkabel voor ontvanger-updates
• Micro-SD-kaart (2 GB) met adapter voor cardreader
• Stevige aluminium koffer met schuimrubber vulling (Best.-nr. 3080)
Toebehoren
Best.-Nr. omschrijving
71.26 zenderriem Graupner|SJ HoTT
72.40 zender-kruisriem Deluxe
Leraar-/leerling-kabel voor MC-32 HoTT zie bladzijde 217
Onderdelen
Best.-Nr. omschrijving
3080 aluminium zenderkoffer HoTT 400x300x150 mm
33000.1 zenderaccu plat LiIo 1s6p/6000 3,7V TX
33002.1 micro-SD-kaart 2 GB voor HoTT-zender
33032.2 zender ophangbeugels voor MC-32
33032.3 handsteunen voor MC-32 (2 stuks)
33801 zenderantenne HoTT
Technische gegevens zender MC-32 HoTT
Frequentieband
2,4 … 2,4835 GHz
Modulatie
FHSS
Landeninstelling
EURO of FRANCE, zie pag. 265
Stuurfuncties
16 functies, waarvan 4 trimbaar
Temperatuurbereik
-10 … +55ºC
Antenne
omklapbaar
Bedrijfsspanning
3,2 … 4,8 V
Stroomverbruik
ca. 500 mA
Reikwijdte
tot ca. 4000 m
Afmetingen
ca. 252 x 252 x 60 mm
Gewicht
ca. 1685 g met zenderaccu
Ontvanger GR-32 Dual HoTT
Met de Graupner|SJ HoTT 2,4 GHz-technologie beschikt de Dual-ontvanger over een nieuw Hopping Telemetry
Transmission hoogfrequentie-deel met de modernste componenten en de modernste software. De Dual-
ontvanger heeft twee complete ontvanger-eenheden en Hardware-antenne-diversity. Voor de ontvangst wordt
daarom altijd naar het betere antennesignaal geschakeld en voor het zenden altijd de antenne gebruikt, die als
laatste voor de ontvangst is benut. Daardoor wordt gegarandeerd dat de gegevens via het terugkoppelingskanaal
altijd via de beste antenne worden verzonden. Zonder extra sensoren worden de parameters ontvangerspanning,
-temperatuur en signaalsterkte weergegeven.
De ontvanger heeft een aansluiting voor telemetrie-sensoren en één voor sommensignaal in- of uitgang.
De ontvanger heeft zes accu-ingangen, zodat ook de voeding voor sterkere servo’s is gewaarborgd.
Technische gegevens ontvanger GR-32 Dual HoTT
Best.-nr. 33516
Bedrijfsspanning
3,6 … 8,4 V*
Stroomverbruik
ca. 140 mA
Frequentieband
2,4 … 2,4835 GHz
Modulatie
FHSS
Antenne
2 x 2 Diversity-antennes, ca. 145 mm lang,

15
daarvan ca. 115 mm gekapseld en ca. 30 mm
actief
Aan te sluiten servo’s
16
Aan te sluiten sensoren
max. 4
Temperatuurbereik
ca. -10º … +55 ºC
Reikwijdte
tot ca. 5000 m
Afmetingen
ca. 63 x 30 x 14 mm
Antennelengte
4 x draad 145 (antenne 30) mm
Gewicht
ca. 24 g
*De opgave voor de toegestane bedrijfsspanning geldt alleen voor de ontvanger! Let er in dit verband op dat de
ingangsspanning van de ontvanger ongeregeld aan de servo-aansluitingen wordt doorgegeven, terwijl de toegestane spanning
voor de meeste servo’s, toerenregelaars, gyro’s enz. maar 4,8 tot 6 Volt bedraagt!
Meer toebehoren zie aanhangsel of op Internet onder www.graupner.de . Vraag ook bij uw detailhandelaar, deze
helpt u graag verder.

16
Algemene gebruiksaanwijzingen
Openen van de zenderbehuizing
Vóór het openen van de zender deze uitschakelen (Power schakelaar op “OFF”). Schuif de beide schuiven van
de behuizings-achterklep tegen de pijlrichting in tot aan de aanslag. Daarna de zender iets schuin houden, zodat
de behuizings-achterkant iets openklapt en u deze kunt loshaken. Om de zender te sluiten eerst de bodemklep
weer aan de zender vasthaken, de klep dichtklappen en de beide schuiven weer naar buiten schuiven. Let er op
dat er geen kabels beklemd raken.
Aanwijzingen:
• Wijzig niets aan de zenderprinten, omdat daardoor de garantie vervalt en de zender wettelijk niet meer
gebruikt mag worden!
• Raak nooit de zenderprinten met een metalen voorwerp aan. Raak de contacten ook niet met de
vingers aan.
• Maak voordat u de zender opent de zenderaccu los, om kortsluitingen te voorkomen!
Stroomvoorziening van de zender
De zender MC-32 HoTT is standaard voorzien van een oplaadbare LiIo 1s6p/6000 3,7V TX (Best.-Nr. 33000.1)
met hoge capaciteit. (Wijzigingen voorbehouden.) De standaard ingebouwde accu is echter bij levering nog
niet opgeladen. De spanning van de zenderaccu kan tijdens het zenden op het LCD-display gecontroleerd
worden. Bij het onderschrijden van een in de regel “waarschuwingsdrempel accu” van het menu “Algem.
instellingen”, bladzijde 264, instelbare spanning klinkt een akoestisch waarschuwingssignaal en op het display
verschijnt de melding
Accu moet
geladen worden
Uiterlijk op dat moment moet u direct stoppen met zenden en de accu weer opladen!
Aanwijzing:
Let ook op de instelling van het juiste accutype in het menu “Algemene instellingen”, bladzijde 264! Standaard
moet “Lith.” ingesteld zijn.
Laden van de zenderaccu met stekkerlader
De oplaadbare LiIo-zenderaccu kan via de aan de – van voren gezien- linker kopse kant van de zender
aangebrachte laadaansluiting met de meegeleverde oplader (Best.-Nr. 32032.4) worden opgeladen.
Met de bij de set aanwezige stekkerlader (4,2V/500mA) bedraagt de laadtijd, afhankelijk van de staat van de
accu, maximaal ca. 15 uur. Gebruik in geen geval stekkerladers van andere fabrikanten of laadapparaten, die
voor andere accutypen zijn bedoeld. Een te hoge uitgangsspanning en een eventuele foutieve polariteit van de
stekker, zie hieronder, kunnen gigantische schade veroorzaken. Wij adviseren om de lader eventueel van een
bijpassende sticker of opschrift te voorzien. Let ook op de veiligheidsaanwijzingen op de bladzijden 4 … 7.
De zender moet tijdens het hele laadproces op “OFF” (UIT) gezet zijn. Nooit de zender, zolang deze nog met het
laadapparaat verbonden is, aanzetten! Ook een heel korte onderbreking van het laadproces kan de laadspanning
dusdanig laten stijgen, dat de zender door overspanning direct beschadigd wordt. Let u daarom ook op een veilig
en goed contact van alle stekkerverbindingen.

17
Laden met automatische laadapparaten
Voor een sneller opladen van de 1-cellige LiIo-accu kunnen ook automatische Graupner laadapparaten worden
gebruikt, zie de tabel hieronder.
Voor het opladen van de zender is ook de laadkabel Best.-nr. 3022 en voor de ontvangeraccu de laadkabel Best.-nr. 3021
nodig. Meer laadapparaten en details vindt u in de Graupner hoofdcatalogus FS of op Internet onder www.graupner.de.
De laadbus is voorzien van een diode tegen foutieve poling. Originele Graupner automatische laadapparaten
herkennen desondanks de spanningstoestand van de accu. Let ook op de handleiding bij het laadapparaat.
Verbindt u eerst de bananenstekkers met het laadapparaat en steekt u daarna het andere einde van de
laadkabel in de laadbus van de zender. Verbind nooit de blanke uiteinden van een aangesloten laadkabel-
aansluitstekker met elkaar! De toegestane laadstroom mag 1,5 A niet overschrijden, omdat anders de
diode en eventuele andere componenten beschadigd kunnen worden. Begrens eventueel de stroom op
het laadapparaat.
Polariteit van de MC-32 HoTT-laadbus
De laadkabels van andere fabrikanten, die zich op de markt bevinden, hebben vaak een andere polariteit.
Gebruik daarom alleen de originele Graupner-laadkabel met het Best.-nr. 3022.
Losnemen van de zenderaccu
Voor het uitnemen van de zenderaccu eerst het deksel van de accuschacht op de achterkant van de zender
ontzekeren en losmaken:
De accu verwijderen en daarna de stekker losmaken door voorzichtig aan de stroomkabel te trekken.
Inleggen van de zenderaccu
De accu-aansluiting is door twee afgeschuinde kantjes tegen foutief polen beschermd, zie afbeelding. De vrije
bus van de accu-aansluitstekker wijst, zoals te zien op de afbeelding, naar onderen. De pluspool (rode draad)
bevindt zich in het midden en de minpool (bruine of zwarte draad) aan de kant van de antenne. Bevestig de
stekker voorzichtig, leg de accu in het vak en sluit het deksel van de zender.
polariteit zenderaccu-stekker

18
Accu-bedrijfstijd op het display links onderaan
Deze klok toont de cumulatieve bedrijfstijd van de zender sinds de laatste keer dat de accu werd opgeladen.
Deze klok wordt automatisch naar de waarde “0:00” teruggezet, zodra bij opnieuw aanzetten van de zender, bv.
na het opladen, merkbaar hoger is dan eerst.
Lithiumbatterij CR 2032
Op de print van de zender bevindt zich tegenover de zenderaccu een houder met een verwisselbare
Lithiumbatterij van het type CR 2032:
Deze batterij dient als bescherming tegen het verlies van datum en kloktijd bij een stroomuitval van de zender,
bijvoorbeeld tijdens het wisselen van de accu.
Lengteverstelling van de stuurknuppels
Beide stuurknuppels kunnen traploos in de lengte worden versteld, om het sturen aan de gewoonte van de piloot
aan te kunnen passen.
Hou de onderste helft van de geribbelde greep vast en maak door te draaien het bovenste deel los:
Nu door omhoog- resp. naar beneden draaien de stuurknuppel verlengen of verkorten. Daarna de greep weer
bevestigen door het onderste en bovenste gedeelte tegen elkaar in te draaien.

19
Omzetten van de kruisknuppels
Neutralisering
Indien gewenst kan zowel de linker als de rechter stuurknuppel van neutraliserend naar niet-neutraliserend
worden omgebouwd. Open de zender zoals hierboven beschreven is.Voor het wisselen van de
standaardinstelling van de stuurknuppel lokaliseert u op de volgende afbeelding de hier wit omcirkelde schroef
van de linker knuppelaggregaat.
Aanwijzing:
De rechter knuppelaggregaat is in spiegelbeeld opgebouwd, zodat hier de bewuste schroef rechts onder het
midden zit.
Draai nu de schroef in totdat de desbetreffende stuurknuppel van aanslag tot aanslag vrij beweegbaar is resp.
draai de schroef uit, totdat de stuurknuppel weer zelf-neutraliserend is.
Remveer en ratel
Met de buitenste van de beide schroeven (zie afbeelding hieronder) stelt u de remkracht en met de binnenste de
kracht van de ratel van de desbetreffende stuurknuppel:
Aanwijzing:
De rechter knuppelaggregaat is in spiegelbeeld opgebouwd, zodat hier de bewuste schroeven links boven te
vinden zijn.
Terugstelkracht van de stuurknuppel
De veerkracht van de stuurknuppels kan ingesteld worden op de gewoonten van de piloot. Het afstelsysteem
bevindt zich naast de neutralisatieveren, zie volgende afbeeldingen. Door het verdraaien van de desbetreffende
instelschroef met een (kruiskop)-schroevendraaier kan de gewenste veerkracht worden ingesteld.
• draaien naar rechts = harder terugstellen
• draaien naar links = soepeler terugstellen
Aanwijzing:
De rechter knuppelaggregaat is in spiegelbeeld opgebouwd, zodat hier de bewuste schroeven rechts van het
midden zitten.

20
Draagbeugels voor zenderriem
De MC-32 HoTT is standaard voorzien van stevige ophangbeugels voor de bevestiging van een draagriem. Om
de beugels uit te klappen drukt u deze eerst rondom het opschrift iets in en draait u ze dan 90° naar boven. In
deze posities zijn de beugels automatisch vergrendeld.
Wanneer u een draagriem met sleutelringen hebt bevestigd maakt u eerst de vergrendeling van de rechter beugel
door voorzichtig indrukken los, om deze dan weer te kunnen inklappen. Daarna op dezelfde manier de linker
beugel inklappen. Tenslotte de beide beugels TEGELIJKERTIJD in de uitsparing drukken.
De volgende omhangriemen zijn als toebehoren leverbaar:
Best.-Nr. omschrijving
71.26 zenderriem Graupner|SJ HoTT
72.40 zender-kruisriem Deluxe
Inbouwen schakelaars, schakel- en draaimodulen
In de zenderbehuizing zijn in totaal 20 openingen voor de montage van extra modulen aanwezig.
Maak voor de veiligheid eerst de zenderaccu los, om kortsluitingen te vermijden. Let er ook op dat u de
soldeerpunten op de print niet met metalen voorwerpen aanraakt!
De ongebruikte openingen zijn standaard voorzien van afdekdopjes. Deze kunt u eenvoudig vanaf de buitenkant
met uw nagels lostrekken.
Plaats de als toebehoren leverbare schakelaars etc. vanaf de binnenkant door de openingen. De bevestiging
vindt plaats nadat u van de potentiometers resp. schakelaars de draaiknoppen en moeren heeft verwijderd, die
daarna vanaf de buitenkant weer vastgeschroefd en met een passende sleutel bevestigd moeten worden. Voor
de bevestiging van de moeren is de siermoer-sleutel (Best.-nr. 5733) goed geschikt.
Voor de bevestiging van de schakelaarmoeren is de sleutel Best.-nr. 5733 zeer geschikt.
Uitrichten van de antenne
De afschroefbare en knikbare antenne wordt in de kogelgewricht-aansluiting vastgeschroefd en kan mechanisch
worden uitgericht.
Omdat in het verlengde van de antenne de veldsterkte maar gering is, is het fout om met de antenne direct naar
het model te wijzen.
Let er bij het inschroeven van de antenne op dat de middelste pin in de antennebus niet verbogen of in de houder
wordt gedrukt.

21
Zenderbeschrijving
Voorkant
Antenne: afschroefbaar, met kogelgewricht
Luidspreker
Aansluitbussen: afgeschermd door afdekkapjes, zie vanaf blz. 22
Functiemodulen: geribbelde draairollen links “DK5”, boven “DK3”, rechts “DK1”
Functiemodulen: draaiknop (verzinkbaar): links “DK4”, rechts “DK2”
Optieplaatsen: voor het uitrusten van de zender met schakelaars en een draaimodule. Standaard zijn er 8
schakelaars al ingebouwd.
Functiemodule: schuifregelaars – links “SK2”, rechts “SK1”
Digitale trimming: om de servoposities nauwkeurig af te stellen (neutralisatie stuurweg). Draaien heeft met
iedere klik een stapsgewijze verstelling tot gevolg (positie zichtbaar op het display). Een indrukken van het
trimwiel zet de trimming weer terug.
Bovenste LC-Display: (uitleg zie bladzijde 28.) Telemetrie weergave: standaard ontvangerparameters, verder
weergave van data van optioneel aangesloten sensoren
AAN-/UIT-schakelaar (ON/OFF met LED-aanduiding): Aanwijzing: altijd eerst de zender, dan de ontvanger
inschakelen. Bij het uitschakelen eerst de ontvanger, dan pas de zender uitschakelen
LED-aanduidingen: BATTERY: brandt bij voldoende spanning RF: brandt bij HF-afstraling
WARNING: knipperend bij bv. “gas te hoog”, “geen leerlingsignaal”, “zender-accuspanning te laag”, …
Stuurknuppels: twee stuurknuppels voor in totaal vier onafhankelijke stuurfuncties. De knuppels kunnen in de
lengte versteld worden. De toewijzing van de stuurfuncties 1 … 4 kan per modeltype in de menu’s
“basisinstelling model” resp. “instelling stuurelement” ingesteld worden, bv. gas links of rechts. De
gasstuurknuppel kan ook van neutraliserend naar niet-neutraliserend worden omgezet, zie blz. 19.
Aanrakingsgevoelige toetsen links en rechts
LC-Display: (meer informatie zie blz. 28) Instelling contrast door gelijktijdig verticaal aantippen (▲▼) + “SET”
van de rechter touch-toets = wisselen naar “verborgen opties”
Waarschuwingen: * bij onderschrijden van een bepaalde accuspanning * bij foutieve functie van het leraar-
/leerling-systeem * K1-knuppel teveel richting volgas bij het inschakelen van de zender * ….
Linker touch-toets: SET = kiezen/bevestigen SET ca 1 s. aanraken = wisselen tussen telemetrie-menu en basisdisplay
Met ieder aantippen van één van de vier richtingen: (◄, ►, ▲, ▼) bladeren
Gelijktijdig aantippen ◄ en ►: wisselen tussen basisdisplay en servo-aanduiding
Gelijktijdig verticaal aantippen van de linker (▲▼) + “SET” van de rechter touch-toets = wisselen naar de “verborgen opties”,
zie blz. 32
Rechter touch-toets: SET = kiezen/bevestigen
Met ieder aantippen van één van de vier richtingen: (◄, ►, ▲, ▼) bladeren resp. waarden veranderen
Langs de omtrek van de toets met de vinger ronddraaien = bladeren/waarden veranderen. Alternatief waarde-selectie met de
linker touch-toets (◄, ►, ▲, ▼)
Gelijktijdig aantippen van ▲▼ of ◄► = CLEAR

22
Aansluitingen aan voorzijde
Laadbus
Na het opzijklappen van de linker kopse afdekking is de laadaansluiting van de zender MC-32 HoTT toegankelijk:
De herlaadbare LiIO-zenderaccu kan via de laadbus, die zich achter de – van voren gezien – linker kopse
afdekking van de zender bevindt worden opgeladen. Hiervoor gebruikt u de meegeleverde stekkerlader (Best.-nr.
32032.4).
De maximaal toegelaten laadstroom met Graupner automatische laadapparaten is 1,5 A.
Gebruik in geen geval stekkerladers van andere fabrikanten of laadapparaten, die voor andere accutypen zijn
bedoeld. Een te hoge uitgangsspanning en een eventuele foutieve polariteit van de stekker, zie hieronder, kunnen
gigantische schade veroorzaken. Meer informatie over het laden van de zenderaccu vindt u op bladzijde 16. Let
ook op de veiligheidsaanwijzingen w.b. de omgang met Lithium-accu’s op de bladzijden 7 … 9.
DSC / Direct Servo Control
De afkorting “DSC” bestaat uit de beginletters van de oorspronkelijke functie “Direct Servo Control”. Bij het HoTT-
systeem is echter een “directe servo-controle” via een diagnosekabel uit technische oorzaken niet meer mogelijk.
Na het wegklappen van de linker kopse afdekking is de DSC-bus van de zender MC-32 HoTT toegankelijk:
De standaard tweepolige DSC-bus in de zender MC-32 HoTT dient als leraar- of leerling-aansluiting en als
aansluitpoort voor vliegsimulatoren.
Voor een correcte DSC-verbinding moet u op deze punten letten:
1. Pas eventueel de menu’s aan. Voor het aanpassen van de zender MC-32 HoTT aan een leraar-
/leerling-systeem zie bladzijde 214 en verder.
2. Laat de aan-/uit-schakelaar van de zender MC-32 HoTT zowel bij gebruik van een vliegsimulator als bij het
gebruik als leerling-zender altijd op “UIT”, want alleen in deze positie vindt er na het bevestigen van de DSC-
kabel geen HF-afstraling vanuit de zendmodule plaats. Tegelijkertijd is de stroomopname van de zender ook
iets geringer. De “BATTERY”-LED moet nu constant branden en in het basisdisplay van de zender moeten
onder de bedrijfstijd- klok de letters “DSC” zichtbaar worden. De aanduiding van de telemetriesymbolen zijn
op het display niet meer te zien. Parallel daaraan verschijnt op het bovenste display de tekst “KAN GEEN
DATA ONTVANGEN”. Daarmee is de zender klaar voor gebruik. Wanneer de MC-32 HoTT de leraarzender is
moet echter vóór het insteken van de kabel de zender worden aangezet.
3. Verbind nu het andere uiteinde van de kabel met de gewenste apparatuur, let daarbij op de handleiding
daarvan.
Belangrijk:
Let er op dat alle stekkers stevig zijn aangebracht. Gebruik alleen de hiervoor bedoelde
aansluitbussen met de 2-polige stekker aan de DSC-kant.
Aanwijzing bij vliegsimulatoren:
Omdat er zoveel verschillende vliegsimulatoren op de markt zijn is het goed mogelijk, dat de toewijzing van de
contacten in de stekker of in de DSC-module door de GRAUPNER-servicedienst moeten worden aangepast.

23
Mini-USB-aansluiting
Aansluitbus voor software-updates, datum- en tijdsinstelling via een PC onder Windows XP, Vista of 7.:
Aan deze bus wordt de bij de set Best.-nr. 32032 geleverde USB-kabel aangesloten. De procedure bij een
software-update via de PC wordt op bladzijde 43 beschreven.
De software voor de PC en de bijbehorende USB-Driver vindt u op de downloadpagina onder www.graupner.de
bij het desbetreffende product. Na installatie van de benodigde driver en van de software kunnen dan via deze
verbinding naar behoefte de zender geupdated worden of alleen de kloktijd en de datum worden ingesteld.
Voor het instellen van de datum en tijd via deze bus zie ook menu “Info-weergave” vanaf bladzijde 270.
Data-poort
Rechts buiten bevindt zich de zogenaamde DATA-poort:
Deze is bedoeld voor de aansluiting van de als accessoire leverbare Smart-Box Best.-Nr. 33700.
Nadere informatie over de Smart-Box vindt u in de Graupner hoofdcatalogus FS en op Internet onder
www.graupner.de bij het desbetreffende product.
Cardslot
micro-SD en micro-SDHC
Na het wegklappen van de rechter afdekking van de zender MC-32 HoTT is de kaartschacht voor
geheugenkaarten van het type micro-SD en micro-SDHC toegankelijk:
Alle standaard micro-SD geheugenkaarten tot maximaal 2 GB en micro-SDHC kaarten tot 32 GB kunnen worden
gebruikt. Wij adviseren het gebruik van geheugenkaarten met maximaal 4 GB, omdat dit voor normale
toepassingen meer dan voldoende is.
De geheugenkaart die u in de zender wilt gebruiken wordt, zoals bekend bij mobiele telefoons en digitale
camera’s, met de contacten naar boven, naar de achterkant wijzend in de schacht geschoven en vergrendeld, zie
foto. Na het inleggen van de geheugenkaart kan de afdekklep van de zender weer gesloten worden. Als
aanduiding van de ingebrachte geheugenkaart verschijnt in het basisdisplay het symbool van een geheugenkaart:

24
Verwijderen van de geheugenkaart
SD-kaart iets in de richting van de Cardslot drukken om deze te ontgrendelen, daarna lostrekken.
Data-verzameling /-opslag
De dataopslag op de SD-kaart is gekoppeld aan de klok van de vliegtijd: wanneer deze wordt gestart start ook –
wanneer er zich een geschikte SD-kaart in de zender bevindt en er een telemetrie-verbinding met de ontvanger is
- de opslag van gegevens en deze stopt weer, zodra de vliegtijd-klok wordt stilgezet. Gestart en gestopt wordt de
vliegtijd-klok zoals beschreven in het onderdeel “Klokken (algemene)” op bladzijde 157.
Parallel aan de dataverzameling knippert het symbool voor de geheugenkaart permanent in een langzaam ritme.
Het schrijven van data op de geheugenkaart wordt weergegeven door de van links naar rechts lopende zwarte
“vulling” van het geheugenkaart-symbool.
Na het afsluiten van de dataopslag bevindt er zich een (lege) map “Models” en een map “Log-data” op de
geheugenkaart. In de laatste worden volgens het schema 0001_jaar-maand-dag.bin, 0002_jaar-maand-dag.bin
enz. benoemde Log-bestanden in een sub-map met de naam “modelnaam” aangemaakt. Zou daarentegen een
modelgeheugen nog geen naam hebben, dan zijn de bijbehorende Log-bestanden na het uitnemen van de
geheugenkaart en het uitlezen ervan via de cardreader van een PC of laptop te vinden in een sub-map met de
naam “NoName”. Met de software, die onder www.graupner.de op de downloadpagina van de zender te vinden
is, kunt u de bestanden op een PC uitlezen.
Import van taalbestanden
Zoals hieronder in het gedeelte “hoofdtelefoon” wordt beschreven kunnen via deze aansluiting naast de hoorbare
signalen van de zender eventueel ook de aan het telemetrie-menu gekoppelde signalen en berichten worden
beluisterd. Standaard zijn deze berichten in het Duits. Deze berichten, die als taalpakket zijn gecomprimeerd en
opgeslagen worden in het interne geheugen van de zender, kunnen vervangen worden door een taalpakket in
een andere taal. Nadere informatie hierover vindt u in het gedeelte “VERBORGEN MODUS” vanaf bladzijde 32.
Import en export van modelgeheugens
Voor het uitwisselen van gegevens tussen soortgelijke zenders of voor het opslaan van data kunnen indien
gewenst modelgeheugens op een ingebrachte geheugenkaart weggeschreven of vanaf deze naar de zender
gekopieerd worden. Nadere informatie vindt u in het gedeelte “kopiëren/wissen” vanaf bladzijde 75.
Aanwijzing:
Enkele van de eventueel bij de modelnaam gebruikte speciale tekens kunnen vanwege bepaalde beperkingen
van het voor de geheugenkaarten gebruikte FAT- resp. FAT32-bestandssysteem niet correct worden
overgenomen en worden bij het kopiëren vervangen door een golfje (~).
Aansluiting hoofdtelefoon
Na het wegklappen van de rechter afdekking is de hoofdtelefoon-aansluiting van de zender MC-32 HoTT
toegankelijk:
De bus is bedoeld voor de aansluiting van een standaard oor- of hoofdtelefoon met een 3,5 mm Cinch-stekker.
(Niet in de set inbegrepen.) Wanneer de hoofdtelefoon is aangesloten verschijnt er een bijbehorende symbool op
het basisdisplay:
Via deze aansluiting worden naast hoorbare signalen van de zender de eventuele van het telemetrie-menu
afkomstige signalen en berichten doorgegeven. Standaard zijn deze berichten in het Duits. Nadere informatie
vindt u onder “Gesproken berichten” in het gedeelte “VERBORGEN MODUS” vanaf bladzijde 32 en
“Telemetrie” vanaf bladzijde 232.
Het volume van de hoofdtelefoonaansluiting kan in de regels “volume berichten”, “volume variotonen” en “volume
toetsen” van het menu “Algemene instellingen”, bladzijde 263, worden aangepast.

25
EXT.PPM
Aan deze bus kan een externe HF-module, bijvoorbeeld een WEATRONIC-module, worden aangesloten, zie
afbeelding hieronder.
U kunt tussen het de interne HoTT-HF-module en een eventueel extern aangesloten module per modelgeheugen
wisselen via de regel “Module” van het menu “Basisinstelling model”, zie bladzijde 81 resp. 89, door de keuze
van “HoTT” resp. “EXT.PPM”.
Verder kan in de regel “ext. PPM signaal” van hetzelfde menu, bladzijde 83 resp.91, bij behoefte het aan deze
aansluiting aanliggende signaal geïnverteerd worden.
Opmerking:
De in de zender aanwezige aansluiting “INT PPM” is ook voor dit doel geschikt. De verbindingskabel moet dan
echter eventueel door één van de module-openingen voor schakelaars naar buiten worden geleid.
SPI
Achter de aanduiding “SPI” bevindt zich een poort voor toekomstige toepassingen. Deze aansluiting is nu nog
buiten gebruik en mag niet worden bezet.

26
Achterzijde resp. binnenkant van de zender
Aanwijzingen:
Bij het werken in de binnekant van de zender de
zenderaccu losmaken van de aansluiting. In
geen geval de soldeerpunten met een metalen
voorwerp aanraken, omdat er anders
kortsluiting kan ontstaan.
Niet nader omschreven aansluitbussen en
stekkers moeten vrij gelaten worden.
Stekkerplaats INT PPM: een vrije Stekkerplaatsen (UVR 5-polig): acht vrije plaatsen voor
stekkerplaats voor een tweede –interne- toekomstige inbouw van draaiknoppen
HF-module
Stekkerplaats
voor proportionele
draaimodule 33001.11
Stekkerplaats Zenderaccu Zenderaccu-stekker Lithiumbatterij CR2032
6 vrije plaatsen voor Let op de voor- Laden van de accu en (niet oplaadbaar) beveiligt
schakelaars, zie blz. schriften, blz. 16 en lijst met laadapparaten onafhankelijk van de
21. De volgorde is zie blz. 17 zenderaccu datum en tijd,
willekeurig. zie menu “Info-weergave”,
op blz. 270.
27
Voor uw notities

28
Display en toetsenveld
1.= Modelgeheugenplaats 1 … 80
2.= Aanduiding modeltype, vleugelmodel of helikopter
3.= Naam van de eigenaar
4.= Modelnaam
5.= Model-bedrijfstijd
6.= Modulatie HoTT/PPM
7.= Mogelijke waarschuwingssignalen en aanwijzingen, zie ook bladzijde 30
“Geen leerlingsignaal”, “Gas te hoog!”, “Accu moet geladen worden!!!”, “Fail-Safe instellen!”
8.= Vliegtijd in min:s
9.= Stopwatch in min:s (vooruit/achteruit)
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
10.= Zenderaccu-spanning met dynamische balk-weergave. Bij een onderschrijden van de Lithium-accuspanning
van 3,6 V (instelbaar) verschijnt een waarschuwing en klinkt er een signaal. (Omschakeling naar NiMH-
accu’s mogelijk.)
11.= Micro-SD-kaart aanwezig
12.= Zenderbedrijftijd: deze wordt na het opladen automatisch op nul gezet.
13.= Weergave van de stand van de vier digitale trimhevels met numerieke aanduiding en richting.
14.= Signaalsterkte terugkoppelingskanaal
15.= M = model, p = ‘Pupil’ (leerlingzender)
16.= Signaalsterkte
17.= Graupner|SJ – Logo of naam vliegfase
18.= Ontvangeraccu-spanning RX-SPG
Linker touch-toets: SET = kiezen/bevestigen SET ca 1 s. aanraken = wisselen tussen telemetrie-menu en basisdisplay
Met ieder aantippen van één van de vier richtingen: (◄, ►, ▲, ▼) bladeren
Gelijktijdig aantippen ◄ en ►: wisselen tussen basisdisplay en servo-aanduiding
Gelijktijdig verticaal aantippen van de linker (▲▼) + “SET” van de rechter touch-toets = wisselen naar de “verborgen opties”,
zie blz. 32
Rechter touch-toets: SET = kiezen/bevestigen
Met ieder aantippen van één van de vier richtingen: (◄, ►, ▲, ▼) bladeren resp. waarden veranderen
Langs de omtrek van de toets met de vinger ronddraaien = bladeren/waarden veranderen. Alternatief waarde-selectie met de
linker touch-toets (◄, ►, ▲, ▼)
Gelijktijdig aantippen van ▲▼ of ◄► = CLEAR

29
Bediening van de “Data-Terminal”
Invoertoetsen ESC en SET
Symbolen op het display
Telemetrie-symbolen op het display
ŸØ Het actieve modelgeheugen is nog niet aan een HoTT-ontvanger “gebonden”. Meer over het “Binding”-
proces zie bladzijde 81 resp. 89.
Ÿx Niet knipperend: HF zenderzijdig uitgeschakeld
Knipperend antennesymbool: de als laatste aan het actieve model gebonden ontvanger inactief of
buiten bereik
>Mx Geen telemetrie-signaal te ontvangen
>M▬ Aanduiding signaalsterkte, verbinding met het model
>P▬ Aanduiding van de signaalsterkte van het leerling-signaal op het display van de leraarzender bij
draadloos leraar-/leerlingtoepassing
Toetsen links van het display
• ESC-toets
Kort aantippen van de ESC-toets zorgt voor een stapsgewijs terugkeren naar de functiekeuze resp. ook
weer terug naar het basisdisplay. Een eventueel tussendoor gewijzigde instelling blijft behouden.
In het basisdisplay gedurende ca. 1 seconde aangeraakt opent en sluit de ESC-toets het telemetrie-menu.
• Pijltoetsen◄► ▲▼
1. Door aantippen van één van deze toetsen bladert u volgens de pijlrichting door lijsten zoals bv. de
modelselectie of de multifunctie-lijst en binnen de menu’s door de menuregels.
2. Door kort gelijktijdig aantippen van de toetsen ◄► wisselt u vanuit het basisdisplay van de zender
alsmede vanuit bijna elke menupositie naar het menu “servoaanduiding”.
Toetsen rechts van het display
• SET-toets
1. Door een kort aantippen van de SET-toets komt u vanuit het basisdisplay, dat na het inschakelen van de
zender verschijnt, verder naar het multifunctie-menu. Ook het oproepen van een gekozen menu vindt
plaats met SET.
2. Binnen de instelmenu’s activeert en deactiveert (bevestigt) u door aantippen van de SET-toets de
desbetreffende instelvelden.
• Pijltoetsen ◄► ▲▼
1. “Bladeren” door het multifunctie-menu en de menuregels binnen de instelmenu’s via de pijltoetsen van
de linker touch-toets.
2. Uitkiezen resp. instellen van parameters in instelvelden na het activeren ervan door aantippen van de
SET-toets, waarbij de toetsen ►▲ en ◄▼ dezelfde functie hebben. Het maakt dus in dit geval niet uit,
welke van de beide toetsen u hier gebruikt.
3. Kort tegelijkertijd aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► zet een veranderde parameter-waarde in het
actieve invoerveld weer terug op de standaardwaarde (CLEAR).
Aanwijzingen:
• Niet het aanraken van de touch-toets op zich, maar het einde van de aanraking activeert de functie.
• Mochten de touch-toetsen na het uit- en direct weer aanzetten van de zender geen functie hebben, dan is dit
geen mankement! Zet de zender nogmaals uit en wacht enkele seconden, voordat u de zender weer aanzet.

30
Sneltoetsen (Short-Cuts)
Met behulp van de volgende toetscombinaties kunt u bepaalde menu’s resp. opties direct oproepen:
• CLEAR
Kort aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets zet een veranderde parameterwaarde
in het actieve invoerveld weer terug naar de standaardwaarde.
• “servoaanduiding”
Door kort gelijktijdig aantippen van de toetsen ◄► van de linker touch-toets wisselt u vanuit de
basisaanduiding van de zender en vanuit bijna iedere menupositie naar het menu “servoaanduiding”, zie
bladzijde 266.
• “telemetrie”
Zowel om vanuit het basisdisplay van de zender het “Telemetrie”-menu, zie vanaf bladzijde 232, op te
roepen als ook om hiernaar terug te keren de centrale ESC-toets van de linker touch-toets ca. 1 seconde
indrukken.
• “grafische weergave van telemetrie-data”
Door kort aantippen van de toets ◄ of ► van de linker of rechter touch-toets wisselt u vanuit het basisdisplay
van de zender direct naar de grafische weergave van telemetrie-gegevens resp. bladert u tussen de
verschillende displays heen en weer.
Door kort aantippen van de centrale ESC- of SET-toets keert u weer terug naar het basisdisplay.
• “VERBORGEN MODUS”
(taalkeuze en contrast)
Bij ingedrukte ▲▼ pijltoetsen van de linker touch-toets de centrale SET-toets van de rechter touch-toets
aantippen, zie volgende bladzijde.
• invoerslot
In het basisdisplay van de zender te activeren en deactiveren door ca. 2 seconden lang tegelijkertijd
indrukken van de toetsen ESC en SET.
• Quick-Select
Vanuit de multifunctie-lijst komt u door kort gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄ ► van de rechter
touch-toets in een “structuuroverzicht”. In dit overzicht zijn alle menu’s overzichtelijk in groepen samengevat:
Alle menu’s Geheugen
Servo Stuurelementen
Schakelaars Vliegfasen
Klokken Mixers
Speciale funct. Globale funct.
Kies nu met de pijltoetsen ◄ ► van de linker of rechter touch-toets de gewenste groep uit…
Alle menu’s Geheugen
Servo Stuurelementen
Schakelaars Vliegfasen
Klokken Mixers
Speciale funct. Globale funct.
… en tip daarna de centrale SET-toets van de rechter touch-toets kort aan. Zodra u de toets weer loslaat zullen
alleen de menu’s, die bij deze groep horen, zichtbaar zijn. Bijvoorbeeld:
Modelselectie Kop./wissen
Verb. menu´s Verb. modellen
Waarschuwingen
Waarschuwingen
BIND n/a “Binding niet aanwezig” Aan het momenteel actieve modelgeheugen is nog
OK geen ontvanger gebonden. Met een kort aanraken van de SET-toets komt u
direct bij de desbetreffende optie.
Kan geen data
ontvangen Geen gebonden ontvanger binnen bereik
HF AAN/UIT? Alleen bij al gebonden ontvanger: moet de HF-afstraling “AAN” of “UIT” zijn?
AAN UIT
HF uitschakelen Oproep om de HF-afstraling uit te schakelen (Een gebonden ontvanger kan
OK alleen bij uitgeschakeld HF door een andere vervangen worden)

31
Kiezen Moet de vóór het laatste uitschakelen van de zender gebruikte “draadloze
leraarverb. leraar/leerling-verbinding” verder gebruikt of uit-geschakeld worden?
VERDER UIT
Accu moet Bedrijfsspanning te laag
geladen worden !!
Fail-Safe instellen! Fail Safe nog niet ingesteld
Gas te hoog! Gas-stuurknuppel resp. limiter bij heli te ver richting volgas
SD kaart insteken Geen SD- resp. SDHC-geheugenkaart in de kaartslot resp. kaart niet leesbaar
OK
• Binnen de in de regel “inschakelwaarschuwing” van het menu “algemene instellingen” bladzijde 264
ingestelde tijdsperiode werd de zender niet bediend. Op het display verschijnt …
!Waarschuwing!
…, de waarschuwings-LED rechts naast de aan-/uit-schakelaar knippert en er klinken hoorbare
waarschuwingssignalen. Wanneer de zender niet bediend wordt gaan deze na een minuut vanzelf uit.
• Bij een te lage accuspanning is een modelwissel uit veiligheidsoverwegingen niet mogelijk. Op het
display verschijnt de melding:
Nu niet mogel.
Spanning te laag
Functievelden in het display
SEL, STO, SYM, ASY, schakelaarsymbool, paginawissel
Afhankelijk van het desbetreffende menu verschijnen er in de onderste regel van het display de functievelden:
De desbetreffende functie wordt geactiveerd door het aanraken van de SET-toets De functievelden zijn:
• CLR (clear): wissen
• SEL (select): uitkiezen
• STO (store): opslaan (bv. positie stuurelement)
• SYM waarden symmetrisch instellen
• ASY waarden asymmetrisch instellen
• schakelaarsymbool schakelaarsymbool-veld (toewijzing van allerlei schakelaars)
• pagina-wissel binnen een menu wisselen naar de tweede bladzijde (vervolgmenu)
Invoerslot
De touch-toetsen en daarmee de toegang tot alle verstelbare opties kunnen voor ongewild gebruik worden
afgesloten, door ca. 2 seconden lang de beide toetsen ESC en SET in het basisdisplay van de zender MC-32
HoTT aan te raken. Dit wordt aangeduid door een invers sleutelsymbool in het snijpunt van de trimbalken:
Het slot is direct actief, maar de besturing blijft de hele tijd klaar voor gebruik. Een hernieuwd aanraken van de
toetsen ESC en SET gedurende ca. 2 seconden heft het slot weer op. Na het volgende inschakelen van de
zender is het invoerslot ook weer opgeheven.

32
VERBORGEN MODUS
Taalkeuze en display-contrast
Het menu “VERBORGEN MODUS” van de zender MC-32 HoTT bereikt u vanuit bijna iedere menupositie door
de pijltoetsen ▲▼ van de linker en de SET-toets van de rechter touch-toets aan te tippen:
* V E R B O R G E N M O D U S *
Contrast bovenste display 0
Contrast onderste display 0
Gesproken berichten =>
Firmware Update =>
Knuppelcalibratie =>
Contrast bovenste / onderste display
In de regel “CONTRAST” kunt u, zoals op bladzijde 263 uitvoeriger beschreven, na aantippen van de centrale
SET-toets van de rechter touch-toets met de pijltoetsen ervan het beeldschermcontrast van het desbetreffende
display naar uw behoefte aanpassen en met een hernieuwd aantippen van de SET- of ESC-toets terugkeren naar
de regelselectie.
Gesproken berichten
Zoals in het gedeelte “koptelefoon” op bladzijde 24 al besproken is kunnen via deze aansluiting naast de
hoorbare signalen van de zender eventueel ook de aan het telemetrie-menu gekoppelde signalen en gesproken
berichten worden doorgegeven. Standaard vindt dit in het Duits plaats. Deze als taalpakket samengevatte en in
het interne geheugen van de zender opgeslagen berichten kunnen echter door een taalpakket in een andere taal
worden vervangen. Op het moment dat deze handleiding werd gedrukt staan op de meegeleverde SD-kaart de
volgende talen ter beschikking:
* Duits * Engels * Frans * Italiaans * Spaans
Het taalpakket kan worden uitgewisseld via het PC-programma, dat onder www.graupner.de op de download-
pagina van de zender te vinden is, of via de SD-kaart, zoals hieronder beschreven. Plaats dus uw SD- resp.
SDHC-kaart, wanneer dit nog niet is gebeurd, zoals op bladzijde 23 beschreven werd in de zender. Schakel deze
daarna met uitgeschakelde HF in:
HF AAN/UIT?
AAN UIT
Wisselen van taal
Wissel met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets naar de regel “GESPROKEN BERICHTEN”:
* V E R B O R G E N M O D U S *
Contrast bovenste display 0
Contrast onderste display 0
Gesproken berichten =>
Firmware Update =>
Wissel door een indrukken van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets naar de keuzepagina van de
optie “GESPROKEN BERICHTEN”:
Bestandslijst
voice_english.vdf
voice_france.vdf
voice_german.vdf
voice_italiano.vdf
voice_spain.vdf
Kies nu met de pijltoetsen ▲▼ van de linker rechter touch-toets de door u gewenste taal, bijvoorbeeld:
Bestandslijst
voice_english.vdf
voice_france.vdf
voice_german.vdf
voice_italiano.vdf
voice_spain.vdf
Bevestig uw keuze door hernieuwd aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets. Het
geselecteerde taalpakket wordt in het zendergeheugen geladen:
* V E R B O R G E N M O D U S *
Contrast bovenste display 0
Contrast onderste display 0
Gesproken berichten =>
22/100%
Zodra de voortgangsbalk aan de onderste rand van het display verdwijnt is het laadproces afgesloten.

33
* V E R B O R G E N M O D U S *
Contrast bovenste display 0
Contrast onderste display 0
Gesproken berichten =>
Firmware Update =>
Schakel na dit proces de zender weer uit. Alle instellingen, die in de zender opgeslagen zijn, blijven na het
wisselen van de taal geheel behouden.
Aanwijzingen:
• Verschijnt de waarschuwing …
HF uitschakelen
OK
… dan is de HF-afstraling van de zender nog actief. Schakel deze uit in de regel “HF-module” van het
menu “Basisinstellingen” en herhaal de stap.
• Verschijnt de waarschuwing …
SD-kaart insteken
OK
… dan bevindt er zich nog geen geheugenkaart in de kaartslot of is deze niet leesbaar.
• Is de bestandslijst leeg …
Bestandslijst
► .
… dan vindt de zender geen geschikt taalbestand op de geplaatste SD-kaart. Controleer in dit geval op een
PC of laptop de inhoud van de map “VoiceFile” op de SD-kaart.
Firmware update
Wisselen van de taal op het display
Belangrijke aanwijzing:
Controleer vóór iedere update in ieder geval de laadtoestand van uw zenderaccu resp. laad deze op en sla
alle gebruikte modelgeheugens op, om deze eventueel weer te kunnen herstellen.
* V E R B O R G E N M O D U S *
Contrast bovenste display 0
Contrast onderste display 0
Gesproken berichten =>
Firmware Update =>
Op dezelfde manier als het gedeelte “GESPROKEN BERICHTEN” hierboven kan bij dit menupunt de Firmware
van de zender en daarmee ook eventueel de displaytaal geactualiseerd resp. vervangen worden. Toen dit
handboek werd gedrukt stonden de volgende talen ter beschikking op de standaard meegeleverde SD-kaart:
* Duits * Engels
Een Franse, Italiaanse, Spaanse en Nederlandse versie zijn in voorbereiding. Meer updates en informatie vindt u
op de pagina van de MC-32 HoTT onder Download op www.graupner.de.
Bestandslijst
mc-32_1v234_deutsch.bin
mc-32_1v234_english.bin
mc-32_1v234_french.bin
Kies met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets de door u gewenste Firmware-versie uit,
bijvoorbeeld:
Bestandslijst
mc-32_1v234_deutsch.bin
mc-32_1v234_english.bin
mc-32_1v234_french.bin
Bevestig uw keuze door een hernieuwd aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets. Het
laden van de geselecteerde Firmware naar het modelgeheugen wordt gestart en na twee heel kort zichtbare
displays , die alleen de start van de Firmware-update betreffen …

34
------------------------------------------------------
* Firmware Download *
* Proces Start *
* Please Wait …. *
------------------------------------------------------
------------------------------------------------------
* Boot Download *
* Success!!!! *
* Please Wait …. *
------------------------------------------------------
… verschijnt het bericht:
------------------------------------------------------
* Firmware *
* Downloading *
* Progress 023 / 275 *
------------------------------------------------------
Zodra de teller links van de “ / “ de rechts daarvan staande “laad-hoeveelheid” heeft bereikt is het laadproces
afgesloten en verschijnt de melding:
------------------------------------------------------ ‘
* Firmware Upgrade *
* Success!!!! *
------------------------------------------------------
Na een paar seconden verdwijnt deze boodschap en start de zender opnieuw op. De zender is nu gebruiksklaar.
Aanwijzingen:
• Verschijnt de waarschuwing …
SD-kaart insteken
OK
… dan bevindt er zich nog geen geheugenkaart in de kaartslot of is deze niet leesbaar.
• Is de keuzelijst leeg …
Bestandslijst
► .
… dan vindt de zender geen geschikt Firmware-bestand op de geplaatste SD-kaart. Controleer in dit geval op
een PC of laptop de inhoud van de map “Firmware” op de SD-kaart.
Knuppel kalibreren
Zou u het gevoel hebben dat de middenpositie van de zelfneutraliserende stuurknuppels (stuurelement 1 … 4)
niet exact overeenkomt met 0% stuuruitslag, dan kunt u dit als volgt controleren resp. corrigeren:
Wissel naar het menu “modelselectie” en initialiseer daar, zoals op bladzijde 73 beschreven, een vrij model-
geheugen. Of u kiest voor een vliegtuig- of een helikoptermodel maakt in dit geval niet uit. Wacht de aanwijzingen
af, die normaal gesproken in het basisdisplay van de zender verschijnen na een wisselen van model en wissel
daarna naar het menu “servoaanduiding” door bijvoorbeeld tegelijkertijd de toetsen ◄► van de linker touch-
toets aan te tippen, ZONDER in de tussentijd te trimmen of verdere programmeringen uit te voeren. Wanneer alle
knuppels van uw zender nog zelfneutraliserend zouden zijn zou de weergave in het ideale geval als volgt zijn:
In alle andere gevallen komen de balk en %-aanduiding overeen met de actuele positie van de niet-
zelfneutraliserende stuurknuppel – normaal gesproken de gas-/remstuurknuppel resp. gas-/pitchstuurknuppel
“K1”. Bevindt de gas-/remstuurknuppel zich dus in de positie “kwart gas” dan ziet het display er ongeveer zo uit:
Breng nu na elkaar elk van de beide knuppels elk naar de vier mogelijke eindaanslagen, zonder bij de aanslag
nog extra druk uit te oefenen. In elk van de in totaal acht eindposities moet – afhankelijk van de kant- exact -

35
100% of +100% te zien zijn. Bevindt zich bv. stuurelement 2 aan de linker aanslag en zijn de drie andere
knuppelfuncties in de middenpositie, dan moet het display van uw zender er als volgt uitzien:
Bereikt u, afhankelijk van het aantal zelfneutraliserende knuppelfuncties van uw zender, een resultaat van vier
maal 0% en acht maal 100%, dan zijn de stuurknuppels van uw zender optimaal gekalibreerd en hebben ze geen
nieuwe afstelling meer nodig. U kunt de procedure dan afsluiten en eventueel het aangemaakte modelgeheugen
weer wissen. In andere gevallen wisselt u, zoals hierboven al eerder beschreven, naar de regel “knuppel
kalibreren” van het menu “Verborgen modus” en tipt u kort op de centrale SET-toets van de rechter touch-toets:
Met de pijltoetsen ◄► van de rechter touch-toets kunt u nu cyclisch de posities van de vier te kalibreren
knuppelposities selecteren, bijvoorbeeld de links-/rechts-mogelijkheid van de rechter stuurknuppel:
Breng nu volgens de “links” knipperende pijlmarkering de rechter knuppel – weer zonder druk uit te oefenen –
naar de linker aanslag …
… en tip dan kort de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan. Daarmee is in dit voorbeeld de “linker”
aanslag van de rechter knuppel gekalibreerd en knippert ter bevestiging de cirkel in het midden van de
symbolische stuurknuppel:
Laat nu de zelfneutraliserende stuurknuppel los, zodat deze weer in de middenpositie kan terugkomen en tip dan
weer kort op de centrale SET-toets om de middenpositie te kalibreren. De rechter “driehoeksmarkering” knippert:
Herhaal deze kalibratie-procedure nu voor de rechter aanslag van de rechter stuurknuppel. Voor de andere
stuurknuppel gaat u op dezelfde manier te werk. Op dezelfde manier gaat u te werk voor de drie op de
middenconsole gemonteerde schuiven en de beide zijdelingse proportionele schuiven. Deze opties bereikt u door
de toets ◄ of ► van de rechter touch-toets zo vaak aan te tippen tot u de gewenste positie bereikt heeft, bv.:
Aanwijzingen:
• Foutieve kalibraties corrigeert u door de bovengenoemde procedure te herhalen.
• Binnen elke kalibratie-stap kan elk van de drie kalibratie-posities met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of
rechter touch-toets direct worden geselecteerd.
Door een kort aantippen van de centrale ESC-toets van de linker touch-toets beëindigt u de kalibratie en verlaat u
weer het ondermenu “knuppelkalibratie”.

36
Weergave telemetrie-data
De zender MC-32 HoTT beschikt over twee zelfstandige displays, en wel een grotere voor de bediening van de
zender en een kleinere onder de antennevoet voor de grafische weergave van telemetrie-gegevens. De
weergave van data wordt automatisch geactiveerd zodra de zender via het terugkoppelingskanaal telemetrie-data
ontvangt:
Zijn er daarentegen op de onderste rand van het display alleen twee “X” te zien en verschijnt er op het bovenste
display de waarschuwing …
Kan geen data
ontvangen
…, na korte tijd afgewisseld door het Graupner|SJ-logo en de zendernaam, dan is er ontvanger binnen het bereik,
die door de telemetrie-verbinding kan worden aangesproken. Schakel dus uw ontvanger in of bind, zoals uitvoerig
beschreven op bladzijde 81 resp. 89, een ontvanger aan een actief modelgeheugen:
Standaard is op het bovenste display bij een bestaande telemetrie-verbinding het “ontvanger”-display te zien …
… waarvan u de beschrijving vindt op de volgende bladzijde in het gelijknamige gedeelte.
Sensor kiezen
Tot maximaal vier sensoren kunnen en willekeurige combinatie aan een ontvanger met telemetrie worden
aangesloten. De weergave van gegevens van deze sensoren moet echter, zoals beschreven op bladzijde 244 in
het kader van het ondermenu “SENSOR KIEZEN” van het “Telemetrie”-menu ….
Sensor kiezen
Ontvanger
General module
Electric-air module
Vario module
GPS
… geactiveerd worden. De data van de geselecteerde sensoren worden dan volgens de hieronder beschreven
displays getoond. Verder kunnen alleen geactiveerde sensoren in het menu “INSTELLEN/WEERGEVEN” van het
“Telemetrie”-menu , vanaf bladzijde 233, aangesproken worden.
Tussen de displays van de in het ondermenu “SENSOR KIEZEN” van het “Telemetrie”-menu geactiveerde
sensoren wisselt u door één van de keuzetoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets kort aan te tippen …
Ontvanger
General
Elect. Air
Vario
GPS
… en na het verschijnen van het keuzevenster met één van de beide toetsen ▲▼ de regel van de gewenste
sensor uit te kiezen. Wanneer er geen sensor geactiveerd is zijn behalve de op de volgende bladzijde beschreven
“ONTVANGER”-displays alle hieronder beschreven displays resp. sensoren uit de keuzelijst onzichtbaar:
Ontvanger
Uw keuze kunt u naar behoefte direct met de centrale SET-toets van de rechter touch-toets bevestigen of gewoon
wachten, tot na korte tijd het hoofddisplay van de geselecteerde sensor vanzelf verschijnt.
Aanwijzing:
De volgorde van de hieronder beschreven displays volgt - uitgaand van het hoofddisplay - het aantippen van de
►-toets.

37
Meer informatie over de hieronder genoemde modulen vindt u in het aanhangsel en op Internet onder
www.graupner.de bij het desbetreffende product.
ONTVANGER
Dit display geeft de in het display “RX DATAVIEW” van het telemetrie-menu “INSTELLEN/WEERGEVEN”,
bladzijde 233 opgenomen data grafisch weer. De betekenis is:
waarde verklaring
RX-S KWA signaalkwaliteit in %
RX-S ST signaalsterkte in %
RX-dBm ontvangstvermogen in dBm
TX-dBm zendvermogen in dBm
V PACK geeft de langste tijdspanne in ms aan, waarbij datapakketten bij de overdracht van de zender
naar de ontvanger verloren zijn gegaan
RX-VOLT actuele bedrijfsspanning van de ontvanger in Volt
M-RX V laagste bedrijfsspanning van de ontvanger sinds de laatste inbedrijfname in Volt
TMP de thermometer visualiseert de actuele bedrijfstemperatuur van de ontvanger
GENERAL MODULE
Dit display visualiseert de data van een eventueel aan de ontvanger aangesloten General-Engine-module Best.-
Nr. 33610 of een General-Air-module Best.-Nr. 33611. Meer informatie bij deze modulen vindt u in het
aanhangsel of onder www.graupner.de bij het desbetreffende product. Afhankelijk van de sensoren waarvan de
module is voorzien kunnen op het display de volgende data permanent getoond worden: de actuele spanning van
maximaal 2 accu’s (ACC1 en ACC2); de meetresultaten van maximaal 2 temperatuursensoren (T1 en T2) en het
brandstofniveau in de tank. Aan de rechterkant worden óf de actuele celspanningen van een accupack met
maximaal zes cellen weergegeven, óf de actuele hoogte ten opzichte van de standplaats, het stijgen/dalen in m/1
s en m/3 s, de actuele stroom in Ampère en de actuele spanning van de aan de sensor aangesloten accu. De
betekenis is:
waarde verklaring
ACC1 / ACC2 accu 1 resp. accu 2
TANK stand brandstof / tankaanduiding
L / V leeg / vol
T1 / T2 temperatuur van sensor 1 resp. 2
CEL V celspanning van cel 1 … max. 6
HOOG actuele hoogte
0m1 m/1s stijgen/dalen
0m3 m/3s stijgen/dalen
STROOM actuele stroom in ampère
SPANN. actuele spanning van de aandrijfaccu
Accu- en verbruiksweergave
Dit display visualiseert de actuele spanning, de actuele stroomopname en de verbruikte capaciteit van een
eventueel aan aansluiting “accu 1” van de General-Engine- (Best.-nr. 33610) of General-Air-module (Best.-nr.
33611) aangesloten accu en de verbruikte hoeveelheid brandstof in ml.

38
SENSOR 1
Dit display visualiseert de door een eventueel aan aansluiting “T(EMP) 1” van de General-Engine- (Best.-Nr.
33610) of General-Air- (Best.-Nr. 33611) aangesloten temperatuur-/spanningssensor Best.-Nr. 33612 resp. 33613
gemeten actuele spanning en temperatuur.
SENSOR 2
Dit display visualiseert de door een eventueel aan aansluiting “T(EMP) 2” van de General-Engine- (Best.-Nr.
33610) of General-Air- (Best.-Nr. 33611) aangesloten temperatuur-/spanningssensor Best.-Nr. 33612 resp. 33613
gemeten actuele spanning en temperatuur.
Toerentalsensor
Dit display visualiseert het door een eventueel aan aansluiting “T(EMP) 1” van de General-Engine- (Best.-Nr.
33610) of General-Air- (Best.-Nr. 33611) aangesloten toerentalsensor met Best.-Nr. 33615 of 33616 gemeten
toerental.
Aanwijzing:
Voor de correcte weergave van het toerental moet eerst in het telemetrie-menu van de module het correcte aantal
propellerbladen worden ingesteld.
Vario
Dit display visualiseert de door de van de General-Engine- (Best.-Nr. 33610) of General-Air-module (Best.-Nr.
33611) geïntegreerde vario stammende data wat betreft hoogte in m in relatie tot de standplaats resp. startplaats
en de actuele stijg-/daalwaarde in m/s.
ELECTRIC AIR MODULE
Dit display visualiseert de data van een eventueel aan de ontvanger aangesloten Electric-Air-module Best.-Nr.
33620. Meer informatie bij dit product vindt u in het aanhangsel of onder www.graupner.de bij het desbetreffende
product. Afhankelijk van de sensoren waarvan de module is voorzien kunnen op het display de volgende data
permanent getoond worden: de actuele spanning van maximaal 2 accu’s (ACC1 en ACC2); de meetresultaten
van maximaal 2 temperatuursensoren (T1 en T2); de actuele hoogte ten opzichte van de standplaats en het
stijgen/dalen in m/1 s en m/3 s en in het midden van het display nog de actuele hoeveelheid stroom, die uit een

39
spanningsbron is ontnomen. Aan de rechterkant worden om en om de actuele celspanningen van de aan de
balancer-aansluiting 1 (L) of 2 (H) aangesloten accupacks van elk max. 7 cellen weergegeven. De betekenis is:
waarde verklaring
V actuele spanning
A actuele stroom
ACC1 / ACC2 accu 1 resp. accu 2
HOOG actuele hoogte
m/1s m/1s stijgen/dalen
m/3s m/3s stijgen/dalen
T1 / T2 temperatuur van sensor 1 resp. 2
L resp. H celspanning van cel 1 … max. 14
L = balancer-aansluiting 1
H = balancer-aansluiting 2
ACCU 1
Dit display visualiseert de actuele spanning, de actuele stroomopname en de verbruikte capaciteit van een
eventueel aan aansluiting “accu 1” van de Electric-Air-module (Best.-Nr. 33620) aangesloten accu.
SENSOR 1
Dit display visualiseert de door een eventueel aan aansluiting “T(EMP) 1” van de Electric-Air- (Best.-Nr. 33620)
aangesloten temperatuur-/spanningssensor Best.-Nr. 33612 resp. 33613 gemeten actuele spanning en
temperatuur.
SENSOR 2
Dit display visualiseert de door een eventueel aan aansluiting “T(EMP) 2” van de Electric-Air- (Best.-Nr. 33620)
aangesloten temperatuur-/spanningssensor Best.-Nr. 33612 resp. 33613 gemeten actuele spanning en
temperatuur.
Vario
Dit display visualiseert de door de Electric-Air-module (Best.-Nr. 33620) geïntegreerde vario stammende data wat
betreft hoogte in m in relatie tot de standplaats resp. startplaats en de actuele stijg-/daalwaarde in m/s.
VARIO
Dit display visualiseert de data van een eventueel aan de ontvanger aangesloten vario-module Best.-Nr. 33601.
De betekenis is:
waarde verklaring
HOOG actuele hoogte
RXSQ signaalsterkte van het bij de ontvanger aankomende signaal in %

40
MAX de vooraf ingestelde hoogtelimiet ten opzichte van de startplaats, waarvan bij overschrijding
akoestische waarschuwingssignalen worden gegeven
MIN de vooraf ingestelde minimale hoogte ten opzichte van de startplaats, waarvan bij
overschrijding akoestische waarschuwingssignalen worden gegeven
m/1s m/1s stijgen/dalen
m/3s m/3s stijgen/dalen
m/10s m/10s stijgen/dalen
Vario
Dit display visualiseert de door een eventueel aan de telemetrie-aansluiting van een ontvanger aangesloten
Vario-module (Best.-Nr. 33601) stammende data wat betreft hoogte in m in relatie tot de standplaats resp.
startplaats en de actuele stijg-/daalwaarde in m/s.
GPS
Dit display visualiseert de data van een eventueel aan de ontvanger aangesloten GPS-module met geïntegreerde
vario, Best.-Nr. 33600.
Naast de actuele positiegegevens en de snelheid van het model in het centrum van het display wordt nog de
actuele hoogte ten opzichte van de startplaats en het stijgen/dalen van het model in m/1s, m/3s en m/10s, de
actuele ontvangstkwaliteit en de afstand van het model tot de startplaats getoond. De betekenis is:
waarde verklaring
W / N / O / S westen / noorden / oosten / zuiden
Kmh snelheid
RXSQ signaalsterkte van het terugkoppelingskanaal
AFST. Afstand
HOOG hoogte
m/1s m/1s stijgen/dalen
m/3s m/3s stijgen/dalen
m/10s m/10s stijgen/dalen
GPS
Dit display visualiseert de data van een eventueel aan de ontvanger aangesloten GPS-module met geïntegreerde
vario, Best.-Nr. 33600. De betekenis is:
waarde verklaring
km/h snelheid
DIS horizontale afstand in m
m/s stijgen/dalen in m/s
ALT hoogte ten opzichte van startplaats in m
Vario
Dit display visualiseert de van de in de GPS-/Vario-module (Best.-Nr. 33600) stammende data wat betreft hoogte
in m in relatie tot de standplaats resp. startplaats en de actuele stijg-/daalwaarde in m/s.
41
Voor uw notities

42
In bedrijf nemen van de zender
Opmerkingen vooraf bij de zender MC-32 HoTT
Opmerkingen vooraf
Het Graupner HoTT-systeem maakt het theoretisch mogelijk om met meer dan 200 modellen tegelijkertijd te
gebruiken. Vanwege het toegestane radiotechnische gebruik van de 2,4-GHz-ISM-band zal dit aantal in de
praktijk echter aanzienlijk geringer zijn. In de regel zal het aantal modellen dat tegelijkertijd gebruikt kan worden
toch groter zijn dan bij de conventionele 35-/40-MHz-frequenties. De limiterende factor vormt echter –zoals dat
altijd al het geval was- de afmetingen van de ter beschikking staande (lucht-)ruimte. Het feit dat er geen
afspraken over de frequenties meer nodig zijn is niet alleen erg makkelijk, maar bij een onoverzichtelijk terrein,
zoals dat bv. bij hellingvliegen nogal eens voorkomt, ook een enorme veiligheidswinst.
Accu geladen?
Omdat de zender uitgeleverd wordt met een ongeladen accu, moet u hem na het bestuderen van de
laadvoorschriften op bladzijde 16 opladen. Anders klinkt er bij het onderschrijden van een bepaalde spanning, die
in de regel “Waarschuwingsdrempel accu” van het menu “algemene instellingen”, bladzijde 264, ingesteld kan
worden al na korte tijd een waarschuwingssignaal en wordt er een desbetreffende melding op het display
getoond.
Accu moet
geladen
worden !!
In bedrijf nemen van de zender
Na het inschakelen van de zender verschijnt er in het midden van het zenderdisplay gedurende ca. 2 seconden
de aanduiding
HF AAN/UIT?
AAN UIT
Eventueel kunt u binnen deze tijd de HF-afstraling uitschakelen door met de toets ▲ of ► van de rechter touch-
toets het zwarte veld naar rechts te verschuiven, zodat AAN nu normaal en UIT invers wordt weergegeven:
HF AAN/UIT?
AAN UIT
Door het aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets schakelt u nu de HF-module uit. In het
display onder de antennevoet verschijnt gedurende korte tijd de melding …
Kan
geen data
ontvangen
… en parallel bevindt u zich in het hoofddisplay van de zender:
De symboolcombinatie Ÿx betekent, dat het actueel actieve modelgeheugen al met een Graupner-HoTT-
ontvanger is ”gebonden”, maar dat er geen verbinding met deze ontvanger bestaat. (we hebben immers zojuist
de HF-afstraling in dit voorbeeld uitgeschakeld!) Werd de zender echter ingeschakeld zonder de HF-afstraling uit
te zetten, knippert het symbool van de zendmast. Parallel daaraan klinkt er zó lang een hoorbaar waarschuwing-
signaal, totdat er een verbinding is met de bijbehorende ontvanger. Wanneer deze verbinding is gemaakt
verschijnt er in plaats van een “X” aan de voet van het antennesymbool nu een weergave van de veldsterkte en
de optische en akoestische waarschuwingen worden beëindigd. In dezelfde regel rechts verschijnt er bij een
bestaande telemetrie-verbinding een soortgelijke aanduiding van de ontvangststerkte van het -van de ontvanger
afkomstige- telemetrie-signaal (>M▬), evenals de actuele spanning van de ontvanger-stroomvoorziening.
Verschijnt er daarentegen in de aanduiding de symboolcombinatie Ÿx en meldt het bovenste display dat er geen
data kunnen worden ontvangen, dan is het actuele modelgeheugen op dit moment niet met een ontvanger
“verbonden”.
Waarschuwing onderspanning
Wanneer de zenderspanning onder een bepaalde, in het menu “alg. instellingen”, bladzijde 264, instelbare
waarde daalt, standaard 4,7 V, volgt er een hoorbare en zichtbare waarschuwing.
Belangrijke aanwijzingen:
• De zender in de set is standaard ingesteld op de correcte instellingen voor het gebruik in de meeste
landen in Europa (behalve Frankrijk). Wordt de besturing daarentegen in Frankrijk gebruikt, dan MOET
eerst de landeninstelling van de zender op de modus “FRANKRIJK” worden ingesteld, zie bladzijde
265. IN GEEN GEVAL MAG IN FRANKRIJK de universele/EUROPA-modus worden gebruikt!

43
• Met de zender MC-32 HoTT 2.4 kunnen via de bij de set geleverde en al aan de zender gebonden
ontvanger maximaal 16 servo’s worden aangestuurd. Vanwege een maximale flexibiliteit, maar ook om
een onbedoelde foutieve bediening te voorkomen zijn er aan de stuurkanalen 5 … 16 standaard geen
stuurelementen toegewezen, zodat eventueel aangesloten servo’s in de middenpositie stil blijven
staan, totdat er een bedieningselement toegewezen is. Om dezelfde reden zijn praktisch alle mixers
inactief. Nadere informatie hierover vindt u op bladzijde 112 (vliegtuigmodel) resp. 116 (helimodel).
• De principes van de eerste programmering van een nieuw modelgeheugen vindt u op bladzijde 70 en
vanaf bladzijde 272 bij de programmeervoorbeelden.
• Let er bij het inschakelen, binden of instellen van de radiobesturing op dat de zenderantenne altijd
voldoende ver verwijderd is van de ontvangerantennes! Wanneer de zenderantenne zich namelijk te
dicht bij de ontvangerantennes bevindt overstuurt de ontvanger en gaat de rode LED op de ontvanger
branden. Parallel daaraan valt het terugkoppelingskanaal uit, waardoor de veldsterkte-balk op het
display een “X” laat zien en de actuele ontvangeraccu-spanning met 0,0 V wordt weergegeven.
Tegelijkertijd bevindt de besturing zich in de Fail-safe-modus, zie bladzijde 212, d.w.z. dat de servo’s
in hun actuele positie blijven staan wanneer het ontvangstsignaal uitvalt, totdat er een nieuw, geldig
signaal binnenkomt. Vergroot in dit geval de afstand totdat alle weergaven weer “normaal” zijn.
Firmware-Update van de zender
Firmware-updates van de zender worden op eigen risico op twee manieren worden uitgevoerd:
• Zoals onder “FIRMWARE UPDATE / wissel van de displaytaal” in het gedeelte “verborgen modus” op
bladzijde 33 is beschreven.
• Zoals hieronder beschreven via de aan de onder de linker afdekklep aangebrachte vijfpolige mini-USB-poort
met behulp van een PC of laptop onder Windows XP, Vista of 7.
Actuele software en informatie vindt u bij het desbetreffende product als download onder www.graupner.de
Aanwijzing:
Na registratie van uw zender onder http://www.graupner.de/de/service/produktregistrierung wordt u automatisch
per e-mail over nieuwe updates op de hoogte gehouden.
De hierboven genoemde “bijbehorende” productpagina’s vindt u het makkelijkste door in de adresregel van uw
browser www.graupner.de in te tikken en dan op de ENTER-toets van uw PC of laptop te drukken:
Op deze zogenaamde startpagina van de Fa. Graupner vindt u rechtsboven een invoerveld “zoeken”. Klik met de
muis in dit veld en voer een zoekbegrip in, bijvoorbeeld het artikelnummer van de zender:
Na nogmaals op ENTER gedrukt te hebben wordt de gezochte pagina geopend:

44
Wanneer u nu met de muis de scroll-balk van uw Internetbrowser een beetje naar beneden verschuift verschijnen
de tabbladen “Eigenschappen”, “Onderdelen”, “Toebehoren” en “Downloads”:
Wissel door een aanklikken van het tabblad “Downloads” naar het download-onderdeel. Kies het benodigde
bestand / de benodigde bestanden uit en start de download door een dubbelklikken op het woord “Download”
onder het geselecteerde bestand. Met de download van “HoTT-software VX” downloadt u het bestand
“HoTT_Software_VX.zip”. Dit gecomprimeerde bestand bevat alle bestanden die voor de update van de zender,
HoTT-ontvanger, sensoren etc. nodig zijn. Let er op: toen dit handboek bewerkt werd was de programmapakket-
versie “4” actueel: “HoTT-Software V4”. Wanneer de als laatste doorgevoerde update “V3” of ouder is, MOETEN
alle componenten van het radiobesturingssysteem naar de versie “V4” geüpdatet worden, anders kan dit leiden
tot een foutieve functie van componenten. Hetzelfde geldt voor toekomstige download-pakketten “V5” of hoger.
Wanneer binnen een versie “VX” individuele Firmware-bestanden gewijzigd zouden zijn, is het voldoende om de
nieuwere Firmware-versie van dat product te installeren. Of er actuelere versies van de Firmware zijn kunt u zien
aan de productiedatum van het download-bestand. Ook versienummers van de desbetreffende Firmware-
bestanden zijn dan gewijzigd.
Sla het bestand nu op in een map van uw keuze en pak deze met behulp van een geschikt programma uit. Mocht
een zender-update niet zoals hieronder beschreven is functioneren, lees dan verder in het hoofdstuk “Herstellen
van de Firmware van de zender” op bladzijde 47.
Update van de MC-32 HoTT-software
Voor een update van de zendersoftware heeft u alleen de bij de MC-32-set aanwezige USB-kabel nodig. Deze
wordt direct in de mini-USB-aansluiting aan de kopse kant van de zender bevestigd.
Belangrijke aanwijzingen:
• Let er in ieder geval op dat een storingsvrije communicatie tussen de gebruikte HoTT-componenten
alleen mogelijk is wanneer de Firmware compatibel is. De programma’s en bestanden die hiervoor
nodig zijn, zijn daarom als één bestand samengevoegd, op dit moment “HoTT_Software_V4.zip”.
• Controleer vóór iedere update in ieder geval de laadtoestand van uw zenderaccu resp. laad deze voor
de zekerheid en sla alle gebruikte modelgeheugens op, om deze eventueel weer te kunnen herstellen.
• De verbinding tussen PC en zender mag tijdens de update niet losgekoppeld worden! Let daarom op
een goed contact tussen de zender en de computer.
1. Programmapakket uitpakken
Pak het bestand “HoTT_Software_VX.zip” uit in een door u gewenste map. Deze noemt u bv.
“HoTT_Software_VX”, waarbij de “X” dan het nummer van de actuele versie is.
2. Driver installeren
Installeer, wanneer dit nog niet gedaan is, de benodigde driversoftware, die bij het programma als “USB
driver” is toegevoegd, om de in de zender geïntegreerde USB-poort te kunnen gebruiken.
Start de installatie van de drivers door dubbel te klikken op het desbetreffende bestand en volg de
aanwijzingen. Na een succesvolle installatie moet de computer opnieuw gestart worden. De driver hoeft maar
één keer geïnstalleerd te worden..

45
3. Verbinding zender / PC maken
Verbind nu de USB-kabel tussen de PC resp. laptop met de 5-polige mini-USB-bus aan de kopse kant van de
uitgeschakelde zender. Let op een goed contact van de USB-kabel.
4. Update MC-32 HoTT-zendersoftware
Start het programma “Firmware_Upgrade_grStudio_Ver-X.X” vanuit de eerder genoemde map, bv.
“HoTT_Software_VX” (de dit moment actuele versie 1.9 start zonder installatie.):
Open het “Controller Menu” en klik in de optie “Upgrade” op “Port select”. (Als alternatief kunt u onder “Menu” de
optie “Port Select” kiezen.)
Kies nu in het venster “Port select” de correcte COM-poort uit, waaraan de USB-aansluiting aangesloten is. Deze
is te herkennen aan de aanduiding “Silicon Labs CP210x USB to UART Bridge” in de kolom “Device Name”. In de
bovenstaande afbeelding zou dit poort “COM3” zijn. Roep daarna onder “Controller Menu” de optie “Firmware
Upgrade”. Alternatief kunt u onder “Menu” de optie “Firmware Upgrade” kiezen:
Na het oproepen van dit programma geeft de rood knipperende “1” van de getallenreeks 1 … 7 bovenaan het
venster aan, dat het programma nu in “[Process Step] 1” is. De betekenis van de actueel knipperende fase staat
direct onder de getallenreeks:
Bijvoorbeeld hier bij de afgebeelde Step 1: “USB-kabel met PC en zender verbinden” en “File Browse Button
indrukken en Update-bestand kiezen”.
Aanwijzing:
U kunt de uitleg van elke stap ook telkens als een Quick-Info oproepen door de muis boven het getal te zetten.

46
Verbind nu dus, wanneer dit nog niet gebeurd is, uw zender met de PC of laptop. Klik op de knop met het
opschrift “File Browse” en kies in de nu verschijnen de optie “Bestand openen” het gewenste bestand met de
Firmware-update, eindigend op de extensie “bin” uit. Dit is normaal gesproken het al gedownloade en uitgepakte
zip-bestand “HoTT_Software_VX” in de map “Official Version \ 33112_...._33032_mx-xx_mc-32 \ SD card \
Firmware” en luidt “mc-32_1vXXX_German.bin” (of “…English.bin”). Het bestand verschijnt in het bijbehorende
venster. Tegelijkertijd begint de “2” in plaats van de “1” rood te knipperen. De Firmware-bestanden zijn
productspecifiek gecodeerd, d.w.z. dat wanneer u een niet bij het product passend bestand uitkiest (bv.
ontvanger-update-bestand in plaats van zender-update-bestand) er een Popup-venster “Product code error”
verschijnt en de procedure niet gestart kan worden. Volg nu de aanwijzing van “[Process Step] 2”. Schakel nu de
zender in en start de update van de zender door op de knop “Download Start” te klikken. Na een korte tijd
verschijnt de waarschuwing dat nu de HF-afstraling van de zender onderbroken wordt: “RF will be switched OFF”.
Schakel daarom eventueel uw ontvanger uit en klik daarna op “ja”:
Daarna start de eigenlijke update-procedure en begint er boven de tekst een voortgangsbalk te lopen. Parallel
daaraan geeft het rode knipperende getal aan wat de actuele “Process Step” is.
De verbinding met de PC mag tijdens de update niet verbroken worden!
De update is afgesloten, wanneer de voortgangsbalk de rechter rand heeft bereikt en de melding “Firmware
Update Success” verschijnt. De weergave wisselt van de [Process Steps] naar “7” “Update Process Finish”:
Klik op “OK”. Schakel daarna de zender uit en maak tenslotte de verbinding naar de PC of Laptop los.
Wanneer de voortgangsbalk niet verder zou lopen of het update-proces vóór het bereiken van de 100% afbreken,
dan moet u het programma sluiten en de update-procedure herhalen. Let op eventuele foutmeldingen. Mocht een
update herhaaldelijk misgaan, dan moet u verder lezen in het volgende hoofdstuk. Zou u een weliswaar correcte,
maar oudere dan de actueel in de zender opgeslagen Firmware-versie willen laden, dan wordt u hierop gewezen:
Klik op “nee” wanneer u geen oudere Firmware-versie wilt en laad via “File Browse” het juiste *.bin-bestand.

47
Herstellen van de Firmware van de zender
Programma “Emergency”
Herstellen van de zendersoftware MC-32 HoTT
Mocht een Firmware-update van de zender misgegaan zijn of zou de software “blijven hangen” en de zender
eventueel niet meer via de “POWER”-schakelaar uitgezet kunnen worden, dan kunt u de Firmware met het
onderdeel “Emergency” weer herstellen.
Zouden ondanks het feit dat de zender uitgeschakeld werd de beide displays nog steeds aan staan, dan moet u
met de schakelaar “POWER” op “UIT” de stekker van de zenderaccu lostrekken, deze na enkele seconden weer
bevestigen en de POWER-schakelaar in de positie “UIT” laten!
1. Voorbereiding
Verbind de zender met de PC en start het programma “Firmware_Upgrade_grStudio_Ver-X.X.exe” zoals
onder punt 3 en 4 op bladzijde 45 beschreven. (De actuele versie 1.9 start zonder verdere installatie.)
2. Programma “Emergency” starten
Kies nu onder “Controller Menu” in de rubriek “Transmitter” de optie “Emergency”:
Verzeker u er van dat de zender uitgeschakeld is! Sluit de USB-kabel aan de PC of laptop aan en verbind
deze met de USB-aansluitpoort van de zender.
3. MC-32 zendersoftware herstellen
Druk op de knop “File Browse” en zoek in het nu geopende programmavenster de actuele Firmware. Die vindt
u, zoals al eerder vermeld, in de map “Official Version \ 33112_...._33032_mx-xx_mc-32 \ SD card \ Firmware”
van het uitgepakte bestand “HoTT_Software_VX”. Het bij de zender MC-32 passende bestand luidt “mc-
32_1vXXX_German.bin” (of “…English.bin”). Druk op de knop “Download Start” om het proces te starten.
Wacht tot de statusbalk begint te lopen en zet dan pas de zender aan. Het is geen probleem wanneer het
bovenste display gaat branden en het onderste donker blijft. (Zou de balk al vóór het aanzetten van de zender
volgelopen zijn moet u de “Download Start”-knop opnieuw aanklikken.)
Na het inschakelen van de zender kan de eigenlijke start soms met een minuut vertraging beginnen.
De voortgangsbalk laat u de voortgang van de data-overdracht zien en als [Process Step] wordt “No 4,
Firmware downloading …” weergegeven. Onderbreek de update niet. Let op een goed contact van de USB-
kabel. De Firmware-overdracht is beëindigd, zodra de voortgangsbalk het rechter einde heeft bereikt en de
melding “File Transfer Success” wordt getoond.
De zender geeft een melodie, het onderste display gaat aan met “MC-32 HoTT” en de actuele Firmware-versie is
zichtbaar. Klik op “OK”, zet de zender uit en maak de USB-kabel naar de PC of laptop los.

48
In bedrijf nemen van de ontvanger
Opmerkingen vooraf bij de GR-32 DUAL-ontvanger
Ontvanger
Bij de radiobesturingsset MC-32 HoTT vindt u een bidirectionele 2,4-GHz-ontvanger van het type GR-24 voor de
aansluiting van maximaal 12 servo’s. Nadat u een HoTT-ontvanger ingeschakeld heeft en “zijn” zender niet
binnen bereik resp. uitgeschakeld is, brandt de rode LED ca. 1 seconde constant en begint dan langzaam te
knipperen. Dat betekent, dat er (nog) geen verbinding is met een Graupner HoTT-zender. Wanneer de verbinding
gemaakt is brandt de groene LED constant en gaat de rode uit. Om een verbinding met de zender te kunnen
opbouwen moet eerst de Graupner HoTT-ontvanger met “zijn” modelgeheugen in “zijn” Graupner HoTT-zender
“gebonden” worden. Deze procedure noemt men “binding”. Deze “binding” is echter maar één keer per
ontvanger-/modelgeheugen-combinatie nodig, zie bladzijden 81 resp. 89, en werd bij de apparatuur in de set al in
de fabriek voor het modelgeheugen 1 uitgevoerd, zodat u het “binden” alleen voor andere ontvangers of bij een
wissel van modelgeheugen hoeft uit te voeren (en – bv. na een wisselen van zender – op ieder moment kunt
herhalen).
Weergave boordspanning
De actuele spanning van de ontvanger-stroomvoorziening wordt bij een bestaande telemetrieverbinding rechts op
het display van de zender getoond.
Temperatuurwaarschuwing
Daalt de temperatuur van de ontvanger onder een ingestelde grenswaarde (standaard -10 ºC) of komt deze
boven een instelbare bovenste waarschuwingsdrempel (standaard +55 ºC) dan vindt er een waarschuwing plaats
door de zender in de vorm van een gelijkmatig piepen met een ritme van ca. een seconde.
Servo-aansluitingen en polariteit
De servo-aansluitingen van de Graupner|SJ-HoTT-ontvanger zijn genummerd. De ontvanger is voorzien van
onverwisselbare stekkeraansluitingen, zodat de servo’s en de stroomvoorziening alleen op de juiste manier
aangesloten kunnen worden. Gebruik geen geweld.
De vier buitenste verticale aansluitingen met de aanduiding “B + -” zijn bedoeld om de accu aan te sluiten.
Let op de juiste polariteit bij deze aansluiting! De ontvanger en de eventueel daaraan aangesloten
apparatuur kunnen verwoest worden.
De stroomvoorziening is via alle genummerde aansluitingen doorverbonden. De functie van elk individueel kanaal
wordt bepaald door de gebruikte zender, niet door de ontvanger. Niet alleen de aansluiting van de gasservo is bij
elk fabricaat en modeltype verschillend. Bij Graupner radiobesturingen ligt deze bijvoorbeeld bij een
vliegtuigmodel op kanaal 1 en bij een helikopter op kanaal 6.
Afsluitende aanwijzingen
• De aanzienlijk hogere servo-resolutie van het HoTT-systeem leidt tot een merkbaar directer stuurgedrag in
vergelijking met traditionele technologie. Maakt u zich met dit directere gedrag vertrouwd!
• Indien u parallel met de ontvangeraccu een regelaar met geïntegreerd BEC*-systeem toepast, moet
afhankelijk van het type regelaar eventueel de pluspool (rode kabel) uit de 3-polige stekker worden
losgemaakt. Let u in ieder geval op de handleiding van de regelaar. Met een kleine schroevendraaier
voorzichtig het middelste lipje van de stekker iets omhooghalen (1), rode kabel lostrekken (2) en met
isolatieband tegen mogelijke kortsluiting beveiligen (3). * BEC=Battery Elimination Circuit
Let op de aanwijzingen bij de inbouw van de ontvanger en ontvangerantenne en op de inbouw van de servo’s op
bladzijde 56.
Reset
Om een reset van de ontvanger uit te voeren drukt u de SET-knop op de bovenkant van de ontvanger in en houdt
u deze ingedrukt, terwijl u de stroomvoorziening inschakelt. Laat daarna de knop weer los. Werd de reset
uitgevoerd bij een uitgeschakelde zender of met een ongebonden ontvanger, dan knippert de LED van de
ontvanger na ca. 2 tot 3 seconden langzaam rood en kan er via de zender direct daarna begonnen worden met
een bindingsproces. Werd er bij een al gebonden ontvanger een reset uitgevoerd en is het bijbehorende
modelgeheugen in de ingeschakelde zender actief, dan brandt de LED na ca. 2 tot 3 seconden groen als teken
dat uw zender-/ontvanger-combinatie weer klaar voor gebruik is. Laat de knop nu weer los.
Let alstublieft hierop:
Door een RESET worden, met uitzondering van binding-informatie, ALLE instellingen in de ontvanger
teruggezet naar de standaard fabriekswaarden! Wanneer dit per ongeluk gebeurde moeten daarom na een
RESET alle instellingen, die eventueel via het telemetrie-menu al waren ingevoerd, weer herhaald worden.
Een bewuste RESET daarentegen is raadzaam, wanneer een ontvanger in een ander model wordt
overgezet. Hierdoor kan zonder veel moeite worden voorkomen dat u per ongeluk verkeerde instellingen
meeneemt.

49
Stroomvoorziening van de ontvanger
Een veilig omgaan met een model begint o.a. bij een betrouwbare stroomvoorziening. Wanneer de op het display
weergegeven ontvanger-accuspanning altijd weer inzakt resp. steeds (te) laag is, ondanks licht lopende
stuurstangen, volle accu, dikke accu-aansluitkabels en goede stekkerverbindingen, dan moet u eens letten op de
volgende aanwijzingen:
Let er eerst op, dat de accu’s voor gebruik goed opgeladen zijn. Let ook op contacten en schakelaars met een
geringe weerstand. Meet eventueel de spanningsval over de ingebouwde schakelaarkabel onder belasting,
omdat zelfs nieuwe, hoog belastbare schakelaars een spanningsval van 0,2 Volt kunnen veroorzaken.
Bovendien zorgen trillingen en schokken voor slechter contact en een steeds groter wordende
overgangsweerstand.
Daarenboven kunnen zelfs kleine servo’s zoals een Graupner/JR DS-281 tot wel 0,75 ampère ‘trekken’ wanneer
ze onder belasting blokkeren. Alleen al 4 van deze servo’s kunnen in een “schuimpje” de boordaccu met 3
ampère belasten…
U moet daarom een stroomvoorziening kiezen, die ook onder belasting niet door de knieën gaat, maar ook dan
nog een voldoende spanning levert. Als “berekening” van de benodigde accucapaciteit moet u minstens 350 mAh
voor iedere analoge servo en 500 mAh voor iedere digitale servo nemen.
Op deze manier zou bijvoorbeeld een accu met 1400 mAh als stroomvoorziening voor een ontvangstinstallatie
met 4 analoge servo’s het absolute minimum vormen. Let bij uw berekeningen ook op de ontvanger, die vanwege
zijn bidirectionale functie ongeveer 70 mAh nodig heeft.
Onafhankelijk hiervan is het ook raadzaam om meerdere van de maximaal zes aansluitingen met de aanduiding
“- + B” voor de stroomvoorziening te gebruiken.(Deze aansluitingen zijn ALLEEN als accu-aansluiting bedoeld.)
Verbind de stroomvoorziening bij voorkeur met de aansluiting(en), die valk bij de aangesloten servo’s ligt/liggen.
Bij het gebruik van powerservo’s moeten dan, afhankelijk van het vermogen van de accu, soms alle accu-
aansluitingen, eventueel via drie PRX-ontvanger-stroomvoorzieningen, worden gebruikt. Ook moeten bij twee
accu’s aan één PRX bij voorkeur die aansluitingen worden genomen, die het dichtst bij de sterkste servo’s liggen.
De afb. hieronder laat een voorbeeld zien, hoe een gestabiliseerde ontvanger-stroomvoorziening (PRX-5A Best.-
nr. 4136) voor de aansluiting van twee accu’s gebruikt kan worden. Alternatief kunt u ook een schakelaar met
twee stroomkabels naar de ontvanger nemen. U verkleint door de dubbele aansluiting niet alleen het risico op een
kabelbreuk, maar u zorgt zo ook voor een gelijkmatigere stroomvoorziening van de aangesloten servo’s.
Als u aan iedere accu-aansluiting een aparte accu aansluit moet u er in ieder geval op letten dat de accu’s
dezelfde spanning en capaciteit bezitten. Sluit nooit verschillende accutypen of accu’s met sterk van elkaar
afwijkende laadtoestanden aan, omdat er dan kortsluitings-achtige effecten kunnen optreden. Schakle in dit soort
gevallen uit veiligheidsoverwegingen een spanningsstabilisatie zoals bv. de PRX-5A-ontvangerstroomvoorziening
tussen accu’s en ontvanger:
Gebruik voor de veiligheid nooit accu-boxen en geen droge (niet-oplaadbare) batterijen. De spanning van de
boord-stroomvoorziening wordt tijdens het gebruik rechts onder op het display van de zender weergegeven:
Wanneer de accuspanning onder een in het telemetrie-menu, bladzijde 264, instelbare waarschuwingsdrempel –
standaard 3,60 V- daalt volgt er een optische en akoestische waarschuwing.
Test echter in regelmatige intervallen de toestand van de accu’s. Wacht niet met het laden van de accu’s
tot het waarschuwingssignaal klinkt.
Aanwijzing:
Een compleet overzicht van de accu’s, laadapparaten en meetapparatuur voor het testen van stroombronnen
vindt u in de Graupner hoofdcatalogus FS resp. op Internet onder www.graupner.de. Een selectie van geschikte
computer-laadapparaten vindt u in de tabel op bladzijde 17.

50
Stroomvoorziening van de ontvanger
NiMH-accupacks met 4 cellen
Met de traditionele 4-cellen-packs kunt u uw Graupner|SJ-HoTT-ontvanger, wanneer u let op de hierboven
beschreven aanwijzingen, goed gebruiken. Voorwaarde is wel dat de packs voldoende capaciteit en spanning
hebben!
NiMH-accupacks met 5 cellen
Accupacks met 5 cellen bieden qua spanning meer speelruimte dan de 4-cellen-packs. Let er wel op, dat niet
iedere servo die in de handel is de spanning van een 5-cellen-pack (op langere termijn) verdraagt, vooral
wanneer de cellen net geladen zijn. Sommige van deze servo’s reageren dan bijvoorbeeld met een duidelijk
hoorbaar “brommen”.
Let daarom op de specificaties van uw servo’s, voordat u besluit om 5-cellen-packs te gaan gebruiken.
LiFe, 6,6 V met 2 cellen
Vanuit een huidig gezichtspunt is dit nieuwe accutype de beste keuze! Als bescherming zijn deze cellen ook met
een plastic Hardcase-behuizing leverbaar. LiFe-cellen zijn net als LiPo-cellen in combinatie met geschikte
laadapparatuur snellaadbaar en relatief robuust.
Daarbij ligt het aantal mogelijke laad-/ontlaadcycli duidelijk hoger dan bij bijvoorbeeld LiPo-accu’s. De nominale
spanning van 6,6 Volt van een tweecellige LiFe-accu is geen probleem voor de Graupner|SJ-HoTT-ontvangers of
voor de expliciet voor deze hogere spanning bedoelde servo’s, regelaars, gyro’s enz.
Let er wel op, dat praktisch typen servo’s, regelaars, gyro’s enz., die vroeger en nu op de markt waren,
slechts een toegestane spanning van 4,8 tot 6 Volt hebben.
De aansluiting van deze apparatuur maakt dus het gebruik van een gestabiliseerde spanningsregeling absoluut
noodzakelijk, bv. de PRX met het Best.-nr. 4136, zie aanhangsel. Anders bestaat het gevaar dat de aangesloten
apparatuur binnen de kortst mogelijke tijd beschadigd raakt.
LiPo packs met 2 cellen
Bij eenzelfde capaciteit zijn LiPo-accu’s beduidend lichter dan bv. NiMH-accu’s. Als bescherming tegen
beschadigingen zijn LiPo-accu’s ook met een plastic Hardcase-behuizing verkrijgbaar.
De relatief hoge nominale spanning van 7,4 Volt bij een tweecellig LiPo-accupack is geen probleem voor de
Graupner|SJ-HoTT-ontvangers of voor de expliciet voor deze hogere spanning bedoelde servo’s, regelaars,
gyro’s enz. Let er wel op, dat praktisch alle typen servo’s, regelaars, gyro’s enz., die vroeger op de markt
waren en nu nog zijn, slechts een toegestane spanning van 4,8 tot 6 Volt hebben.
De aansluiting van deze apparatuur maakt dus het gebruik van een gestabiliseerde spanningsregeling absoluut
noodzakelijk, bv. de PRX met het Best.-Nr. 4136, zie aanhangsel. Anders bestaat het gevaar dat de aangesloten
apparatuur binnen de kortst mogelijke tijd beschadigd raakt.
Laden van de ontvangeraccu
De laadkabel Best.-nr. 3021 kan voor het laden direct aan de ontvangeraccu worden aangesloten. Is de accu in
het model via één van de stroomvoorzieningskabels Best.-nr. 3046, 3934, 3934.1 resp. 3934.3 aangesloten, dan
vindt de lading via de in de schakelaar geïntegreerde laadbus resp. de aparte laadaansluiting plaats. De
schakelaar van de stroomvoorzieningskabel moet bij het laden op “UIT” staan.

51
Algemene aanwijzingen bij het laden
• Houdt u zich steeds aan de laadaanwijzingen van de laadapparaat- en accufabrikant.
• Let op de maximaal toegestane laadstroom van de accufabrikant. Om schade aan de zender te voorkomen,
mag de laadstroom echter normaal gesproken 1 A niet overschrijden! Begrenst u indien nodig de laadstroom
aan het laadapparaat.
• Moet de zenderaccu toch met meer dan 1 A worden geladen, dan moet deze in ieder geval buiten de zender
worden geladen. Anders riskeert u een beschadigen van de zenderprint door overbelasting van de
contactbanen en/of een oververhitting van de accu.
• Voer een aantal proefladingen uit, om de afschakelautomaat van het laadapparaat uit te proberen.
• Voer geen accu-ontladingen of accu-onderhoudsprogramma’s uit via de laadbus! De laadbus is voor deze
toepassing niet geschikt!
• Altijd eerst de laadkabel met het laadapparaat verbinden, dan pas met de ontvanger- of zenderaccu. Zo
voorkomt u een onbedoelde kortsluiting met de blanke uiteinden van de laadkabel-stekker.
• Bij een sterke warmteontwikkeling de toestand van de accu controleren, deze eventueel vervangen of de
laadstroom verkleinen.
• Laat u de accu’s tijdens het laden nooit zonder toezicht.
• Let op de veiligheidsaanwijzingen en voorschriften op bladzijde 7.
Firmware-Update van de ontvanger
Firmware-updates van de ontvanger worden via de zijdelingse telemetrie-aansluiting “- + T” van de ontvanger
doorgevoerd met behulp van een PC onder Windows XP, Vista of 7. Daarvoor heeft u de standaard bij de MC-32
–set meegeleverde USB-aansluiting Best.-Nr. 7168.6 en de adapterkabel Best.-Nr. 7168.6S nodig. De tevens
benodigde programma’s en bestanden vindt u bij het desbetreffende product als d.ownload onder
www.graupner.de . Zie ook het onderdeel “Firmware-update van de zender” op bladzijde 43
Aanwijzing:
Na registratie van uw zender onder http://www.graupner.de/de/service/produktregistrierung wordt u automatisch
per e-mail over nieuwe updates op de hoogte gehouden.
Update van de ontvanger-firmware
Belangrijke aanwijzingen:
• Let er in ieder geval op dat een storingsvrije communicatie tussen de gebruikte HoTT-componenten
alleen mogelijk is wanneer de Firmware compatibel is. De programma’s en bestanden die hiervoor
nodig zijn, zijn daarom als één bestand samengevoegd, op dit moment “HoTT_Software_V4.zip”.
• Controleer vóór iedere update in ieder geval de laadtoestand van uw ontvangeraccu. Laad deze
eventueel op, voordat u een update start.
• De verbinding tussen PC en zender mag tijdens de update niet losgekoppeld worden! Let daarom op
een goed contact tussen de zender en de computer.
1. Driver installeren
De driversoftware voor de USB-poort Best.-nr. 7168.6 is identiek aan de software voor de poort die zich in de
zender MC-32 bevindt. Daarom hoeft de driver maar één keer, zoals op bladzijde 43 is beschreven,
geïnstalleerd te worden.
2. Verbinding ontvanger / PC maken
Verbind de USB-aansluiting Best.-nr. 7168.6 via de adapterkabel Best.-nr. 7168.6S met de aansluiting “- + T”
aan de ontvanger, zie afbeelding. Het stekkersysteem past maar op één manier, let op de kleine zijdelingse
nokjes. Forceer niets, de stekker moet makkelijk aangebracht kunnen worden.
Let op:
Mocht u de – oudere- adapterkabel Best.-nr. 7168.6A gebruiken en deze nog de 3-aderige uitvoering
zijn, dan moet u eerst de middelste, rode draad van de adapterkabel doorknippen.
Verbind daarna de USB-aansluiting via de meegeleverde USB-kabel (PC-USB/mini-USB) met de PC resp.
Laptop. Bij een juiste aansluiting gaat gedurende enkele seconden een rode LED op de aansluitprint branden.
De ontvanger blijft nog steeds uitgeschakeld.
3. Firmware-Update Utility
Start nu, net als bij de update van de zendersoftware, zie bladzijde 44, het programma
“Firmware_Update_grStudio_Ver-X.X.exe” door er dubbel op te klikken. (De versie 1.9, die tijdens de uitgave
van dit handboek actueel is, start zonder voorafgaande installatie.):

52
Open het “Controller Menu” en klik in de optie “Upgrade” op “Port Select”. (of kies onder “Menu” “Port Select”.)
Kies onder “COM Port Setup” de juiste COM-poort uit waaraan de USB-aansluiting aangesloten is. Deze is
herkenbaar aan de omschrijving “Silicon Labs CP210x USB to UART Bridge” in de kolom “Device Name”. In
de afbeelding hierboven zou deze poort “COM 3” zijn. Roep daarna onder “Controller Menu” de optie “HoTT
Receiver” onder het kopje “Device” op. U kunt ook onder “Menu” de optie “HoTT Receiver Upgrade” nemen.
Na het oproepen van het programma geeft de rood knipperende “1” van de reeks 1 … 5 aan, dat het
programma zich in “[Process Step] 1” bevindt. De betekenis van het knipperende cijfer staat er onder:
Bijvoorbeeld hier bij de afgebeelde Step 1: “USB-kabel met HoTT-ontvanger verbinden” en “File Browse
Button indrukken en Update-bestand uitkiezen”.
Aanwijzing:
U kunt de uitleg van elke stap ook als een Quick-Info oproepen door de muis boven het getal te zetten.
Verbind nu dus, wanneer dit nog niet gebeurd is, uw ontvanger met de PC of laptop. Klik op de knop met het
opschrift “File Browse” en kies in de nu verschijnen de optie “Bestand openen” het bij uw ontvanger passende
Firmware-update-bestand, eindigend op de extensie “bin” uit.
Dit is normaal gesproken het al gedownloade en uitgepakte zip-bestand “HoTT_Software_VX” in de map, die
met hetzelfde nummer begint als het bestelnummer van de ontvanger, die u wilt updaten. Bij de standaard in
de set aanwezige ontvanger GR-32 DUAL zou dit “33516_16CH_RX” zijn. Het bestand verschijnt in het
bijbehorende venster. Tegelijkertijd begint de “2” rood te knipperen.

53
Aanwijzing:
De Firmware-bestanden zijn product-specifiek gecodeerd, d.w.z. dat wanneer u een niet bij het product
passend bestand uitkiest (bv. ontvanger-update-bestand in plaats van zender-update-bestand) er een Popup-
venster “Product code error” verschijnt en de procedure niet gestart kan worden.
Volg nu de aanwijzing van “[Process Step] 2” en druk bij nog steeds uitgeschakelde ontvanger in het venster
“HoTT Receiver Upgrade” op de knop “Download Start”. (De weergave wisselt naar “[Process Step] 3’.)
Wacht, tot de voortgangsbalk vol is. Dit kan afhankelijk van uw computer meerdere seconden duren. Schakel
nu de ontvanger in, terwijl u de SET-toets ingedrukt houdt. Na een paar seconden verschijnt in het
statusdisplay in de kolom “No” de “regel 3”met de melding: “Found target device …”. Nu moet u de toets weer
loslaten. De eigenlijke Firmware-update start na deze melding automatisch:”11, Start Firmware Upgrade …”.
Wordt het apparaat daarentegen niet herkend, dan verschijnt het popup-venster “Target device ID not found”..
Controleer in dit geval alles en voer de hierboven beschreven stappen opnieuw uit:
Op het status-display en in de voortgangsbalk ziet u de voortgang van de Firmware-update. Tijdens de update
knipperen de rode en de groene LED van de ontvanger.
De verbinding met de PC mag tijdens de update niet losgekoppeld worden!
De update is afgesloten, wanneer de voortgangsbalk helemaal rechts is aangekomen. In de onderste regel
van het status-display verschijnt “12, Complete !!” en de aanduiding van de [Process Steps] wisselt naar “5”.
Tegelijkertijd gaat de groene ontvanger LED uit en begint de rode te knipperen.
Wordt het proces vóór het bereiken van de 100% afgebroken, schakel dan de stroomvoorziening van de
ontvanger uit en begin een nieuwe update-poging. Voer daarbij de hierboven genoemde stappen weer uit.
Wanneer u per abuis een weliswaar correcte, maar oudere dan de actueel aanwezige Firmware-versie wilt
laden, dan wordt u hierop gewezen:
Klik met de muis op “nee”, wanneer u geen oudere Firmware wilt laden en laad via de “File Browse”-knop het
juiste *.bin-bestand.
Daarna MOET u de ontvanger initialiseren, d.w.z. terugzetten naar de fabrieksinstellingen.
Zet nu de ontvanger uit en maak de kabel los.
4. Initialiseren van de ontvanger
Na een succesvolle update-procedure MOET u vóór een hernieuwd gebruik van de ontvanger uit
veiligheidsoverwegingen een initialisatie uitvoeren.
Druk de SET-toets van de ontvanger in en houd deze ingedrukt, terwijl u de stroomvoorziening inschakelt. De
groene en de rode LED knipperen gedurende ca. 3 s vier keer, daarna gaan de beide LED’s drie s uit, voordat
alleen de rode LED verder knippert. Laat nu de SET-toets weer los. (Bij de HoTT-ontvanger GR-12 laat u de
knop los zodra de LED’s uitgaan.)
Wanneer u aansluitend de zender ook weer aanzet, brandt – nadat de HF-afstraling vrijgegeven is - na ca. 2
tot 3 seconden de groene LED van de ontvanger permanent. Wanneer de ontvanger nog ongebonden zou zijn
kunt u hem nu aan een zender binden, zie bladzijde 81 resp. 89.

54
Belangrijke informatie:
Behalve de binding-informatie zijn alle andere eventueel eerder geprogrammeerde instellingen in de
ontvanger weer teruggezet naar de fabriekswaarden en moeten bij behoefte weer opnieuw worden
ingevoerd.
Om de gegevens te “redden” gebruikt u vóór een update eventueel het programma “receiver Setup”.
Daarmee bespaart u zich een nieuwe programmering van de ontvanger via het “Telemetrie-menu”.
Ontvanger-instellingen opslaan
Bij het programmapunt “Receiver Setup” (“ontvanger setup”) van het programma “Firmware_Upgrade_grStudio”
slaat u alle in de ontvanger geprogrammeerde data op in een bestand op uw computer, zodat u indien gewenst
deze gegevens weer in de ontvanger kunt laden. De anders noodzakelijke nieuwe programmering via het menu
“Telemetrie” is dan niet nodig.
Het “Receiver Setup”-programma roept u bij voorkeur op vanuit het programma “Firmware_Upgrade_grStudio” .
Alternatief kunt u dit programma ook direct starten. U vindt het “Receiver_Setup.exe”-bestand in de map
“Graupner_PC-Software”.
Aanwijzing:
Wanneer u “Receiver Setup” vanuit het Firmware_Update-programma oproept moet u er op letten dat het
onderprogramma “Receiver_Setup.exe” zich in dezelfde map bevindt als het programma
“Firmware_Upgrade_grStudio”, zie bovenstaande afbeelding!
Voor dit programma zijn de USB-adapter Best.-nr. 7168.6 en de kabel Best.-nr. 7168.S van de radiobesturingsset
(Best.-nr. 33032) nodig.
Ontvangerinstellingen opslaan
1. Verbinding ontvanger / PC maken
Verbind de USB-adapter Best.-nr. 7168.6 via de kabel Best.-nr. 7168.S met de aansluiting “- + T” van de
uitgeschakelde ontvanger. Het stekkersysteem kan maar op één manier worden bevestigd, let op de
afgeronde kantjes aan de stekkers. Gebruik geen geweld.
Let op:
Mocht u de – oudere- adapterkabel Best.-nr. 7168.6A gebruiken en deze nog de 3-aderige uitvoering
zijn, dan moet u eerst de middelste, rode draad van de adapterkabel doorknippen.
Verbind daarna de USB-aansluiting via de meegeleverde USB-kabel (PC-USB/mini-USB) met de PC resp.
Laptop. Bij een juiste aansluiting gaat een rode LED op de aansluitprint branden.
De ontvanger blijft nog steeds uitgeschakeld.
2. Receiver Setup: keuze van de juiste poort
Start nu, net als bij de update van de zendersoftware, zie bladzijde 44, het programma
“Firmware_Update_grStudio_Ver-X.X.exe” door er dubbel op te klikken. (De versie 1.9, die tijdens de uitgave
van dit handboek actueel is, start zonder voorafgaande installatie.) Open het “Controller Menu” en klik in de
optie “Upgrade \ Link” op “Receiver Setup”. (of kies onder “Menu” “receiver Setup”.)
In het nu verschijnende programmvenster moet u eerst de “juiste” COM-poort voor de USB-adapter Best.-nr.
7168.6 instellen. Wanneer u het niet zeker weet bekijkt u de COM-poort in het venster “Port Select” van het
“Controller-Menu”, zie hierboven, en onthoudt u het COM-poort nummer van de “Silicon Labs CP210x USB to
UART Bridge”. Volgens de vorige beschrijvingen van de update zou deze poort “COM 3” zijn.

55
(U wordt er op gewezen wanneer u een verkeerde poort zou hebben gekozen.)
3. Ontvangerdata uitlezen
Klik op de knop “Connect” en wacht tot de statusbalk eronder volloopt:
Druk de SET-knop van de ontvanger in en houd deze ingedrukt en schakel hem dan in. Na ca. 3 s worden de
actuele waarden van de ontvanger in de bijbehorende velden weergegeven. Wanneer de voortgangsbalk
sneller is dan u en het einde heeft bereikt voordat u de ontvanger aangezet heeft, verschijnt het onderstaande
Popup-venster. Herhaal de procedure nogmaals.
Belangrijk:
Beëindig aansluitend met de knop “Disconnect” de actieve verbinding alleen dan, wanneer u de ontvanger
direct initialiseert, zoals op bladzijde 48 resp. 53 beschreven, en deze niet met een al opgeslagen set
gegevens wilt overschrijven.
4. Opslaan van ontvanger-gegevens
De knop “File Save” slaat de actuele servo-configuratie op. De Windows-dialoog “Opslaan als” verschijnt:
Kies een voor u geschikte map, waarin u het bestand wilt opslaan en geef onder “bestandsnaam” een
passende en duidelijke naam op, zodat u het bestand later ook weer terug kunt vinden. De bestandsextentie
“rdf” wordt automatisch toegevoegd. Zodra u op de knop “opslaan” drukt worden de data opgeslagen.
Wanneer dit gebeurd is verschijnt de melding:
Sluit nu af door op “OK” te klikken. Nu kunt u, zoals beschreven op bladzijde 48, de ontvanger terugzetten
naar de fabrieksinstellingen.
Gegevens naar de ontvanger kopiëren
De opgeslagen data worden via “File Load” van het Receiver Setup-programma weer ingelezen. Verbind eerst de
ontvanger zoals onder punt 3 “Ontvangerdata uitlezen” beschreven is en klik op de “Connect”-knop. Wanneer
de ontvanger eerst geinitialiseerd werd worden de fabrieksinstellingen uitgelezen. Kies nu het gewenste “rdf”-
bestand uit de desbetreffende map en druk bij het venster “File Load” op “OK”. Door een klikken op de “Write”-

56
knop worden de data in de ontvanger geladen. Sluit de overdracht daarna af met “OK” en klik op de “Disconnect’-
knop, om het Receiver Setup-programma van de ontvanger los te koppelen.
Belangrijke aanwijzingen:
• Meer functies van het programma “receiver Setup” zijn momenteel in voorbereiding en mogen nog
niet gebruikt worden. Kijk voor de actuele stand van de software bij de downloads bij de MC-32.
• Een apart handboek voor het totale “Firmware_Upgrade_grStudio_Ver-X.X”-pakket is in voorbereiding
en wordt steeds geactualiseerd, zodra er nieuwe opties beschikbaar zijn.
Aanwijzingen bij de installatie
Inbouwen van de ontvanger
Welke Graupner-ontvangersysteem u ook gebruikt, de procedure is steeds dezelfde: Let er op dat de
ontvangstantenne minstens 5cm van alle grotere metalen delen of bedrading, die niet direct uit de ontvanger
komt, verwijderd is. Dit omvat naast staal- ook koolstofvezeldelen, servo’s, elektromotoren, brandstofpompen,
allerlei soorten kabels enz. Het beste is het om de ontvanger uit de buurt van andere componenten op een goed
bereikbare plaats in het model onder te brengen. In geen geval mogen servokabels om de antenne gewikkeld zijn
of er dicht in de buurt liggen!
Let er op dat kabels onder invloed van krachten, die tijdens het vliegen kunnen optreden, van positie kunnen
veranderen. Zorg er voor dat de kabels in de buurt van de antenne niet kunnen bewegen. Bewegende kabels
kunnen namelijk de ontvangst storen.
Tests hebben uitgewezen dat een verticale (staande) montage bij één enkele ontvangerantenne in het model het
beste is. Bij Diversity-antennes (twee antennes) moet de tweede antenne in een hoek van 90º ten opzichte van
de eerste antenne worden geplaatst.
De aansluitingen met het opschrift “B + -“ van de HoTT-ontvanger GR-32 DUAL zijn bedoeld voor het aansluiten
van de accu. De stroomvoorziening is via alle genummerde aansluitingen doorverbonden en kan in principe aan
elk van de 16 aansluitingen plaatsvinden. Vanwege extra spanningsverliezen moeten de dwarsliggende
aansluitingen 13 tot 16 echter niet voor de aansluiting van een ontvangeraccu worden gebruikt.
De functie van elk individueel kanaal wordt bepaald door de gebruikte zender, niet door de ontvanger. De
toewijzing van de kanalen kan echter in de ontvanger door programmering in het “telemetrie”-menu worden
veranderd. We adviseren wél om dit via de zender met de optie “zenderuitgang” te doen, zie bladzijde 222.
Hier volgen een aantal tips om uw radiobesturings-componenten in te bouwen:
1. Wikkel de ontvanger in schuimrubber van minimaal 6 mm dikte; maak het schuimrubber vast met een
elastiekje, om de ontvanger te beschermen tegen een crash of een harde landing.
2. Alle schakelaars moeten zo zijn ingebouwd, dat ze niet in de straal van de uitlaat liggen en niet beïnvloed
worden door trillingen. Het knopje van de schakelaar moet vrij toegankelijk zijn.
3. Monteer de servo’s op rubber tulen met de messing holnieten, om ze tegen trillingen te beschermen. Trek de
bevestigingsschroeven niet te hard aan, anders verliezen de tulen hun effect. Op de afbeelding rechts ziet u,
hoe een servo gemonteerd dient te worden. de messing holniet wordt vanaf de onderkant in de rubbertule
geschoven. Wanneer de schroeven op de juiste manier zijn aangetrokken, biedt deze bevestiging veiligheid
en bescherming tegen trillingen.
bevestigingsflens schroef rubber messing
van de servo tule holniet
4. De servohevels moeten over hun totale uitslag vrij kunnen bewegen. Let erop, dat stuurstangen e.d. de
uitslag van de servo niet kunnen hinderen.
De volgorde, waarin de servo’s moeten worden aangesloten, hangt van het modeltype af. Let op de
aansluitschema’s op de bladzijden 65 en 69. Let ook op de veiligheidsaanwijzingen op de bladzijden 4 … 9.
Om ongecontroleerde bewegingen van de aan de ontvanger aangesloten servo’s te vermijden, bij het inschakelen
eerst de zender,
dan de ontvanger aanzetten
en bij het stoppen
eerst de ontvanger,
57
dan de zender uitzetten.
Let er bij het programmeren van de zender in ieder geval op, dat elektromotoren niet onbedoeld kunnen gaan
draaien of een met een automatische starter uitgeruste verbrandingsmotor niet per ongeluk start. Maak voor de
veiligheid de vliegaccu los resp. onderbreek de brandstoftoevoer.
Voor uw notities

58
Begripsdefinities
stuurfunctie, stuurelement, functie-ingang, stuurkanaal, mixer, schakelaar, stuurelement-
schakelaar, vaste schakelaar
Om u de omgang met het MC-32 HoTT-handboek te vergemakkelijken vindt u op de volgende bladzijden een
aantal definities van begrippen, die in de tekst telkens weer gebruikt worden.
Stuurfunctie
Onder “stuurfunctie” verstaat men – eerst maar onafhankelijk van het signaalverloop in de zender- het voor een
bepaalde stuurfunctie opgewekte signaal. Bij vliegtuigen zijn dit bv. gas, richtingsroer of rolroer, bij helikopters bv.
pitch, rollen of nicken.
Het signaal van een stuurfunctie kan direct naar één resp. via een mixer naar meerdere stuurkanalen worden
geleid. Een typisch voorbeeld voor het laatstgenoemde zijn aparte rolroerservo’s of het toepassen van twee rol-
of nickservo’s bij helikopters. De stuurfunctie veroorzaakt een directe relatie tussen de uitslag van een bepaald
stuurelement en de bijbehorende servo. Deze kan softwarematig niet allen gespreid of geknikt worden, maar de
karakteristiek van de stuuruitslag kan ook van lineair tot extreem exponentieel worden gemodificeerd.
Stuurelement
Onder “stuurelement” verstaan we de direct door de piloot bediende besturingselementen, waarmee de aan de
ontvanger aangesloten servo’s, regelaars etc. bestuurd kunnen worden. Daartoe behoren:
• de beide kruisknuppels voor de stuurfuncties 1 tot 4, waarbij deze vier functies voor de beide modeltypen
(“vleugel” en “heli”) via de “Mode”-instelling softwarematig willekeurig verwisseld kunnen worden, bv. gas
links of rechts. De kruisknuppelfunctie voor de gas-/remkleppenfunctie wordt vaak met K1-stuurelement
(kanaal 1) aangeduid.
• De beide zijdelings aangebrachte proportionele stuurelementen, die bv. in het menu “Instelling
stuurelement”, bladzijde 112 resp. 116 kunnen worden ingesteld.
• De drie proportionele schuiven op de middenconsole, die bv. in het menu “Instelling stuurelement”,
bladzijde 112 resp. 116 kunnen worden ingesteld.
• De in totaal vijf proportionele draaiknoppen DR1 … DR5
• De aanwezige schakelaars, in zoverre die in het menu “instelling stuurelement” aan een stuurkanaal
werden toegewezen.
Bij de proportionele bedieningselementen zullen de servo’s de positie van het stuurelement direct volgen, terwijl
in het geval van een schakelmodule er maar een twee- resp. drietraps- verstelling mogelijk is. Welk stuurelement
resp. welke schakelaar op welke van de servo’s 5 … max. 16 effect heeft, is geheel vrij programmeerbaar.
Belangrijke aanwijzing:
In de basisprogrammering van de zender zijn de ingangen 1 … 15 bij een helikopter en 5 … 16 bij een
vliegtuigmodel in principe op “vrij” gezet, dus nog niet bezet.
Functie-ingang
Dit is een denkbeeldig punt in de signaalstroom en mag niet gelijkgesteld worden met de stuurelement-aansluiting
op de zenderprint! De beide menu’s “stuurknuppel-toewijzing” en “instelling stuurelement” beïnvloeden
namelijk “achter” deze aansluitingen nog de volgorde, waardoor er zeker verschillen tussen het nummer van het
stuurelement, zoals hierboven aangegeven, en het nummer van het navolgende stuurkanaal kunnen ontstaan.
Stuurkanaal
Vanaf het punt, waar in het signaal voor een bepaalde servo alle stuurinformatie – direct vanuit het stuurelement
of indirect via een mixer – toegevoegd is, wordt er gesproken over een stuurkanaal. Dit signaal wordt alleen nog
door de in het menu “servo-instelling” en “zenderuitgang” geprogrammeerde instellingen beïnvloed en
verlaat dan via de HF-module de zender.
In de ontvanger aangekomen wordt dit signaal eventueel nog door de in het telemetrie-menu doorgevoerde
instellingen gemodificeerd om dan tenslotte bij de servo aan te komen.
Mixers
In de software van de zender bevinden zich o.a. veel mixfuncties. Ze dienen ervoor, om een stuurfunctie
eventueel ook op meerdere servo’s of ook om meerdere stuurfuncties op een servo effect te laten hebben. Let u
op de talrijke mixerfuncties vanaf bladzijde 163 van de handleiding.
59
Schakelaars
De vier standaard ingebouwde schakelaars, de beide driestanden-schakelaars en de beide toets-schakelaars
kunnen ook bij de programmering van stuurelementen worden betrokken. Al deze schakelaars zijn ook bedoeld
om enkele programmaopties te schakelen, bv. voor het starten en stoppen van de stopwatch, aan- resp.
uitschakelen van een mixer, als leraar/leerling-schakelaar enz. Iedere schakelaar kan aan zoveel functies
toegewezen worden als u maar wenst.. Talrijke voorbeelden worden in dit handboek gedemonstreerd.
Stuurelement-schakelaars
Soms is het praktisch om bij een bepaalde positie van een stuurelement, bv. bij een gedefinieerde positie van de
kruisknuppel, een functie automatisch aan- of uit te schakelen (bv. aan-/uitschakelen van een stopwatch om de
motorlooptijd vast te leggen , automatisch uitdraaien van de landingskleppen en andere mogelijkheden). In het
programma van de MC-32 HoTT zijn daarom acht stuurelement-schakelaars geïntegreerd. Bij deze als “G1 …
G8” aangeduide software-schakelaars moet alleen het schakelpunt op de stuuruitslag via een eenvoudige druk op
de knop worden vastgelegd. De schakelrichting kan via de software en tijdens de toewijzing worden vastgelegd.
De stuurelement-schakelaars kunnen voor complexere opgaven natuurlijk ook met de al eerder beschreven
schakelaars worden gecombineerd. Een serie instructieve voorbeelden maakt de programmering kinderlijk
eenvoudig. Let daarom op de programmeervoorbeelden vanaf bladzijde 272.
Logische schakelaars
Via deze functie kunnen twee schakelaars, stuurelement-schakelaars en/of logische schakelaars resp. een
willekeurige combinatie daarvan in een “EN”- of “OF”-schakeling met elkaar worden verbonden. In totaal kunnen
er 8 logische schakelaars, “L1 … L8” geprogrammeerd worden, zie bladzijde 142.
Vaste schakelaars FXI en FX\
Dit type schakelaar schakelt een functie voortdurend aan, bv. klokken (gesloten vaste schakelaar) of uit (open
vaste schakelaar), of ze leveren aan een stuurfunctie een vast ingangssignaal, bv. FXI = +100% en FX\ = -100%.
Zo kan bijvoorbeeld bij de programmering van vliegfasen via deze vaste schakelaars een servo of regelaar tussen
twee instellingen worden omgeschakeld.

60
Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars
Principes van de bediening
Maximale flexibiliteit biedt de MC-32 HoTT wanneer u aan de standaard geïnstalleerde bedieningselementen
bepaalde functies toe te wijzen.
Omdat de toewijzing van schakelaars en stuurelementen in alle menu’s op dezelfde manier plaatsvindt, leggen
we hier de principes van de bediening uit, zodat u zich later, bij het lezen van de gedetailleerde
menubeschrijvingen, kunt concentreren op de speciale inhouden.
Toewijzing van stuurelementen en schakelaars
In het menu “Instelling stuurelement” kunt u in de derde kolom aan de zenderingangen 5 … 16 voor de
bediening van servo’s zowel iedere gewenste stuurknuppelrichting (K1 … K4) als ook elk stuurelement of elke
schakelaar toewijzen. Na aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets verschijnt op het
display de mededeling:
Gewenste schakelaar
of stuurelement bedienen
Nu beweegt u alleen het gewenste of schakelaar.
Aanwijzingen:
De stuurelementen worden pas na een bepaalde uitslag herkend. Beweeg deze dus daarom zo lang naar links of
rechts, totdat de toewijzing op het display zichtbaar wordt. Wanneer u te weinig uitslag zou hebben moet u het
stuurelement eventueel in de tegenovergestelde richting bewegen.
Wilt u daarentegen in het menu “Stuurelement-schakelaars”, bladzijde 139 een stuurelement toewijzen, dan
verschijnt de melding:
Gewenst
stuurelement bedienen
Belangrijke aanwijzing:
De bijbehorende stuurelementen MOETEN eerst in het menu “Instelling stuurelement” al aan één van de
ingangen 5 tot 16 toegewezen zijn!
Toewijzing van schakelaars
Op de programmapunten, waar een schakelaar toegewezen kan worden verschijnt in de onderste displayregel
een schakelaar-symbool. Wissel met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets naar de bijbehorende
kolom.
Zo wijst u een schakelaar toe:
1. Tip de SET-toets van de rechter touch-toets kort aan. Op het display verschijnt de melding:
Gewenste schakelaar
in de AAN positie
(Uitgebr. schak.: SET)
2. Nu wordt slechts de uitgekozen schakelaar in de gewenste “AAN”-positie omgezet of, zoals hieronder bij
“toewijzing uit de lijst “uitgebreide schakelaars”” wordt beschreven, een schakelaar uit de lijst met “uitgebreide
schakelaars” geselecteerd. Daarmee is de toewijzing afgesloten. Een schakelaarsymbool rechts naast het
schakelaarnummer geeft de actuele schakeltoestand van de desbetreffende schakelaar weer.
Schakelrichting wijzigen
Mocht de bediening echter verkeerd om gaan, dan brengt u de schakelaar of knuppel weer naar de gewenste
UIT-positie, activeert u de schakelaartoewijzing opnieuw en wijst u de schakelaar nog een keer en nu met de
gewenste schakelrichting toe.
Schakelaar wissen
Na het activeren van de schakelaar-toewijzing, zoals onder punt 1 beschreven, tegelijkertijd de toetsencombinatie
▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) kort aanraken.
Toewijzing uit de lijst “uitgebreide schakelaars”
In die menu’s, waarin na het verschijnen van het venster …
Gewenste schakelaar

61
in de AAN positie
(Uitgebr. schak.: SET)
… schakelaars toegewezen kunnen worden, is het ook mogelijk om de zogenaamde “uitgebreide schakelaars”
toe te wijzen.
Volg daarom de aanwijzingen in het venster en druk de SET-toets in: in het nieuwe venster verschijnt er een lijst
met de acht stuurelement-schakelaars “G1 … G8”, gevolgd door twee zogenaamde vaste schakelaars “FX” en
acht inverse schakelaars “L1 … L8”:
Stuurel-/ logische-/vaste
schak.
G1 G2 G3 G4 G5 G6
G7 G8 FX FXi L1 L2
Met de keuzetoetsen van de linker of rechter touch-toets kiest u de gewenste schakelaar uit en wijst u deze door
een kort aantippen van de centrale SET-toets toe.
Aanwijzingen:
• Voor bepaalde speciale functies kan het ook zinvol zijn om de omschakeling ervan niet met de hand via een
normale schakelaar te activeren, maar bij een bepaalde, vrij te programmeren positie van het stuurelement.
Voor dit doel zijn er 8 zogenaamde stuurelement-schakelaars G1 …. G8, waarvan de schakelrichting in het
menu “Stuurelement-schakelaars”, bladzijde 139 ook omgedraaid kan worden.
• Door middel van de logische schakelaars, zie menu “Logische schakelaars”, bladzijde 142 kunnen twee
schakelaars in een “EN”- of “OF”-schakeling logisch met elkaar verbonden worden. In totaal 8 logische
schakelaars “L1 … L8” (en nog eens 8 inverse logische schakelaars met omgedraaide schakelrichting) zijn
beschikbaar.
Het resultaat van één van deze logische schakelfuncties kan echter net zo goed als schakelfunctie in een
andere logische schakelaar gebruikt worden. Kijk voor details in het desbetreffende menu.
• De beide FX-schakelaars schakelen een functie permanent aan “FXI” of uit “FX\”.
• Alle schakelaars kunnen meerdere keren worden bezet! Let er wel op, dat u niet PER ABUIS aan een
schakelaar functies toewijst, die elkaar storen! Noteer eventueel de verschillende schakelaarfuncties.
Voorbeelden van toepassingen:
• Aan- of uitschakelen van een in het model ingebouwde gloeiplugaccu voor de stationairloop, wanneer de K1-
knuppel onder of boven een bepaald punt komt. De schakelaar van de gloeiplugverhitting wordt daarbij in de
zender via een mixer aangestuurd.
• Automatisch aan- of uitzetten van een stopwatch voor het meten van de netto “vliegtijd” van een helikopter
door een stuurelement-schakelaar op de gaslimiter.
• Automatisch uitschakelen van de mixer “rolr. -> richtingsr.” bij het uitdraaien van de remkleppen, om bv. bij
landingen op een helling de dwarsrichting van het model aan de contouren van de helling aan te passen,
zonder dat het - normaal gesproken - meelopende richtingsroer ook nog eens de vliegrichting beïnvloedt.
• Uitdraaien van de landingskleppen en bijtrimmen van het hoogteroer bij de landing, zodra de gasknuppel op
een bepaald schakelpunt gekomen is.
• Aan- en uitschakelen van de stopwatch om de looptijd van elektromotoren te meten.

62
Digitale trimming
Functiebeschrijving en beschrijving van de K1-afschakeltrimming
Digitale trimming met optische en akoestische aanduiding
De beide kruisknuppels zijn voorzien van een digitale trimming. Draaien van de trimwieltjes verstelt met iedere
“klik” de neutrale positie van de kruisknuppels standaard met vier van de in totaal 100 stappen per kant. De
verstelling wordt ook “hoorbaar” gemaakt door verschillend hoge tonen. Een kort indrukken van het trimwieltje zet
een van `0` afwijkende trimming weer terug naar “0”. Andere “nulpunten” kunnen met behulp van het menu
“Trimgeheugen” worden ingesteld. Wanneer u in de menu’s “Faseninstelling” en “Fasentoewijzing”
vliegfasen heeft gemaakt en van een passende naam heeft voorzien, verschijnt deze op het display van het menu
“Trimgeheugen” onderaan links en worden de trimwaarden per vliegfase opgeslagen.
De na elke initialisatie van een nieuw modelgeheugen standaard aanwezige stapgrootte van vier stappen kan op
elk moment in het menu “Knuppelinstelling”, bladzijde 108 of 110, individueel voor iedere knuppelfunctie
worden gekozen; bij vleugelmodellen in een bereik van 1 … 10 en bij helikoptermodellen van 0 … 10 stappen. (Bij
de keuze van “0” stappen is de trimfunctie gedeactiveerd, wat bij helikopters met bepaalde gyro-systemen van
voordeel is.)
De actuele trimwaarden worden automatisch bij een wisselen van modelgeheugenplaats opgeslagen. Verder
heeft de digitale trimming binnen een geheugenplaats, behalve bij de trimming van de gas-
/remkleppenstuurknuppel bij vliegtuigmodellen, stuurfunctie “K1” (kanaal1) genoemd, naar keuze vliegfase-
specifiek of globaal effect. Deze keuze vindt – apart voor iedere stuurknuppelfunctie - plaats in de tweede kolom
van het menu “Knuppelinstelling”, bladzijde 108 of 110.
Aanwijzingen:
• Om tijdens het vliegen de middenpositie van de trimming terug te vinden zonder op het display te hoeven
kijken is heel eenvoudig: een kort indrukken van het trimwieltje zet de trimming terug naar “0” resp. de in het
menu “Trimgeheugen” eventueel vliegfase-specifiek opgeslagen trimwaarde weer terug.
• De van andere Graupner-radiobesturingen van de mc- en mx-serie bekende en normaliter hier behandelde
functie “afschakeltrimming” kan via de optie “Motor-stop” in het menu “Basisinstelling model”, bladzijde 85
resp. 94, worden gerealiseerd.
63
Voor uw notities

64
Vliegtuigmodellen
Tot maximaal vier rolroer- en vier welfkleppenservo’s bij normale modellen alsmede V-staart- en staartloze
/deltamodellen met twee rolroer-/hoogteroer- en vier welfkleppenservo’s worden op een comfortabele manier
ondersteund.
De meeste motor- en zweefmodellen zullen tot het staarttype “normaal” horen met een aparte servo voor hoogte-
richtings-, rolroer en motordrossel of elektronische regelaar (resp. remkleppen bij een zweefmodel). Verder is het
mogelijk, in het modeltype “2 HOSv3+8” twee hoogteroerservo’s aan de kanalen 3 en 8 aan te sluiten.
Wanneer het model een V-staart in plaats van een gewone staart heeft, kan in het menu “Modeltype” het type
“V-staart” worden gekozen, dat de stuurfuncties hoogte- en richtingsroer dusdanig elkaar verbindt, dat elk van de
beide staartroeren – ieder door een eigen servo aangestuurd – zowel de hoogte- als ook de richtingsroerfunctie
kan overnemen.
Bij de delta- en staartloze modellen wordt de rol- en hoogteroerfunctie via een gemeenschappelijk roer aan de
achterkant van de linker en rechter vleugel bediend. Het programma beschikt over de benodigde mixfuncties voor
de beide servo’s.
Bij het bedienen van de rolroeren en eventueel de welfkleppen met telkens twee aparte servo’s kunnen de
rolroeruitslagen van de beide kleppenparen in het menu “Vleugelmixers” gedifferentieerd worden, een
roeruitslag naar boven kan onafhankelijk van de uitslag naar beneden ingesteld worden.
Tenslotte kunnen ook de welfkleppen via één of ook meerdere van de 3 proportionele schuiven of in totaal 7
proportionele draaiknoppen worden bediend. Als alternatief kunt u voor de welfkleppen, rol- en hoogteroer ook
beschikken over een faseafhankelijke trimming in het menu “Fasentrim”.
Tot maximaal 8 vliegfasen kunnen in elk van de 80 modelgeheugenplaatsen geprogrammeerd worden.
De digitale trimming wordt vliegfasen-specifiek, behalve de K1-trimming, opgeslagen. De K1-trimming maakt het
mogelijk om de carburateurinstelling voor stationair makkelijk terug te vinden.
Tijdens het vliegen kunt u voortdurend over twee klokken beschikken. De bedrijfstijd van de zender sinds het
laatste laadproces wordt ook zichtbaar gemaakt.
Aan de ingangen 5 ... 16 kunnen naar keuze alle stuurelementen en schakelaars worden toegewezen in het
menu “Instelling stuurelement”.
“Dual Rate” en “Exponential” voor rol-, richtings- en hoogteroer kunnen apart worden geprogrammeerd en elk in
twee varianten via een schakelaar worden bediend.
Naast 8 vrije lineaire mixers, 4 curvenmixers (menu “Vrije mixers”) en 4 kruismixers (menu “Kruismixers”)
kunt u beschikken over vliegfase-afhankelijke 8-punts-curven voor het stuurkanaal 1 (gas/rem), zie menu
“Kanaal 1 curve”.
Afhankelijk van het aantal vleugelservo’s kunt u in het menu “vleugelmixers” uit een lijst van vast gedefinieerde
mix- en koppelfuncties kiezen:
• multi-kleppenmenu: sturing ban de welfkleppen als rolroeren, invloed van de rolroertrimming op de als rolroer
sturende welfkleppen, kleppendifferentiatie, uitslagen van de welfkleppenfunctie van alle rolroer- en
welfklepparen, rolroeren die als welfkleppen worden meegenomen, mixer hoogteroer -> welfkleppen
• instellingen remkleppen: Butterfly, reductie differentiatie, hoogteroercurve
• rolroer -> richtingsroer-mixer
• welfkleppen -> hoogteroer-mixer

65
Aanwijzingen bij het aansluiten van de servo’s aan de ontvanger
De servo’s MOETEN in de hier afgebeelde volgorde aan de uitgangen van de ontvanger worden
aangesloten: niet benodigde uitgangen worden gewoon open gelaten.
Let ook op de aanwijzingen op de volgende bladzijden.
Vliegtuigmodellen met en zonder motor, met maximaal 4 rolroer- en maximaal 4 welfkleppenservo’s …
… en staarttype “normaal” of “2 hoogteroerservo’s”
S = aansluiting voor SUMO / SUMI-verbinding
16 = vrij of speciale functie
15 = vrij of speciale functie
B = ontvangerstroomvoorziening
12 = vrij of RO2 rechts of speciale functie
11 = vrij of RO2 links of speciale functie
10 = vrij of WK2 rechts of speciale functie
B = ontvangerstroomvoorziening
9= vrij of WK2 links of speciale functie
8= vrij of 2e hoogteroer of speciale functie
7 = welfklep rechts of vrij of speciale functie
B = ontvangerstroomvoorziening
T = Telemetrie-aansluiting
14 = vrij of speciale functie
13 = vrij of speciale functie
B = ontvangerstroomvoorziening
6 = welfklep of welfklep links
5 = rolroer rechts of speciale functie
4 = richtingsroer
B= ontvangerstroomvoorziening
3 = hoogteroer of 1e hoogteroer
2 = rolroer of rolroer links
1= remkleppen- of motorservo of regelaar bij electroaandrijving
B= ontvangerstroomvoorziening
… en staarttype “V-staart”
S = aansluiting voor SUMO / SUMI-verbinding
16 = vrij of speciale functie
15 = vrij of speciale functie
B = ontvangerstroomvoorziening
12 = vrij of RO2 rechts of speciale functie
11 = vrij of RO2 links of speciale functie
10 = vrij of WK2 rechts of speciale functie
B = ontvangerstroomvoorziening
9= vrij of WK2 links of speciale functie
8= vrij of 2e hoogteroer of speciale functie
7 = welfklep rechts of vrij of speciale functie
B = ontvangerstroomvoorziening
T = Telemetrie-aansluiting
14 = vrij of speciale functie
13 = vrij of speciale functie
B = ontvangerstroomvoorziening
6 = welfklep of welfklep links
5 = rolroer rechts of speciale functie
4 = hoogte-/richtingsroer rechts
B= ontvangerstroomvoorziening
3 = hoogte-/richtingsroer links
2 = rolroer of rolroer links
1= remkleppen- of motorservo of regelaar bij electroaandrijving

66
B= ontvangerstroomvoorziening
Delta-/staartloze modellen met en zonder motor, met maximaal 2 rol-/hoogteroer- en 2
welfkleppen/hoogteroerservo’s
S = aansluiting voor SUMO / SUMI-verbinding
16 = vrij of speciale functie
15 = vrij of speciale functie
B = ontvangerstroomvoorziening
12 = vrij of speciale functie of RO2 / hoogte rechts
11 = vrij of speciale functie of RO2 / hoogte links
10 = vrij of speciale functie of WK2 / hoogte rechts
B = ontvangerstroomvoorziening
9= vrij of speciale functie of WK2 / hoogte links
8= vrij of speciale functie
7 = vrij of welfklep / hoogte rechts
B = ontvangerstroomvoorziening
T = Telemetrie-aansluiting
14 = vrij of speciale functie
13 = vrij of speciale functie
B = ontvangerstroomvoorziening
6 = vrij of welfklep / hoogte links
5 = vrij of speciale functie
4 = vrij of richtingsroer
B= ontvangerstroomvoorziening
3 = rol- / hoogteroer rechts
2 = rol -/ hoogteroer links
1= remkleppen- of motorservo of regelaar bij electroaandrijving
B= ontvangerstroomvoorziening
Als gevolg van de verschillende inbouw van de servo’s en de roeraansturingen kan bij het programmeren de
draairichting van de servo’s omgekeerd zijn. De volgende tabel biedt hierbij hulp:
modeltype servo met verkeerde draairichting aanwijzing
V-staart richtings- en hoogteroer verkeerd servo 3 + 4 in het menu ”servo-instelling” ompolen
richtingsroer goed, hoogteroer verkeerd servo 3 + 4 aan ontvanger omwisselen
hoogteroer goed, richtingsroer verkeerd servo 3 + 4 in het menu “servo-instelling” ompolen
EN aan ontvanger omwisselen
delta, staartloos hoogte- en richtingsroer verkeerd servo 2 + 3 in het menu “servo-instelling” ompolen
hoogteroer goed, rolroer verkeerd servo 2 + 3 in het menu “servo-instelling” ompolen
EN aan de ontvanger omwisselen
rolroer goed, hoogteroer verkeerd servo 2 + 3 aan de ontvanger omwisselen
Alle voor een vliegtuigmodel relevante menu’s zijn bij de “programmabeschrijvingen” van het symbool van een
vliegtuigmodel ……
… voorzien, zodat u zich bij het programmeren van een vliegtuigmodel alleen met deze menu’s hoeft bezig te
houden.
67
Voor uw notities

68
Helikoptermodellen
De voortschrijdende ontwikkeling van de modelhelikopter en de bijbehorende componenten zoals gyro’s,
toerentalregelaar, rotorbladen enz. maakt het tegenwoordig mogelijk, een helikopter zelfs in 3D-kunstvlucht te
beheersen. Voor de beginner daarentegen zijn een klein aantal instellingen voldoende om met de hovertraining te
kunnen beginnen, om zo langzamerhand steeds meer opties van de MC-32 HoTT te kunnen toepassen.
Met het helikopterprogramma van de MC-32 HoTT kunnen alle gangbare helikopters met 1...4 servo’s voor de
pitchsturing worden gevlogen.
U kunt beschikken over 7 vliegfasen plus autorotatie binnen een modelgeheugen, zie de menu’s “Instelling
stuurelement”, “Faseninstelling” en “Fasentoewijzing”.
Net als bij de vliegtuigmodellen zijn er ook naast de standaardklokken in het basisdisplay nog meer klokken en
een rondenteller met stopwatchfunctie vliegfase-afhankelijk aanwezig (menu “klokken alg.” en
“vliegfasenklok”).
De digitale trimming kan behalve de pitch-/gastrimming naar keuze “vliegfase-specifiek” of “globaal” voor alle
vliegfasen worden opgeslagen. Met een druk op de knop kan de stationairpositie van de digitale K1-trimming
teruggevonden worden.
De toewijzing van stuurelementen wordt naar keuze voor de ingangen 5 … 16 voor alle vliegfasen tegelijk of apart
ingesteld (menu “Instelling stuurelement”).
Bij het invliegen is een kopieerfunctie van de vliegfase gemakkelijk (menu “Kopiëren/wissen”). “Dual Rate” en
“Exponential” voor rol, nick en hekrotor zijn koppelbaar en kunnen in twee varianten geprogrammeerd worden.
8 vrij in te stellen lineaire en 4 curvenmixers kunnen geprogrammeerd en ook vliegfase-afhankelijk in het menu
“Mix act./fase” aan- of uitgezet worden; ook zijn er nog 4 kruismixers.
Voor pitch, gas en hekrotormixers kunt u in het menu “Helikoptermix” beschikken over vliegfase-afhankelijke 8-
punts-curven voor niet-lineaire stuurkarakteristieken; er zijn voor rol en nick elk twee aparte tuimelschijfmixers.
Onafhankelijk hiervan kan in iedere vliegfase de stuurcurve van de kanaal-1-stuurknuppel op maximaal 6 punten
worden aangepast. De beginner zal eerst slechts het hoverpunt bij middenstelling van de stuurknuppel willen
aanpassen.
Voorgeprogrammeerde mixers in het menu “Helikoptermix”:
1. pitchcurve (8-punts-curve)
2. kanaal 1 -> gas (8-punts-curve)
3. kanaal 1 -> hekrotor (8-punts-curve)
4. hekrotor -> gas
5. rol -> gas
6. rol -> hekrotor
7. nick -> gas
8. nick -> hekrotor
9. gyro-instelling
10. tuimelschijfverdraaiing
11. tuimelschijfbegrenzing
De functie gaslimiet (ingang GL 16 in het menu “Instelling stuurelement”) maakt het mogelijk om de motor in
iedere vliegfase te starten. Standaard is het zijdelingse proportionele draaielement toegewezen aan deze ingang
“GL 16”. Deze “gaslimiter” legt – afhankelijk van zijn stand - de maximale positie van de gasservo vast. Daardoor
kan de motor in het stationaire bereik aangestuurd worden door het proportionele stuurelement. Pas wanneer dit
proportionele stuurelement wordt verschoven richting volgas worden de gascurven effectief.

69
Aanwijzing voor degenen, die overstappen vanaf oudere GRAUPNER-besturingen:
Anders dan bij de vroegere ontvangerbezetting zijn de servo-aansluiting 1 (pitch-servo) en servo-aansluiting 6
(gas-servo) verwisseld. De servo’s moeten op de manier, zoals die rechts is afgebeeld, aan de uitgangen van de
ontvanger worden aangesloten. Niet benodigde uitgangen worden gewoon open gelaten. Preciezere details bij
elk tuimelschijftype vindt u op bladzijde 102 in het menu “Helikoptertype”.
Aanwijzingen bij de installatie:
De servo’s MOETEN in de hier afgebeelde volgorde aan de ontvanger aangesloten zijn.
Niet benodigde uitgangen worden gewoon open gelaten.
Let in ieder geval ook op de aanwijzingen op de volgende bladzijden.
Aanwijzing:
Om het gemak en de veiligheid van de gaslimiter, zie vanaf bladzijde 121, te kunnen benutten moet ook een
toerenregelaar aan ontvangeruitgang “6” worden aangesloten. Zie hiervoor ook bladzijde 185.
Ontvangeraansluiting van helikoptermodellen met 1 tot 3 tuimelschijfservo’s …
S = aansluiting voor SUMO / SUMI-verbinding
16 = vrij of speciale functie
15 = vrij of speciale functie
B = ontvangerstroomvoorziening
12 = vrij of speciale functie
11 = vrij of speciale functie
10 = vrij of speciale functie
B = ontvangerstroomvoorziening
9= vrij of speciale functie
8= vrij of toerenregelaar of speciale functie
7 = gyro-gevoeligheid ‘Gain’
B = ontvangerstroomvoorziening
T = Telemetrie-aansluiting
14 = vrij of speciale functie
13 = vrij of speciale functie
B = ontvangerstroomvoorziening
6 = gasservo of motorregelaar
5 = vrij of speciale functie
4 = hekrotorservo (gyro-systeem)
B= ontvangerstroomvoorziening
3 = nick-1-servo
2 = rol-1-servo
1= pitch- of rol-2- of nick-2-servo
B= ontvangerstroomvoorziening
… met 4 tuimelschijfservo’s
S = aansluiting voor SUMO / SUMI-verbinding
16 = vrij of speciale functie
15 = vrij of speciale functie
B = ontvangerstroomvoorziening
12 = vrij of speciale functie
11 = vrij of speciale functie
10 = vrij of speciale functie
B = ontvangerstroomvoorziening
9= vrij of speciale functie
8= vrij of toerenregelaar of speciale functie
7 = gyro-gevoeligheid ‘Gain’
B = ontvangerstroomvoorziening
T = Telemetrie-aansluiting
14 = vrij of speciale functie
13 = vrij of speciale functie
B = ontvangerstroomvoorziening
6 = gasservo of motorregelaar
5 = nick-2-servo
4 = hekrotorservo (gyro-systeem)
B= ontvangerstroomvoorziening
3 = nick-1-servo
2 = rol-1-servo
1= rol-2-servo
B= ontvangerstroomvoorziening
Alle voor een helikoptermodel relevante menu’s zijn in het onderdeel “programmabeschrijving” van het symbool
van een helikopter …

70
… voorzien, zodat u zich bij het programmeren van een helikoptermodel alleen met deze menu’s hoeft bezig te
houden.
Gedetailleerde programmabeschrijving
Nieuwe geheugenplaats aanmaken
Wie het handboek tot hier toe heeft doorgenomen, zal vast en zeker al de een of andere programmering
uitgeprobeerd hebben. Desondanks willen we toch elk menu gedetailleerd beschrijven.
We beginnen in dit deel eerst met het aanmaken van een “vrije” geheugenplaats, wanneer er dus een nieuw
model “geprogrammeerd moet worden:
Vanuit het basisdisplay wordt door aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets gewisseld
naar de “multifunctielijst”. (Met de centrale ESC-toets van de linker touch-toets komt u weer terug in het
basisdisplay.) Standaard ziet u na het eerste oproepen van de multifunctie-keuze na het inschakelen van de
zender het menupunt “Modelselectie” invers afgebeeld en dus actief. Anders met de pijltoetsen (▲▼, ◄►) van
de linker of rechter touch-toets het menupunt ”Modelselectie” kiezen, waarbij de bovenste van de beide
volgende afbeeldingen een vliegtuig- en de onderste een helikoptermodel weergeeft:
Modelselectie Kop./wissen
Menu’s verbergen Modellen verb.
Basisinst. mod. Modeltype
Servoinstelling Knuppelinst.
Inst. stuurelement Dual Rate / Expo
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
Modelselectie Kop./wissen
Menu’s verbergen Modellen verb.
Basisinst. mod. Helikoptertype
Servoinstelling Knuppelinst.
Inst. stuurelement Dual Rate / Expo
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
Door het aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets gaat dit menupunt open:
01 ---o--- 00:12hE16
02 ***vrij***
03 ***vrij***
04 ***vrij***
05 ***vrij***
06 ***vrij***
Bij levering van de zender is het eerste modelgeheugen voorzien van het modeltype “vliegtuigmodel” en de
meegeleverde ontvanger al aan dit geheugen gebonden. De tijdsaanduiding in het midden geeft informatie over
de gebruikstijd van het desbetreffende modelgeheugen.
De overige, met “***vrij***” betitelde geheugenplaatsen zijn nog onbezet en dus ook “ongebonden”. Wanneer u
een vliegtuigmodel wilt programmeren, dan kunt u na het verlaten van het menu “Modelselectie” door aantippen
van de centrale ESC-toets van de linker touch-toets - direct met het programmeren beginnen … of met de toetsen
▲ of ▼ van de linker of rechter touch-toets een andere nog vrije geheugenplaats uitkiezen …
01 ---o--- 00:12hE16
02 ***vrij*** .
03 ***vrij***
04 ***vrij***
05 ***vrij***
06 ***vrij***
… en dan de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aantippen als bevestiging.
U wordt hierna gevraagd om het modeltype, dus “vliegtuigmodel” of “helikoptermodel” te kiezen:
Modeltype kiezen (vrij modelgeheugen)

71
Kies met de toetsen ◄ of ► van de linker of rechter touch-toets het modeltype uit en raak de centrale SET-toets
van de rechter touch-toets. Daardoor wordt het gekozen modelgeheugen geïnitialiseerd met het geselecteerde
modeltype en wisselt het display weer naar de basisweergave. De geheugenplaats is nu klaar voor gebruik.
Wilt u daarentegen met een helikopter beginnen, dan kiest u met de toetsen ▲ of ▼ van de linker of rechter
touch-toets één van de met “***vrij***” betitelde geheugenplaatsen en raakt u kort de centrale SET-toets van de
rechter touch-toets aan als bevestiging. U wordt hierna gevraagd om het modeltype, dus “vliegtuigmodel” of
“helikoptermodel” vast te leggen. Kies met de toetsen ◄ of ► van de linker of rechter touch-toets het
helikoptersymbool uit en raak de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan ter bevestiging. Daardoor
wordt het gekozen modelgeheugen geïnitialiseerd met het geselecteerde modeltype en kunt u nu uw model in dit
geheugen gaan programmeren. Een wissel naar een ander modeltype is nu alleen nog mogelijk door de
geheugenplaats eerst te wissen (menu “Kopiëren/wissen”, bladzijde 74).
Aanwijzingen:
• Moet het modelgeheugen gewist worden, dat nu in de basisaanduiding zichtbaar is, dan moet direct na het
wissen één van de beide modeltypen “vleugel” of “heli” worden gekozen. Deze keuze kunt u niet ontlopen door
de zender uit te zetten. U kunt wel de ongewenst bezette modelgeheugenplaats vanuit een ander
modelgeheugen weer wissen. Wordt daarentegen een niet actieve geheugenplaats gewist, dan verschijnt
daarna in de modelselectie “*** vrij***”.
• Na het aanmaken van het uitgekozen modelgeheugen met het gewenste modeltype wisselt de aanduiding naar
het basisdisplay van het nieuw aangemaakte modelgeheugen. Tegelijkertijd verschijnt gedurende enkele
seconden de waarschuwing…
BIND. N.A.
OK
… als aanwijzing dat een binding met een ontvanger ”niet verbonden” is. Door een kort aanraken van de centrale
SET-toets van de rechter touch-toets komt u direct bij de bijbehorende optie.
B A S I S I N S T. M O D E L
Modelnaam < >
Info < >
Stuurtoewijzing 1
Module HoTT geb. n/a n/a n/a
SEL BD1 BD2 BD3 BD4
Meer informatie over het binden van een ontvanger vindt u op bladzijde 81 resp.89.
• Rechts boven de hier beschreven waarschuwing “BIND. N/A” verschijnt ook enkele seconden de
waarschuwing…
Fail Safe
instellen!
… als aanwijzing dat er nog geen Fail-Safe-instellingen zijn. Meer informatie hierover vindt u op bladzijde 212.
• Verschijnt er op het display de waarschuwings-aanduiding …
Gas te
hoog!
… beweeg dan de gasstuurknuppel resp. bij een helimodel de limiter, standaard de rechtse zijdelingse schuif
in de richting van stationair. Het verschijnen van deze waarschuwing is ook afhankelijk van de bij “motor aan
K1” resp. “pitch min.” in het menu ”Modeltype” bladzijde 98 resp. “Helikoptertype” bladzijde 102 gekozen
instellingen. Kies bij vleugelmodellen “geen” om deze waarschuwing te deactiveren, wanneer u geen motor
gebruikt.
• Werden er al modelgeheugens in de zender bezet, dan verschijnt er in de ondermenu’s van het menu
“Kopiëren/wissen” een pictogram van het gekozen modeltype gevolgd door een lege regel resp. de in het
menu “Basisinstelling model” ,bladzijde 80 resp. 88 ingevoerde modelnaam. Rechts daarnaast wordt nog de
bedrijfstijd van het model en de eventuele “Info” weergegeven.
• Bij een te lage accuspanning is een modelwissel uit veiligheidsoverwegingen niet mogelijk. Op het display
verschijnt de melding:
Momenteel niet mog.
Spanning te laag
In principe zijn er nu nog vier verschillende mogelijkheden, om de vier stuurfuncties rolroer, hoogteroer,
richtingsroer en gas resp. remkleppen bij een vleugelmodel of rol, nick, hekrotor en gas/pitch bij een
helikoptermodel aan de beide stuurknuppels toe te wijzen. Welke van de vier mogelijkheden wordt gekozen,
hangt af van de individuele gewoonte van de piloot. Deze functie stelt u in de regel “Stuurtoewijzing”
(stuurmode) voor het actuele modelgeheugen in het menu “Basisinstelling model”, bladzijde 80 resp. 88 in:
B A S I S I N S T. M O D E L
Modelnaam < >
Info < >
Stuurtoewijzing 1
Module HoTT geb. n/a n/a n/a

72
SEL BD1 BD2 BD3 BD4
Als standaard kunt u voor toekomstige modellen uw stuurtoewijzing instellen in “Algemene instellingen”,
bladzijde 262:
A L G E M. I N S T E L L I N G
Eigenaar < >
Standaard stuurtoewijzing 1
Standaard modulatie HoTT
Standaard DSC-uitgang PPM10
SEL
Verder wijzen we er nogmaals op, dat uit het oogpunt van een maximale flexibiliteit, maar ook om onbedoelde
fouten te voorkomen, bij beide modeltypen aan de stuurkanalen 5 … 16 standaard geen stuurelement
toegewezen is. Dit betekent, dat bij uitlevering van deze set alleen de aan de ontvangeruitgangen 1 … 4
aangesloten servo’s via de beide stuurknuppels kunnen worden bewogen, aan de uitgangen 5 … max. 16
aangesloten servo’s daarentegen niet zullen bewegen. Bij een nieuw geïnitialiseerd helikoptermodel beweegt
ook nog - afhankelijk van de positie van de als gaslimiter fungerende rechter schuif - de servo 6 min of meer. Bij
beide modeltypen verandert deze toestand pas, nadat u de bijbehorende toewijzingen gedaan heeft in het menu
“Instelling stuurelement”.
Wanneer een nieuw aangemaakt modelgeheugen in gebruik moet worden genomen, dan MOET deze eerst aan
een (andere) ontvanger worden “gebonden”, voordat eventueel daaraan aangesloten servo’s kunnen worden
aangestuurd. Lees hiervoor ook het gedeelte “binding” op bladzijde 81 resp. 89.
Een beschrijving van de programmeringstappen bij een vliegtuigmodel vindt u in het onderdeel
programmeervoorbeelden vanaf bladzijde 272 en voor helikoptermodellen vanaf bladzijde 312.
De hieronder volgende beschrijvingen van menu’s vindt u in de volgorde, zoals deze in de multifunctielijst
voorkomen.

73
Modelselectie
Model 1 … 80 oproepen
Op de bladzijden 28 en 29 werden de principes achter de bediening van de toetsen uitgelegd en op de vorige
pagina’s, hoe u bij de multifunctie-lijst komt en een nieuwe geheugenplaats aanmaakt. Hier willen we nu de
“normale” beschrijving van de verschillende menupunten in de door de zender bepaalde volgorde voortzetten.
Daarom beginnen we met het menu….
Modelselectie
Modelselectie Kop./wissen
Menu’s verbergen Modellen verb.
Basisinst. mod. Modeltype
Servoinstelling Knuppelinst.
Inst. stuurelement Dual Rate / Expo
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
Modelselectie Kop./wissen
Menu’s verbergen Modellen verb.
Basisinst. mod. Helikoptertype
Servoinstelling Knuppelinst.
Inst. stuurelement Dual Rate / Expo
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
Tot maximaal 80 complete modelinstellingen inclusief de digitale trimwaarden van de vier trimwieltjes kunnen
opgeslagen worden. De trimming wordt automatisch opgeslagen, zodat na een wisselen van model de eenmaal
ingestelde trimming van het model niet verloren gaat. Een pictogram van het gekozen modeltype evenals de in
het menu “Basisinstelling model”, bladzijde 80 resp. 88, ingevoerde modelnaam verschijnt achter het
modelnummer. Tevens ziet u of er eventueel aan het modelgeheugen al een ontvanger “gebonden” is.
Kiest u eventueel uit de lijst met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets het menu “Modelselectie” uit
en raak dan kort de SET-toets van de rechter touch-toets aan:
Let op!
Schakel eerst de
ontvanger uit!
Wanneer deze melding verschijnt bestaat er op dat moment al een telemetrie-verbinding met een ontvanger.
Schakel deze eerst uit:
01 Graubele 1234g/080811 01:23hE16
02 Ultimate Testfase 00:44hE12
03 Starlet Aftrimmen 00:33hE08
04 Bell 47G 00:22hE08
05 ***vrij***
06 ***vrij***
Met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets kiest u het gewenste modelgeheugen in de lijst uit en
deze keuze bevestigen door aantippen van de SET-toets. Met ESC komt u weer -zonder te wisselen van model -
terug bij de vorige pagina van het menu.
Aanwijzingen:
• Indien na een modelwissel de waarschuwing “Gas te hoog!” verschijnt, bevindt zich de stuurknuppel van het
gas/pitch (K1)resp. de gaslimiter – standaard de rechter zijdelingse schuif - te ver in de richting volgas
• Wanneer bij een wisselen van model de aanwijzing ..
BIND. n/a
OK
… opduikt, moet u de desbetreffende bindings-instellingen controleren.
• Indien bij een wisselen van model de aanwijzing …
Fail-Safe
in-
stellen!
… verschijnt, moet u de desbetreffende Fail-Safe-instellingen checken.
• Bij een te lage accuspanning is een modelwissel uit veiligheidsoverwegingen niet mogelijk. Op het display
verschijnt de bijbehorende melding:
Nu niet mogelijk
spanning te laag

74
Kopiëren/wissen
Model wissen, kopiëren model → model, kopiëren van en naar SD-kaart, kopiëren vliegfasen,
wijzigingen opslaan / annuleren
Kies met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets het menu kopiëren/wissen” …
Modelselectie Kop./wissen
Menu’s verbergen Modellen verb.
Basisinst. mod. Modeltype
Servoinstelling Knuppelinst.
Inst. stuurelement Dual Rate / Expo
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
Modelselectie Kop./wissen
Menu’s verbergen Modellen verb.
Basisinst. mod. Helikoptertype
Servoinstelling Knuppelinst.
Inst. stuurelement Dual Rate / Expo
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
… en raak de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan.
Model wissen
Model wissen =>
Kopiëren model->model =>
Export naar SD-kaart =>
Import van SD-kaart =>
Vliegfasen kopiëren =>
Kies eventueel met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets het ondermenu “Model wissen” en raak
kort de centrale SET-toets aan. Het te wissen model met de pijltoetsen▲▼ van de linker of rechter touch-toets
kiezen, …
Te wissen model:
01 Graubele 1234g/080811 01:23hE16
02 Ultimate Testfase 00:44hE12
03 Starlet Aftrimmen 00:33hE08
04 Bell 47G 00:22hE08
… waarop na een verdere druk aanraking van de SET-toets de veiligheidsvraag…
Model
02 Ultimate
echt wissen?
NEE JA
….verschijnt. Met NEE breekt u het proces af en komt u terug bij de vorige pagina. Kiest u echter met de ►-toets
van de linker of rechter touch-toets JA en bevestigt u deze keuze met een korte aanraking van de SET-toets, dan
wordt het gekozen modelgeheugen gewist.
Let op:
Het wissen is onherroepelijk. Alle gegevens in het uitgekozen modelgeheugen worden hierdoor compleet
gewist.
Aanwijzing:
Moet er een modelgeheugen gewist worden, dat juist actief is, dan moet onmiddellijk daarna een modeltype “heli”
of “vleugel” gedefinieerd worden. Wordt daarentegen een niet-actieve modelgeheugenplaats gewist, dan
verschijnt in de modelselectie “***vrij***”.
Kopiëren model → model
Kies met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets het ondermenu “Kopiëren model →
model” uit en raak de SET-toets aan:
Kiezen
HF AAN / UIT?
AAN UIT

75
Wanneer deze melding verschijnt is de HF-module van de zender nog actief. Door aantippen van de centrale
ESC-toets van de linker of van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets breekt u deze procedure af. Kiest
u daarentegen met de ►-toets van de linker of rechter touch-toets “UIT” en bevestigt u deze keuze door een kort
aantippen van de SET-toets, dan gaat de procedure verder. Schakel voor de zekerheid eerst nog een eventueel
aanwezige ontvanger uit.
Het te kopiëren model met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets uitkiezen, …
Te kopiëren model:
01 Graubele 1234g/080811 01:23hE16
02 Ultimate Testfase 00:44hE12
03 Starlet Aftrimmen 00:33hE08
04 Bell 47G 00:22hE08
05 ***vrij***
…waarop u na een verder aanraken van de SET-toets van de rechter touch-toets in het venster “kopiëren naar
model” het doelgeheugen kiest met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets, en met SET
bevestigt of het proces met ESC afbreekt. Een al bezet modelgeheugen kan overschreven worden.
Kopiëren naar model:
01 Graubele 1234g/080811 01:23hE16
02 Ultimate Testfase 00:44hE12
03 Starlet Aftrimmen 00:33hE08
04 Bell 47G 00:22hE08
05 ***vrij*** .
Na het bevestigen van het geselecteerde modelgeheugen door aantippen van de SET-toets verschijnt de
veiligheidsvraag:
Model
02 Ultimate -> 05 ***vrij***
echt kopiëren?
NEE JA
Met NEE breekt u het proces af en keert u terug naar de vorige pagina van het beeldscherm. Kiest u daarentegen
met de toets ►JA en bevestigt u deze keuze door een aanraken van de SET-toets, dan wordt het gekozen
modelgeheugen naar het geselecteerde modelgeheugen gekopieerd.
Aanwijzing:
Bij het kopiëren van een modelgeheugen worden samen met de modelgegevens ook de bindingsdata
gekopieerd, zodat de aan het originele modelgeheugen gebonden ontvanger zonder hernieuwd binden ook met
deze kopie kan worden gebruikt.
Export naar SD-kaart
Kies met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets het ondermenu “export naar SD” en raak de
SET-toets aan.
Kiezen
HF AAN / UIT?
AAN UIT
Wanneer deze melding verschijnt is de HF-module van de zender nog actief. Door aantippen van de centrale
ESC-toets van de linker of van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets breekt u deze procedure af. Kiest
u daarentegen met de ►-toets van de linker of rechter touch-toets “UIT” en bevestigt u deze keuze door een kort
aantippen van de SET-toets, dan gaat de procedure verder. Schakel voor de zekerheid eerst nog een eventueel
aanwezige ontvanger uit.
Het te exporteren model met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets uitkiezen:
Export naar SD-kaart:
01 Graubele 1234g/080811 01:23hE16
02 Ultimate Testfase 00:44hE12
03 Starlet Aftrimmen 00:33hE08
04 Bell 47G 00:22hE08
05 ***vrij***
Na het bevestigen van het geselecteerde modelgeheugen door aantippen van de SET-toets verschijnt de vraag:
Model
02 Ultimate
exporteren?
NEE JA
Met NEE breekt u het proces af en keert u terug naar de vorige pagina. Kiest u daarentegen JA en bevestigt u
deze keuze met de SET-toets, dan wordt het geselecteerde model naar de SD-kaart gekopieerd.
Aanwijzingen:
• Verschijnt de waarschuwing…
SD-kaart

76
insteken
OK
…. in plaats van een modelselectie, dan is er geen SD-kaart in de kaartslot, zie bladzijde 23.
• Bij het kopiëren van een modelgeheugen worden samen met de modelgegevens ook de bindingsdata
gekopieerd, zodat de aan het originele modelgeheugen gebonden ontvanger zonder hernieuwd binden in
DEZELFDE zender ook met diens kopie kan worden gebruikt.
• Een geëxporteerd vliegtuigmodel wordt onder \\Models\mc-32 volgens het schema “aModelnaam.mdl” en een
helikoptermodel als “hModelnaam.mdl” op de geheugenkaart geschreven. Wordt er daarentegen een
naamloos model geëxporteerd, dan zijn de gegevens onder “a-“ resp. “hNoName.mdl” te vinden.
• Enkele van de eventueel in de modelnaam gebruikte tekens kunnen vanwege beperkingen van het FAT- resp.
FAT32-bestandssysteem niet worden overgenomen en zijn daarom zichtbaar als golfje (~).
• Wanneer er op de geheugenkaart al een modelbestand is met dezelfde naam wordt deze zonder
waarschuwing overschreven.
Import van SD-kaart
Kies met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets het ondermenu “Import van SD” en raak de SET-
toets aan.
Kiezen
HF AAN / UIT?
AAN UIT
Wanneer deze melding verschijnt is de HF-module van de zender nog actief. Door aantippen van de centrale
ESC-toets van de linker of van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets breekt u deze procedure af. Kiest
u daarentegen met de ►-toets van de linker of rechter touch-toets “UIT” en bevestigt u deze keuze door een kort
aantippen van de SET-toets, dan gaat de procedure verder. Schakel voor de zekerheid eerst nog een eventueel
aanwezige ontvanger uit.
Het vanaf de SD-kaart te importeren model met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets uitkiezen:
Import van SD-kaart:
01 Soarmaster 11/06/06 06:06
02 Extra 300 11/07/07 07:07
03 T-Rex 250 11/08/08 08:08
04 Bell Cobra 11/09/09 09:09
Aanwijzing:
De exportdatum rechts van de modelnaam heeft de volgorde “jaar/maand/dag”.
Na opnieuw aantippen van de SET-toets van de rechter touch-toets verschijnt het venster “Import naar model”:
hier kiest u het doelgeheugen uit met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets en bevestigt u met
SET of breekt u af met ESC. Een al bezette geheugenplaats kan overschreven worden:
Import naar model:
01 Graubele 1234g/080811 01:23hE16
02 Ultimate Testfase 00:44hE12
03 Starlet Aftrimmen 00:33hE08
04 Bell 47G 00:22hE08
05 ***vrij*** .
Na het bevestigen van het geselecteerde modelgeheugen door aanraken van de SET-toets verschijnt de vraag:
Model
Extra 300
-> 05 ***vrij***
importeren?
NEE JA
Met NEE breekt u het proces af en keert u terug naar de vorige pagina. Kiest u daarentegen JA en bevestigt u
deze keuze met de SET-toets, dan wordt het geselecteerde model naar het gekozen modelgeheugen gekopieerd.
Aanwijzingen:
• Verschijnt de waarschuwing…
SD-kaart
insteken
OK
…. in plaats van een modelselectie, dan is er geen SD-kaart in de kaartslot, zie bladzijde 23.
• Bij het kopiëren van een modelgeheugen worden samen met de modelgegevens ook de bindingsdata
gekopieerd, zodat de aan het originele modelgeheugen gebonden ontvanger zonder hernieuwd binden in
DEZELFDE zender ook met diens kopie kan worden gebruikt.

77
Kopiëren vliegfase
Kies met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets het ondermenu “Kopiëren vliegfase” en tip de
SET-toets aan.
Model wissen =>
Kopiëren model->model =>
Export naar SD-kaart =>
Import van SD-kaart =>
Vliegfasen kopiëren =>
In “Kopiëren van fase”…
Kopiëren van fase:
1 2
3 4
5 6
7 8
… moet de te kopiëren vliegfase 1 … 8 voor vliegtuigmodellen resp. 1 … 7 voor helikoptermodellen met de
pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets worden geselecteerd en door een kort aantippen van de SET-toets
van de rechter touch-toets worden bevestigd. In het dan volgende venster …
Kopiëren naar fase:
1 2
3 4
5 6
7 8
… wordt aansluitend het doel uitgezocht en bevestigd. Net als hierboven beschreven krijgt u eerst weer de
veiligheidsvraag te zien:
Moet vliegfase
1 normaal -> 2 thermiek
gekopieerd worden?
NEE JA
Met NEE breekt u het proces af en keert u terug naar de vorige pagina. Kiest u daarentegen JA en bevestigt u
deze keuze met de SET-toets, dan wordt de geselecteerde vliegfase naar het gekozen modelgeheugen
gekopieerd.
Wijzigingen permanent opslaan / wijzigingen ongedaan maken
Met deze ondermenu’s kunnen wijzigingen in de programmering direct worden opgeslagen of weer teniet gedaan
worden, zodat u weer terug bent bij de stand tijdens het oproepen van het model resp. bij het laatste opslaan.
Kiezen
HF AAN / UIT?
AAN UIT
Wanneer deze melding verschijnt is de HF-module van de zender nog actief. Door aantippen van de centrale
ESC-toets van de linker of van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets breekt u deze procedure af. Kiest
u daarentegen met de ►-toets van de linker of rechter touch-toets “UIT” en bevestigt u deze keuze door een kort
aantippen van de SET-toets, dan gaat de procedure verder. Schakel voor de zekerheid eerst nog een eventueel
aanwezige ontvanger uit.
De data worden alleen beveiligd door “Wijzigingen permanent opslaan” of door een modelwissel in het menu
“Modelselectie”. Het uit- en aanzetten van de zender slaat de data niet op. Om “Wijzigingen permanent opslaan”
te kiezen selecteert u de desbetreffende regel en tipt u dan kort de centrale SET-toets van de rechter touch-toets
aan. De veiligheidsvraag verschijnt:
Programmawijzigingen
overnemen?
NEE JA
Met NEE breekt u het proces af en keert u terug naar de uitgangspagina. Kiest u daarentegen met de toets ► JA
en bevestigt u deze keuze met de SET-toets, dan worden de sinds de laatste opslag of modelwissel
doorgevoerde wijzigingen permanent opgeslagen.
Wilt u daarentegen de sinds het laatste opslaan of de laatste modelwissel doorgevoerde wijzigingen terugzetten,
dan kiest u de regel “Wijzigingen terugzetten”. Na een kort aantippen van de centrale SET-toets van de rechter
touch-toets verschijnt de veiligheidsvraag:
Programmawijzigingen
terugzetten?

78
NEE JA
Met NEE breekt u het proces af en keert u terug naar de uitgangspagina. Kiest u daarentegen met de toets ► JA
en bevestigt u deze keuze met de SET-toets, dan worden de sinds de laatste opslag of modelwissel
doorgevoerde wijzigingen ongedaan gemaakt.
Aanwijzing:
Bij het uitschakelen van de zender gaan eventuele tussentijdse wijzigingen weliswaar niet verloren, maar ze zijn
tussentijds niet weggeschreven, zodat een later “wijziging annuleren” het modelgeheugen naar de stand van het
laatste “permanente opslaan” (of van de modelwissel) terugzet.
Menu’s verbergen
Menu’s uit de multifunctielijst verbergen
Kies met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets het menu “Menu’s verbergen”…
Modelselectie Kop./wissen
Menu’s verbergen Modellen verb.
Basisinst. mod. Modeltype
Servoinstelling Knuppelinst.
Inst. stuurelement Dual Rate / Expo
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
Modelselectie Kop./wissen
Menu’s verbergen Modellen verb.
Basisinst. mod. Helikoptertype
Servoinstelling Knuppelinst.
Inst. stuurelement Dual Rate / Expo
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
… en raak de centrale SET-toets van de rechter touch-toets kort aan:
Modelselectie Kop./wissen
Modellen verbergen B
asisinst. mod.
Modeltype
Servoinstelling
Knuppelinst.
Inst.stuurelement
Dual Rate / Expo
Kanaal 1 curve
Verbergen: SET
Modelselectie Kop./wissen
Modellen verbergen Basisinst.
mod.
Helikoptertype
Servoinstelling
Knuppelinst.
Inst.stuurelement
Dual Rate / Expo
Kanaal 1 curve
Verbergen: SET
In dit menu kunt u bij het juist actieve modelgeheugen de niet benodigde menupunten of die menupunten, die niet
(meer) gewijzigd hoeven te worden, onzichtbaar maken in de multifunctielijst.
De optie die verborgen resp. getoond moet worden moet met de keuzetoetsen van de linker of rechter touch-toets
geselecteerd worden, waarna door middel van het aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-
toets de status ervan kan worden omgeschakeld:
Modelselectie Kop./wissen
Modellen verbergen B
asisinst. mod.
Modeltype
Servoinstelling
Knuppelinst.
Inst.stuurelement
Dual Rate / Expo
Kanaal 1 curve
Verbergen: SET
Modelselectie Kop./wissen
Modellen verbergen B
asisinst. mod.
Helikoptertype
Servoinstelling
Knuppelinst.
Inst.stuurelement
Dual Rate / Expo
Kanaal 1 curve
Verbergen: SET
De multifunctielijst kan dan soms beperkt worden tot enkele menu’s, waardoor de lijst veel overzichtelijker wordt.
De functies worden niet gedeactiveerd, wanneer u ze verbergt. Ze zijn alleen niet meer zichtbaar in de lijst,
waardoor u dus ook niet meer direct toegang tot deze functies heeft.

79
De te verbergen c.q. weer zichtbaar te maken functie kunt u met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets
uitkiezen, waarna door aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets de status van de functie
kan worden gewijzigd:
Tip:
Als u wilt voorkomen dat u geen toegang heeft tot de multifunctielijst is het verstandig om het menu “invoerslot”
in de multifunctielijst via de bovenstaande optie te verbergen. Zo voorkomt u dat onbevoegden de zender
afsluiten.
Modellen verbergen
Verbergen van modelgeheugenplaatsen
Kies met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets het menu “Modellen verbergen” …
Modelselectie Kop./wissen
Menu’s verbergen Modellen verb.
Basisinst. mod. Modeltype
Servoinstelling Knuppelinst.
Inst. stuurelement Dual Rate / Expo
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
Modelselectie Kop./wissen
Menu’s verbergen Modellen verb.
Basisinst. mod. Helikoptertype
Servoinstelling Knuppelinst.
Inst. stuurelement Dual Rate / Expo
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
en raak de centrale SET-toets van de rechter touch-toets kort aan:
Modelgeheugens, die u weinig gebruikt of die uit andere oorzaak niet door anderen gebruikt mogen worden,
kunnen in de modelselectie-lijst onzichtbaar worden gemaakt. De modelselectie wordt daardoor ook
overzichtelijker. Het te verbergen c.q. weer zichtbaar te maken model kunt u met de pijltoetsen van de linker of
rechter touch-toets uitkiezen, waarna door aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets de
status van de functie kan worden gewijzigd:
01 Graubele 1234g/080811 01:23hE16
02 Ultimate Testfase 00:44hE12
03 Starlet Aftrimmen 00:33hE08
04 Bell 47G 00:22hE08
05 ***vrij***
Verbergen: SET .
“Doorgestreepte” modelgeheugens verschijnen niet meer in het menu “Modelselectie”:
01 Graubele 1234g/080811 01:23hE16
03 Starlet Aftrimmen 00:33hE08
04 Bell 47G 00:22hE08
05 ***vrij***
06 ***vrij***
07 ***vrij*** .

80
Basisinstelling model
Modelspecifieke basisinstellingen voor vliegtuigmodellen
Voordat met de programmering van specifieke parameters wordt begonnen, moeten er enkele basisinstellingen
worden doorgevoerd, die alleen gelden voor het juist actieve modelgeheugen. Kiest u het menu “Basisinstelling
model” met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets …
Modelselectie Kop./wissen
Menu’s verbergen Modellen verb.
Basisinst. mod. Modeltype
Servoinstelling Knuppelinst.
Inst. stuurelement Dual Rate / Expo
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
… en raak daarna de centrale SET-toets van de rechter touch-toets.
Modelnaam
B A S I S I N S T. M O D E L
Modelnaam < >
Info < >
Stuurtoewijzing 1
Module HoTT geb. n/a n/a n/a
Wisselt u door een kort aanraken van de SET-toets van de rechter touch-toets naar de volgende
beeldschermpagina om uit een lijst van tekens een modelnaam te kunnen samenstellen. Maximaal 13 tekens
kunnen voor een modelnaam worden toegekend:
0123456789:;< = > ?+/*_)(&^%$#$@!~%^&**(())_+
ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ
abcdefghijklmnopqrstuvwxyz
---------------------------------------------------------
Modelnaam < GRAUB >
Kies met de pijltoetsen van de linker touch-toets het gewenste teken uit. Een aanraken van de pijltoets► van de
rechter touch-toets of van de centrale SET-toets wisselt naar de volgende positie, waarvoor u het volgende teken
kunt kiezen. Een gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) voegt op
die plaats een lege plek toe. Elke willekeurige tekencombinatie binnen het invoerveld bereikt u met de toetsen
◄► van de rechter touch-toets. Door een aanraken van de centrale ESC-toets van de linker touch-toets komt u
terug naar de vorige menu-pagina. De zo ingevoerde modelnaam verschijnt in de basisaanduiding, in het menu
“Modelselectie” en in de ondermenu’s van het menupunt “Kopiëren/wissen”.
Info
B A S I S I N S T. M O D E L
Modelnaam < Graubele >
Info < >
Stuurtoewijzing 1
Module HoTT geb. n/a n/a n/a
Op dezelfde manier als hierboven beschreven bij “Modelnaam” kan hier bij elk model naar eigen inzicht extra
informatie met een maximale lengte van 12 tekens opgeslagen worden. Deze verschijnt als aanvulling bij de
“Modelselectie” en in de ondermenu’s van het menupunt “Kopiëren/wissen”.
Stuurtoewijzing
mode 1 (gas rechts) mode 2 (gas links)
hoogte motor motor hoogte
richting rolroer richting rolroer
mode 3 (gas rechts) mode 4 (gas links)

81
hoogte motor motor hoogte
rolroer richting rolroer richting
In principe zijn er 4 verschillende mogelijkheden, om de 4 stuurfuncties rolroer, hoogteroer, richtingsroer en gas
resp. remkleppen bij een vliegtuigmodel aan de beide stuurknuppels toe te wijzen. Welke van deze
mogelijkheden gebruikt wordt, hangt van de individuele gewoonten van de modelpiloot af. Kies met de pijltoetsen
▲▼ van de linker of rechter touch-toets de regel “stuurtoewijzing” (“mode”) uit. Het keuzeveld is omkaderd:
B A S I S I N S T. M O D E L
Modelnaam < Graubele >
Info < 1234g/111111 >
Stuurtoewijzing 1
Module HoTT geb. n/a n/a n/a
SEL
Tip de SET-toets aan. De actuele stuurtoewijzing wordt nu invers weergegeven. Kiest u nu met de pijltoetsen van
de rechter touch-toets tussen de mogelijkheden 1 tot 4. Na het gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄►
van de rechter touch-toets (CLEAR) keert de weergave terug naar de mode “1”. Door een opnieuw aanraken van
SET deactiveert u het keuzeveld weer, zodat u naar een andere regel kunt komen.
Module
B A S I S I N S T. M O D E L
Modelnaam < Graubele >
Info < 1234g/111111 >
Stuurtoewijzing 1
Module HoTT geb. n/a n/a n/a
SEL BD1 BD2 BD3 BD4
Standaard is de zender MC-32 voorzien van een HoTT-HF-module. Bovendien bevindt zich onder één van de
klepjes aan de voorkant nog een aansluitmogelijkheid voor een externe HF-module, zie bladzijde 25, waarheen
eventueel via de software omgeschakeld kan worden. Wissel daarvoor met de keuzetoetsen van de linker of
rechter touch-toets naar links, naar het waardenveld “Module-selectie” boven “SEL”:
HoTT
Graupner|SJ-HoTT-ontvangers moeten “aangeleerd” worden, om uitsluitend met één bepaald model (-geheugen)
van een Graupner|SJ-HoTT-zender te communiceren. Deze procedure wordt “binding” genoemd en is slechts
eenmaal voor elke nieuwe ontvanger/modelgeheugenplaats-combinatie nodig (en kan op ieder moment herhaald
worden).
Belangrijke aanwijzingen:
• Let er bij het binden op, dat de zenderantenne altijd ver genoeg van de ontvangerantenne verwijderd
is! Een meter afstand is een goede richtlijn. Anders riskeert u een gestoorde verbinding op het
terugkoppelingskanaal en daardoor een foutief functioneren.
• Let er bij het binden van verdere ontvangers op, dat al aan de zender gebonden en dus niet direct aan
het bindproces deelnemende – ingeschakelde – ontvangers tijdens de tijdsperiode van het “binden”
van de zender naar de Fail-Safe-modus gaan.
“Binding” van meerdere ontvangers per model
Indien gewenst kunnen meerdere ontvangers per model worden gebonden. Binnen de programma’s van de MC-
32 HoTT bestaat de mogelijkheid om max. vier ontvangers direct te beheren en ook menugestuurd de max. 16
stuurkanalen van de zender naar eigen inzicht tussen de beide ontvangers te verdelen, zie verder in dit gedeelte.
Bind daarvoor deze ontvangers eerst elk apart, zoals hieronder beschreven wordt.
Bij later gebruik bouwt echter alleen die ontvanger een telemetrie-verbinding met de zender op, die in de
regel “Telemetrie-ontvanger” van het “Telemetrie”-menu geactiveerd werd. Bijvoorbeeld:
Telemetrie
Telemetrie ontvanger BIND. 1
Instellen / weergeven
Sensor kiezen
Weergave HF status
Keuze aanzeggen
Aan deze ontvanger moeten de eventuele sensoren dus ook worden aangesloten, omdat alleen de in deze regel
geactiveerde ontvanger in staat is, de data via het terugkoppelingskanaal door te geven. De tweede en verdere
ontvangers werken parallel aan de als laatste gebonden ontvanger, maar helemaal onafhankelijk van deze, in de
Slave-modus!
“Binden” van zender en ontvanger
Wissel eventueel met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets naar de regel “Module”. Standaard
bevindt het markeringskader zich in de kolom van het volgende vrije bindingskanaal. In het voorbeeld is dat het

82
kanaal aan de onderste rand van het display met “BD2”, omdat het bindingskanaal 1, onderaan met “BD1”
weergegeven, al door de standaard meegeleverde ontvanger in gebruik is:
B A S I S I N S T. M O D E L
Modelnaam < Graubele >
Info < 1234g/111111 >
Stuurtoewijzing 1
Module HoTT geb. n/a n/a n/a
SEL BD1 BD2 BD3 BD4
Schakel nu de stroomvoorziening van uw ontvanger in: op de ontvanger knippert de rode LED. Druk de SET-knop
op de ontvanger in en hou deze ingedrukt, totdat de nog steeds rood knipperende LED na ca. 3 seconden
ongeveer 3 seconden lang rood/groen gaat knipperen. U kunt nu de SET-knop van de ontvanger loslaten. Zolang
de LED rood/groen knippert, bevindt de ontvanger zich in de bind-modus. Start nu binnen deze ca. 3 s het
zogenaamde binden van een ontvanger aan het actuele modelgeheugen door een kort aanraken van de centrale
SET-toets van de rechter touch-toets. Tegelijkertijd ziet u op het display een venster gedurende het “binden”:
BINDEN
Gaat binnen ongeveer 10 seconden de intussen weer rood knipperende LED van de ontvanger uit en brandt deze
nu permanent groen, dan is de bind-procedure succesvol afgesloten . Uw model-/ontvangercombinatie is nu klaar
voor de start. Tevens verschijnt op het display in plaats van “n/a” (“niet verbonden”) nu “geb.” (“gebonden”), bv.:
B A S I S I N S T. M O D E L
Modelnaam < Graubele >
Info < 1234g/111111 >
Stuurtoewijzing 1
Module HoTT geb. geb. n/a n/a
SEL BD1 BD2 BD3 BD4
Knippert daarentegen de rode LED langer dan ca. 10 seconden, dan is de bindingprocedure mislukt. Ook zijn op
het display weer “n/a” zien. Verander eventueel de positie van de antennes en herhaal de procedure.
Andere ontvangers binden
Het door u geselecteerde bindingskanaal is al “geb.” (gebonden). Deze binding moet door een andere vervangen
worden. Na het starten van de bindprocedure verschijnt op het display echter in plaats van “BINDEN” de
aanwijzing:
HF moet
Uitgeschakeld zijn
UIT
OK
Wissel twee regels naar beneden en schakel, zoals op de volgende bladzijde in het onderdeel “HF-module” wordt
beschreven, de HF-module uit. Daarna gaat u terug naar de regel “Module” en start u de bindingsprocedure
opnieuw, zoals hierboven beschreven.
Alternatief kunt u ook kort de zender uitzetten en in het venster dat daarna bij het inschakelen verschijnt …
Maak keuze
HF AAN/UIT?
AAN UIT
… “UIT” kiezen …
Maak keuze
HF AAN/UIT?
AAN UIT
… en dit door een kort aantippen van de rechter touch-toets bevestigen. Vanuit het basisdisplay wisselt u dan
weer naar de regel “Module” van het menu “Basisinstelling model” en start u de binding opnieuw.
Wissen van een binding
Ga zoals hierboven beschreven is te werk en start een bindingsprocedure, ZONDER van te voren een ontvanger
‘bindingsklaar’ te maken.
EXT. PPM
Belangrijke aanwijzing:
Door het activeren van het waardenveld in het kader van de hieronder beschreven omzetting gaan in het
actieve modelgeheugen alle eventueel bestaande bindingen met HoTT-ontvangers verloren.
Activeer eventueel het eerste waardenveld van de regel “Module” door aantippen van de centrale SET-toets van
de rechter touch-toets en kies met de keuzetoetsen in plaats van “HoTT” nu “EXT.PPM” uit. Parallel aan de keuze
van “EXT.PPM” worden de vier volgende waardenvelden vervangen door de modulatiesoort, die u in de regel
“DSC-uitgang”, zie bladzijde 85, heeft ingesteld:

83
B A S I S I N S T. M O D E L
Modelnaam < Graubele >
Info < 1234g/111111 >
Stuurtoewijzing 1
Module EXT.PPM PPM10
SEL
De regels van de hieronder beschreven opties “Ontvangeruitgang” en “Reikwijdtetest” zijn niet meer zichtbaar, en
op het hoofddisplay wordt nu in plaats van “HoTT” “PPM” getoond:
Ext. PPM signaal
Aanwijzing:
Deze menuregel is bij de keuze van “HoTT” in de regel “Module” niet zichtbaar.
B A S I S I N S T. M O D E L
Info < 1234g/111111 >
Stuurtoewijzing 1
Module EXT.PPM PPM10
Ext. PPM signaal normaal
SEL
Sommige van de HF-modulen, die aan de externe (bladzijde 25) of interne (bladzijde 26) aansluiting kunnen
worden aangesloten, hebben als ingangssignaal een geïnverteerd signaal nodig. Kijk dit na in de
inbouwhandleiding van de desbetreffende module.
Via de keuze van “omgekeerd” in plaats van de standaardwaarde “normaal” kunt u het PPM-signaal aan de poort
naar behoefte aanpassen.
Door een gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) keert u terug naar
“normaal”.
Ontvangeruitgang
Aanwijzing:
Deze menuregel is bij de keuze van “EXT. PPM” in de regel “Module” niet zichtbaar.
Zodra in de regel “Module” minimaal één ontvanger “gebonden” is, wordt daaronder de regel “Ontv. uitgang”
zichtbaar:
B A S I S I N S T. M O D E L
Info < 1234g/111111 >
Stuurtoewijzing 1
Module HoTT geb. geb. n/a n/a
Ontv. uitgang E16 E08 n/a n/a
SET SET SET SET
Zoals in de inleiding bij het gedeelte “Binden van ontvangers” al werd gezegd is het bij de MC-32 HoTT mogelijk
om de stuurkanalen van de zender binnen een ontvanger naar eigen inzicht te verdelen én om de 16
stuurkanalen van de zender over maximaal vier ontvangers te verdelen. Dit hernieuwd verdelen wordt hierna
“Mapping” of “Channel Mapping” (kanaaltoewijzing) genoemd. Kies met de pijltoetsen van de linker of rechter
touch-toets de te “mappen” ontvanger en tip daarna kort de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan.
Kanaaltoewijzing binnen een ontvanger
Op dezelfde manier als de op bladzijde 236 beschreven en als “Channel Mapping” aangeduide kanaal-
toewijzingsfunctie van het “Telemetrie”-menu kunt u gemakkelijk in dit menupunt de stuurkanalen van de
zender naar eigen inzicht over de uitgangen resp. servo-aansluitingen van de in kolom BD1 gebonden ontvanger
verdelen:
ONTVANGERUITGANGEN – BIND1
Ontv.ingang 1 -> Ontv.uitgang 1
Ontv.ingang 2 -> Ontv.uitgang 2
Ontv.ingang 3 -> Ontv.uitgang 3
Ontv.ingang 4 -> Ontv.uitgang 4
Na keuze van de gewenste uitgang met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets is het bijbehorende
invoerveld omkaderd. Tip de centrale SET-toets van de rechter touch-toets kort aan. De actuele instelling wordt

84
invers getoond. Kies nu met de pijltoetsen van de rechter touch-toets het gewenste ingangskanaal resp.
zenderuitgang, zie bladzijde 222, uit.
Aanwijzing:
Het maximaal aanwezige aantal regels (uitgangen) komt overeen met het aantal servo’s, dat maximaal aan de
desbetreffende ontvanger kan worden aangesloten.
MAAR LET OP: Wanneer u bv. in de regel “rolroeren/welfkleppen” Van het menu “modeltype” “2 rolroeren”
heeft gekozen, dan wordt aan de zenderkant de stuurfunctie 2 (rolroer) gesplitst op de stuurkanalen 2 + 5 voor
linker en rechter rolroer. De corresponderende en daardoor ook eventueel toe te wijzen ontvangeringangen
zouden in dit geval dan de kanalen 2 + 5 zijn, zie voorbeeld hieronder.
Voorbeelden:
• U wilt bij een groot model elk rolroer via twee of meer servo’s aansturen: wijs aan de desbetreffende
uitgangen (servo-aansluitingen) telkens één en dezelfde ingang (stuurkanaal) toe. In dit geval afhankelijk van
de linker en rechter vleugelhelft, als ingang telkens één van de beide standaard rolroerkanalen 2 + 5.
• U wilt bij een groot model het richtingsroer met twee of meer servo’s aansturen: Wijs aan de desbetreffende
uitgangen (servo-aansluitingen) telkens één en dezelfde ingang (stuurkanaal) toe. In dit geval het standaard
richtingsroerkanaal 4, zie afbeelding rechts onder.
Belangrijke aanwijzing:
Met de optie “zenderuitgang” van de zender MC-32 HoTT kunnen de 16 stuurfuncties van de zender op een
zelfde manier naar eigen inzicht worden omgeruild of meerdere uitgangen van hetzelfde stuurkanaal worden
voorzien. Vanwege de overzichtelijkheid is het raadzaam om maar van één van de beide methoden gebruik te
maken.
Kanaaltoewijzing op een tweede ontvanger
Zoals al eerder genoemd kunnen met de optie “ontvangeruitgang” de 16 stuurkanalen van de MC-32 HoTT
willekeurig over maximaal vier ontvangers worden verdeeld, waarbij de nummering van de uitgangen (servo-
aansluitingen) en het maximaal aantal ter beschikking staande regels (uitgangen) overeenkomt met het aantal
servo’s, dat maximaal aan de ontvanger kan worden aangesloten:
ONTVANGERUITGANGEN – BIND2
Ontv.ingang 16 -> Ontv.uitgang 1
Ontv.ingang 16 -> Ontv.uitgang 2
Ontv.ingang 16 -> Ontv.uitgang 3
Ontv.ingang 16 -> Ontv.uitgang 4
Na keuze van de gewenste uitgang met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets is het bijbehorende
invoerveld omkaderd. Tip de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan. De actuele instelling wordt invers
weergegeven. Kies nu met de pijltoetsen van de rechter touch-toets het gewenste ingangskanaal uit. Hier als
voorbeeld het richtingsroer met meerdere servo’s.
ONTVANGERUITGANGEN – BIND2
Ontv.ingang 4 -> Ontv.uitgang 1
Ontv.ingang 4 -> Ontv.uitgang 2
Ontv.ingang 4 -> Ontv.uitgang 3
Ontv.ingang 4 -> Ontv.uitgang 4
Aanwijzing:
Het aantal beschikbare regels (uitgangen) komt overeen met het maximaal aantal servo’s dat aan desbetreffende
ontvanger kan worden aangesloten.
HF-module
In deze menuregel kunt u de HF-afstraling van de zender modelspecifiek met de hand uit- en eventueel weer
aanzetten, bijvoorbeeld om tijdens de modelprogrammering stroom te sparen. Wanneer u de zender de
volgende keer weer aanzet wordt een eventuele instelling op “UIT” echter weer teniet gedaan!
Wissel eventueel met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets naar de regel “HF-module” en
activeer het waardenvenster door een kort aantippen van de centrale SET-toets:
B A S I S I N S T. M O D E L
Stuurtoewijzing 1
Module HoTT geb. geb. n/a n/a
Ontv. uitgang E16 E08 n/a n/a
HF-module AAN
SEL
Nu kunt u met de rechter pijltoetsen kiezen tussen UIT en AAN. Door opnieuw de centrale SET-toets van de
rechter touch-toets aan te tippen sluit u de invoer.
Test reikwijdte
Aanwijzing:
Deze menuregel is bij de keuze van “EXT. PPM” in de regel “Module” niet zichtbaar.

85
De geïntegreerde reikwijdtetest verkleint het zendvermogen dusdanig, dat u een functietest al kunt uitvoeren over
een afstand van maximaal 50 m. Doe de reikwijdtetest van het Graupner|SJ-HoTT-systeem volgens de
onderstaande aanwijzingen. Vraag eventueel aan een helper om u bij de reikwijdtetest te assisteren.
1. Bouw indien mogelijk de al aan de zender gebonden ontvanger in het model in.
2. Schakel de besturing in en wacht tot de groene LED op de ontvanger(s) brandt. Nu kunt u de bewegingen van
de servo’s controleren.
3. Plaats het model dusdanig op een vlakke ondergrond (asfalt, kort gras of aarde) dat de ontvangerantennes
minimaal 15 cm boven de aarde liggen. Het is daarom eventueel nodig om het model tijdens de test te
ondersteunen.
4. Hou de zender op heuphoogte en met enige afstand van het lichaam. Richt met de antenne niet direct op het
model, maar draai en/of knik de punt van de antenne zó, dat deze tijdens het sturen verticaal staat.
5. Wissel eventueel met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets naar de regel “test reikw.” en
start de reikwijdte-testmodus door een aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets:
B A S I S I N S T. M O D E L
Module HoTT geb. geb. n/a n/a
Ontv. uitgang E16 E08 n/a n/a
HF-module AAN
Reikwijdtetest 99s
SEL
Door het starten van de reikwijdtetest wordt het uitgangsvermogen van de zender sterk gereduceerd en begint
de blauwe LED bij de antennevoet te knipperen. tegelijkertijd begint de tijdsaanduiding op het zenderdisplay
terug te tellen, en klinkt er om de 5 seconden een tweetonig waarschuwingssignaal.
Vanaf 5 seconden voor het einde van de reikwijdtetest klinkt er elke seconde een 3-voudig signaal. Na afloop
van de 99 seconden durende reikwijdtetest schakelt de zender weer naar vol vermogen en brandt de blauwe
LED constant.
6. Loop ondertussen van het model weg en beweeg tegelijkertijd de stuurknuppels. Wanneer u binnen een
afstand van ca. 50 m op een moment een onderbreking van de verbinding constateert moet u proberen om
deze te reproduceren.
7. Schakel de eventueel aanwezige motor in, om te testen of deze niet stoort.
8. Loop nog verder van het model weg, totdat u geen perfecte controle over het model meer heeft.
9. Wacht op deze plek op de afloop van de reikwijdtetest met het ingeschakelde model. Deze moet weer op de
stuurcommando’s reageren zodra de reikwijdtetest is afgelopen. Wanneer dit niet voor 100% het geval is moet
u het systeem niet gebruiken en contact opnemen met de servicedienst van Graupner GmbH & Co. KG.
10. Voer de reikwijdtetest vóór elke vlucht uit en simuleer daarbij de servobewegingen die tijdens het vliegen
kunnen voorkomen. De reikwijdte moet daarbij altijd minimaal 50 m op de grond bedragen, om een veilig
vliegen te garanderen.
Let op:
Tijdens het normale gebruik in geen geval de reikwijdtetest op de zender starten!
DSC-uitgang
Wissel eventueel met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets naar de regel “DSC-uitgang” en
activeer door een kort aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets het waardenvenster:
B A S I S I N S T. M O D E L
Ontv. uitgang E16 E08 n/a n/a
HF-module AAN
Reikwijdtetest 99s
DSC-uitgang PPM10
SEL
Nu kunt u met de rechter pijltoetsen tussen de vier modulatiesoorten “PPM10”, “PPM16”, “PPM18” en “PPM24”
kiezen. Door opnieuw de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan te tippen sluit u dit menu weer.
Deze keuze beïnvloedt in eerste instantie het maximaal aantal stuurkanalen, dat aan de DSC-bus is aangesloten
en zo voor een vliegsimulator of bij een leraar-leerlingsysteem kan worden gebruikt. Bij de keuze van “PPM10”
zijn dit de kanalen 1 … 5; bij “PPM16” de kanalen 1 … 8, bij “PPM18” de kanalen 1 … 9 en bij “PPM24” de
stuurkanalen 1 … 12.
Motor-stop
Aanwijzing:
Deze menuregel is bij keuze van “geen” of “geen/inv” in de regel “Motor aan K1” niet zichtbaar.
Afhankelijk van de in de regel “motor aan K1” van het menu “Modeltype” gemaakte keuze “stationair
voor/achter” kunt u bij de optie “Motor-stop” via een schakelaar er voor zorgen dat een toerenregelaar of een
servo de motor UITzet (of naar stationairloop brengt). Deze optie vervangt daarmee niet alleen de van de andere
Graupner mc- en mx-zenders bekende functie “afschakeltrimming”, maar kan ook tegelijkertijd als nood-UIT-
functie dienen, wat met de “afschakeltrimming” niet mogelijk was.

86
De motor-UIT-positie (resp. stationairloop) wordt in de linker kolom via het “SEL”-veld ingesteld en moet in de
praktijk worden uitgetest.
De regelaar resp. de gasservo neemt deze vooraf ingestelde positie echter alleen in, wanneer een bepaalde
servopositie resp. een waarschuwingsdrempel bereikt is en een schakelaar wordt bediend.
Hiervoor moet in de middelste kolom boven het “STO”-veld de gewenste servopositie (schakeldrempel) worden
vastgelegd en in de rechter kolom een geschikte AAN-/UIT-schakelaar worden gekozen.
• Is de in de middelste kolom gegeven %-waarde groter dan de actuele servopositie, d.w.z. de actuele
servopositie bevindt zich onder de schakeldrempel, dan vindt de omschakeling plaats zodra u de schakelaar
in de AAN-positie zet.
• Is de in de middelste kolom gegeven %-waarde kleiner dan de actuele servopositie, d.w.z. de actuele
servopositie bevindt zich boven de schakeldrempel, dan reduceert de regelaar het motortoerental resp. sluit
de gasservo de carburateur pas dán volgens de waarde in de linker kolom, zodra de servopositie na het
omzetten van de schakelaar in de AAN-positie voor de eerste keer onder de schakeldrempel (max. +150%)
komt. In deze motor-UIT-positie blijft de regelaar resp. de gasservo slechts zó lang, tot de gekozen
schakelaar weer omgezet wordt en de gasservo resp. de regelaar daarna weer met gas-/remstuurknuppel één
keer over de geprogrammeerde schakeldrempel wordt bewogen.
Standaard staat de linker kolom op een waarde van -100% voor de “motor UIT”-positie van de gasservo en de
middelste kolom op een waarde van +150% servopositie:
B A S I S I N S T. M O D E L
HF-module AAN
Reikwijdtetest 99s
DSC-uitgang PPM10
Motor-stop -100% +150% -----
SEL STO
Programmering
Om de standaardwaarde van de “motor UIT”-positie te wijzigen tipt u de centrale SET-toets van de rechter touch-
toets aan. De actuele instelling wordt invers weergegeven. Stel nu met de pijltoetsen van de linker of rechter
touch-toets een waarde in, waarbij de motor echt “UIT” is. Let er bij een verbrandingsmotor op, dat de gasservo
niet mechanisch vastloopt, bv. -125%:
B A S I S I N S T. M O D E L
HF-module AAN
Reikwijdtetest 99s
DSC-uitgang PPM10
Motor-stop -125% +150% -----
SEL STO
De –hoge- standaardwaarde in de middelste kolom garandeert, dat de motor over het maximaal mogelijke uitslag
van de gasservo resp. de regelaar met de schakelaar, die in de rechter kolom nog moet worden toegewezen, kan
worden gestopt.
Wilt u echter liever een lagere drempel instellen, bij welke de gasservo resp. de regelaar bij een gesloten
schakelaar naar de motor-UIT-positie gaat, dan moet u de standaardwaarde van +150% verkleinen door de
gasservo resp. de regelaar via de gas-/remstuurknuppel naar de door u gewenste positie te brengen en dan de
centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan te raken:
B A S I S I N S T. M O D E L
HF-module AAN
Reikwijdtetest 99s
DSC-uitgang PPM10
Motor-stop -125% +100% -----
SEL STO
In de kolom rechts wijst u tenslotte een schakelaar aan, waarmee u de motor (in geval van nood) kunt uitzetten
resp. waarmee u de schakeldrempel wilt activeren.
B A S I S I N S T. M O D E L
HF-module AAN
Reikwijdtetest 99s
DSC-uitgang PPM10
Motor-stop -125% +100% 8
SEL STO
Aanwijzingen:
• Let er op, dat de gasservo bij het activeren van de motorstop-functie niet mechanisch vastloopt.
• Een schakelpunt van meer dan +100% bereikt u door tijdelijk de uitslag van servo 1 in het menu “Servo-
instelling” naar meer dan 100% te vergroten, en na het opslaan van de schakeldrempel deze weer terug te
zetten naar de oorspronkelijke waarde.
Inschakelwaarschuwing

87
B A S I S I N S T. M O D E L
Reikwijdtetest 99s
DSC-uitgang PPM10
Motor-stop -125% +100% 8
Inschakelwaarschuwing ----
Wanneer u in deze regel een schakelaar, een stuurelement-schakelaar of één van de logische schakelaars -
zoals op bladzijde 60 beschreven werd – toewijst, wordt bij het inschakelen van de zender naar de
desbetreffende schakelaar- resp. stuurelement-positie gevraagd en eventueel in het basisdisplay een
waarschuwing getoond. In combinatie met de logische schakelaars zijn bijna alle schakelaarposities bij het
inschakelen van de zender oproepbaar:
WAARSCHUWING!
Auto trim
B A S I S I N S T. M O D E L
DSC-uitgang PPM10
Motor-stop -125% +100% 8
Inschakelwaarschuwing L1
Auto trim ----
De optie “Auto trim” maakt het mogelijk om een model snel en ongecompliceerd te trimmen, bv. in het kader van
een eerste vlucht of ook na (grotere) reparaties en dergelijke.
Normaal gesproken wordt in bij zulke testvluchten eerst met de knuppels dusdanig tegengestuurd, totdat de
gewenste vliegtoestand is bereikt, waarbij meer of minder tegelijkertijd geprobeerd wordt om met de trimschuiven
de stuurknuppels weer te “ontlasten”.
Hier is de optie “Auto trim” bruikbaar: na het bereiken van de gewenste vliegsituatie via de stuurfuncties 2 … 4
(rol, hoogte en richting) wordt de aan de functie “Auto trim” toegewezen schakelaar - de momentschakelaar is
hiervoor heel geschikt – EENMAAL bediend. Wanneer de schakelaar wordt bediend worden de afwijkingen van
de stuurknuppel ten opzichte van de neutrale positie vastgesteld en als trimwaarde overgenomen. Dat gaat niet
direct, maar duurt ongeveer 1 seconde. Tijdens deze tijd moet u dan de stuurknuppels weer terugbrengen naar
de normale positie.
Aanwijzingen:
• Vanwege complexe wisselwerkingen bij modellen met meerdere kleppen is de Auto-trim-functie voor de
rolroeren bij de keuze van “2RO 2WK” en “2RO 4WK” en “4RO 2WK” en “4RO 4 WK” in de regel
“rolroeren/welfkleppen” van het menu “Modeltype” gedeactiveerd.
• Let er op, dat tijdens het toewijzen van de schakelaar de stuurknuppels voor rol, hoogte en richting zich in hun
neutrale posities bevinden, omdat anders de afwijkingen van de stuurknuppels al als trimwaarden in het
trimgeheugen worden opgeslagen.
• Omdat IEDERE bediening van de Auto-trim-schakelaar cumulerend werkt, moet u na het einde van een “Auto-
trim”-vlucht de gekozen Auto-trim-schakelaar uit veiligheidsoverwegingen weer deactiveren. Anders bestaat er
namelijk het gevaar, dat de “Auto-trim”-functie per abuis wordt bediend.
Auto terugzetten klok
B A S I S I N S T. M O D E L
Motor-stop -125% +100% 8
Inschakelwaarschuwing L1
Auto trim ----
Auto terugzetten klok ja
SEL
Via “ja/nee” legt u in deze regel vast of bij het inschakelen van de zender alle klokken behalve de “modeltijd” en
de “zendergebruikstijd” automatisch naar de desbetreffende startwaarde teruggezet moeten worden.
De “kadertijd” daarentegen, zie bladzijde 157, wordt bij het inschakelen van de zender altijd naar de startwaarde
teruggezet.
Door een gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) wordt de waarde
weer op “ja” teruggezet.

88
Basisinstelling model
Modelspecifieke basisinstellingen voor helikoptermodellen
Voordat met de programmering van specifieke parameters wordt begonnen, moeten er enkele basisinstellingen
worden doorgevoerd, die alleen gelden voor het juist actieve modelgeheugen. Kiest u het menu “Basisinstelling
model” met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets …
Modelselectie Kop./wissen
Menu’s verbergen Modellen verb.
Basisinst. mod. Helikoptertype
Servoinstelling Knuppelinst.
Inst. stuurelement Dual Rate / Expo
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
… en raak daarna de centrale SET-toets van de rechter touch-toets.
Modelnaam
B A S I S I N S T. M O D E L
Modelnaam < >
Info < >
Stuurtoewijzing 1
Module HoTT geb. n/a n/a n/a
Wisselt u door een kort aanraken van de SET-toets van de rechter touch-toets naar de volgende
beeldschermpagina om uit een lijst van tekens een modelnaam te kunnen samenstellen. Maximaal 13 tekens
kunnen voor een modelnaam worden toegekend:
0123456789:;< = > ?+/*_)(&^%$#$@!~%^&**(())_+
ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ
abcdefghijklmnopqrstuvwxyz
---------------------------------------------------------
Modelnaam < Starle >
Kies met de pijltoetsen van de linker touch-toets het gewenste teken uit. Een aanraken van de pijltoets► van de
rechter touch-toets of van de centrale SET-toets wisselt naar de volgende positie, waarvoor u het volgende teken
kunt kiezen. Een gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) voegt op
die plaats een lege plek toe. Elke willekeurige tekencombinatie binnen het invoerveld bereikt u met de toetsen
◄► van de rechter touch-toets. Door een aanraken van de centrale ESC-toets van de linker touch-toets komt u
terug naar de vorige menu-pagina. De zo ingevoerde modelnaam verschijnt in de basisaanduiding, in het menu
“Modelselectie” en in de ondermenu’s van het menupunt “Kopiëren/wissen”.
Info
B A S I S I N S T. M O D E L
Modelnaam < Starlet >
Info < >
Stuurtoewijzing 1
Module HoTT geb. n/a n/a n/a
Op dezelfde manier als hierboven beschreven bij “Modelnaam” kan hier bij elk model naar eigen inzicht extra
informatie met een maximale lengte van 12 tekens opgeslagen worden. Deze verschijnt als aanvulling bij de
“Modelselectie” en in de ondermenu’s van het menupunt “Kopiëren/wissen”.
Stuurtoewijzing
mode 1 (gas rechts) mode 2 (gas links)
nick motor/pitch motor/pitch nick
hek rol hek rol
mode 3 (gas rechts) mode 4 (gas links)
nick motor/pitch motor/pitch hek

89
rol hek rol nick
In principe zijn er 4 verschillende mogelijkheden, om de 4 stuurfuncties rol, nick, hekrotor en gas resp. pitch bij
een helikoptermodel aan de beide stuurknuppels toe te wijzen. Welke van deze mogelijkheden gebruikt wordt,
hangt van de individuele gewoonten van de modelpiloot af. Kies met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter
touch-toets de regel “stuurtoewijzing” (“mode”) uit. Het keuzeveld is omkaderd:
B A S I S I N S T. M O D E L
Modelnaam < Starlet >
Info < 1234g/111111 >
Stuurtoewijzing 1
Module HoTT geb. n/a n/a n/a
SEL
Tip de SET-toets aan. De actuele stuurtoewijzing wordt nu invers weergegeven. Kiest u nu met de pijltoetsen van
de rechter touch-toets tussen de mogelijkheden 1 tot 4. Na het gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄►
van de rechter touch-toets (CLEAR) keert de weergave terug naar de mode “1”. Door een opnieuw aanraken van
SET deactiveert u het keuzeveld weer, zodat u naar een andere regel kunt komen.
Module
B A S I S I N S T. M O D E L
Modelnaam < Starlet >
Info < 1234g/111111 >
Stuurtoewijzing 1
Module HoTT geb. n/a n/a n/a
SEL BD1 BD2 BD3 BD4
Standaard is de zender MC-32 voorzien van een HoTT-HF-module. Bovendien bevindt zich onder één van de
klepjes aan de voorkant nog een aansluitmogelijkheid voor een externe HF-module, zie bladzijde 25, waarheen
eventueel via de software omgeschakeld kan worden. Wissel daarvoor met de keuzetoetsen van de linker of
rechter touch-toets naar links, naar het waardenveld “Module-selectie” boven “SEL”:
HoTT
Graupner|SJ-HoTT-ontvangers moeten “aangeleerd” worden, om uitsluitend met één bepaald model (-geheugen)
van een Graupner|SJ-HoTT-zender te communiceren. Deze procedure wordt “binding” genoemd en is slechts
eenmaal voor elke nieuwe ontvanger/modelgeheugenplaats-combinatie nodig (en kan op ieder moment herhaald
worden).
Belangrijke aanwijzingen:
• Let er bij het binden op, dat de zenderantenne altijd ver genoeg van de ontvangerantenne verwijderd
is! Een meter afstand is een goede richtlijn. Anders riskeert u een gestoorde verbinding op het
terugkoppelingskanaal en daardoor een foutief functioneren.
• Let er bij het binden van verdere ontvangers op, dat al aan de zender gebonden en dus niet direct aan
het bindproces deelnemende – ingeschakelde – ontvangers tijdens de tijdsperiode van het “binden”
van de zender naar de Fail-Safe-modus gaan.
“Binding” van meerdere ontvangers per model
Indien gewenst kunnen meerdere ontvangers per model worden gebonden. Binnen de programma’s van de MC-
32 HoTT bestaat de mogelijkheid om max. vier ontvangers direct te beheren en ook menugestuurd de max. 16
stuurkanalen van de zender naar eigen inzicht tussen de beide ontvangers te verdelen, zie verder in dit gedeelte.
Bind daarvoor deze ontvangers eerst elk apart, zoals hieronder beschreven wordt.
Bij later gebruik bouwt echter alleen die ontvanger een telemetrie-verbinding met de zender op, die in de
regel “Telemetrie-ontvanger” van het “Telemetrie”-menu geactiveerd werd. Bijvoorbeeld:
Telemetrie
Telemetrie ontvanger BIND. 1
Instellen / weergeven
Sensor kiezen
Weergave HF status
Keuze aanzeggen
Aan deze ontvanger moeten de eventuele sensoren dus ook worden aangesloten, omdat alleen de in deze regel
geactiveerde ontvanger in staat is, de data via het terugkoppelingskanaal door te geven. De tweede en verdere
ontvangers werken parallel aan de als laatste gebonden ontvanger, maar helemaal onafhankelijk van deze, in de
Slave-modus!
“Binden” van zender en ontvanger
Wissel eventueel met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets naar de regel “Module”. Standaard
bevindt het markeringskader zich in de kolom van het volgende vrije bindingskanaal. In het voorbeeld is dat het
kanaal aan de onderste rand van het display met “BD2”, omdat het bindingskanaal 1, onderaan met “BD1”
weergegeven, al door de standaard meegeleverde ontvanger in gebruik is:

90
B A S I S I N S T. M O D E L
Modelnaam < Starlet >
Info < 1234g/111111 >
Stuurtoewijzing 1
Module HoTT geb. n/a n/a n/a
SEL BD1 BD2 BD3 BD4
Schakel nu de stroomvoorziening van uw ontvanger in: op de ontvanger knippert de rode LED. Druk de SET-knop
op de ontvanger in en hou deze ingedrukt, totdat de nog steeds rood knipperende LED na ca. 3 seconden
ongeveer 3 seconden lang rood/groen gaat knipperen. U kunt nu de SET-knop van de ontvanger loslaten. Zolang
de LED rood/groen knippert, bevindt de ontvanger zich in de bind-modus. Start nu binnen deze ca. 3 s het
zogenaamde binden van een ontvanger aan het actuele modelgeheugen door een kort aanraken van de centrale
SET-toets van de rechter touch-toets. Tegelijkertijd ziet u op het display een venster gedurende het “binden”:
BINDEN
Gaat binnen ongeveer 10 seconden de intussen weer rood knipperende LED van de ontvanger uit en brandt deze
nu permanent groen, dan is de bind-procedure succesvol afgesloten . Uw model-/ontvangercombinatie is nu klaar
voor de start. Tevens verschijnt op het display in plaats van “n/a” (“niet verbonden”) nu “geb.” (“gebonden”), bv.:
B A S I S I N S T. M O D E L
Modelnaam < Starlet >
Info < 1234g/111111 >
Stuurtoewijzing 1
Module HoTT geb. geb. n/a n/a
SEL BD1 BD2 BD3 BD4
Knippert daarentegen de rode LED langer dan ca. 10 seconden, dan is de bindingprocedure mislukt. Ook zijn op
het display weer “n/a” zien. Verander eventueel de positie van de antennes en herhaal de procedure.
Andere ontvangers binden
Het door u geselecteerde bindingskanaal is al “geb.” (gebonden). Deze binding moet door een andere vervangen
worden. Na het starten van de bindprocedure verschijnt op het display echter in plaats van “BINDEN” de
aanwijzing:
HF moet
Uitgeschakeld zijn
UIT
OK
Wissel twee regels naar beneden en schakel, zoals op de volgende bladzijde in het onderdeel “HF-module” wordt
beschreven, de HF-module uit. Daarna gaat u terug naar de regel “Module” en start u de bindingsprocedure
opnieuw, zoals hierboven beschreven.
Alternatief kunt u ook kort de zender uitzetten en in het venster dat daarna bij het inschakelen verschijnt …
Maak keuze
HF AAN/UIT?
AAN UIT
… “UIT” kiezen …
Maak keuze
HF AAN/UIT?
AAN UIT
… en dit door een kort aantippen van de rechter touch-toets bevestigen. Vanuit het basisdisplay wisselt u dan
weer naar de regel “Module” van het menu “Basisinstelling model” en start u de binding opnieuw.
Wissen van een binding
Ga zoals hierboven beschreven is te werk en start een bindingsprocedure, ZONDER van te voren een ontvanger
‘bindingsklaar’ te maken.
EXT. PPM
Belangrijke aanwijzing:
Door het activeren van het waardenveld in het kader van de hieronder beschreven omzetting gaan in het
actieve modelgeheugen alle eventueel bestaande bindingen met HoTT-ontvangers verloren.
Activeer eventueel het eerste waardenveld van de regel “Module” door aantippen van de centrale SET-toets van
de rechter touch-toets en kies met de keuzetoetsen in plaats van “HoTT” nu “EXT.PPM” uit. Parallel aan de keuze
van “EXT.PPM” worden de vier volgende waardenvelden vervangen door de modulatiesoort, die u in de regel
“DSC-uitgang”, zie bladzijde 85, heeft ingesteld:
B A S I S I N S T. M O D E L
Modelnaam < Starlet n >

91
Info < 1234g/111111 >
Stuurtoewijzing 1
Module EXT.PPM PPM10
SEL
De regels van de hieronder beschreven opties “Ontvangeruitgang” en “Reikwijdtetest” zijn niet meer zichtbaar, en
op het hoofddisplay wordt nu in plaats van “HoTT” “PPM” getoond:
Ext. PPM signaal
Aanwijzing:
Deze menuregel is bij de keuze van “HoTT” in de regel “Module” niet zichtbaar.
B A S I S I N S T. M O D E L
Info < 1234g/111111 >
Stuurtoewijzing 1
Module EXT.PPM PPM10
Ext. PPM signaal normaal
SEL
Sommige van de HF-modulen, die aan de externe (bladzijde 25) of interne (bladzijde 26) aansluiting kunnen
worden aangesloten, hebben als ingangssignaal een geïnverteerd signaal nodig. Kijk dit na in de
inbouwhandleiding van de desbetreffende module.
Via de keuze van “omgekeerd” in plaats van de standaardwaarde “normaal” kunt u het PPM-signaal aan de poort
naar behoefte aanpassen.
Door een gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) keert u terug naar
“normaal”.
Ontvangeruitgang
Aanwijzing:
Deze menuregel is bij de keuze van “EXT. PPM” in de regel “Module” niet zichtbaar.
Zodra in de regel “Module” minimaal één ontvanger “gebonden” is, wordt daaronder de regel “Ontv. uitgang”
zichtbaar:
B A S I S I N S T. M O D E L
Info < 1234g/111111 >
Stuurtoewijzing 1
Module HoTT geb. geb. n/a n/a
Ontv. uitgang E16 E08 n/a n/a
SET SET SET SET
Zoals in de inleiding bij het gedeelte “Binden van ontvangers” al werd gezegd is het bij de MC-32 HoTT mogelijk
om de stuurkanalen van de zender binnen een ontvanger naar eigen inzicht te verdelen én om de 16
stuurkanalen van de zender over maximaal vier ontvangers te verdelen. Dit hernieuwd verdelen wordt hierna
“Mapping” of “Channel Mapping” (kanaaltoewijzing) genoemd. Kies met de pijltoetsen van de linker of rechter
touch-toets de te “mappen” ontvanger en tip daarna kort de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan.
Kanaaltoewijzing binnen een ontvanger
Op dezelfde manier als de op bladzijde 236 beschreven en als “Channel Mapping” aangeduide kanaal-
toewijzingsfunctie van het “Telemetrie”-menu kunt u gemakkelijk in dit menupunt de stuurkanalen van de
zender naar eigen inzicht over de uitgangen resp. servo-aansluitingen van de in kolom BD1 gebonden ontvanger
verdelen:
ONTVANGERUITGANGEN – BIND1
Ontv.ingang 1 -> Ontv.uitgang 1
Ontv.ingang 2 -> Ontv.uitgang 2
Ontv.ingang 3 -> Ontv.uitgang 3
Ontv.ingang 4 -> Ontv.uitgang 4
Na keuze van de gewenste uitgang met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets is het bijbehorende
invoerveld omkaderd. Tip de centrale SET-toets van de rechter touch-toets kort aan. De actuele instelling wordt
invers getoond. Kies nu met de pijltoetsen van de rechter touch-toets het gewenste ingangskanaal resp.
zenderuitgang, zie bladzijde 222, uit.

92
Aanwijzing:
Het maximaal aanwezige aantal regels (uitgangen) komt overeen met het aantal servo’s, dat maximaal aan de
desbetreffende ontvanger kan worden aangesloten.
MAAR LET OP: Wanneer u twee servo’s via één stuurfunctie wilt bedienen, zoals bv. bij de stuurfunctie 2
(rollen), die bij de keuze van “3SV (2rol)” in het menu “Helikoptertype” op de stuurkanalen 1 + 2 voor de linker
en de rechter rolservo opgedeeld is, dan zouden de corresponderende en daarmee te “mappen” zenderuitgangen
( = ingangen van de ontvanger) in dit geval de kanalen 1 + 2 zijn.
Belangrijke aanwijzing:
Met de optie “zenderuitgang” van de zender MC-32 HoTT kunnen de 16 stuurfuncties van de zender op een
zelfde manier naar eigen inzicht worden omgeruild of meerdere uitgangen van hetzelfde stuurkanaal worden
voorzien. Vanwege de overzichtelijkheid is het raadzaam om maar van één van de beide methoden gebruik te
maken.
Kanaaltoewijzing op een meerdere ontvangers
Zoals al eerder genoemd kunnen met de optie “ontvangeruitgang” de 16 stuurkanalen van de MC-32 HoTT
willekeurig over maximaal vier ontvangers worden verdeeld, waarbij de nummering van de uitgangen (servo-
aansluitingen) en het maximaal aantal ter beschikking staande regels (uitgangen) overeenkomt met het aantal
servo’s, dat maximaal aan de ontvanger kan worden aangesloten:
ONTVANGERUITGANGEN – BIND2
Ontv.ingang 16 -> Ontv.uitgang 1
Ontv.ingang 16 -> Ontv.uitgang 2
Ontv.ingang 16 -> Ontv.uitgang 3
Ontv.ingang 16 -> Ontv.uitgang 4
Na keuze van de gewenste uitgang met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets is het bijbehorende
invoerveld omkaderd. Tip de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan. De actuele instelling wordt invers
weergegeven. Kies nu met de pijltoetsen van de rechter touch-toets het gewenste ingangskanaal uit. Hier als
voorbeeld het richtingsroer met meerdere servo’s.
ONTVANGERUITGANGEN – BIND2
Ontv.ingang 4 -> Ontv.uitgang 1
Ontv.ingang 4 -> Ontv.uitgang 2
Ontv.ingang 4 -> Ontv.uitgang 3
Ontv.ingang 4 -> Ontv.uitgang 4
Aanwijzing:
Het aantal beschikbare regels (uitgangen) komt overeen met het maximaal aantal servo’s dat aan desbetreffende
ontvanger kan worden aangesloten.
HF-module
In deze menuregel kunt u de HF-afstraling van de zender modelspecifiek met de hand uit- en eventueel weer
aanzetten, bijvoorbeeld om tijdens de modelprogrammering stroom te sparen. Wanneer u de zender de
volgende keer weer aanzet wordt een eventuele instelling op “UIT” echter weer teniet gedaan!
Wissel eventueel met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets naar de regel “HF-module” en
activeer het waardenvenster door een kort aantippen van de centrale SET-toets:
B A S I S I N S T. M O D E L
Stuurtoewijzing 1
Module HoTT geb. geb. n/a n/a
Ontv. uitgang E16 E08 n/a n/a
HF-module AAN
SEL
Nu kunt u met de rechter pijltoetsen kiezen tussen UIT en AAN. Door opnieuw de centrale SET-toets van de
rechter touch-toets aan te tippen sluit u de invoer.
Test reikwijdte
Aanwijzing:
Deze menuregel is bij de keuze van “EXT. PPM” in de regel “Module” niet zichtbaar.
De geïntegreerde reikwijdtetest verkleint het zendvermogen dusdanig, dat u een functietest al kunt uitvoeren over
een afstand van maximaal 50 m. Doe de reikwijdtetest van het Graupner|SJ-HoTT-systeem volgens de
onderstaande aanwijzingen. Vraag eventueel aan een helper om u bij de reikwijdtetest te assisteren.
1. Bouw indien mogelijk de al aan de zender gebonden ontvanger in het model in.
2. Schakel de besturing in en wacht tot de groene LED op de ontvanger(s) brandt. Nu kunt u de bewegingen van
de servo’s controleren.
3. Plaats het model dusdanig op een vlakke ondergrond (asfalt, kort gras of aarde) dat de ontvangerantennes
minimaal 15 cm boven de aarde liggen. Het is daarom eventueel nodig om het model tijdens de test te
ondersteunen.

93
4. Hou de zender op heuphoogte en met enige afstand van het lichaam. Richt met de antenne niet direct op het
model, maar draai en/of knik de punt van de antenne zó, dat deze tijdens het sturen verticaal staat.
5. Wissel eventueel met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets naar de regel “test reikw.” en
start de reikwijdte-testmodus door een aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets:
B A S I S I N S T. M O D E L
Module HoTT geb. geb. n/a n/a
Ontv. uitgang E16 E08 n/a n/a
HF-module AAN
Reikwijdtetest 99s
SEL
Door het starten van de reikwijdtetest wordt het uitgangsvermogen van de zender sterk gereduceerd en begint
de blauwe LED bij de antennevoet te knipperen. tegelijkertijd begint de tijdsaanduiding op het zenderdisplay
terug te tellen, en klinkt er om de 5 seconden een tweetonig waarschuwingssignaal.
Vanaf 5 seconden voor het einde van de reikwijdtetest klinkt er elke seconde een 3-voudig signaal. Na afloop
van de 99 seconden durende reikwijdtetest schakelt de zender weer naar vol vermogen en brandt de blauwe
LED constant.
6. Loop ondertussen van het model weg en beweeg tegelijkertijd de stuurknuppels. Wanneer u binnen een
afstand van ca. 50 m op een moment een onderbreking van de verbinding constateert moet u proberen om
deze te reproduceren.
7. Schakel de eventueel aanwezige motor in, om te testen of deze niet stoort.
8. Loop nog verder van het model weg, totdat u geen perfecte controle over het model meer heeft.
9. Wacht op deze plek op de afloop van de reikwijdtetest met het ingeschakelde model. Deze moet weer op de
stuurcommando’s reageren zodra de reikwijdtetest is afgelopen. Wanneer dit niet voor 100% het geval is moet
u het systeem niet gebruiken en contact opnemen met de servicedienst van Graupner GmbH & Co. KG.
10. Voer de reikwijdtetest vóór elke vlucht uit en simuleer daarbij de servobewegingen die tijdens het vliegen
kunnen voorkomen. De reikwijdte moet daarbij altijd minimaal 50 m op de grond bedragen, om een veilig
vliegen te garanderen.
Let op:
Tijdens het normale gebruik in geen geval de reikwijdtetest op de zender starten!
DSC-uitgang
Wissel eventueel met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets naar de regel “DSC-uitgang” en
activeer door een kort aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets het waardenvenster:
B A S I S I N S T. M O D E L
Ontv. uitgang E16 E08 n/a n/a
HF-module AAN
Reikwijdtetest 99s
DSC-uitgang PPM10
SEL
Nu kunt u met de rechter pijltoetsen tussen de vier modulatiesoorten “PPM10”, “PPM16”, “PPM18” en “PPM24”
kiezen. Door opnieuw de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan te tippen sluit u dit menu weer.
Deze keuze beïnvloedt in eerste instantie het maximaal aantal stuurkanalen, dat aan de DSC-bus is aangesloten
en zo voor een vliegsimulator of bij een leraar-leerlingsysteem kan worden gebruikt. Bij de keuze van “PPM10”
zijn dit de kanalen 1 … 5; bij “PPM16” de kanalen 1 … 8, bij “PPM18” de kanalen 1 … 9 en bij “PPM24” de
stuurkanalen 1 … 12.
Autorotatie
Onder autorotatie verstaat men een vliegfase, waarbij de hoofdrotorbladen in het begin dusdanig worden versteld,
dat de bij de daling door de rotor stromende lucht deze op een hoog toerental houdt, volgens het principe van een
windmolen. De hierbij opgeslagen energie moet bij het afvangen van deze daalvlucht door een bijbehorende
bladverstelling worden omgezet in “reddende” lift.
Door de autorotatie is een echte, maar ook een modelhelikopter in staat, om zonder aandrijving, b.v. na het
uitvallen van de motor, veilig te landen. Voorwaarde is echter een geoefende en met zijn machine vertrouwde
piloot. Snelle reacties en een goed inschattingsvermogen zijn nodig, omdat de aanwezige draai-energie van de
rotor maar eenmaal voor het afvangen ter beschikking staat.
Bij het toepassen op wedstrijden moet de motor bij de autorotatie uitgezet zijn! Voor het trainen is het echter van
voordeel, om de motor bij de autorotatie stationair te laten doorlopen.
Met de autorotatie-schakelaar wordt omgeschakeld naar de autorotatie-vliegfase, waarin de aansturingen voor
“gas” en “pitch” losgekoppeld zijn, en alle mixers die betrekking hebben op de gasservo, afgeschakeld worden.
De bijbehorende parameters worden in het menu “Helikoptermix” (zie vanaf bladzijde 180) ingesteld, zie ook
hieronder bij “Functiewijze autorot K1 pos.”.
De naam “autorotatie” is voor de fase 1 vast toegewezen en wordt in het basisdisplay en in alle vliegfasen-
afhankelijke menu’s getoond. Deze naam kan NIET worden gewijzigd. U kunt alleen rechts op het display, zoals
beschreven op bladzijde 60, een schakelaar toewijzen. Deze schakelaar heeft absolute voorrang op alle
verdere vliegfasen-schakelaars:

94
B A S I S I N S T. M O D E L
HF-module AAN
Reikwijdtetest 99s
DSC-uitgang PPM10
Autorotatie ----
Meer over de programmering van vliegfasen vindt u vanaf bladzijde 180, in het onderdeel “Helikoptermixers”.
Auto. K1-pos. (autorotatie K1-positie)
De autorotatie-vliegfase kan ook alternatief door een schakelpunt van de gas-/pitchstuurknuppel K1 geactiveerd
worden. Wissel daarvoor eventueel met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets naar de regel
“Autorot.K1-pos.”.
Zodra u deze regel op het display heeft geselecteerd is het waardenveld boven de kolom met STO omkaderd:
B A S I S I N S T. M O D E L
Reikwijdtetest 99s
DSC-uitgang PPM10
Autorotatie ----
Autorot. K1-pos. 0% ----
STO
Beweeg de K1-stuurknuppel naar de gewenste schakelpositie en tip de centrale SET-toets van de rechter touch-
toets aan.. De huidige waarde wordt getoond, bv.:
B A S I S I N S T. M O D E L
Reikwijdtetest 99s
DSC-uitgang PPM10
Autorotatie ----
Autorot. K1-pos. -55% ----
STO
Wissel daarna met de pijltoetsen naar de kolom boven het schakelaarsymbool en wijs, zoals beschreven op
bladzijde 60 in het onderdeel “Schakelaars, stuurelement- en stuurelement-schakelaars” hier een schakelaar toe;
bij voorkeur één van de beide zelf neutraliserende schakelaars:
B A S I S I N S T. M O D E L
Reikwijdtetest 99s
DSC-uitgang PPM10
Autorotatie ----
Autorot. K1-pos. -55% 4
STO
Zodra na het sluiten van deze activeringsschakelaar het schakelpunt eenmaal wordt onderschreden, schakelt het
programma om naar “autorotatie” en blijft dan onafhankelijk van de K1-positie zolang in deze vliegfase, tot de
activerings-schakelaar, in dit voorbeeld schakelaar4, weer op “UIT” staat.
“Autom.K1 pos. » heeft voorrang op alle andere vliegfase-schakelaars
De bijbehorende parameter-instellingen voor …
• pitchservo’s
• gasservo
• hekrotorservo
• en een eventuele tuimelschijfverdraaiing
• gyro-instelling
… worden in het menu “Helikoptermixers”, bladzijde 180, ingesteld.
Motor-stop
In het kader van de autorotatie-instellingen van het helikopter-programma van de zender MC-32 HoTT bestaat de
mogelijkheid om in noodgevallen een “motor UIT”-positie voor de gasservo of de motorregelaar in te stellen, zie
programmeervoorbeeld op bladzijde 318. Wanneer u echter in de regel “Gaspositie AR” van het menu
“helikoptermixers” in plaats van een (nood-) UIT-positie een stationairloop-positie instelt, om bijvoorbeeld na
autorotatieoefeningen niet telkens de motor te hoven starten, vervalt deze mogelijkheid.
Deze optie vervangt daarmee niet alleen de van de andere Graupner mc- en mx-zenders bekende functie
“afschakeltrimming”, maar kan ook tegelijkertijd als nood-UIT-functie dienen, wat met de “afschakeltrimming” niet
mogelijk was.
Afhankelijk van de in de regel “Pitch min” van het menu “Helikoptertype” ingestelde keuze “naar voren/achteren”
kunt u via een schakelaar door middel van de optie “Motor stop” een toerenregelaar naar een gewenst toerental
brengen of een servo voor de carburateur naar de motor-UIT (of stationaire) positie brengen.
De motor-UIT-positie (resp. stationairloop) wordt in de linker kolom via het “SEL”-veld ingesteld en moet in de
praktijk worden uitgetest.
De regelaar resp. de gasservo neemt deze vooraf ingestelde positie echter alleen in, wanneer een bepaalde
servopositie resp. een waarschuwingsdrempel bereikt is en een schakelaar wordt bediend.
Hiervoor moet in de middelste kolom boven het “STO”-veld de gewenste servopositie (schakeldrempel) worden
vastgelegd en in de rechter kolom een geschikte AAN-/UIT-schakelaar worden gekozen.

95
• Is de in de middelste kolom gegeven %-waarde groter dan de actuele servopositie, d.w.z. de actuele
servopositie bevindt zich onder de schakeldrempel, dan vindt de omschakeling plaats zodra u de schakelaar
in de AAN-positie zet.
• Is de in de middelste kolom gegeven %-waarde kleiner dan de actuele servopositie, d.w.z. de actuele
servopositie bevindt zich boven de schakeldrempel, dan reduceert de regelaar het motortoerental resp. sluit
de gasservo de carburateur pas dán volgens de waarde in de linker kolom, zodra de servopositie na het
omzetten van de schakelaar in de AAN-positie voor de eerste keer onder de schakeldrempel (max. +150%)
komt. In deze motor-UIT-positie blijft de regelaar resp. de gasservo slechts zó lang, tot de gekozen
schakelaar weer omgezet wordt en de gasservo resp. de regelaar daarna weer met gas-/remstuurknuppel één
keer over de geprogrammeerde schakeldrempel wordt bewogen.
Standaard staat de linker kolom op een waarde van -100% voor de “motor UIT”-positie van de gasservo en de
middelste kolom op een waarde van +150% servopositie:
B A S I S I N S T. M O D E L
DSC-uitgang PPM10
Autorotatie ----
Autorot. K1-pos. 0% ----
Motor-stop -100% +150% ----
SEL STO
Programmering
Om de standaardwaarde van de “motor UIT”-positie te wijzigen tipt u de centrale SET-toets van de rechter touch-
toets aan. De actuele instelling wordt invers weergegeven. Stel nu met de pijltoetsen van de linker of rechter
touch-toets een waarde in, waarbij de motor echt “UIT” is. Let er bij een verbrandingsmotor op, dat de gasservo
niet mechanisch vastloopt, bv. -125%:
B A S I S I N S T. M O D E L
DSC-uitgang PPM10
Autorotatie ----
Autorot. K1-pos. 0% ----
Motor-stop -125% +150% ----
SEL STO
De –hoge- standaardwaarde in de middelste kolom garandeert, dat de motor over het maximaal mogelijke uitslag
van de gasservo resp. de regelaar met de schakelaar, die in de rechter kolom nog moet worden toegewezen, kan
worden gestopt.
Wilt u echter liever een lagere drempel instellen, bij welke de gasservo resp. de regelaar bij een gesloten
schakelaar naar de motor-UIT-positie gaat, dan moet u de standaardwaarde van +150% verkleinen door de
gasservo resp. de regelaar via de gas-/remstuurknuppel naar de door u gewenste positie te brengen en dan de
centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan te raken:
B A S I S I N S T. M O D E L
DSC-uitgang PPM10
Autorotatie ----
Autorot. K1-pos. 0% ----
Motor-stop -125% +100% ----
SEL STO
In de kolom rechts wijst u tenslotte een schakelaar aan, waarmee u de motor (in geval van nood) kunt uitzetten
resp. waarmee u de schakeldrempel wilt activeren.
B A S I S I N S T. M O D E L
DSC-uitgang PPM10
Autorotatie ----
Autorot. K1-pos. 0% ----
Motor-stop -125% +100% 8
SEL STO
Aanwijzingen:
• Let er op, dat de gasservo bij het activeren van de motorstop-functie niet mechanisch vastloopt.
• Een schakelpunt van meer dan +100% bereikt u door tijdelijk de uitslag van servo 1 in het menu “Servo-
instelling” naar meer dan 100% te vergroten, en na het opslaan van de schakeldrempel deze weer terug te
zetten naar de oorspronkelijke waarde.
Markering
B A S I S I N S T. M O D E L
Autorotatie ----
Autorot. K1-pos. 0% ----
Motor-stop -125% +100% 8
Markering ----

96
De markeringstoets vormt bij de bediening ervan in de “pitch”-curve en in de mixercurven van “K1 -> gas” en
“kanaal 1 -> hekrotor” van het menu “Helimixers” een markering op de momentele pitchknuppel-positie in de
vorm van een gestippelde verticale lijn. Deze markering is handig om tijdens het vliegen curvenpunten, bv. het
hoverpunt, op de juiste plaats te kunnen zetten.
Als schakelaar moet het liefst één van de beide aanwezige momentschakelaars worden gebruikt.
Voorbeeld:
U wilt het hoverpunt in de vliegfase “hover” bij de middenpositie van de gas-/pitchknuppel hebben, maar u merkt
tijdens het vliegen dat het hoverpunt nog boven de middenpositie van de stuurknuppel ligt. U drukt in deze positie
de schakelaar in en kijkt dit na de landing in het menu “Helikoptermix”, bladzijde 180, bv. in de pitchcurve na:
Pitch
Ingang -30%
Curve Uitgang -30%
UIT Punt ?
De doorgetrokken verticale lijn geeft de momentele stuurknuppelpositie weer. De positie ervan bevindt zich op dit
moment bij een stuurweg van -30% (=ingang) en geeft vanwege de (nog) lineaire stuurcurve een uitgangssignaal
van ook -30% (=uitgang).
De gestippelde verticale lijn daarentegen geeft de stuurknuppelpositie weer waarbij u de markeringsknop heeft
ingedrukt.
Beweeg de stuurknuppel naar deze markering, om ingangs- en uitgangswaarde voor het gevonden hoverpunt te
kunnen aflezen. Op dezelfde manier worden de markeringspunten in de beide andere mixercurven afgelezen. U
kunt nu deze drie curven eventueel aanpassen om het hoverpunt te corrigeren. In dit eenvoudige voorbeeld kan
het curvenpunt “1” in het midden van de curve verhoogd worden naar de uitgangswaarde, die u voor het
hoverpunt heeft vastgesteld.
Inschakelwaarschuwing
B A S I S I N S T. M O D E L
Autorot. K1-pos. 0% ----
Motor-stop -125% +100% 8
Markering ----
Inschakelwaarschuwing ----
Wanneer u in deze regel een schakelaar, een stuurelement-schakelaar of één van de logische schakelaars -
zoals op bladzijde 60 beschreven werd – toewijst, wordt bij het inschakelen van de zender naar de
desbetreffende schakelaar- resp. stuurelement-positie gevraagd en eventueel in het basisdisplay een
waarschuwing getoond. In combinatie met de logische schakelaars zijn bijna alle schakelaarposities bij het
inschakelen van de zender oproepbaar:
WAARSCHUWING!
Auto trim
B A S I S I N S T. M O D E L
Motor-stop -125% +100% 8
Markering ----
Inschakelwaarschuwing ----
Auto trim ----
De optie “Auto trim” maakt het mogelijk om een model snel en ongecompliceerd te trimmen, bv. in het kader van
een eerste vlucht of ook na (grotere) reparaties en dergelijke.
Normaal gesproken wordt in bij zulke testvluchten eerst met de knuppels dusdanig tegengestuurd, totdat de
gewenste vliegtoestand is bereikt, waarbij meer of minder tegelijkertijd geprobeerd wordt om met de trimschuiven
de stuurknuppels weer te “ontlasten”.
Hier is de optie “Auto trim” bruikbaar: na het bereiken van de gewenste vliegsituatie via de stuurfuncties 2 … 4
(rol, hoogte en richting) wordt de aan de functie “Auto trim” toegewezen schakelaar - de momentschakelaar is
hiervoor heel geschikt – EENMAAL bediend. Wanneer de schakelaar wordt bediend worden de afwijkingen van
de stuurknuppel ten opzichte van de neutrale positie vastgesteld en als trimwaarde overgenomen. Dat gaat niet
direct, maar duurt ongeveer 1 seconde. Tijdens deze tijd moet u dan de stuurknuppels weer terugbrengen naar
de normale positie.

97
Aanwijzingen:
• Let er op, dat tijdens het toewijzen van de schakelaar de stuurknuppels voor rol, nick en hekrotor zich in hun
neutrale posities bevinden, omdat anders de afwijkingen van de stuurknuppels al als trimwaarden in het
trimgeheugen worden opgeslagen.
• Omdat IEDERE bediening van de Auto-trim-schakelaar cumulerend werkt, moet u na het einde van een “Auto-
trim”-vlucht de gekozen Auto-trim-schakelaar uit veiligheidsoverwegingen weer deactiveren. Anders bestaat er
namelijk het gevaar, dat de “Auto-trim”-functie per abuis wordt bediend.
Auto terugzetten klok
B A S I S I N S T. M O D E L
Markering ----
Inschakelwaarschuwing ----
Auto trim ----
Auto terugzetten klok ja
Via “ja/nee” legt u in deze regel vast of bij het inschakelen van de zender alle klokken behalve de “modeltijd” en
de “zendergebruikstijd” automatisch naar de desbetreffende startwaarde teruggezet moeten worden.
De “kadertijd” daarentegen, zie bladzijde 157, wordt bij het inschakelen van de zender altijd naar de startwaarde
teruggezet.
Door een gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) wordt de waarde
weer op “ja” teruggezet.
101
Voor uw notities

102
Helikoptertype
Vastleggen van het type helikoptermodel
In dit menu wordt het “modeltype” van het te programmeren model vastgelegd. Tegelijkertijd worden daardoor alle
benodigde mixers, koppelfuncties etc. voor de hierop volgende programmering geactiveerd:
Modelselectie Kop./wissen
Menu’s verbergen Modellen verb.
Basisinst. mod. Helikoptertype
Servoinstelling Knuppelinst.
Inst. stuurelement Dual Rate / Expo
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
Raak kort de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan:
Tuimelschijftype
Afhankelijk van het aantal servo’s voor de pitch-aansturing is er voor de bediening van de tuimelschijf een
bijbehorende programmavariant nodig.
Deze keuze wordt ook beïnvloed door de soort aansturing van de tuimelschijf: omdat Flybarless-systemen
meestal geen tuimelschijfmixers van de zender nodig hebben, moet bij het gebruik van zo’n systeem als
tuimelschijftype normaal gesproken “1 servo” worden gekozen, onafhankelijk van het werkelijk aantal
tuimelschijfservo’s. Let er in dit verband echter in ieder geval op de handleiding bij uw Flybarless-systeem,
omdat de helikopter anders eventueel onbestuurbaar zou worden.
Na de keuze van de regel “tuimelschijftype” met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets is het
invoerveld omkaderd:
H E L I K O P T E R T Y P E
Tuimelschijftype 1 servo
TS-linearisering uit
Rotor-draairichting rechts
Pitch min. achter
SEL
Raak de centrale SET-toets van de rechter touch-toets kort aan. Het actuele aantal pitch-servo’s is nu invers te
zien. Leg nu met de pijltoetsen van de rechter touch-toets de benodigde variant vast:
“1 servo”: U gebruikt een Flybarless-systeem of de tuimelschijf wordt via een aparte rol- en
nickservo bewogen. De pitchsturing vindt plaats via één aparte servo. (het menupunt
“TS-mixer” wordt in de multifunctie-lijst onzichtbaar gemaakt, wanneer als
tuimelschijftype “1 servo” is ingesteld. Dit omdat bij helikoptermodellen, die maar 1
pitchservo hebben, de in totaal drie tuimelschijfservo’s voor pitch, nick en rol ZONDER
mixers vanuit de zender worden aangestuurd. Dit is ook het geval bij Flybarless-
systemen)
“2 servo”: De tuimelschijf wordt voor de pitchsturing axiaal verschoven door twee rolservo’s; de
nicksturing wordt door een mechanische compensatiewip ontkoppeld.
“3Sv (2 rol)”: Symmetrische driepuntsaansturing van de tuimelschijf via 3 over telkens 120°
verdeelde aanstuurpunten, waaraan één nickservo (vooraan of achteraan) en twee
rolservo’s (zijdelings links en rechts) verbonden zijn. Voor de pitchsturing verschuiven
alle drie de servo’s de tuimelschijf axiaal.
“3Sv (140)”: Asymmetrische driepuntsaansturing van de tuimelschijf via 3 aanstuurpunten, waaraan
één nickservo (vooraan of achteraan) en twee rolservo’s (zijdelings links en rechts)
verbonden zijn. Voor de pitchsturing verschuiven alle drie de servo’s de tuimelschijf
axiaal.
“3Sv (2 nick)”: Symmetrische driepuntsaansturing zoals hierboven, alleen om 90° verdraaid, d.w.z.
één rolservo aan de zijkant en twee nickservo’s vooraan en achteraan.
“4Sv (90°)” : Vierpuntsaansturing van de tuimelschijf via twee rol- en twee nickservo’s.
Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) schakelt naar “1 servo”.
tuimelschijftype: 1 servo

103
tuimelschijftype: 2 servo’s
tuimelschijftype: 3 servo’s (2 rol)
tuimelschijftype: 3 servo’s (140°)
tuimelschijftype: 3 servo’s (2 nick)
tuimelschijftype: 4 servo’s (90°) 2 nick / 2 rol
Aanwijzing:
De tuimelschijf-mixpercentages worden -met uitzondering van de variant “1 servo”- in het menu “Tuimelschijf-
mixers”, bladzijde 212, ingesteld.
Linearisering van de tuimelschijf
Na de keuze van de regel “TS-linearisering” met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets is het
keuzeveld omkaderd:
H E L I K O P T E R T Y P E
Tuimelschijftype 1 servo
TS-linearisering uit
Rotor-draairichting rechts
Pitch min. achter
SEL
De instelling “ja” voorkomt ongewenste bijeffecten zoals bv. pitch-verandering bij het bedienen van de rolfunctie of
spanningen op de stuurstangen van de tuimelschijfservo’s. Zulke spanningen kunnen optreden wanneer de
bijbehorende servo’s vanwege verschillende uitslag-instellingen niet dezelfde uitslag hebben.
De linearisering behoeft wel een bepaalde gewenning, want om de hele uitslag van de servo te lineariseren wordt
de servo-uitslag bij kleine stuuruitslagen – net als bij een toepassen van de Expo-instelling – verkleind.
Draairichting van de rotor
Na de keuze van deze regel met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets is dit veld omkaderd:
H E L I K O P T E R T Y P E
Tuimelschijftype 1 servo
TS-linearisering uit
Rotor-draairichting rechts
Pitch min. achter
SEL
In de regel “Rotor-draairichting” wordt de draairichting van de hoofdrotor ingesteld door een aantippen van de
centrale SET-toets met de pijltoetsen van de van de rechter touch-toets: “rechts”: van boven gezien draait de
hoofdrotor met de klok mee. “links”: van boven gezien draait de hoofdrotor tegen de klok in.

105
“Helikoptertype” automatisch meegenomen en kan dan eventueel, zoals hier beschreven werd, ook weer
per model worden aangepast.
Expo gaslimiet
Na de keuze van de regel “Expo gaslimiet” met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets is het
keuzeveld omkaderd:
H E L I K O P T E R T Y P E
TS-linearisering uit
Rotor-draairichting rechts
Pitch min. achter
Expo gaslimiet 0%
SEL
Aan de functie “Gaslimiet”, die in het menu “Instelling stuurelement”, zie bladzijde 121, werd beschreven kan
een exponentiële curve-karakteristiek worden meegegeven. Met de pijltoetsen kan een waarde tussen pitch -
100% en +100% voor de progressiegraad worden ingesteld.
Zinvol is dit bv. wanneer de gaslimiter tegelijkertijd de stationaire instelling moet regelen. Meer details w.b. de
gaslimiter zie me nu “Instelling stuurelement”, bladzijde 116.
Voorbeeld van twee Expo-gaslimiet curvenkarakteristieken voor 100% servo-uitslag: doorgetrokken lijn: negatieve Expo-
waarden; gestippelde lijn: positieve Expo-waarden
Waarschuwing gaslimiet
H E L I K O P T E R T Y P E
Rotor-draairichting rechts
Pitch min. achter
Expo gaslimiet 0%
Gaslim. Waarschuwing -70%
SEL
Bij het inschakelen van de zender wordt u bij een te ver geopende carburateur akoestisch en door een
aanduiding op het display gewaarschuwd:
Gas
te
hoog!
Via de optie “Waarschuwing gaslimiet” kunt u de kritische positie van de gasservo variabel tussen 0% en -100%
instellen, waarboven deze waarschuwing moet plaatsvinden. Als referentiepunt dient de in dit menu ingestelde
pitch-minimum-positie van de stuurknuppel “vooraan” of “achteraan”.
Standaard is -70% stuuruitslag ingesteld. Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄►(CLEAR) schakelt een
gewijzigde waarde om naar de standaardwaarde.

108
Zolang er telkens maar één stuurelement wordt gebruikt is dat ook verder geen probleem. het wordt alleen
problematisch, wanneer de signalen bij een gelijktijdig bedienen van de beide stuurelementen (bv. rol- en
richtingsroer) een totale stuuruitslag van meer dan 100% gaan vormen. De aansturingen en de servo’s zouden
dan (te) extreem belast kunnen worden …
Om dit te voorkomen moet in ieder geval de uitslag via de individuele wegbegrenzing resp. limit begrensd
worden. In dit voorbeeld zou het richtingsroer – dat dus hier bij 100% al aanloopt – een waarde van iets onder de
100% moeten krijgen.
Knuppelinstelling
Instelling van de stuurknuppels 1 tot 4
De beide kruisknuppels zijn voorzien van een digitale trimming. Draaien van de trimwieltjes verschuift met elke
“klik” de middenpositie van de kruisknuppels met een bepaalde waarde. Wanneer u trimming langer vasthoudt
loopt deze met een toenemende snelheid in de desbetreffende richting.
De huidige positie wordt telkens op het display getoond; de verstelling wordt ook “hoorbaar” gemaakt door
geluiden. Tijdens het vliegen is het dan ook makkelijk om de middenpositie terug te vinden, zonder op het display
te hoeven kijken: wanneer u bij de middenpositie bent is er een korte pauze in de beweging.
De actuele trimwaarden worden automatisch opgeslagen wanneer u van modelgeheugen verandert. Verder heeft
de digitale trimming binnen een geheugenplaats – behalve de trimming van de gas-/rem-stuurknuppel, kortweg
stuurfunctie “K1” (kanaal 1) genoemd – naar keuze globaal, d.w.z. in alle vliegfasen, of specifiek per vliegfase
effect. Het vastleggen van “globaal” of “fase” vindt plaats in het hieronder beschreven menu
“Knuppelinstelling” , waarbij de K1-trimming softwarematig altijd “globaal”, d.w.z. onafhankelijk van de vliegfase
is. In het basisdisplay is deze keuze als een soort “schaduw” bij de trimbalken zichtbaar:
• schaduw zichtbaar = globaal
• schaduw onzichtbaar = vliegfase-afhankelijk
In de afbeelding hieronder is de hoogteroertrimming – bij de standaardinstelling van mode 1: links – vliegfase-
afhankelijk weergegeven:
Blader met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets naar het menupunt “Knuppelinstelling” van het
multifunctiemenu:
Modelselectie Kop./wissen
Menu’s verbergen Modellen verb.
Basisinst. mod. Modeltype
Servoinstelling Knuppelinst.
Inst. stuurelement Dual Rate / Expo
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
Door een aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets opent u dit menupunt:
Kanaal1 Globaal 4 0.0s 0.0s
Rolroer Globaal 4 0.0s 0.0s
Hoogteroer Globaal 4 0.0s 0.0s
Richtingsr. Globaal 4 0.0s 0.0s
Trim Trimst. –Tijd+
Dit op vliegtuigmodellen afgestemde menu maakt het mogelijk om het trimeffect van de vier digitale trimhevels te
bepalen en aan de stuurfuncties 1 tot 4 naar keuze een “vertraging” toe te wijzen.
Met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets wisselt u naar de gewenste regel. na keuze van het
desbetreffende functieveld en een kort aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets wordt in
het dan inverse veld de gewenste waarde ingesteld met de pijltoetsen van de rechter touch-toets.
Trim
Met uitzondering van “kanaal 1” kan in deze kolom het trimeffect van de digitale trimmers van “Globaal” naar
“Fase” (en omgekeerd) worden omgezet. Bijvoorbeeld:
Kanaal1 Globaal 4 0.0s 0.0s
Rolroer Globaal 4 0.0s 0.0s
Hoogteroer Fase 4 0.0s 0.0s
Richtingsr. Globaal 4 0.0s 0.0s
Trim Trimst. –Tijd+
“Globaal”: De positie van de desbetreffende trimhevel heeft via alle eventueel geprogrammeerde
vliegfasen, bladzijde 144, dus “globaal” effect op het model.

113
6. Gelijktijdig aanraken van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet eventueel
gewijzigde instellingen weer terug naar de standaardwaarde.
Kolom 2 “Type”
Op dezelfde manier als in het hiervoor beschreven menu “Knuppelinstelling” kan in deze kolom worden
gekozen of de verdere instellingen van de desbetreffende ingang “GL(obaal)” of “FA(senspecifiek)” (en
omgekeerd) effect moeten hebben. Kies daarvoor met de keuzetoetsen van de linker of rechter touch-toets in de
kolom “Type” de gewenste ingangen 5 tot 16 uit, bv.:
I5 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
I6 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
I7 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
I8 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
Type SEL Offset -Weg+ -Tijd+
“GL”: De instellingen van de desbetreffende ingang hebben in alle eventueel geprogrammeerde vliegfasen
“globaal” binnen dit modelgeheugen effect.
“FA”: De instellingen van deze ingang hebben alleen effect in een bepaalde vliegfase en moeten dus
eventueel apart voor iedere vliegfase worden geprogrammeerd.
Aanwijzing:
Meer over vliegfasen zie bladzijde 144.
Kolom 3 “Stuurelement- en schakelaartoewijzing”
Selecteer met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets één van de ingangen 5 tot 16.
Toewijzing van een stuurelement
Wissel met de keuzetoetsen naar de kolom boven SEL. Door een kort aanraken van de centrale SET-toets van
de rechter touch-toets activeert u de mogelijkheid van toewijzing en verschijnt de volgende aanwijzing:
Gewenst stuurel
ement
bewegen
Bedien nu het gewenste stuurelement: het venster hierboven verdwijnt en in plaats daarvan verschijnt in het
display de aanduiding van het gekozen stuurelement:
I5 GL ZD2--- 0% +100% +100% 0.0 0.0
I6 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
I7 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
I8 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
Type SEL Offset -Weg+ -Tijd+
Alternatief kunt u bij het aanwijzingsvenster, zie boven, nogmaals op de centrale SET-toets van de rechter touch-
toets tippen:
I5 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
I6 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
I7 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
I8 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
Type SEL Offset -Weg+ -Tijd+
Kies nu met de keuzetoetsen van de linker of rechter touch-toets het gewenste stuurelement uit de lijst, in zoverre
deze op de zenderprint is aangesloten, of schakel om naar “vr”, wanneer de ingang van een stuurelement
afgekoppeld, dus “vrij” moet zijn. In dit geval, en ook wanneer een niet aanwezig stuurelement toegewezen zou
zijn, blijft de bijbehorende servo in de middenpositie en kan alleen nog via een mixer worden aangestuurd:
I5 GL ZD2--- 0% +100% +100% 0.0 0.0
I6 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
I7 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
I8 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
Type SEL Offset -Weg+ -Tijd+
Toewijzing van schakelaars
Wanneer de ingang als een schakelmodule gebruikt moet worden, kunt u aan iedere ingang als alternatief ook
een schakelaar toewijzen.
Via een eenvoudige schakelaar, zie aanhangsel, kan er tussen twee eindpunten worden geschakeld, bv. motor
AAN/UIT. Via een 2-standen momentschakelaar of kantelschakelaar, zie aanhangsel, heeft u hetzelfde effect als
een 2-kanaals schakelmodule, bv. motor UIT/HALF/VOL.
Wissel met de keuzetoetsen naar de kolom boven het schakelaarsymbool. Door een kort aantippen van de
centrale SET-toets van de rechter touch-toets activeert u de toewijzing van een schakelaar:

115
Type Offset -Weg+ -
Tijd+
Voor de instelling van een asymmetrische uitslag moet het desbetreffende bedieningselement ( stuurelement of
schakelaar) eventueel eerst naar de kant worden bewogen die ingesteld moet gaan worden, zodat de omkadering
op het display alleen de te veranderen waarde aangeeft:
I5 GL 8 7 0% +100% +100% 0.0 0.0
I6 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
I7 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
I8 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
Type Offset -Weg+ -
Tijd+
Door een aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets activeert u de instelling van de
waarden. Het waarden-veld wordt invers weergegeven. Met de pijltoetsen van de rechter touch-toets verandert u
de waarden:
I5 GL 8 7 0% +111% +111% 0.0 0.0
I6 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
I7 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
I8 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
Type Offset -Weg+ -
Tijd+
I5 GL 8 7 0% +100% +88% 0.0 0.0
I6 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
I7 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
I8 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
Type Offset -Weg+ -
Tijd+
Door een aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets wordt de invoer afgesloten.
Er zijn negatieve en positieve waarden mogelijk, om de richting van het stuurelement resp. het effect ervan te
kunnen aanpassen. Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet de
in het inverse waarden-veld veranderde parameters terug op +100%.
Belangrijk: In tegenstelling tot de instelling van de servo-uitslag heeft de instelling van de stuuruitslag echter ook
effect op alle daarvan afgeleide mix- en koppelfuncties, d.w.z. uiteindelijk op alle servo’s, die via het bijbehorende
stuurelement kunnen worden bediend.
Kolom 6 “Tijd”
Elk van de functie-ingangen 5 … 16 kan voorzien worden van een symmetrische of asymmetrische tijdsvertraging
tussen 0 en 9,9 s.
Verschuif het markeringskader met de pijltoets ► van de linker of rechter touch-toets verder via de kolom “-weg+”
naar rechts.
Voor het instellen van een symmetrische tijdsvertraging, d.w.z. een vertraging onafhankelijk van de stuurrichting
van het stuurelement, moet het desbetreffende bedieningselement ( proportionele draaiknop of schakelaar) naar
een positie worden gebracht waarbij in de kolom “weg” op het display de beide kanten van de tijdsinstelling
omkaderd zijn:
I5 GL 8 7 0% +100% +100% 0.0 0.0
I6 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
I7 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
I8 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
Type Offset -Weg+ -
Tijd+
Voor de instelling van een asymmetrische tijdsvertraging moet het desbetreffende stuurelement ( proportionele
draaiknop of schakelaar) eerst naar de kant worden bewogen die ingesteld moet gaan worden, zodat de
omkadering op het display alleen de te veranderen waarde aangeeft:
I5 GL 8 7 0% +100% +100% 0.0 0.0
I6 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
I7 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
I8 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
Type Offset -Weg+ -
Tijd+

124
H E L I K O P T E R T Y P E
TS-linearisering uit
Rotor-draairichting rechts
Pitch min. achter
Expo gaslimiet 0%
SEL
… te vinden is, kan het stuurgedrag van het gaslimiter-stuurelement zó worden aangepast, dat hiermee de
stationaire instelling kan worden geregeld en de motor kan worden uitgezet.
In dit geval moet bij een helemaal gesloten gaslimiter – afwijkend van de eerder beschreven instelling – in het
menu “Instelling stuurelement” de “-“-kant van de kolom “-Weg+” van de regel “GL16” zó worden ingesteld, dat de
motor in deze ;positie van het stuurelement helemaal uit is.
Aansluitend brengt u het gaslimiter-stuurelement in de middenpositie en verandert u de %-waarde van de regel
“Expo-gaslimiet” uit het menu “Helikoptertype”, bladzijde 102, zolang tot de carburateur de juiste positie heeft
om de motor goed te kunnen starten. Start de motor en corrigeer eventueel de waarde, totdat de motor in deze
positie van het gaslimiter-stuurelement netjes stationair loopt.
De waarde aan de plus-kant van de kolom “-Weg+” daarentegen verhoogt u naar de al eerder genoemde +125%,
zodat de volgas-positie van de gasservo ook helemaal door de gaslimiter wordt vrijgegeven.
Tenslotte stelt u nog een asymmetrische tijdsvertraging van bv. 0,4 s in, zodat de motor soepel op toeren kan
komen wanneer u de draaiknop wat te snel naar rechts zou draaien. De vertragingstijd hangt af van de opening
van de carburateur bij pitch-minimum. De ingestelde waarde moet in de praktijk worden uitgeprobeerd.
Dual Rate / Expo
Omschakelbare stuurkarakteristiek voor rol-, hoogte- en richtingsroer
Blader met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets naar het menupunt “Dual Rate / Expo” van het
multifunctie-menu:
Modelselectie Kop./wissen
Menu’s verbergen Modellen verb.
Basisinst. mod. Modeltype
Servoinstelling Knuppelinst.
Inst. stuurelement Dual Rate / Expo
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
Door een aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets opent u dit menu:
Rol ---- 100% ---- 0%
Hoogte ---- 100% ---- 0%
Richting ---- 100% ---- 0%
DUAL EXPO
SEL SEL
De Dual-Rate/Expo-functie maakt een omschakelen resp. beïnvloeden van de stuuruitslagen en -karakteristieken
voor rol-(RO), hoogte (HO)- en richtingsroer(RI) mogelijk (stuurfuncties 2 … 4) via schakelaars.
Een individuele curvenkarakteristiek van de stuurfunctie 1 (gas/rem) kan in het menu “Kanaal 1 curve” zie vanaf
bladzijde 132, via maximaal 8 apart te programmeren punten worden ingesteld.
Dual Rate heeft een soortgelijk effect als de stuurelement-instelling in het menu “Instelling stuurelement”, dus
direct op de bijbehorende stuurfunctie, onafhankelijk daarvan, of deze één servo of via willekeurige complexe
koppel- en mixfuncties meerdere servo’s aanstuurt. De stuuruitslagen zijn per schakelaarpositie en vliegfase
tussen 0 en 125% van de normale stuuruitslag instelbaar.
Expo maakt voor waarden groter dan 0% een fijngevoelig sturen van het model rond de middenpositie van de
desbetreffende stuurfunctie (rol-, hoogte- en richtingsroer) mogelijk, zonder de volledige uitslag bij een volledige
stuurknuppeluitslag te hoeven missen. Omgekeerd wordt voor waarden kleiner dan 0% het effect van het
stuurelement rondom de middenpositie vergroot, en in de richting van de volledige uitslag weer verkleind. De
waarde van de “progressie” kan dus van – 100% tot + 100% worden ingesteld, waarbij 0 % overeenkomt met de
normale, lineaire stuurkarakteristiek.
Een verdere toepassing vloeit voort uit het gebruik van de tegenwoordig vaak gebruikte draaiservo’s: de
roeraansturing verloopt namelijk niet-lineair, d.w.z. met een toenemende draaihoek van de stuurschijf resp. van
de servohevel wordt de roeraansturing via de stuurstang - afhankelijk daarvan, hoe ver naar buiten de
stuurstang aan de servohevel is bevestigd – steeds kleiner. Met Expo-waarden groter dan 0% kan dit effect
worden tegengegaan, zodat bij een groter wordende knuppeluitslag de draaihoek meer dan proportioneel
toeneemt. Ook de Expo-instelling heeft direct betrekking op de bijbehorende stuurfunctie, onafhankelijk van het
feit of deze effect heeft op één servo of via willekeurige koppel- en mixfuncties op meerdere servo’s.
De toewijzing van schakelaars is zowel voor de Dual Rate- als ook voor de Expo-functies helemaal vrij, zodat ook
meerdere functies via één en dezelfde schakelaar kunnen worden bediend. Daardoor bestaat ook de
mogelijkheid, om Dual Rate en Expo via één enkele schakelaar met elkaar te verbinden, wat vooral bij snelle
modellen een groot voordeel kan zijn. Op het display worden de curvenkarakteristieken direct zichtbaar gemaakt.

127
Asymmetrische instelling van Dual Rate en Expo
Om een asymmetrische, d.w.z. een van de richting van de desbetreffende stuurknuppel afhankelijke Dual-Rate-
of Expo-instelling te programmeren, moet eerst in het menu “Stuurelement-schakelaars” aan één van de
stuurelement-schakelaars G1 … G4 – bijvoorbeeld “G3”- het gewenste stuurelement, bijvoorbeeld stuurknuppel 3
voor de hoogteroer-functie, worden toegewezen. Laat echter het schakelpunt in de neutrale positie van de
stuurknuppel (0%). Wissel daarna terug naar het menu “Dual Rate / EXPO” voor de desbetreffende stuurfunctie,
hier “hoogteroer”.
Activeer nu de “schakelaar-toewijzing” en wissel door een kort aantippen van de centrale SET-toets van de
rechter touch-toets naar de uitgebreide schakelaars en dan met de pijltoetsen verder naar de eerder
gedefinieerde stuurelement-schakelaar “G3”:
Stuurel.-/ logische-/vaste schak.
G1 G2 G3 G4 G5 G6
G7 G8 FX FXi L1 L2
Door een kort aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets wordt deze schakelaar
overgenomen:
Rol ---- 100% ---- 0%
Hoogte G3 100% ---- 0%
Richting ---- 100% ---- 0%
DUAL EXPO
SEL SEL
Wissel nu met één van de pijltoetsen naar de rechter kolom en beweeg daarna de hoogteroerknuppel naar de
desbetreffende einduitslag, om apart voor iedere richting de Dual-Rate-waarde in te stellen, bv. voor hoogteroer
up” …
Rol ---- 100% ---- 0%
Hoogte G3 77% ---- 0%
Richting ---- 100% ---- 0%
DUAL EXPO
SEL SEL
… en hoogteroer “down”:
Rol ---- 100% ---- 0%
Hoogte G3 111% ---- 0%
Richting ---- 100% ---- 0%
DUAL EXPO
SEL SEL
De gestippelde verticale lijn geeft de huidige positie van de hoogteroer-stuurknuppel weer.
Op dezelfde manier gaat u te werk bij eventuele Expo-waarden.

129
modellen een groot voordeel kan zijn. Op het display worden de curvenkarakteristieken direct zichtbaar gemaakt.
De gestippelde verticale lijn beweegt na keuze van de bijbehorende regel synchroon met de desbetreffende
stuurknuppel, om het verloop van de curve beter te kunnen beoordelen.
Vliegfase-afhankelijke Dual-Rate- en Expo-instellingen
Wanneer u in het menu “Faseninstelling” en “Fasentoewijzing” vliegfasen heeft aangemaakt en van een
passende naam heeft voorzien verschijnt deze naam in het display links onderaan, bv. “normaal”. Bedient u dus
eventueel de bijbehorende schakelaar om tussen de verschillende vliegfasen om te schakelen.
Principes van de bediening
1. Schakel naar de gewenste vliegfase en kies dan de gewenste regel “rollen”, “nicken” of “hekrotor” met
de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets.
2. Met de pijltoetsen ◄► van de linker of rechter touch-toets eventueel naar de “Expo”-kolom wisselen.
3. De centrale SET-toets van de rechter touch-toets aanraken. Het bijbehorende invoerveld wordt invers
afgebeeld.
4. Met de pijltoetsen van de rechter touch-toets de gewenste waarde invoeren.
5. De centrale SET-toets van de rechter touch-toets aanraken, om de invoer af te sluiten.
6. Gelijktijdig aanraken van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet eventueel
gewijzigde waarden weer terug naar de standaardwaarden.
Dual-Rate-functie
Indien u een omschakelen tussen twee mogelijke varianten wenst, wijst u in de onderste rand van het display in
de kolom met het schakelaarsymbool een schakelaar toe, zoals beschreven op bladzijde 60 in het onderdeel
“Toewijzing van stuurelementen , schakelaars en stuurelementschakelaars”:
Gewenste schakelaar
in de AAN positie
(Uitgebr. schakelaars: SET)
Dit kan bij behoefte ook één van de stuurelement-schakelkaars of één van de logische schakelaars uit de lijst van
de “Uitgebreide schakelaars”.
De toegewezen schakelaar verschijnt op het display samen met een schakelaarsymbool, dat ook de
schakelrichting weergeeft. Bij de schakelaars uit het menu “Uitgebreide schakelaars” dient de stuurknuppel of een
ander stuurelement zelf als schakelaar. Zo’n stuurelement-schakelaar moet echter eerst in het menu
“Stuurelement-schakelaars”, zie bladzijde 139, en een logische schakelaar in het menu “Logische
schakelaars”, bladzijde 142, worden gedefinieerd.
Welke schakelaar er ook werd toegewezen, … deze verschijnt op het display samen met een schakelaarsymbool
dat de schakelrichting bij het bedienen van de schakelaar weergeeft:
Rollen 3 100% ---- 0%
Nicken ---- 100% ---- 0%
Hek ---- 100% ---- 0%
DUAL EXPO
SEL SEL
Kies de kolom rechts onderaan met SEL om na activatie van het waardenveld door kort aantippen van de
centrale SET-toets van de rechter touch-toets de Dual-Rate-waarde in het inverse veld voor de beide
schakelaarposities apart in te stellen; gebruik hiervoor de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets:
Rol 3 111% ---- 0%
Hoogte ---- 100% ---- 0%
Richting ---- 100% ---- 0%
DUAL EXPO
SEL SEL
Rollen 3 88% ---- 0%
Nicken ---- 100% ---- 0%
Hek ---- 100% ---- 0%
DUAL EXPO
SEL SEL
De Dual-Rate-curve wordt gelijktijdig als grafiek weergegeven. Gelijktijdig aanraken van de toetsen ▲▼ of ◄►
van de rechter touch-toets (CLEAR) zet in het inverse invoerveld een gewijzigde waarde terug naar 100%.
Let op:
De Dual-Rate-waarde moet uit veiligheidsoverwegingen minstens 20% bedragen.

130
Voorbeelden van verschillende Dual-Rate-waarden:
Exponential-functie
Wanneer u een omschakeling tussen twee varianten wenst, wijst u in de kolom met het schakelaarsymbool
onderaan, zoals op bladzijde 60 in het onderdeel “Toewijzing stuurelementen, schakelaars en stuurelement-
schakelaars” beschreven is, een schakelaar toe:
Gewenste schakelaar
in de AAN positie
(uitgebr. schakelaars: SET)
Dit kan bij behoefte ook één van de stuurelement-schakelkaars of één van de logische schakelaars uit de lijst van
de “Uitgebreide schakelaars”. De toegewezen schakelaar verschijnt op het display samen met een
schakelaarsymbool, dat ook de schakelrichting weergeeft. Bij de schakelaars uit het menu “Uitgebreide
schakelaars” dient de stuurknuppel of een ander stuurelement zelf als schakelaar. Zo’n stuurelement-schakelaar
moet echter eerst in het menu “Stuurelement-schakelaars”, zie bladzijde 119, en een logische schakelaar in
het menu “Logische schakelaars”, bladzijde 142, worden gedefinieerd.
Welke schakelaar er ook werd toegewezen, … deze verschijnt op het display samen met een schakelaarsymbool
dat de schakelrichting bij het bedienen van de schakelaar weergeeft:
Rollen ---- 100% 3 0%
Nicken ---- 100% ---- 0%
Hek ---- 100% ---- 0%
DUAL EXPO
SEL SEL
Kies de kolom rechts onderaan met SEL om na activatie van het waardenveld door kort aantippen van de
centrale SET-toets van de rechter touch-toets de Dual-Rate-waarde in het inverse veld voor de beide
schakelaarposities apart in te stellen; gebruik hiervoor de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets; nu
bestaat bijvoorbeeld de mogelijkheid om in de ene schakelrichting met een lineaire curvenkarakteristiek te vliegen
en in de andere richting een van 0% afwijkende waarde te hebben:
Rollen ---- 100% 3 +50%
Nicken ---- 100% ---- 0%
Hek ---- 100% ---- 0%
DUAL EXPO
SEL SEL
De Expo-curve wordt tegelijkertijd in de grafiek weergeven. Gelijktijdig aanraken van de toetsen ▲▼ of ◄► van
de rechter touch-toets (CLEAR) zet in het inverse invoerveld een gewijzigde waarde terug naar 100%.
Voorbeelden van verschillende Expo-waarden:
In deze voorbeelden bedraagt de Dual-Rate- waarde telkens 100%
Combinatie Dual-Rate en Expo
Wanneer u zowel bij de Dual-Rate als ook bij de Expo-functie waarden heeft ingevoerd, worden de beide functies
tegelijkertijd uitgevoerd en overlappen ze elkaar als volgt:

132
Kanaal 1 curve
Stuurkarakteristiek gas-/stoorkleppenstuurknuppel
Blader met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets naar het menupunt “Kanaal 1 curve” van het
multifunctie-menu:
Modelselectie Kop./wissen
Menu’s verbergen Modellen verb.
Basisinst. mod. Modeltype
Servoinstelling Knuppelinst.
Inst. stuurelement Dual Rate / Expo
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
Door een aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets opent u dit menu:
Kanaal 1 C U R V E
Ingang 0%
Curve Uitgang 0%
uit Punt ? 0%
Omdat vaak de curve van de carburateur of het effect van de rem- resp. stoorkleppen niet-lineair verloopt, kan
deze in dit menu dienovereenkomstig worden aangepast. Het menu maakt dus een verandering van de
stuurkarakteristiek van de gas- resp. remkleppenstuurknuppel mogelijk, onafhankelijk van het feit, of deze
stuurfunctie op een enkele servo of via willekeurige mixers op meerdere servo’s effect heeft.
In zoverre in de menu’s “Faseninstelling” en “Fasentoewijzing”, bladzijde 146 resp. 152, vliegfasen werden
gedefinieerd, kan deze optie vliegfasen-afhankelijk worden aangepast. De bijbehorende naam van de vliegfase
wordt linksonder op het display zichtbaar gemaakt, b.v. ”normaal”.
De stuurcurve kan tot max. 8 punten, vanaf nu “steunpunten” genaamd, langs de hele stuurknuppeluitslag worden
vastgelegd. De grafische weergave maakt het vastleggen van de steunpunten en de instelling daarvan veel
makkelijker. Het is echter raadzaam om eerst met zo weinig mogelijk steunpunten te beginnen.
In de softwarematige basis-instelling bepalen 2 steunpunten, en wel de beide eindpunten aan de onderste
stuurknuppeluitslag “L”(low = -100% stuuruitslag) en aan de bovenste stuurknuppeluitslag “H” (high = +100%
stuuruitslag) een lineaire stuurcurve. Schakel eventueel eerst om naar de gewenste vliegfase.
Maken van steunpunten
Met het bedieningselement (gas-/remkleppenstuurknuppel) wordt in de grafiek een verticale lijn synchroon tussen
de beide eindpunten “L” en “H” verschoven. De huidige stuurknuppelpositie wordt ook numeriek in de regel
“ingang” aangeduid (-100% tot +100%). Het snijpunt van deze lijn met de desbetreffende curve is als “uitgang”

133
aangeduid en kan aan de steunpunten tussen –125% en +125% gevarieerd worden. Dit aldus veranderde
stuursignaal heeft effect op alle navolgende mix- en koppelfuncties.
In het bovengenoemde voorbeeld bevindt de stuurknuppel zich bij 0% stuuruitslag en maakt vanwege de lineaire
karakteristiek een uitgangssignaal van ook 0%. Tussen de beide eindpunten “L” en “H” kunnen tot max. 6 extra
steunpunten worden gezet, waarbij de minimale afstand tot het volgende steunpunt niet kleiner dan ca. 25% mag
zijn. Beweeg de stuurknuppel, en zodra het inverse vraagteken ? verschijnt, kunt u door een aantippen van de
centrale SET-toets van de rechter touch-toets het volgende steunpunt maken. Tegelijkertijd wordt de “?” door een
nummer vervangen en het waardenveld rechts van het steunpunt-nummer invers weergegeven:
Kanaal 1 C U R V E
Ingang +50%
Curve Uitgang +50%
uit Punt 2 +50%
De volgorde, waarin de maximaal 6 steunpunten tussen de randpunten “L” en “H” worden gevormd, is
onbelangrijk, omdat de steunpunten automatisch altijd van links naar rechts opnieuw worden doorgenummerd.
Wissen van steunpunten
Om één van de gemaakte steunpunten 1 tot max. 6 weer te kunnen wissen, moet verticale lijn met de
stuurknuppel in de buurt van het desbetreffende steunpunt worden gebracht. Zodra het nummer van dit steunpunt
en de bijbehorende waarde in de regel “punt” wordt getoond, kunt u deze na activeren van het waardenveld van
de regel “punt” in het nu inverse veld door gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-
toets (CLEAR) wissen. Een kort aantippen van de centrale ESC-toets van de linker touch-toets sluit dit menu af.
Veranderen van de steunpunt-waarden
Beweegt u de stuurknuppel op het te veranderen steunpunt “L (low), 1 … 6 of H (high)”. Nummer en actuele
curvenwaarde van dit punt worden getoond. Activeer het waardenveld door een kort aantippen van de centrale
SET-toets van de rechter touch-toets. Nu kan in het inverse veld de huidige curvenwaarde tussen –125% en
+125% veranderd worden, en wel zonder de steunpunten ernaast te beïnvloeden.
Voorbeeld:
Kanaal 1 C U R V E
Ingang +50%
Curve Uitgang -75%
uit Punt 2 -75%
Als voorbeeld werd hier de steunpuntwaarde “2” op -75% gezet.
Aanwijzing:
Mocht de stuurknuppel niet exact op het steunpunt zijn ingesteld, let u er dan op, dat de procentwaarde in de
regel “uitgang” altijd betrekking heeft op de huidige stuurknuppelpositie.
Trimpunt-functie
Alternatief kunt u bij een actief, d.w.z. invers afgebeeld waardenveld de al aangemaakte steunpunten met de
pijltoetsen ◄► van de linker touch-toets op- of aflopend aanklikken, waarbij het nummer van het actuele punt L,
1 … max. 6 en H in de grafiek telkens invers wordt afgebeeld resp. van een driehoekje wordt voorzien. Met de
pijltoetsen van de rechter touch-toets kan dan het nu geselecteerde steunpunt weer volledig onafhankelijk van de
positie van het stuurelement op de hierboven beschreven manier worden aangepast:
Kanaal 1 C U R V E
Trimpunt
Ingang +50%
Curve Uitgang -75%
uit Punt 1 0%
Een aantippen van de centrale ESC-toets van de linker touch-toets beëindigt deze trimpunt-functie weer.
Trimoffset-functie
Bij een actief, d.w.z. invers afgebeeld waardenveld kunt u niet alleen de al aangemaakte steunpunten met de
pijltoetsen ◄► van de linker touch-toets op- of aflopend aanklikken en wijzigen, maar ook een bestaande curve
met de toetsen ▲▼ van de linker touch-toets over een bereik van ± 25% verticaal verschuiven:
Kanaal 1 C U R V E
Trimoffset
Ingang +50%
Curve Uitgang -50%
uit Punt 2 -50%

135
Kanaal 1 curve
Stuurkarakteristiek gas-/pitch-stuurknuppel
Blader met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets naar het menupunt “Kanaal 1 curve” van het
multifunctie-menu:
Modelselectie Kop./wissen
Menu’s verbergen Modellen verb.
Basisinst. mod. Helikoptertype
Servoinstelling Knuppelinst.
Inst. stuurelement Dual Rate / Expo
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
Door een aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets opent u dit menu:
Kanaal 1 C U R V E
Ingang 0%
Curve Uitgang 0%
uit Punt ? 0%
Omdat vaak de curve van de carburateur of de pitch niet-lineair verloopt, kan deze in dit menu
dienovereenkomstig worden aangepast. Het menu maakt dus een verandering van de stuurkarakteristiek van de
gas- resp. pitchstuurknuppel mogelijk, onafhankelijk van het feit, of deze stuurfunctie op een enkele servo of via
willekeurige mixers op meerdere servo’s effect heeft.
In zoverre in de menu’s “Faseninstelling” en “Fasentoewijzing”, bladzijde 146 resp.152, vliegfasen werden
gedefinieerd, kan deze optie vliegfasen-afhankelijk worden aangepast. De bijbehorende naam van de vliegfase
wordt linksonder op het display zichtbaar gemaakt, b.v. ”normaal”.
De stuurcurve kan tot max. 8 punten, vanaf nu “steunpunten” genaamd, langs de hele stuurknuppeluitslag worden
vastgelegd. De grafische weergave maakt het vastleggen van de steunpunten en de instelling daarvan veel
makkelijker. Het is echter raadzaam om eerst met zo weinig mogelijk steunpunten te beginnen. Let er daarbij op,
dat de hier ingestelde curvenkarakteristiek als ingangssignaal op bepaalde mixers van het menu
“Helikoptermixers”, bladzijde 180, effect heeft:
“Helikoptermix”
Pitchknuppel → K1 curve → pitch
→ K1 -> gas
→ K1 -> hekrotor

140
• Automatisch afschakelen van een mixer “rol → richting” bij het uitdraaien van de landingskleppen, om b.v. bij
landingen op een helling de dwarsligging van het model aan te passen aan het contour van het
landingsterrein, zonder dat door het anders meegenomen richtingsroer de vliegrichting nog verder beïnvloed
wordt.
• Uitdraaien van de landingskleppen, bijtrimmen van het hoogteroer en/of bepaalde Dual-Rate-, Exponential- en
differentiële omschakelingen bij de landing uitvoeren, zodra de gasstuurknuppel over het schakelpunt
bewogen wordt. Via een apart toegewezen externe schakelaar in de 5e kolom kan ook het effect van de
stuurelement-schakelaar eventueel overstuurd worden.
Het MC-32 HoTT-programma is voorzien van in totaal 8 van deze zogenaamde stuurelement-schakelaars (“G1”
tot “G8”). Bij de gedeelten van de programmering waar u schakelaars kunt toewijzen, heeft u dus de mogelijkheid
om naast één van de maximaal 16 schakelaars van de zender ook één van de stuurelement-schakelaars “G1” …
“G8” uit de lijst van de uitgebreide schakelaars uit te kiezen en toe te wijzen, zoals beschreven in het onderdeel
“Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” op bladzijde 60.
Verder maakt de combinatie van een stuurelement-schakelaar met een extra schakelaar het mogelijk, om
complexere schakelcombinaties uit te voeren, zie verder hieronder.
Principes van de bediening:
1. Is er geen stuurelement toegewezen, dan is op het display eerst het bijbehorende invoerveld in de kolom
boven het schakelaarsymbool leeg.
2. Met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets de gewenste stuurelement-schakelaar 1 tot 4
selecteren.
3. De centrale SET-toets van de rechter touch-toets kort aantippen.
4. Gewenst stuurelement bewegen. Het bijbehorende nummer van het stuurelement verschijnt in het invoerveld
boven het schakelaarsymbool.
5. Met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets wisselen naar rechts, naar de kolom boven STO.
6. Stuurelement naar het gewenste schakelpunt bewegen en dan de centrale SET-toets van de rechter touch-
toets kort aantippen om het schakelpunt op te slaan.
7. Overige instellingen zoals schakelrichting enz. voltooien.
8. Verlaten van het menu met de centrale ESC-toets van de linker touch-toets.
Een stuurelement toewijzen aan een stuurelement-schakelaar
Kies de gewenste regel 1 tot 8 met de pijltoetsen van de linker of rechter pijltoets uit. Na een aansluitend kort
aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets om de toewijzing van het stuurelement te
activeren, verschijnt op het display de volgende aanwijzing:
Gew. stuurelement
bedienen
Bijvoorbeeld moet nu de rechts aan de zijkant gemonteerde proportionele schuif aan de stuurelement-schakelaar
“G1” worden toegewezen. Beweeg dus dit stuurelement naar een willekeurige richting. Zodra deze werd herkend
verschijnt het nummer ervan op het display:
S T U U R E L E M E N T – S C H A K .
G1 ZD1 0% => ----- G1|
G2 vrij 0% => ----- G2
G3 vrij 0% => ----- G3
G4 vrij 0% => ----- G4
SEL
Een stuurelement-schakelaar weer op “vrij” zetten
Om een stuurelement-schakelaar weer op “vrij” te zetten, moet u bij de display-aanduiding …
Gew. stuurelement
bedienen
… tegelijkertijd de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) kort aantippen, om een ingesteld
stuurelement weer te wissen.
Schakelpunt vastleggen
Verschuif het markeringskader met de pijltoets ► van de linker of rechter touch-toets naar de kolom STO (store,
opslaan).
Beweegt u nu het uitgekozen stuurelement naar de positie, waarin het schakelpunt, d.w.z. de omschakeling
AAN/UIT moet komen te liggen en tip de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan. De actuele positie
wordt aangeduid, in het voorbeeld “+85%”:
S T U U R E L E M E N T – S C H A K .
G1 ZD1 +85% => ----- G1|
G2 vrij 0% => ----- G2
G3 vrij 0% => ----- G3
G4 vrij 0% => ----- G4
SEL

145
“Vliegfasenklokken” 160
“Vleugelmixers” 164
“Mix actief / fase” 208
“Trimgeheugen” 228
Lijst van vliegfasen-afhankelijke menu’s bij de helikopterprogramma’s:
menu bladzijde
“Instelling stuurelement” 116
“Dual Rate / Expo” 128
“Kanaal1 curve” 135
“Faseninstelling” 150
“Fasentoewijzing” 152
“Onvertraagde kanalen” 155
“Vliegfasenklok” 160
“Helikoptermixers” 180
“Mix actief / fase” 208
“Trimgeheugen” 230
Alle andere menu’s zijn model-afhankelijk en daarom niet voor iedere vliegfase apart programmeerbaar.
Veranderingen in alle andere menu’s hebben dus altijd effect op alle vliegfasen van het desbetreffende model.
Eventueel kunt u alle menu’s die niet gewijzigd kunnen worden, in het menu “Menu’s verbergen”, bladzijde 78,
bij de programmering van de vliegfasen in de multifunctielijst onzichtbaar maken. Twee voorbeelden van een
vliegfasen-programmering vindt u vanaf bladzijde 292.
Voor uw notities

147
Het inrichten van vliegfasen voor vliegtuigmodellen begint u bij dit menupunt, waarbij u de diverse fasen een
naam toekent en een tijdsvertraging meegeeft, om een (soepel) omschakelen naar deze vliegfase mogelijk te
maken, waarbij – afhankelijk van uw model en uw instellingen – langere omschakeltijden dan de standaard 0,1 s
raadzaam zijn. U kunt ook meer fasen van namen en een omschakeltijd voorzien dan dat u op het moment denkt
nodig te hebben, want welke van de “al aangemaakte” fasen u tenslotte activeert, beslist u pas in het menu
“Fasentoewijzing”, bladzijde 152 met het zetten van fasenschakelaars.
Of op het moment aan één van de fasen 1 … 8 al een schakelaar werd toegekend en hoe deze staat, is zichtbaar
in de rechter “status”-kolom:
teken betekenis
- Geen schakelaar toegekend
+ Fase via schakelaar op te roepen
* Kenmerkt de momenteel actieve fase
Aanwijzing:
Bij het programmeren van verschillende vliegfasen is de optie “Kopiëren vliegfasen” in het menu
“Kopiëren/wissen” handig. Eerst worden de parameters voor een bepaalde vliegfase vastgelegd en daarna naar
de volgende vliegfase gekopieerd, waar ze vervolgens naar behoefte kunnen worden aangepast.
Kolom “Naam”
Tip kort de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan en kies voor de benodigde vliegfase 1 tot max. 8
met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets de passende naam uit de lijst. Naast deze standaard-
namen kunt u in het menu “Algemene instellingen”, bladzijde 265, maximaal 10 eigen fasennamen definiëren.
De volgorde van de fasen 1 tot max. 8 is totaal onbelangrijk en er mogen ook nummers worden overgeslagen.
Begin echter toch altijd met “fase 1”, de “normale fase”, die altijd actief is wanneer …
• In het menu “Fasentoewijzing” geen fasen-schakelaar is aangewezen, of
• aan bepaalde schakelaar-combinaties geen fase werd toegekend.
De fasennaam “normaal” zou daarom voor de “fase 1” zeker zinvol kunnen zijn. De namen zelf hebben geen
enkele programmeer-technische betekenis, ze zijn alleen nodig om bij het verdere programmeren de
verschillende vliegfasen uit elkaar te kunnen houden en worden daarom in alle vliegfasen-afhankelijke menu’s en
ook in de basis-aanduiding van de zender op het display getoond.
Kolom “Vliegf.klok” resp. “Fa.klok”
Naast de standaardklokken van de basis-displayaanduiding kunt u beschikken over andere klokken, die in het
menu “Vliegfasenklok”, bladzijde 160, ingesteld kunnen worden.
Klok 1, klok 2, klok 3, ronde, tijd1, tijd2
De vliegfasenklok “klok 1 … 3” en “tijd1” en “tijd2” lopen alleen in die vliegfase, waaraan ze in dit menu werden
toegewezen. In andere vliegfasen worden ze gestopt (en onzichtbaar gemaakt) en de toegewezen start-/stop-
schakelaar werkt niet.
De eenmaal gestarte rondenteller daarentegen loopt ook bij een wisselen van vliegfasen verder, kan echter
vanuit elke vliegfase via de centrale ESC-toets van de linker touch-toets worden gestopt.
Terwijl u met “ronde” via een schakelaar (SW) rondetijden kunt opnemen, hebben de beide klokken “tijd1” en
“tijd2” de volgende betekenis:
Tijd1 Er worden alleen die tijden gemeten, waarvan de in de regel “rondent./tijdtab” van het menu
“Vliegfasenklok”, bladzijde 142, toegewezen schakelaar of stuurelement-schakelaar “gesloten” is. De
frequentie van de bediening van deze schakelaar wordt weergegeven in de basisaanduiding. Dit
tellerveld verschijnt invers, zodra de schakelaar voor de tijd1-klok “geopend” is, d.w.z. de klok gestopt
wordt:
Met de pijltoetsen kunnen de opeenvolgende schakeltijden naar behoefte worden uitgelezen.
Toepassing:
Meten van bv. inschakeltijden van de motor, wanneer dezelfde schakelaar de motor bedient.
Tijd2 “tijd2” slaat zowel de “uit”- als ook de “aan”-tijden van de bijbehorende schakelaar op, d.w.z. bij ieder
bedienen van de schakelaar begint het tellen van de tijd opnieuw en wordt de teller telkens met “1”
verhoogt. Iedere tijdstelling kunt u via de centrale ESC-toets van de rechter touch-toets stoppen, zonder
de schakelaar te bedienen. Het bedienen van de schakelaar verhoogt weer de teller met 1 en start de
“tijd2”-klok opnieuw. Om het tijdsgeheugen via de pijltoetsen te kunnen uitlezen, moet de “tijd2”-klok
eerst via de centrale ESC-toets van de rechter touch-toets worden gestopt.
Toepassing:
Naast de motorlooptijden wordt .v. ook de daartussen liggende pure zweeftijd gemeten.

148
Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet in de basisaanduiding
de weergave van gestopte klokken weer terug.
Kolom “Motor”
Aanwijzing:
Deze kolom staat alleen ter beschikking wanneer in de regel “Motor aan K1” van het menu “Modeltype” “naar
voren of achteren” ingevoerd is.
Fase 1 Normaal ja 0.1s *
Fase 2 Start ja 0.1s -
Fase 3 Afstand ja 0.1s -
Fase 4 ja 0.1s -
Fase 5 ja 0.1s -
Naam Fa.klok Motor Om.tijd
“ja” De aan ontvangeruitgang 1 aangesloten motor wordt door de K1-stuurknuppel (gas-/rem-knuppel)
geregeld.
Het in het menu “Vleugelmixers” in te stellen remsysteem is uitgeschakeld:
REMINSTELLINGEN
Uit
<<normaal>>
“nee” De aan ontvangeruitgang 1 aangesloten motor is van de K1-stuurknuppel (gas-/rem-knuppel)
losgekoppeld en wordt automatisch in zijn – door de instelling “gas min naar voren/achteren”
bepaalde – UIT-positie gehouden. Het in het menu “Vleugelmixers” in te stellen remsysteem is
ingeschakeld en wordt door de K1-stuurknuppel bediend.
R E M I N S T E L L I N G E N
Butterfly 0%
Diff.-reductie
Hoogteroercurve =>
<<normaal>>
RO
Aanwijzing:
Het aanbod aan instelopties is afhankelijk van het in de regel “rolroeren/welfkleppen” van het menu
“Modeltype” gekozen aantal vleugelservo’s.
Kolom “Om.tijd”
Wanneer u wisselt tussen vliegfasen is het raadzaam om in deze kolom een omschakeltijd voor een “soepele”
overgang NAAR (!) de desbetreffende fase te programmeren. Zo is het ook mogelijk, om bij het wisselen van een
willekeurige fase naar fase 3 een andere tijd in te voeren dan voor de wissel naar fase 1.
Verschuif het markeringskader met de pijltoets ► van de linker of rechter touch-toets via de kolom “Fasenklok” en
eventueel “Motor” naar rechts.
Fase 1 Normaal ja 0.1s *
Fase 2 Start ja 0.1s -
Fase 3 Afstand ja 0.1s -
Fase 4 ja 0.1s -
Fase 5 ja 0.1s -
Naam Fa.klok Motor Om.tijd
Na een kort aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets kunnen in het dan inverse
waardenveld omschakeltijden tussen 0 en 9,9 s worden geselecteerd.
Voorbeeld:
Fase 1 Normaal ja 2.2s *
Fase 2 Start ja 1.5s -
Fase 3 Afstand ja 1.1s -
Fase 4 ja 0.1s -
Fase 5 ja 0.1s -
Naam Fa.klok Motor Om.tijd
Van iedere andere vliegfase naar de fase 1 “normaal” bedraagt de omschakeltijd 2,2 s.
Bij het wisselen van bv. fase 1 naar de fase 3 bedraagt de omschakeltijd 1,1 s en bij de wissel van fase 1 of 3
naar de fase 2 “Start” 1,5 s.
Zulke asymmetrische omschakeltijden zijn zinvol, wanneer er bv. tussen extreem verschillende vliegfasen
gewisseld moet worden, zoals bv. tussen kunstvlucht en normaal vliegen.

150
Faseninstelling
Inrichten van vliegfasen
Blader met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets naar het menupunt “Faseninstelling” van het
multifunctie-menu:
Basisinst. mod. Helikoptertype
Servoinstelling Knuppelinst.
Inst. stuurelement Dual Rate / Expo
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
Stuurelem.schak. Log.schakelaars
Faseninstelling Fasentoewijzing
Door een aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets opent u dit menupunt:
Autorot Autorot 0.1s *
Fase 1 0.1s -
Fase 2 0.1s -
Fase 3 0.1s -
Fase 4 0.1s -
Naam Vliegf.klok Om.tijd
Binnen een modelgeheugenplaats biedt de MC-32 HoTT de mogelijkheid, om naast de autorotatie-vliegfase, die
in het menu “Basisinstellingen model” ingesteld kan worden, maximaal 7 van elkaar afwijkende instellingen
voor verschillende vliegtoestanden, normaal gesproken aangeduid met “vliegfasen”, te programmeren.
Het inrichten van vliegfasen
Het inrichten van vliegfasen voor helikoptermodellen begint u bij dit menupunt, waarbij u de diverse fasen een
naam toekent en een tijdsvertraging meegeeft, om een (soepel) omschakelen naar deze vliegfase mogelijk te
maken, waarbij – afhankelijk van uw model en uw instellingen – langere omschakeltijden dan de standaard 0,1 s
raadzaam zijn. U kunt ook meer fasen van namen en een omschakeltijd voorzien dan dat u op het moment denkt
nodig te hebben, want welke van de “al aangemaakte” fasen u tenslotte activeert, beslist u pas in het menu
“Fasentoewijzing”, bladzijde 152 met het zetten van “fasenschakelaars”.
Of op het moment aan één van de fasen 1 … 7, resp. inclusief de autorotatie-fase zelfs 8, al een schakelaar werd
toegekend en hoe deze staat, is zichtbaar in de “status”-kolom:
teken betekenis
- Geen schakelaar toegekend

151
+ Fase via schakelaar op te roepen
* Kenmerkt de momenteel actieve fase
Aanwijzing:
Bij het programmeren van verschillende vliegfasen is de optie “Kopiëren vliegfasen” in het menu
“Kopiëren/wissen” handig. Eerst worden de parameters voor een bepaalde vliegfase vastgelegd en daarna naar
de volgende vliegfase gekopieerd, waar ze vervolgens naar behoefte kunnen worden aangepast.
Kolom “Naam”
De eerste regel, dus de bovenste vliegfase, is gereserveerd voor de autorotatie, zie menu “Basisinstellingen
model”. Daarom kan deze naam niet worden veranderd.
Wissel met de pijltoetsen naar de regel “Fase1”.Tip kort de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan en
kies voor de benodigde vliegfase 1 tot max. 7 met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets de passende
naam uit de lijst. Naast deze lijst met standaardnamen kunt u in het menu “Algemene instellingen”, bladzijde
265, maximaal 10 eigen fasennamen definiëren.
De volgorde van de fasen 1 tot max. 7 is totaal onbelangrijk en er mogen ook nummers worden overgeslagen.
Begin echter toch altijd met “fase 1”, de “normale fase”, die altijd actief is wanneer …
• In het menu “Fasentoewijzing” geen fasenschakelaar is gezet, of
• aan bepaalde schakelaar-combinaties geen fase werd toegekend.
De fasennaam “normaal” zou daarom voor de “fase 1” zeker zinvol kunnen zijn. De namen zelf hebben geen
enkele programmeer-technische betekenis, ze zijn alleen nodig om bij het verdere programmeren de
verschillende vliegfasen uit elkaar te kunnen houden en worden daarom in alle vliegfasen-afhankelijke menu’s en
ook in de basis-aanduiding van de zender op het display getoond.
Kolom “Fa.klok”
Naast de standaardklokken van de basis-displayaanduiding kunt u beschikken over andere klokken, die in het
menu “Vliegfasenklokken”, bladzijde 160, ingesteld kunnen worden.
Klok 1, klok 2, klok 3, ronde, tijd1, tijd2
De vliegfasenklok “klok 1 … 3” en “tijd1” en “tijd2” lopen alleen in die vliegfase, waaraan ze in dit menu werden
toegewezen. In andere vliegfasen worden ze gestopt (en onzichtbaar gemaakt) en de toegewezen start-/stop-
schakelaar werkt niet.
De eenmaal gestarte rondenteller daarentegen loopt ook bij een wisselen van vliegfasen verder, kan echter
vanuit elke vliegfase via de centrale ESC-toets van de linker touch-toets worden gestopt.
Terwijl u met “ronde” via een schakelaar rondetijden kunt opnemen, hebben de beide klokken “tijd1” en “tijd2” de
volgende betekenis:
Tijd1 Er worden alleen die tijden gemeten, waarvan de in de regel “rondent./tijdtab” van het menu
“Vliegfasenklok”, bladzijde 160, toegewezen schakelaar of stuurelement-schakelaar “gesloten” is. De
frequentie van de bediening van deze schakelaar wordt weergegeven in de basisaanduiding. Dit
tellerveld verschijnt invers, zodra de schakelaar voor de tijd1-klok “geopend” is, d.w.z. de klok gestopt
wordt:
Met de pijltoetsen kunnen de opeenvolgende schakeltijden naar behoefte worden uitgelezen.
Toepassing:
Meten van bv. fasen met een verhoogd toerental, wanneer met dezelfde schakelaar de omschakeling
tussen de vliegfasen wordt bediend.
Tijd2 “tijd2” slaat zowel de “uit”- als ook de “aan”-tijden van de bijbehorende schakelaar op, d.w.z. bij ieder
bedienen van de schakelaar begint het tellen van de tijd opnieuw en wordt de teller telkens met “1”
verhoogt. Iedere tijdstelling kunt u via de centrale ESC-toets van de rechter touch-toets stoppen, zonder
de schakelaar te bedienen. Het bedienen van de schakelaar verhoogt weer de teller met 1 en start de
“tijd2”-klok opnieuw. Om het tijdsgeheugen via de pijltoetsen te kunnen uitlezen, moet de “tijd2”-klok
eerst via de centrale ESC-toets van de rechter touch-toets worden gestopt.
Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet in de basisaanduiding
de weergave van gestopte klokken weer terug.
Kolom “Om.tijd”
Wanneer u wisselt van vliegfase, is het raadzaam om in deze kolom een omschakeltijd voor een “soepele”
overgang NAAR (!) de desbetreffende fase te programmeren. Zo is het ook mogelijk, om bij het wisselen van een
willekeurige fase naar fase 3 een andere tijd in te voeren dan voor de wissel naar fase 1.

152
Naar de autorotatiefase wordt echter uit veiligheidsoverwegingen ALTIJD zonder een tijdsvertraging geschakeld.
De pijl “->” in de kolom “Om.tijd” aan het einde van de regel “Auto” zegt dat VANUIT (!) de autorotatie NAAR (!)
een andere vliegfase een vertragingstijd kan worden ingesteld.
Verschuif het kader met de pijltoets ► van de linker of rechter touch-toets via de kolom “Fa.klok” naar rechts:
Autorot Autorot 0.1s-> *
Fase 1 0.1s -
Fase 2 0.1s -
Fase 3 0.1s -
Fase 4 0.1s -
Naam Vliegf.klok Om.tijd
Na een kort aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets kunnen in het dan inverse
waardenveld omschakeltijden tussen 0 en 9,9 s worden geselecteerd.
Voorbeeld:
Autorot Autorot 5.5s-> *
Fase 1 Normaal 3.0s -
Fase 2 Hover 2.0s -
Fase 3 Speed 4.0s -
Fase 4 0.1s -
Naam Vliegf.klok Om.tijd
VANUIT de autorotatiefase wordt naar iedere andere fase met 5,5 s omgeschakeld. NAAR de autorotatiefase
wordt altijd met 0,0 s geschakeld. Van iedere andere vliegfase naar de fase 1 “normaal” bedraagt de
omschakeltijd 3,0 s. Bij het wisselen van bv. fase 1 naar de fase 3 bedraagt de omschakeltijd 4,0 s.
Zulke asymmetrische omschakeltijden zijn zinvol, wanneer er bv. tussen extreem verschillende vliegfasen
gewisseld moet worden, zoals bv. tussen kunstvlucht en normaal vliegen.
Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet in het actieve
waardenveld de tijd terug naar 0,1 s.
Aanwijzing:
De hier ingestelde “omschakeltijd” heeft tegelijkertijd effect op alle vliegfasen-specifieke instellingen. De wissel
tussen vliegfasen-afhankelijke mixers vindt dan ook niet abrupt plaats. Moeten bepaalde servo’s toch onvertraagd
worden omgeschakeld, dan moeten deze in het menu “Onvertraagde kanalen”, zie bladzijde 155,
dienovereenkomstig worden vastgelegd.
Fasentoewijzing
Inrichten van vliegfasen
Blader met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets naar het menupunt “Fasentoewijzing” van het
multifunctie-menu:
Basisinst. mod. Modeltype
Servoinstelling Knuppelinst.
Inst. stuurelement Dual Rate / Expo
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
Stuurelem.schak. Log.schakelaars
Faseninstelling Fasentoewijzing
Basisinst. mod. Helikoptertype
Servoinstelling Knuppelinst.
Inst. stuurelement Dual Rate / Expo
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
Stuurelem.schak. Log.schakelaars
Faseninstelling Fasentoewijzing
Door een aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets opent u dit menupunt:
F A S E N T O E W I J Z I N G
Prior. combinatie
A B C D E F
<1 Normaal >
Aanwijzing:
De naam van de fase verschijnt alleen rechts onder op het display naast het nummer van de fase wanneer u
eerst in het menu “Faseninstelling” een fase heeft toegewezen.
In het eerder voor vliegtuig- en helikoptermodellen apart beschreven menu “Faseninstelling” heeft u namen voor
de vliegfasen vastgelegd. In dit voor beide modeltypen identieke menu moet u nu de schakelaar- resp.

154
• Heeft u oorspronkelijk meer fasen benoemd dan dat er schakelaars zijn ingesteld, dan is dit verder geen
ramp. U kunt de schakelaar-toewijzing ieder moment weer te voorschijn halen en veranderen. U kunt echter
ook altijd nieuwe fasen van namen voorzien en schakelaars toewijzen.
• Test bij de toewijzing van schakelaars of deze al op een andere manier zijn bezet, om ongewenste dubbele
bezettingen te vermijden.
Belangrijke aanwijzing:
De vóór de toewijzing van een fasenschakelaar gemaakte instellingen bij een model bevinden zich nu in
de vliegfase “1 normaal”, d.w.z. alle vliegfasen-afhankelijke menu’s zijn in alle andere vliegfasen
teruggezet naar de standaardwaarden.
Om nu niet in elke vliegfase opnieuw te hoeven beginnen, kunt u deze standaardwaarden met het
commando “Kopiëren vliegfase” in het menu “Kopiëren/wissen” door de al uitgeteste gegevens van de
vliegfase “normaal” vervangen, om deze aansluitend alleen nog maar specifiek per vliegfase aan te
passen.
Fasentrim
Vliegfasen-specifieke kleppeninstellingen
Blader met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets naar het menupunt “Fasentrim” van het
multifunctie-menu:
Servoinstelling Knuppelinst.
Inst. stuurelement Dual Rate / Expo
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
Stuurelem.schak. Log.schakelaars
Faseninstelling Fasentoewijzing
Fasentrim Onvertr. kanalen
Door een aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets opent u dit menupunt:
* 0%
HO
Afhankelijk van de in de regel “rolroeren/welfkleppen” van het menu “Modeltype”, bladzijde 98, en de in het
menu “Faseninstelling”, bladzijde 146 gedane instellingen kunt u in dit menu minimaal bij HO over maar één ...
*Normaal 0%
<<normaal>> HO
… en maximaal bij HO, RO, RO2, WK en WK2 over vijf stuurfuncties voor fasen-specifieke triminstellingen
beschikken. De positie van de vliegfasen-schakelaars, die al eerder in het menu “Fasentoewijzing” gedefinieerd
werden, bepaalt welke regel gekozen wordt. Een sterretje markeert de nu actieve vliegfase. Tegelijkertijd wordt

155
de naam van de desbetreffende vliegfase linksonder weergegeven. U kunt alleen de nu actieve vliegfase
instellen, bv.:
*Normaal 0% 0% 0% 0% 0%
Start 0% 0% 0% 0% 0%
Thermiek 0% 0% 0% 0% 0%
Afstand 0% 0% 0% 0% 0%
<<normaal>> HO RO RO2 WK WK2
kolom “HO” In deze kolom kan een fasen-specifieke hoogteroertrimming worden vastgelegd.
Belangrijke aanwijzing:
Instellingen in deze kolom hebben direct effect op de trim-aanduiding van de
hoogteroertrimming. Andersom heeft de hoogteroer-trimhevel afhankelijk van de instelling
“globaal/fase” in de regel “HO” van het menu “Knuppelinstelling” effect op de waarde van
deze kolom “globaal” of “fase-specifiek”.
kolom “RO”, “RO2”,“WK”, “WK2”
De waarden van deze maximaal vier kolommen zijn identiek met die van de regel “WK-pos”
(welfkleppen-positie) in het “Multikleppen-menu” van het menu “Vleugelmixers”. Eventuele
veranderingen hebben dus ook direct effect op het bijbehorende andere menu.
Na de keuze van de dienovereenkomstige kolom met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets en een
kort aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets kunnen de waarden onafhankelijk van elkaar
over een bereik van ± 150% door middel van de pijltoetsen worden ingevoerd.
Een gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet in het gemarkeerde
waardenveld veranderde waarden weer terug naar 0%.
\
Onvertraagde kanalen
Kanaal-afhankelijke vertraging van de omschakeling
Blader met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets naar het menupunt “Onvertraagde kanalen” van
het multifunctie-menu:
Servoinstelling Knuppelinst.
Inst. stuurelement Dual Rate / Expo
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
Stuurelem.schak. Log.schakelaars
Faseninstelling Fasentoewijzing
Fasentrim Onvertr. kanalen
Servoinstelling Knuppelinst.
Inst. stuurelement Dual Rate / Expo
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
Stuurelem.schak. Log.schakelaars
Faseninstelling Fasentoewijzing
Onvertr. kanalen Klokken (algem.)
Door een aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets opent u dit menupunt:
O N V E R T R A A G D E K A N A L E N
onvertr. ●
normaal
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
<<normaal>>
In het menu “Faseninstelling” heeft u eventueel een omschakeltijd voor het wisselen naar een andere vliegfase
ingesteld.

156
In dit menu kunt u nu vliegfasen-afhankelijk de daar ingestelde omschakelvertraging voor de verschillende
kanalen weer uitzetten, bv. voor motor-uit bij elektromodellen of Heading-Lock bij heli-gyro’s enz.
Schakel om naar de desbetreffende vliegfase. Deze wordt linksonder op het display aangegeven.
Verschuift u met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets het punt “٠” naar het desbetreffende kanaal en
tip kort de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan. Het schakelaarsymbool wisselt van “normaal” naar
“onvertraagd” en omgekeerd, bv.:
O N V E R T R A A G D E K A N A L E N
onvertr. ●
normaal
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
<<normaal>>
Klokken (algem.)
Klokken in de basis-aanduiding
De basis-aanduiding van de zender heeft standaard drie verschillende klokken of stopwatches. Naast de zender-
en modelgebruikstijd aan de linkerkant van het display zijn dat een “bovenste” en een “middelste” klok aan de
rechterkant van het display:
Een extra tijdsaanduiding kan afhankelijk van uw instellingen in de beide menu’s “Vliegfasenklokken”, bladzijde
160 en “Faseninstelling”, bladzijde 146 resp. 150 per vliegfase worden ingesteld. Deze optionele vliegfaseklok
verschijnt onder de “middelste” (vliegtijd-) klok, bijvoorbeeld de rondentijdklok:
Voor het instellen van de “bovenste” en/of “middelste” klok wisselt u met de pijltoetsen van de linker of rechter
touch-toets naar het menupunt “klokken (algem.)” van het multifunctiemenu:
Inst. stuurelement Dual Rate / Expo

158
Bij de keuze van een stuurelement-schakelaar moet u niet vergeten, om deze in het menu “Stuurelement-
schakelaars” toe te wijzen en het schakelpunt langs de uitslag van het stuurelement vast te leggen. Bijvoorbeeld
kan de startimpuls plaatsvinden bij het inschakelen van de elektromotor of .v. via de gaslimiter bij een helimodel.
Aanwijzing:
De combinatie van vliegtijdklok en stopwatch maakt het mogelijk om bijvoorbeeld op ieder moment door één blik
op het display vast te stellen hoe lang u sinds het inschakelen van de klokken al vliegt en hoe lang de motor
tijdens deze vliegtijd al gelopen heeft.
“Taaktijd”
De taaktijd-klok is op de eerste plaats bedoeld voor wedstrijdpiloten, die vaak een “taaktijd” of “kadertijd” krijgen
om bepaalde opgaven te vervullen. Gestart wordt de klok zoals de vliegtijdklok, ze kan echter alleen worden
gestopt door indrukken van de centrale ESC-toets bij ingedrukt gehouden pijltoetsen ▲▼ of ◄►, in zoverre de
klokkenschakelaar in de UIT-positie staat.
Toewijzing van schakelaars
Verschuif met de pijltoets ► van de linker of rechter touch-toets het markeringskader via de links onder op het
display zichtbare driehoek naar de uiterst rechtse kolom van de desbetreffende regel:
Modeltijd 12:34h -----
Accutijd 1:23h
Boven: Stopwatch 0:00 0s -----
Midden:Vliegtijd 0:00 0s ----
Timer Alarm
Hier wijst u, zoals beschreven op bladzijde 60 in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen, schakelaars en
stuurelement-schakelaars”, een schakelaar toe.
Voorbeeld:
“Stopwatch” en “vliegtijdklok” moeten allebei tegelijkertijd via de K1-knuppel worden gestart, zodra een
gedefinieerd schakelpunt wordt overschreden.
Definieer voor dit doel in het menu “Instelling stuurelement”, bladzijde 139, bv. de stuurelement-schakelaar
“G1”. Kies deze daarna, zoals beschreven op bladzijde 60 in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen,
schakelaars en stuurelement-schakelaars”, uit de uitgebreide schakelaars uit en wijs hem aan de beide regels
toe:
Modeltijd 12:34h -----
Accutijd 1:23h
Boven: Stopwatch 0:00 0s G1
Midden:Vliegtijd 0:00 0s G1
Timer Alarm
De stopwatch wordt nu onder het schakelpunt gestopt en loopt boven het schakelpunt verder. De vliegtijdklok, die
na het eerste overschrijden van het ingestelde schakelpunt ook is gaan lopen, kan alleen bij een stilgezette
stopwatch door aantippen van de centrale ESC-toets van de rechter touch-toets worden gestopt en eventueel
door een gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) weer naar de
startwaarde worden teruggezet!
Omschakeling tussen “vooruit” en “achteruit”
Vooruit lopende klok (stopwatchfunctie)
Wordt de in het basisdisplay zichtbare klok na het toewijzen van een schakelaar gestart met de beginwaarde
“0:00”, dan loopt deze vooruit tot maximaal 180 min en 59 s, om dan weer bij 0:00 te beginnen.
Teruglopende klok (Alarmtimerfunctie)
In het –linker- minutenveld kiest u de starttijd tussen 0 en 180 min….
Modeltijd 12:34h -----
Accutijd 1:23h
Boven: Stopwatch 180:00 0s ----
Midden:Vliegtijd 0:00 0s ----
Timer Alarm
… en in het – rechter- secondenveld een starttijd tussen 0 en 59 s (of een willekeurige combinatie daarvan):
Modeltijd 12:34h -----
Accutijd 1:23h
Boven: Stopwatch 180:59 0s ----
Midden:Vliegtijd 0:00 0s ----
Timer Alarm

159
Een tijd programmeren:
1. Gewenst invoerveld met de pijltoetsen ◄► van de linker of rechter touch-toets uitkiezen.
2. SET in het midden van de rechter touch-toets aantippen.
3. In het inverse minuten- resp. secondenveld door middel van de pijltoetsen van de rechter touch-toets de tijd
instellen.
4. Invoer beëindigen door aantippen van de centrale SET-toets.
5. Een gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet eventueel
gewijzigde instellingen weer terug naar “0” resp. “00”.
6. Na de wissel terug naar het basisdisplay door middel van het meermaals aantippen van de centrale ESC-toets
van de linker touch-toets, tipt u bij een gestopte stopwatch tegelijkertijd de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter
touch-toets (CLEAR) aan, zodat de stopwatch naar de “Timer”-functie omschakelt, zie rechts boven in de
volgende afbeelding:
De klok start nu na het bedienen van de toegewezen schakelaar teruglopend (“Timerfunctie”) bij de ingestelde
beginwaarde. Na het aflopen van de tijd blijft de Timer niet stilstaan, maar loopt verder, om zo de na nul
verstreken tijd ook te kunnen aflezen. Om dit duidelijk weer te geven wordt dit invers weergegeven.
“Alarm”-timer
In de kolom “Alarm”, die u bereikt door met de pijltoets ► van de linker of rechter touch-toets het markeringskader
voorbij de kolom “Timer” naar rechts te verschuiven, kunt u in 5-s-stappen tussen 5 en maximaal 90 s de tijd vóór
het afgaan van de Timer vastleggen; er klinkt dan een geluidssignaal, zodat u tijdens het vliegen niet voortdurend
op het display hoeft te kijken:
Modeltijd 12:34h -----
Accutijd 1:23h
Boven: Stopwatch 180:59 30s ----
Midden:Vliegtijd 0:00 0s ----
Timer Alarm
Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet eventueel veranderde
waarden weer terug naar “0s”.
Volgorde van de geluidssignalen:
30 s voor nul: 3-voudige toon
elke 2 seconden een enkele toon
20 s voor nul: 2-voudige toon
elke 2 seconden een enkele toon
10 s voor nul: enkele toon
Elke seconde een enkele toon
5 s voor nul: iedere seconde met verhoogde frequentie
nul: verlengd geluidssignaal en omspringen van de teller naar een inverse weergave
Terugzetten van gestopte klokken
Het terugzetten van gestopte klokken vindt plaats door een gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van
de rechter touch-toets (CLEAR).
Aanwijzingen:
• Een teruglopende klok wordt op het basisdisplay weergegeven door een knipperende dubbele punt tussen het
minuten- en het secondenveld.
• Een voorbeeld van “bedienen van klokken via de K1-stuurknuppel” vindt u op bladzijde 288.
• Een tussentijds gewijzigde klokfunctie wordt actief nadat u de klok(ken) gestopt en via een gelijktijdig
aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) heeft teruggezet.
• Let er op dat de klokkenschakelaars ook tijdens het programmeren actief zijn.
• In het basisdisplay zet een gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets
(CLEAR) de gestopte klok terug naar de standaardwaarde, zie onderdeel “Alarm” en “Timer”.

161
Stuurelem.schak. Log.schakelaars
Faseninstelling Fasentoewijzing
Onvertr. kanalen Klokken (algem.)
Vliegfasenklokken Helikoptermix
… kunt u nu de “Klokken 1 … 3” als stopwatch, d.w.z. voorwaarts lopend, resp. als Timer of Alarmtimer, d.w.z.
achteruit lopend, programmeren en ook aan deze of de andere klokvariant “Rondenteller/Tijdtabel” een
schakelaar naar wens toewijzen:
Klok 1 0:00 0s ----
Klok 2 0:00 0s ----
Klok 3 0:00 0s ----
Rondent./tijdtab ----
Rondenweergave ----
Timer Alarm
De vliegfasenklok “Klok 1 … 3” en de in het onderdeel “Faseninstelling” bladzijde 146 resp. 150 beschreven
klokken “Tijd1” en “Tijd2” lopen alleen in die vliegfase, waaraan ze werden toegewezen. In de basis-aanduiding
worden deze dan ook zichtbaar gemaakt. In andere vliegfasen worden ze gestopt (en onzichtbaar gemaakt) en
de toegewezen start-/stop-schakelaar werkt niet.
De eenmaal gestarte rondenteller daarentegen loopt ook bij een wisselen van vliegfase verder, zie verder
hieronder, maar kan echter ook vanuit iedere vliegfase via de centrale ESC-toets van de linker touch-toets
worden gestopt.
Klok 1, 2 en 3
Deze klokken worden via een schakelaar of stuurelement-schakelaar gestart en gestopt. Kies hiervoor met de
pijltoetsen de desbetreffende kolom boven het schakelaarsymbool en zet na een kort aantippen van de centrale
SET-toets van de rechter touch-toets de gewenste schakelaar, zoals beschreven in het onderdeel “Toewijzing
van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” op bladzijde 60. Een stuurelement-schakelaar
biedt u ook de mogelijkheid, de klok via één van de stuurknuppels of proportionele stuurelementen te bedienen.
Het schakelpunt langs de stuuruitslag wordt in het menu “Stuurelement-schakelaars”, bladzijde 139 vast-
gelegd. Let u er op, dat de klokschakelaars ook in de programmeermodus actief zijn.
Omschakeling tussen “vooruit” en “achteruit”
Stopwatch (vooruit lopende klok)
In deze modus start de klok bij het bedienen van de toegewezen schakelaar bij de beginwaarde “0:00” (min:s). Na
het bereiken van de maximale tijd van 180 min en 59 s begint deze weer bij “0:00”.
“Timer” (teruglopende klok)
Wordt na het activeren van de desbetreffende waardenvelden door middel van het aantippen van de centrale
SET-toets van de rechter touch-toets een tijd in minuten (maximaal 180 min) en/of in het rechter veld een tijd in
seconden (maximaal 59 s) ingesteld, dan lopen de klokken beginnend bij deze startwaarde na het bedienen van
de toegewezen schakelaar terug (“Timerfunctie”). Na afloop van de tijd blijft de timer niet staan, maar loopt invers
verder, om de na nul verstreken tijd te kunnen aflezen.
Aanwijzing:
Een teruglopende klok wordt op het basisdisplay weergegeven door een knipperende dubbele punt tussen het
minuten- en het secondenveld.
Een gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet de ingevoerde
waarde in het actieve veld weer terug op nul.
Alarmtimer
Klok 1 0:00 0s ----
Klok 2 0:00 0s ----
Klok 3 0:00 0s ----
Rondent./tijdtab ----
Rondenweergave ----
Timer Alarm
In de kolom “Alarm” kunt u na activering van het invoerveld door aantippen van de centrale SET-toets van de
rechter touch-toets met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets in 5-s-stappen tussen 5 en maximaal 90
seconden de tijd vóór het afgaan van de Timer vastleggen; er klinkt dan een geluidssignaal, zodat u tijdens het
vliegen niet voortdurend op het display hoeft te kijken.
Volgorde van de geluidssignalen:
30 s voor nul: 3-voudige toon
elke 2 seconden een enkele toon
20 s voor nul: 2-voudige toon

162
elke 2 seconden een enkele toon
10 s voor nul: enkele toon
Elke seconde een enkele toon
5 s voor nul: iedere seconde met verhoogde frequentie
nul: verlengd geluidssignaal en omspringen van de teller naar een inverse weergave
Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet eventueel veranderde
waarden weer terug naar “0s”.
Aanwijzing:
Mocht de klokkenfunctie tussentijds worden veranderd, dan wordt de nieuwe instelling pas actief nadat de
klok(ken) in het basisdisplay gestopt is (zijn) en door een gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de
rechter touch-toets (CLEAR) teruggezet werd(en).
Deze vliegfase-specifieke derde klok wordt net als de beide bovenste standaardklokken door een gelijktijdig
aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) tegelijk in alle vliegfasen naar de
startwaarde teruggezet, ook wanneer deze klok in de andere vliegfasen niet apart werd gestopt.
Rondenteller/tijdtabel
Klok 1 0:00 0s ----
Klok 2 0:00 0s ----
Klok 3 0:00 0s ----
Rondent./tijdtab ----
Rondenweergave ----
Timer Alarm
In de regel “Rondenteller/tijdtabellen” hoeft alleen zoals in het onderdeel “Toewijzing van stuurelementen,
schakelaars en stuurelement-schakelaars” op bladzijde 60 beschreven een schakelaar te worden gezet. Het
beste kunt u hier één van de standaard gemonteerde momentschakelaars gebruiken, waarmee het ronden-aantal
bij iedere druk op de knop met één ronde wordt verhoogd en tegelijkertijd (automatisch) de tijdens deze ronde
afgelopen rondentijd gestopt (en opgeslagen) wordt. Tegelijkertijd start deze momentschakelaar de stopwatch
voor de volgende ronde. Parallel aan het starten van de klok wordt de ronden- resp. schakelimpuls-teller invers
weergegeven.
Op dezelfde manier functioneren “Tijd1” en “Tijd2”, waarvan u de nadere beschrijving kunt vinden onder het
menupunt “Faseninstelling”. Er kunnen maximaal 99 rondentijden met een duur van elk maximaal 99 minuten
en 59,9 seconden worden vastgelegd en uitgelezen.
Tip na het einde van de vlucht de centrale ESC-toets van de linker touch-toets in de basis-aanduiding aan, om de
desbetreffende tijdsmeter te stoppen. De ronden- resp. schakelimpuls-teller wordt nu “normaal” weergegeven:
Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet de teller terug op “00”
en wist de opgeslagen tijden. De klokken moeten echter wel eerst gestopt zijn.
Aanwijzingen:
• Wanneer u een normale schakelaar voor de bediening van de rondenteller heeft gekozen, let u er dan op, dat
deze schakelaar vóór het indrukken van de centrale ESC-toets van de linker touch-toets op “UIT” staat.
• Wanneer u vergeten zou hebben om de rondenteller in een juist niet actieve fase uit te zetten, moet u gewoon
op de centrale ESC-toets van de linker touch-toets drukken.
Tussen het basisdisplay en het display “Rondenweergave” …
01 01:23.4 07 00:00.0 13 00:00.0
02 02:34.5 08 00:00.0 14 00:00.0
03 03:45.6 09 00:00.0 15 00:00.0
04 04:56.7 10 00:00.0 16 00:00.0

164
De software van de zender MC-32 HoTT bevat een groot aantal voorgeprogrammeerde koppelfuncties, waarbij
twee (of meer) stuurkanalen met elkaar gemixt worden. Zo kan de als voorbeeld genoemde mixer al in de regel
“Staarttype” in het menu “Modeltype” in de vorm van “V-staart” softwarematig geactiveerd worden.
Daarnaast biedt de software in elke geheugenplaats het vliegtuig- en heliprogramma telkens acht vrij
programmeerbare lineaire mixers, vier vrij programmeerbare curvenmixers en vier kruismixers. Lees meer
hierover in de algemene opmerkingen bij de “vrije mixers” vanaf bladzijde 196 van dit handboek.
Vleugelmixers
Afstellen van de vleugelkleppen
De in de menustructuur van het menu …
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
Stuurelem.schak. Log.schakelaars
Faseninstelling Fasentoewijzing
Fasentrim Onvertr. kanalen
Klokken (algem.) Vliegfasenklokken
Vleugelmixers Vrije mixers
… ter beschikking staande ondermenu’s en opties richten zich uitsluitend naar het in het menu “Modeltype”,
bladzijde 98, ingestelde aantal rolroer- en welfkleppenservo’s …
M O D E L T Y P E
Motor aan K1 geen
Staart normaal
Rolroeren/welfkleppen 2RO
Remoffset +100% ingang1
SEL
… zodat altijd alleen de telkens mogelijke instelopties worden weergegeven. Het menu wint daardoor aan
overzichtelijkheid; ook eventuele programmeerfouten worden op deze manier vermeden.
Bij een instelling van bv. “2RO” (zonder welfkleppen) ziet het display van het menu “Vleugelmixers” er zo uit:
V L E U G E L M I X E R S
Rem-instellingen =>
Rolroerdifferentiatie 0%
Rolr. 2 -> 4 Richtingsr. 0% ----
Hoogter. 3 -> 5 Rolr. 0% 0% ----

168
Vanuit de eerste regel van deze display-bladzijde wisselt u door een kort aantippen van de centrale SET-toets
van de rechter touch-toets naar het ondermenu …
Rem-instellingen
aanwijzing:
Het menu “Rem-instellingen” is “uit”-geschakeld, als in het menu “Modeltype” , bladzijde 98, “Motor aan K1 naar
voren/achteren” en in de regel “Motor” van het menu “Faseninstelling”, bladzijde 146 voor de actuele vliegfase
“ja” is ingevuld. Wissel dus eventueel naar de vliegfase:
R E M I N S T E L L I N G E N
Hoogteroer-curve =>
<<normaal>>
Omdat er met maar één rolroerservo geen Butterfly en ook geen rolroerdifferentiatie mogelijk is, zijn er hier
behalve de “wegwijzer” naar het ondermenu “HR-curve” geen verdere instelopties. Daarom kunt u via een kort
aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets direct verder:
Rem -> Hoogteroer
Ingang -100%
Curve Uitgang 0%
uit Punt L 0%
<<normaal>>
Hier stelt u naar behoefte, d.w.z. wanneer u bv. het gevoel heeft, bij het uitdraaien van de stoorkleppen met het
hoogteroer te moeten corrigeren, een automatisch werkend bijmixen op het hoogteroer in.
Details bij het instellen van een curvenmixer vindt u onder het menupunt “Kanaal 1 curve” vanaf bladzijde 132.
Rolroer 2 → 4 richtingsroer
V L E U G E L M I X E R S
Rem-instellingen =>
Rolr. 2 -> 4 Richtingsr. 0% ----
<<Normaal>>
Het richtingsroer wordt met een in te stellen hoeveelheid door de rolroersturing meegenomen, waardoor met
name in combinatie met de rolroerdifferentiatie het negatieve draaimoment wordt onderdrukt, wat een “net”
bochtenwerk mogelijk maakt. Het richtingsroer blijft natuurlijk ook apart stuurbaar.
Het instelbereik van ±150% maakt het mogelijk om de uitslagrichting afhankelijk van de draairichting van de
welfkleppenservo’s aan te passen. Via één van de niet-centrerende schakelaars of eventueel een stuurelement-
schakelaar kan deze mixer eventueel aan- en uitgeschakeld worden, om eventueel het model ook via de
rolroeren resp. het richtingsroer alleen te kunnen sturen.
Normaal gesproken wordt deze mixer zo ingesteld, dat het richtingsroer uitslaat naar de kant van het naar boven
draaiende rolroer, waarbij u met een waarde van rond de 50% meestal goed zit.
Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet in het actieve (inverse)
veld een veranderde waarde terug naar 0%.
Modeltype: “1 RO 1 WK”
Wanneer u in de regel “rolroeren/welfkleppen” van het menu “Modeltype”, bladzijde 98, “1RO 1WK” heeft
ingevoerd, moet het “vleugelmixermenu” van uw zender het volgende beeld laten zien:
V L E U G E L M I X E R S
Rem-instellingen =>
Rolr. 2 -> 4 richtingsr. 0% ----
Hoogter. 3 -> 6 welfkl. 0% 0% ----
Welfkl. 6 -> 3 hoogter. 0% 0% ----
<<Normaal>>

170
Voor het instellen van symmetrische mixerwaarden brengt u de hoogteroerknuppel naar het midden, zodat het
markeringskader de beide waardenvelden omsluit. Voor het instellen van asymmetrische waarden brengt u de
stuurknuppel naar de desbetreffende kant.
Waarden van -150% tot +150% zijn mogelijk om de functie aan de draairichting van de servo resp. de
uitslagrichting van de klep te kunnen aanpassen.
Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet in een actief (invers)
veld een veranderde waarde terug naar 0%.
Bij deze mixer liggen de “normale” waarden rond enkele tientallen procenten.
Welfklep 6 → 3 hoogteroer
V L E U G E L M I X E R S
Rem-instellingen =>
Rolr. 2 -> 4 richtingsr. 0% ----
Hoogter. 3 -> 6 welfkl. 0% 0% ----
Welfkl. 6 -> 3 hoogter. 0% 0% ----
<<Normaal>>
Deze mixer heeft een hoogteroercorrectie bij het bedienen van het welfkleppen-stuurelement als effect. Daardoor
kunt u b.v. ook automatisch de vliegsnelheid bij het zetten van de welfkleppen beïnvloeden.
Heeft u in het menu “Instelling stuurelement”, bladzijde 112, aan de ingang 6 een stuurelement of schakelaar
toegewezen, dan heeft deze eveneens invloed op deze mixer. Afhankelijk van de positie van het welfkleppen-
stuurelement is een symmetrische of asymmetrische instelling mogelijk met waarden van ±150% mogelijk.
Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet in een actief (invers)
veld een veranderde waarde terug naar 0%.
Met een in de rechter kolom toegewezen schakelaar kan de mixer bij behoefte aan- resp. uitgeschakeld worden.
De “normale” instelwaarden van deze mixer bedragen minder dan tien procent.
Modeltype: “2 RO”
Wanneer u in de regel “rolroeren/welfkleppen” van het menu “Modeltype”, bladzijde 98 “2RO” heeft ingevoerd,
moet het “vleugelmixermenu” van uw zender het volgende beeld laten zien:
V L E U G E L M I X E R S
Rem-instellingen =>
Rolroerdifferentiatie 0%
Rolr. 2 -> 4 richtingsr. 0% ----
Hoogter. 3 -> 5 rolroer. 0% 0% ----
<<Normaal>>
Vanuit de eerste regel van deze display-pagina wisselt u met een kort aantippen van de centrale SET-toets van
de rechter touch-toets naar het ondermenu …
Reminstellingen
Aanwijzing:
Het menu “Reminstellingen” is “uit”-geschakeld, wanneer in het menu “Modeltype”, bladzijde 98 “motor aan K1
naar voren/achteren”, en in de kolom “motor” van het menu “Faseninstelling”, bladzijde 146 voor de actueel
actieve vliegfase “ja” is ingevuld. Wissel dus eventueel de vliegfase:
R E M I N S T E L L I N G E N
Butterfly 0%
Diff.reductie
Hoogteroer-curve =>
<<normaal>>

171
Volgens het gekozen modeltype kunt u nu over instelmogelijkheden beschikken in de regels “Butt(erfly)” en
“Diff(erentiatie)-reductie” voor de kolom “Ro”. Deze opties moet u gebruiken, door…
• … het stuurelement voor “rem”, zie menubeschrijving “Modeltype” bladzijde 98, – normaal gesproken de K1-
stuurknuppel - tot aan de aanslag in de rempositie te brengen, dan de regel “Butterfly” aan te sturen en na een
kort aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets met de pijltoetsen van de linker of rechter
touch-toets een waarde in te stellen, waarbij de rolroeren voor het afremmen van het model zo ver mogelijk
omhooggaan resp. wanneer u stoorkleppen als hoofdrem gebruikt, deze iets omhooggaan.
Aanwijzing:
Door de instelling van een grenswaarde in de kolom “-Begr.+” van het menu “Servo-instelling” , bladzijde 90,
kunt u verhinderen, dat de servo’s mechanisch vastlopen en daardoor stroomvreters worden.
• … daarna in de regel “D.-red” een %-waarde instellen, die even groot of groter is, dan de door u een display-
bladzijde eerder al ingestelde resp. nog in te stellen “Rolr.-diff.”.
Daarmee verbergt u bij het remmen de rolroer-differentiatie weer en zorgt u er zo voor, dat u ondanks de
omhooggezette rolroeren toch nog een voldoende rolroereffect heeft.
Vanuit de onderste regel “HO-curve” wisselt u via en kort aantippen van de centrale SET-toets van de rechter
touch-toets verder naar de instelling van de mixer “HO-curve”:
Rem -> Hoogteroer
Ingang -100%
Curve Uitgang 0%
uit Punt L 0%
<<normaal>>
Hier stelt u naar behoefte, d.w.z. wanneer u b.v. na de eerste vluchten het gevoel heeft, bij het uitdraaien van de
stoorkleppen steeds met het hoogteroer te moeten corrigeren, een automatisch werkend bijmixen op het
hoogteroer in. Details bij de instelling van een curvenmixer vindt u in het kader van de menubeschrijving “Kanaal
1 curve” vanaf bladzijde 132.
Rolroer-differentiatie
V L E U G E L M I X E R S
Rem-instellingen =>
Rolroerdifferentiatie 0%
Rolr. 2 -> 4 richtingsr. 0% ----
Hoogter. 3 -> 5 rolroer. 0% 0% ----
<<Normaal>>
Het instelbereik van ±100% maakt onafhankelijk van de draairichtingen van de rolroerservo’s een juiste
aanpassing van de differentiatie mogelijk. Een waarde van “0%” komt overeen met de normale aansturing, d.w.z.
geen zenderzijdige differentiatie en “-100%” resp. “+100%” betekent de Split-functie.
Lage absolute waarden zijn bij kunstvlucht nodig, om er voor te zorgen dat het model bij een rolroeruitslag exact
om de lengteas draait. Middelmatige waarden van ca. –50% resp. +50% zijn typisch voor het ondersteunen van
bochten in de thermiek. De Split-positie (-100%, +100%) wordt vaak bij hellingvliegen toegepast, wanneer
uitsluitend met de rolroeren bochten gevlogen moeten worden.
Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet in een actief (invers)
veld een veranderde waarde terug naar 0%.
Opmerking:
Negatieve waarden zijn bij een juiste bezetting van de kanalen niet nodig.
Rolroer 2 → 4 richtingsroer
V L E U G E L M I X E R S
Rem-instellingen =>
Rolroerdifferentiatie 0%
Rolr. 2 -> 4 richtingsr. 0% ----
Hoogter. 3 -> 5 rolroer. 0% 0% ----

172
<<Normaal>>
Het richtingsroer wordt met een in te stellen hoeveelheid door de rolroersturing meegenomen, waardoor met
name in combinatie met de rolroerdifferentiatie het negatieve draaimoment wordt onderdrukt, wat een “net”
bochtenwerk mogelijk maakt. Het richtingsroer blijft natuurlijk ook apart stuurbaar.
Het instelbereik van ±150% maakt het mogelijk om de uitslagrichting afhankelijk van de draairichting van de
welfkleppenservo’s aan te passen. Via één van de niet-centrerende schakelaars of eventueel een stuurelement-
schakelaar kan deze mixer eventueel aan- en uitgeschakeld worden, om eventueel het model ook via de
rolroeren resp. het richtingsroer alleen te kunnen sturen.
Normaal gesproken wordt deze mixer zo ingesteld, dat het richtingsroer uitslaat naar de kant van het naar boven
draaiende rolroer, waarbij u met een waarde van rond de 50% meestal goed zit.
De instelling vindt alleen symmetrisch ten opzichte van het neutraalpunt van de rolroerstuurknuppel plaats.
Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet een veranderde waarde
in een actief (invers) veld terug naar 0%.
Hoogteroer 3 → 5 rolroer
V L E U G E L M I X E R S
Rem-instellingen =>
Rolroerdifferentiatie 0%
Rolr. 2 -> 4 richtingsr. 0% ----
Hoogter. 3 -> 5 rolroer. 0% 0% ----
<<Normaal>>
Ter ondersteuning van het hoogteroer bij scherpe bochten en bij kunstvlucht kan de rolroerfunctie via deze mixer
door de hoogteroersturing worden meegenomen. De mixrichting moet zó gekozen worden, dat bij een hoogteroer
naar boven (up) de kleppen naar beneden en andersom bij hoogteroer naar beneden (down) de kleppen naar
boven – dus tegengesteld – uitslaan. Via één van de niet-centrerende schakelaars of eventueel een
stuurelement-schakelaar kan deze mixer als optie aan- en uitgeschakeld worden.
Voor het instellen van symmetrische mixerwaarden brengt u de hoogteroerknuppel naar het midden, zodat het
markeringskader de beide waardenvelden omsluit. Voor het instellen van asymmetrische waarden brengt u de
stuurknuppel naar de desbetreffende kant.
Waarden van -150% tot +150% zijn mogelijk om de functie aan de draairichting van de servo resp. de
uitslagrichting van de klep te kunnen aanpassen.
Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet in een actief (invers)
veld een veranderde waarde terug naar 0%.
Bij deze mixer liggen de “normale” waarden rond enkele tientallen procenten.
Modeltype: “2/4 RO 1/2/4 WK”
Wanneer u in de regel “rolroeren/welfkleppen” van het menu “Modeltype”, bladzijde 98, “2RO 1WK”
heeft ingevoerd moet het “vleugelmixermenu” van uw zender het volgende beeld laten zien:
V L E U G E L M I X E R S
Multikleppen-menu =>
Rem-instellingen =>
Rolroerdifferentiatie 0%
Rolr. 2 -> 4 richtingsr. 0% ----
Welfkl. 6 -> 3 hoogter. 0% 0% ----
Heeft u in de regel “rolroeren/welfkleppen” van het menu “Modeltype”, bladzijde 98, “2/4RO 1/2/4WK” ingevoerd
moet het “vleugelmixermenu” van uw zender het volgende beeld laten zien:
V L E U G E L M I X E R S
Multikleppen-menu =>
Rem-instellingen =>
Rolr. 2 -> 3 richtingsr. 0% ----
Welfkl. 6 -> 4 hoogter. 0% 0% ----
Volledig onafhankelijk van de gekozen combinatie van rolroer- en welfkleppenservo’s kunnen echter alle telkens
beschikbare parameters vliegfasen-afhankelijk worden veranderd.
Aanwijzing:
Gebruik de mogelijkheid om uw instellingen op elk moment te kunnen controleren door vanuit bijna ieder
menupunt door gelijktijdig aantippen van de pijltoetsen ◄► van de linker touch-toets naar de servoaanduiding te
wisselen om zo uw instellingen te controleren. Let er op dat bij het bedienen van de rolroeren de balken van de
“Servoaanduiding” dezelfde kant uit gaan, en bij het bedienen van de welfkleppen juist tegengesteld.

174
Diff. 0% 0% 0%
WK-pos. 0% 0% 0%
▲WK▲0% 0% +100%+100%+100%+100%
HO->WK 0% 0% 0% 0%
RO WK WK2
Modeltype: “4 RO 2WK”
Wanneer u de servo’s, zoals op bladzijde 65 beschreven werd, aan de ontvanger heeft aangesloten en in het
menu “Modeltype”, bladzijde 98, heeft uitgekozen, dan geven “RO”, “RO2” en “WK” de volgende kleppen aan:
Omdat de opties, die in het “vleugelmixermenu” en in de ondermenu’s ter beschikking staan, zich richten naar het
aantal welfkleppenservo’s dat u in het menu “Modeltype”, bladzijde 98, heeft opgegeven, zijn altijd alleen op dat
moment mogelijke instelopties beschikbaar. Bij een vooraf ingestelde “4RO 2WK” worden daarom alle
instelopties voor het eerste en tweede rolroerpaar en voor de welfkleppen getoond:
▲RO▼ +100% +100% 0%
RO-tr. +100% +100% 0%
Diff. 0% 0% 0%
WK-pos. 0% 0% 0%
▲WK▲0% 0% 0% 0% 0%+100%+100%
HO->WK 0% 0% 0% 0% 0% 0%
RO RO2 WK
Modeltype: “4 RO 4WK”
Wanneer u de servo’s, zoals op bladzijde 65 beschreven werd, aan de ontvanger heeft aangesloten en in het
menu “Modeltype”, bladzijde 98, zijn “RO”, “RO2”, “WK” en “WK2” de volgende kleppen:
Omdat bij een keuze van “4RO 4WK” het maximaal mogelijke aantal vleugelservo’s is gekozen, staan nu naast
de kolommen “RO” en “RO2” ook de kolommen “WK” en “WK2” ter beschikking:
▲RO▼ +100% +100% 0% 0%
RO-tr. +100% +100% 0% 0%
Diff. 0% 0% 0% 0%
WK-pos. 0% 0% 0% 0%
▲WK▲ 0% 0% 0% 0%+100%+100%
HO->WK 0% 0% 0% 0% +100%+100%
<<normaal>>RO RO2 WK WK2
Modellen van het type Delta/staartloos met meer dan 2 roerkleppen
Heeft u de keuze van het staarttype “Delta/staartl.” en het aantal vleugelkleppen in de regel “rolr./welfkl.” van het
menu “Modeltype” volgens de bijbehorende beschrijving gemaakt, dan bewegen zich normaal gesproken de
beide rolroerkleppen bij het bedienen van de hoogteroerknuppel net zo min als de binnenste welfkleppen (WK) en
eventueel WK2. De oorzaak hiervan is dat standaard het mixpercentage voor alle kleppen van de mixer “HO →
WK” in het Multi-kleppen-menu op 0% staat:
▲RO▼ +100% 0%
RO-tr. +100% 0%
Diff. 0% 0%
WK-pos. 0% 0%
▲WK▲ 0% 0% +100%+100%
HO->WK 0% 0% 0% 0%
<<normaal>> RO WK
U moet dus de gewenste uitslag van het hoogteroer eerst in de regel “HO → WK” vastleggen. Let er daarbij in
ieder geval op, dat het hoogteroer naar de juiste kant uitslaat.
Opmerking:

175
Het ondermenu “Reminstellingen”, zie verderop, is ook geschikt om een Butterfly-functie bij Delta/staartloze
modellen in te stellen. De afstemming van de uitslagen van de kleppenparen RO, WK en eventueel WK2 moet
echter dusdanig worden ingesteld, dat de bij het ene kleppenpaar ontstane momenten door het telkens andere
kleppenpaar weer wordt gecompenseerd. Dus bv. het “up”-effect van de naar boven gedraaide rolroeren moet
door een “down” van de neergelaten welfkleppen worden geneutraliseerd.
Multi-kleppenmenu
▲RO▼ (rolroer → welfklep) (verborgen bij “2RO 1WK.”)
▲RO▼ +100% 0% 0%
RO-tr. +100% 0% 0%
Diff. 0% 0% 0%
WK-pos. 0% 0% 0%
▲WK▲ 0% 0% 0% 0% +100%+100%
<<normaal>> RO WK WK2
In de regel “▲RO▼” kunt u vliegfasen-afhankelijk instellen, met welke percentage het welfkleppenpaar ”WK” en
eventueel “WK2” bij de rolroersturing als rolroeren moet worden meegenomen. (In de kolom “RO” kunt u
eventueel ook de aansturing van het rolroer-kleppenpaar aanpassen.) Normaal gesproken moeten de
welfkleppen de rolroeren met een geringere uitslag volgen, d.w.z. dat het mixerpercentage kleiner dan 100%
moet zijn. Het instelbereik van -150% tot +150% maakt het mogelijk om de uitslagrichting afhankelijk van de
draairichting van de welfkleppenservo’s aan de rolroeren aan te passen. Gelijktijdig aantippen van de toetsen
▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet in het actieve (inverse) veld een veranderde waarde terug
naar de standaardwaarde volgens de afbeelding.
RO-tr. (rolroertrimming) (verborgen bij “2RO 1WK.”)
▲RO▼ +100% 0% 0%
RO-tr. +100% 0% 0%
Diff. 0% 0% 0%
WK-pos. 0% 0% 0%
▲WK▲0% 0% 0% 0%+100%+100%
<<normaal>> RO WK WK2
Leg in deze regel vast, met welk percentage de rolroertrimming op “RO”, “WK” en eventueel “WK2” effect moet
hebben. Het instelbare waardenbereik ligt tussen –150% en +150% van het verstelbereik van de trimhevel.
Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet in het actieve (inverse)
veld een veranderde waarde terug naar de standaardwaarde volgens de afbeelding.
Diff. (differentiatie van de rolroerfunctie)
(Bij “2 RO 1WK” een niveau hoger in het “Vleugelmixer”-menu te vinden, zie afbeelding op de vorige bladzijde.)
▲RO▼ +100% 0% 0%
RO-tr. +100% 0% 0%
Diff. 0% 0% 0%
WK-pos. 0% 0% 0%
▲WK▲0% 0% 0% 0%+100%+100%
<<normaal>> RO WK WK2
In deze regel stelt u de rolroer-differentiatie en de differentiatie van de WK- en eventueel de WK2-kleppen in, in
zoverre de laatste als rolroeren worden gebruikt.
Voor de betekenis van de differentiatie verwijzen we u naar de uitleg aan het begin van dit onderdeel, bladzijde
165. Het instelbereik van –100% tot +100% maakt het mogelijk, om onafhankelijk van de draairichting van de
rolroer- en welfkleppenservo’s de juiste differentiatie in te stellen. Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of
◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet in het actieve (inverse) veld een veranderde waarde terug naar de
standaardwaarde volgens de afbeelding.
WK-pos. (welfkleppenpositie)
▲RO▼ +100% 0% 0%
RO-tr. +100% 0% 0%
Diff. 0% 0% 0%
WK-pos. 0% 0% 0%

179
of meer “verhinderd” is. Daardoor is echter de werking van de rolroeren merkbaar kleiner dan bij de normale
positie van de roeren.
Om het verlies aan rolroersturing zoveel mogelijk tegen te gaan, moet u in ieder geval gebruik maken van de
“reductie van de differentiatie”. Deze reduceert bij het uitdraaien van het remsysteem de hoeveelheid
rolroerdifferentiatie continu en in een instelbare hoeveelheid resp. heft deze, afhankelijk van de instelling, zelfs
op. Een waarde van 0% betekent, dat de via de zender geprogrammeerde “rolroerdifferentiatie” blijft bestaan. Een
waarde die gelijk is aan de %-waarde van de rolroerdifferentiatie betekent, dat deze bij een maximale Butterfly-
functie, d.w.z. volledig uitgedraaide kleppen, volledig opgeheven is. Bij een reductiewaarde groter dan de
ingestelde rolroerdifferentiatie wordt deze al vóór de volledige uitslag van de remstuurknuppel opgeheven.
Het instelbereik bedraagt 0 tot 150%.
Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet in het actieve (inverse)
veld een veranderde waarde terug naar 0%.
HO-curve (rem → hoogteroer)
R E M I N S T E L L I N G E N
Butterfly 0% 0% 0%
Diff.-reductie 0% 0% 0%
Hoogteroer-curve =>
<<normaal>>
RO WK WK2
Worden via het remkleppen-stuurelement – in de regel “Remoffs.” van het menu “Modeltype”, zie bladzijde 99,
op 1, 7, 8 of 9 vastgelegd – de kleppen zoals eerder in het menu “Rem-instellingen” beschreven uitgedraaid, dan
wordt de vliegsnelheid van het model vaak ongunstig beïnvloed. Met deze mixer kan zo’n effect door bij-mixen
van een waarde op het hoogteroer gecompenseerd.
Door een kort aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets wisselt u naar de hieronder
afgebeelde pagina van het beeldscherm:
Rem -> Hoogteroer
Ingang +100%
Curve Uitgang 0%
uit Punt L 0%
<<normaal>>
Aanwijzingen bij het instellen van de HO-curve (rem → HO)
De Offset, die u in het menu “Modeltype”, bladzijde 98, heeft ingesteld, heeft effect op deze mixer:
De verticale balk in de weergave, die de positie van het remkleppen-stuurelement weergeeft, beweegt zich pas
dan van de rand van de grafiek weg, wanneer de ingestelde Offset wordt overschreden. De stuuruitslag van de
remkleppen wordt daarbij zoals in het menu “Modeltype” beschreven werd automatisch over 100% verdeeld.
Het neutraalpunt van de hoogteroermixer ligt dus onafhankelijk van de ingestelde Offset altijd aan de linker rand.
Stel nu de HO-curve in de richting van de tegenoverliggende einduitslag naar behoefte in, waarbij de methode
van instelling van deze 5-punts curvenmixer op dezelfde manier gaat als bij de op bladzijde 132 in het kader van
het menu “Kanaal 1 curve” beschreven curvenmixers, bv:
Rem -> Hoogteroer
Ingang +100%
Curve Uitgang -25%
uit Punt H -25%
<<normaal>>
De gekozen instelling moet in ieder geval op voldoende hoogte worden uitgeprobeerd en eventueel worden
bijgesteld. Let er in ieder geval op, dat het model bij een uitgedraaid remsysteem niet te langzaam wordt! Anders
riskeert u namelijk dat het na het indraaien van het remsysteem, bv. bij een wat te kort uitgevallen landing,
doorzakt of zelfs crasht.
Rolroerdifferentiatie
(Alleen bij “2 RO 1WK”. Bij keuze van “2/4 RO 2/4 WK” in het multikleppen-menu begrepen, zie bladzijde 174.)
V L E U G E L M I X E R S
Multikleppen-menu =>
Rem-instellingen =>
Rolroerdifferentiatie 0%
Rolr. 2 -> 4 richtingsr. 0% ----
<<Normaal>>
In deze regel stelt u de rolroer-differentiatie van de beide rolroer-servo’s in. Over de betekenis van de
differentiatie verwijzen we u naar de uitleg aan het begin van dit onderdeel op bladzijde 165. Het instelbereik van
–100% tot +100% maakt het mogelijk, om onafhankelijk van de draairichtingen van de rolroer- en

180
welfkleppenservo’s de juiste differentiatie-richting in te stellen. Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼of ◄►
van de rechter touch-toets (CLEAR) zet in het actieve (inverse) veld een veranderde waarde terug naar 0%.
Rolroer 2 → 4 richtingsroer
V L E U G E L M I X E R S
Multikleppen-menu =>
Rem-instellingen =>
Rolr. 2 -> 4 richtingsr. 0% ----
Welfkl. 6 -> 3 hoogter. 0% 0% ----
<<Normaal>>
Het richtingsroer wordt met een in te stellen hoeveelheid door de rolroersturing meegenomen, waardoor met
name in combinatie met de rolroerdifferentiatie het negatieve draaimoment wordt onderdrukt, wat een “net”
bochtenwerk mogelijk maakt. Het richtingsroer blijft natuurlijk ook apart stuurbaar.
De mixerrichting moet normaal gesproken zó worden gekozen, dat het richtingsroer uitslaat naar de richting van
het naar boven uitslaande rolroer.
De instelling vindt alleen symmetrisch ten opzichte van het neutraalpunt van de rolroerstuurknuppel plaats.
Het instelbereik van ±150% maakt het mogelijk om de uitslagrichting afhankelijk van de draairichting van de
welfkleppenservo’s aan te passen. Via één van de niet-centrerende schakelaars of eventueel een stuurelement-
schakelaar kan deze mixer aan- en uitgeschakeld worden, om eventueel het model ook via de rolroeren resp. het
richtingsroer alleen te kunnen sturen.
Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet in het actieve (inverse)
veld een veranderde waarde terug naar 0%. Een waarde van rond de 50% is zelden verkeerd.
(welfklep → hoogteroer)
V L E U G E L M I X E R S
Multikleppen-menu =>
Rem-instellingen =>
Rolr. 2 -> 4 richtingsr. 0% ----
Welfkl. 6 -> 3 hoogter. 0% 0% ----
<<Normaal>>
Bij het zetten van welfkleppen kunnen als neveneffect momentbewegingen om de dwars-as ontstaan. Het kan
echter ook gewenst zijn, dat bv. het model na een licht omhoog zetten van de welfkleppen ook iets meer snelheid
moet gaan maken. Met deze mixer kunt u beide dingen bereiken.
Via deze mixer wordt bij het uitdraaien van de kleppen- afhankelijk van de ingestelde waarde - automatisch de
positie van het hoogteroer gecorrigeerd. De instelling vindt alleen symmetrisch ten opzichte van het neutraalpunt
van de welfkleppen-stuurknuppel plaats.
Met een in de rechter kolom toegewezen schakelaar kan de mixer bij behoefte aan- resp. uitgezet worden.
Het instelbereik bedraagt ±150%. Bij deze mixer liggen de “normale” waarden enkele tientallen procenten.
Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet in het actieve (inverse)
veld een veranderde waarde terug naar 0%.
Aanwijzing:
Heeft u, zoals onder “▲WK▼” op bladzijde 175 beschreven, in het menu “Instelling stuurelement” een
stuurelement of schakelaar toegewezen, dan heeft die ook effect op deze mixer.
Helikoptermixers
Vliegfase-afhankelijke instelling van pitch, gas en hekrotor
In dit menu …
Inst. stuurelement Dual Rate / Expo
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
Stuurelem.schak. Log.schakelaars
Faseninstelling Fasentoewijzing
Onvertr. kanalen Klokken (algem.)
Vliegfasenklokken Helikoptermix
… worden met uitzondering van de mixers voor de autorotatiefase, die vanaf bladzijde 194 behandeld worden,
alle vliegfasen-afhankelijke helimixers beschreven. Deze mixers zijn voor de basis-instelling van een
helikoptermodel bedoeld.
Voor de vliegfase-programmering zie menu’s:
• “Basisinstelling model”, bladzijde 88
• “Faseninstelling”, bladzijde 150
• “Fasentoewijzing” , bladzijde 152
Wanneer u de voor een bepaalde vliegfase gekozen schakelaar omzet wordt de actieve vliegfase aangegeven in
de linker onderste rand van het display, bv. “normaal”:
Pitch =>
Kanaal 1 -> gas =>

181
Kanaal 1 -> hek =>
Hekrotor -> gas 0%
Rol -> gas 0%
Rol -> hekrotor 0%
Nick -> gas 0%
Nick -> hekrotor 0%
Gyro 0%
Tuimelschijfdraaiing 0
°
Tuimelschijfbegrenzing UIT
<<normaal>>
In iedere vliegfase –behalve in de autorotatie-fase – zijn de hierboven weergegeven helitypische mix- en
koppelfuncties voor het instellen van de helikopter beschikbaar. Deze functies worden in het eerste deel van dit
langere hoofdstuk besproken.
Algemene informatie bij de mixers (zie ook bladzijde 163 en 196):
Een pijl “→” duidt een mixer aan. Deze “takt” de signaalstroom van een stuurfunctie op een bepaalde plaats af,
om deze dan op een gedefinieerde manier ook op een ander stuurkanaal en tenslotte op een ontvangeruitgang
effect te laten hebben. Zo betekent bijvoorbeeld de mixer “nick → hekrotor”, dat bij het bedienen van de
nickstuurknuppel de hekrotorservo proportioneel meeloopt volgens een ingestelde waarde.
Principes van de programmering:
1. Met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets de gewenste mixer uitkiezen. Afhankelijk van het type
mixer verschijnt er in de onderste displayregel SEL of het bladzijde-symbool als teken dat u naar een tweede
bladzijde kunt wisselen.
2. Kort aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets maakt het mogelijk, om de lineaire
mixpercentages direct in te voeren: via de pijltoetsen mixpercentage instellen. Anders wisselen naar de
tweede displaybladzijde voor de instelling van de desbetreffende curvenmixer.
Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet in het actieve
(inverse) veld een veranderde waarde terug naar 0%.
3. Een hernieuwd aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets beëindigt de invoer.
4. Aantippen van de centrale ESC-toets van de linker touch-toets bladert terug.
Beschrijving van de helikoptermixers
Voor de instellingen van de pitchcurven en de beide mixers “K1 → gas” en “Kanaal1 → hekrotor” kunt u in alle
vliegfasen beschikken over curvenmixers. Bij deze mixers kunnen niet-lineaire mixverhoudingen langs de
stuurknuppeluitslag worden geprogrammeerd. Wissel van de displaypagina naar de instelling van de curven door
het aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets, zie verder hieronder.
De instelling van de curven vindt op dezelfde manier plaats als de instelling van de K1-curven voor helikopters,
maar wordt hieronder aan de hand van de pitch-instelling nog eens gedetailleerd beschreven, om u veel geblader
te besparen. In de overige regels kan na het activeren van het desbetreffende waardenveld in het dan inverse
veld met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets een mixwaarde worden ingesteld.
De instelmogelijkheden worden afgerond door optie “TS-begrenzing”: deze begrenst afhankelijk van de instelling
de uitslag van de tuimelschijfservo’s als een soort Limiter. Deze instelopties zijn voor de basisinstelling van de
helikopter bedoeld.
In de vanaf bladzijde 194 beschreven vliegfase “autorotatie” zijn de mixers “K1 → gas” en “K1 → hekrotor” niet
meer nodig en worden daarom naar een instelbare vaste waarde omgeschakeld. Gewijzigde instellingen kunnen
altijd door een gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) weer naar
de standaardwaarden worden teruggezet.
Pitch (pitchcurve (K1 → pitch))
Wissel eventueel met de pijltoetsen ▲▼van de linker of rechter touch-toets naar de regel “pitch” en raak de
centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan:
Pitch
Ingang -50%
Curve Uitgang -50%
uit Punt ? 0%
In tegenstelling tot het menu “Kanaal 1 curve” heeft deze aanduiding alleen betrekking op de stuurcurve van de
pitchservo’s, terwijl de “kanaal-1-curve” effect heeft op alle servo’s, die door de gas-/pitchstuurknuppel worden
aangestuurd.
Let u er op, dat voor de hier geprogrammeerde pitchstuurcurve het uitgangssignaal van de optie “Kanaal-
1-curve”als ingangssignaal effect heeft: de verticale lijn in het diagram, die synchroon met de gas-
/pitchstuurknuppel beweegt, volgt dus de actuele kanaal-1-curvenkarakteristiek.
De stuurcurve kan door maximaal 8 punten, de zogenaamde “steunpunten”, over de hele stuuruitslag per
vliegfase worden vastgelegd.
In het begin zijn er echter minder steunpunten nodig om de curve te kunnen instellen. In principe is het raadzaam,
om eerst met de 3 steunpunten te beginnen, die in de softwarematige basis-instelling al actief zijn. Deze drie

182
punten, en wel de beide eindpunten “Pitch low(L)” = -100% stuuruitslag en “Pitch high (H)” = +100% stuuruitslag
alsmede een nog te zetten punt precies in het midden, beschrijven eerst een lineaire karakteristiek voor de
pitchcurve.
Programmering in details:
Schakel eerst naar de gewenste vliegfase om, b.v. “normaal”. Met de gas-/pitchstuurknuppel wordt in de grafiek
een verticale lijn tussen de beide eindpunten “Punt L ” (pitch-minimum bij -100%) en “Punt H” (pitch-maximum bij
+100%) verschoven. De huidige stuurknuppelpositie wordt ook numeriek in de regel “ingang” aangeduid (-100%
tot +100%).
Het snijpunt van deze verticale lijn met de desbetreffende curve wordt als “uitgang” aangeduid en kan aan de
maximaal 8 steunpunten tussen –125% en +125% gevarieerd worden. Dit dusdanig gewijzigde stuursignaal heeft
alleen effect op de pitchservo’s.
In de afbeelding links bevindt de stuurknuppel zich exact bij 0% stuuruitslag en maakt vanwege de lineaire
karakteristiek een uitgangssignaal van ook 0%.
Tussen de beide eindpunten “L” en “H” kunnen nog maximaal zes steunpunten worden geplaatst, waarbij de
afstand tot het volgende steunpunt niet kleiner dan ca. 25% mag zijn.
Maken van steunpunten
Verschuif de stuurknuppel. Zolang er een ingekaderd vraagteken te zien is, kunt u door aantippen van de centrale
SET-toets van de rechter touch-toets het volgende steunpunt zetten. Tegelijkertijd wordt de “?” door diens
nummer vervangen en het waardenveld rechts van het nummer invers weergegeven:
Pitch
Ingang 0%
Curve Uitgang 0%
uit Punt 1 0%
De volgorde waarin de maximaal zes steunpunten tussen de punten “L” en “H” worden aangemaakt heeft geen
betekenis, omdat de steunpunten automatisch altijd van links naar rechts oplopend nieuw worden genummerd.
Instellen van steunpunten
Voor het instellen van een punt beweegt u de verticale lijn met de stuurknuppel op het te veranderen steunpunt.
Nummer en actuele curvenwaarde van dit punt worden in de linker helft van het display in de regel “punt”
getoond. Tip kort de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan. Met de pijltoetsen van de rechter tiptoets
kan nu in het inverse veld de huidige curvenwaarde tussen –125% en +125% veranderd worden, en wel zonder
de steunpunten ernaast te beïnvloeden.
Pitch
Ingang 0%
Curve Uitgang +75%
uit Punt 1 +75%
Als voorbeeld werd hier de steunpuntwaarde “1” op +75% gezet. Naar keuze kunt u echter nog meer punten
zetten. Bijvoorbeeld bij -50% …
Pitch
Ingang -50%
Curve Uitgang -12%
uit Punt 1 -12%
…. en/of nog een bij +50%:
Pitch
Ingang +50%
Curve Uitgang +88%
uit Punt 3 +88%
Beweeg daarvoor de verticale lijn met de stuurknuppel naar de gewenste plaats. Zodra in het markeringskader in
de regel “punt” een “?” verschijnt, kan het bijbehorende punt door bedienen van de pijltoetsen van de rechter
touch-toets worden geactiveerd en net als de andere punten worden ingesteld …
Pitch
Ingang +50%
Curve Uitgang 0%
uit Punt 3 0%
… of door een gelijktijdig aantippen van de pijltoetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) weer
gewist worden.
De punten “L” en “H” daarentegen kunnen NIET worden gedeactiveerd.

183
Trimpunt-functie
Alternatief kunt u bij al aangemaakte steunpunten met de pijltoetsen ◄► van de linker touch-toets op- of
aflopend aanklikken. Met de pijltoetsen van de rechter touch-toets kan dan het nu geselecteerde steunpunt weer
volledig onafhankelijk van de positie van het stuurelement op de hierboven beschreven manier worden
aangepast, bv:
Pitch
Trimpunt
Ingang -50%
Curve Uitgang -25%
uit Punt 1 +50%
In dit eenvoudige voorbeeld bevindt de pitch-stuurknuppel zich – zichtbaar als een verticale lijn – op de halve
uitslag tussen “pitch min” en het midden van de stuuruitslag (Ingang = -50%). Het “Punt 1” werd echter in het
midden van de stuuruitslag versteld naar een waarde van +50%, wat resulteert in een actuele uitgangswaarde
van -25%. Een aantippen van de centrale ESC-toets van de linker touch-toets beëindigt deze trimfunctie weer.
Trimoffset-functie
Bij een actief, d.w.z. invers afgebeeld waardenveld kunt u niet alleen de al aangemaakte steunpunten met de
pijltoetsen ◄► van de linker touch-toets op- of aflopend aanklikken en wijzigen, maar ook een bestaande curve
met de toetsen ▲▼ van de linker touch-toets over een bereik van ± 25% verticaal verschuiven. Uitgaand van een
puntwaarde van “Punt 1” van 0% werd de stuurcurve in de onderstaande twee afbeeldingen als voorbeeld over
een bereik van ± 25%met behulp van de trimoffset-functie verticaal verschoven:
Pitch
Trimoffset
Ingang 0%
Curve Uitgang -25%
uit Punt 1 -25%
Pitch
Trimoffset
Ingang 0%
Curve Uitgang +25%
uit Punt 1 +25%
Een aantippen van de centrale ESC-toets van de linker touch-toets beëindigt deze functie weer.
TrimX-as-functie
Deze functie activeert u door een aantippen van de linker (◄) of rechter (►) pijltoets van de rechter touch-toets
bij een actief, d.w.z. invers weergegeven waardenveld. Aansluitend kunt u het actieve punt met de pijltoetsen van
de rechter touch-toets naar willekeur horizontaal of verticaal verschuiven, hier bv. “Punt 1” 50% naar links:
Pitch
Trim X-as
Ingang 0%
Curve Uitgang +67%
uit Punt ? +50%
Aanwijzingen:
• Wanneer u het punt horizontaal verder dan 25% van de actuele stuurelement-positie wegschuift verschijnt in
de regel “punt” weer een “?”. Dit vraagteken betreft niet het verschoven punt maar geeft aan dat bij de actuele
positie van het stuurelement een nieuw punt kan worden gemaakt.
• Let er op dat het percentage in de regel “uitgang” altijd betrekking heeft op de positie van de stuurknuppel en
niet op de positie van het steunpunt.
Afronden van de kanaal-1-curve
In het volgende voorbeeld is, zoals in het laatste onderdeel beschreven, als voorbeeld de …
steunpuntwaarde 1 op +50%,
steunpuntwaarde 2 op +75% en
steunpuntwaarde 3 op -50%
…gezet.
Pitch
Ingang +50%
Curve Uitgang -50%
uit Punt 3 -50%
Deze “hoekige” curve kan automatisch door een druk op de knop worden afgerond. Tip – uitgaand van de
hierboven afgebeelde situatie – kort de centrale ▼-toets van de linker touch-toets aan, om tussen “(Curve) uit” en
“(Curve) aan” en omgekeerd te kiezen:
Pitch

186
Bij de autorotatie wordt vanuit deze mixer automatisch naar een vooraf ingestelde vaste waarde
omgeschakeld, zie bladzijde 194.
Helikopter met toerenREGELAAR
In tegenstelling tot ‘gewone’ elektronische regelaars, die net als de carburateur van een verbrandingsmotor
slechts een vermogensregeling kennen, houdt een toerenregelaar het toerental van het systeem constant, door
het vermogen zelf te regelen. In het geval van een verbrandings-heli bedient de regelaar dus zelfstandig de
gasservo resp. bij een elektroheli de regelaarfunctie. Toerentalregelaars hebben daarom ook geen klassieke
gascurve nodig, maar alleen een vastgelegd toerental. Een afwijken van het ingestelde toerental vindt pas dan
plaats, wanneer het benodigde vermogen groter is dan het eigenlijke vermogen, dat de motor kan opbrengen.
Normaal gesproken is voor de aansluiting van een toerenregelaar de ontvangeruitgang 8 bedoeld, zie
ontvangeraansluiting op bladzijde 69. Wanneer deze aansluiting wordt gebruikt vervalt echter de functie van de
gaslimiter, omdat deze uitsluitend via de mixer “Kanaal1→gas” effect heeft op de – dan ongebruikte- uitgang 6.
Om echter toch de comfortabele en veilige eigenschappen van de gaslimiter te kunnen gebruiken, moet de
toerenregelaar afwijkend van de algemene aanwijzingen aan ontvangeruitgang 6 worden aangesloten en moet de
gascurve worden aangepast, zodat deze de taak van het “normale” stuurelement kan overnemen.
Omdat dus in dit geval de “gascurve” alleen het gewenste toerental van de motorcontroller bepaalt en dit
gewenste toerental normaal gesproken over het hele pitch-bereik constant moet blijven, moet bij de mixer
“Kanaal1→gas” een horizontale lijn worden ingesteld – iedere (pitch-) ingangswaarde heeft dezelfde (“gas’-)
uitgangswaarde ten gevolg – waarvan de “hoogte” het gewenste toerental bepaalt.
Eerst worden daarom - indien gemaakt – de steunpunten “1” tot eventueel max. “6” gewist en daarna worden de
steunpunten “L” (ingang = -100%) en “H” (ingang = +100%) op dezelfde waarde ingesteld, bijvoorbeeld:
Kanaal 1 -> Gas
Ingang 0%
Curve Uitgang +66%
uit Punt L +66%
De in te stellen waarde hangt af van de gebruikte toerenregelaar en van het gewenste toerental en kan natuurlijk
per vliegfase verschillen.
Bij de autorotatie wordt vanuit deze mixer automatisch naar een vooraf ingestelde vaste waarde
omgeschakeld, zie bladzijde 194.
Kanaal 1 -> hekrotor (statische koppel-compensatie)
Kanaal 1 -> Hekrotor
Ingang 0%
Curve Uitgang 0%
uit Punt ? 0%
Standaard is een draaimoment-compensatie met een lineair percentage van steeds 0% ingesteld, zoals nodig is
voor een “Heading-Lock”-gyro, zie afbeelding hierboven.
Belangrijke aanwijzing:
Let in dit verband in ieder geval op de handleiding bij uw gyro, omdat anders het risico bestaat dat uw
heli eventueel onbestuurbaar wordt.
Gebruikt u uw gyro daarentegen in de “normale” modus, of heeft deze alleen maar de zogenaamde “normale
modus”, dan moet u de mixer als volgt instellen:
Op dezelfde manier als de instelling van de pitchcurve, zie vanaf bladzijde 180, kan ook de stuurcurve van de
hekrotor door maximaal 6 punten worden gedefinieerd. U kunt daarom de mixer bij behoefte op elk moment
wijzigen en boven en onder het hoverpunt zowel symmetrische als asymmetrische mixerpercentages invoeren.
Overtuigt u zich er eerst van dat in het menu “Helikoptertype” de juiste rotor-draairichting werd geselecteerd.
Kanaal 1 -> Hekrotor

187
Ingang +100%
Curve Uitgang +30%
uit Punt H +30%
Uitgaand van -30% bij punt “L” en +30% bij punt “H” moet de instelling van de mixer zó plaatsvinden, dat de
helikopter bij langere verticale stijg- en daalvluchten niet - door het ten opzichte van het hoveren veranderde
draaimoment van de hoofdrotor - wegdraait om de verticale as. Bij het hoveren moet de trimming alleen
plaatsvinden via de (digitale) hekrotor-trimhevel.
Voorwaarde voor een veilige instelling van de draaimoment-compensatie is dat de pitch- en gascurven correct
werden ingesteld, het toerental van de rotor dus over het hele verstelbereik van de pitch constant blijft.
Deze derde curvenmixer heeft dus alleen betrekking op de stuurcurve van de hekrotorservo bij een bewegen van
de gas-/pitchstuurknuppel, terwijl de “kanaal-1-curve”, bladzijde 135, effect heeft op alle servo’s, die via de gas-
/pitchstuurknuppel worden aangestuurd. Let u er op, dat ook voor de hier geprogrammeerde hekrotorcurve het
uitgangssignaal van de “kanaal -1-curve” als ingangssignaal effect heeft: de verticale lijn in het diagram, die
synchroon met de gas-/pitchstuurknuppel beweegt, volgt de actuele kanaal-1-curvenkarakteristiek uit het menu
“Kanaal 1 curve”.
Bij de autorotatie wordt vanuit deze mixer automatisch uitgeschakeld.
Hekrotor → gas
Pitch =>
Kanaal 1 -> gas =>
Kanaal 1 -> hekrotor =>
Hekrotor -> gas 0%
Rol -> gas 0%
<<normaal>> SEL
Via de hekrotor, die normaal gesproken het draaimoment van de hoofdrotor op de romp compenseert, vindt de
aansturing van de helikopter om de hoogte-as plaats. Het verhogen van de stuwkracht van de hekrotor maakt een
aanpassen van het motorvermogen nodig, om het toerental van het systeem constant te houden.
Bij deze mixer wordt het meenemen van het gas door de hekrotor ingesteld. Dit meenemen van het gas vindt
maar eenzijdig plaats in de richting, waarin de hekrotor-stuwkracht vergroot wordt. Het instelbereik bedraagt
daarom 0 tot + 100%. De richting is afhankelijk van de draairichting van de hoofdrotor (links of rechts), die op zijn
beurt in het menu “Helikoptertype” correct moet zijn ingesteld. Bij linksdraaiende systemen vindt het meenemen
van het gas plaats bij het bewegen van de hekrotorstuurknuppel naar links, bij rechtsdraaiende systemen
hoofdrotoren naar rechts. Gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR)
zet in het actieve (inverse) veld een waarde weer terug naar 0%.
In de autorotatie-vliegfase wordt deze mixer automatisch uitgeschakeld.
Aanwijzingen bij het instellen:
Om de waarde van de mixer optimaal te kunnen instellen, moet u óf meerder snelle pirouetten in de richting van
de hoofdrotor-draairichting vliegen óf u moet bij een sterkere wind dwars op de wind met een bijpassende grote
hekrotoruitslag vliegen. Stel de mixerwaarde dusdanig in, dat het toerental niet afneemt.

196
U kunt de aanvliegroute nog verkleinen door licht de nicksturing aan te trekken en de pitch voorzichtig te
verkleinen of het aanvliegen verlengen, door de nicksturing te drukken en de pitch te verhogen.
Gaspositie AR
Op wedstrijden wordt verwacht dat een verbrandingsmotor helemaal uit is. In de trainingsfase zou dit zeker niet
handig zijn, omdat u dan telkens opnieuw de motor moet starten.
Stelt u bij de training de waarde van deze regel dusdanig in, dat in de autorotatie de motor nog veilig stationair
blijft lopen zonder dat de koppeling aangrijpt resp. een elektro-aandrijving veilig “uit” is.
Aanwijzing:
Met de optie “Motor-stop” van het menu “Basisinstelling model” heeft u eventueel een alternatieve “Nood-UIT”-
functie.
Hek
Bij een normale vlucht is de hekrotor zo ingesteld, dat hij bij het hoveren het draaimoment van de motor
compenseert. Hij veroorzaakt dus in de basisinstelling al een bepaalde stuwkracht. Deze stuwkracht wordt dan
door de hekrotorsturing en door verschillende mixers voor allerlei soorten van koppelcompensatie gevarieerd en
afhankelijk van de weersomstandigheden, het toerental en andere invloeden met de hekrotortrimming bijgesteld.
In de autorotatie echter wordt de hekrotor niet door de motor aangedreven. Daardoor ontstaan er ook geen
draaimomenten meer, die door de hekrotor gecompenseerd moeten worden. Daarom worden alle bijbehorende
mixers automatisch uitgeschakeld.
Omdat in de autorotatie niet langer de eerder genoemde stuwkracht nodig is, moet de basisinstelling van de
hekrotor anders zijn:
Schakelt u de motor uit en zet u de helikopter horizontaal neer. Bij ingeschakelde zender en ontvanger klapt u nu,
na keuze van de vliegfase “Autorotatie” de hekrotorbladen naar beneden en verandert u nu in de regel “hek” de
waarde zolang, tot de instelhoek van de hekrotorbladen nul graden is. De hekrotorbladen staan nu van achteren
gezien parallel.
Afhankelijk van de wrijving en weerstand van de overbrenging kan het voorkomen, dat de romp nog draait. Dit
relatief kleine draaimoment moet dan ook via de instelhoek van de hekrotorbladen gecompenseerd worden. In
ieder geval ligt deze waarde tussen nul graden en een instelhoek tegen de richting van de instelhoek bij het
normale vliegen in.
Algemene opmerkingen bij de vrij programmeerbare mixers
Op de voorafgaande bladzijden zijn in het kader van de beschrijving van de beide menu’s “Vleugelmixers” en
“Helikoptermixers” een heel aantal kant-en-klare mixers beschreven. De principes van de bediening en de
betekenis werden u bovendien op bladzijde 163 al uit de doeken gedaan. Hieronder volgt algemenere informatie
over de zogenaamde “vrije mixers”:
De MC-32 HoTT biedt in elke modelgeheugenplaats een aantal vrij programmeerbare mixers, waarbij u de ingang
en uitgang alsmede het mixpercentage naar eigen goeddunken kunt definiëren, en wel:
• 8 lineaire mixers met de nummers 1 tot 8
• 4 kurvenmixers met de nummers 9 tot 12.
Deze in totaal 12 mixers zijn zeker in de meeste gevallen voldoende , in ieder geval wanneer u de mogelijkheden
van de voorgeprogrammeerde koppelfuncties toepast. In het menu “MIX act. / fase”, bladzijde 208, heeft u de
mogelijkheid om willekeurig ieder van deze 12 mixers vliegfasen-afhankelijk te activeren resp. te deactiveren.
Bij de “vrije mixers” wordt als ingangssignaal het aan een willekeurige stuurfunctie (1 tot 16) aanliggende of bij
een zogenaamd “schakelkanaal”, zie verder hieronder, het signaal van een willekeurige schakelaar gebruikt. Het
op het stuurkanaal liggende en aan de mixeringang toegevoerde signaal wordt door het desbetreffende
stuurelement en door de bijbehorende karakteristiek van dit stuurelement, zoals deze bv. in de menu’s “Dual
Rate / Expo”, “Kanaal 1 curve” en Iinstelling stuurelement” zijn vastgelegd, bepaald.
De mixeruitgang heeft effect op een vrij te kiezen stuurkanaal ( 1 tot –afhankelijk van het type ontvanger – max.
16) die, voordat hij het signaal naar de servo verstuurt, alleen nog door het menu “Servo-instelling”, dus de

197
functie servo-omkeer, neutraalpunt-verschuiving , servo-uitslag en servo-uitslagbegrenzing en eventueel
“Zenderuitgang” kan worden beïnvloed.
Een stuurfunctie mag tegelijkertijd voor willekeurig veel mixer-ingangen worden gebruikt, wanneer b.v. mixers
parallel geschakeld moeten worden.
Omgekeerd mogen ook willekeurig veel mixer-uitgangen op één en hetzelfde stuurkanaal effect hebben. Met
name in het laatste geval moet u er op letten, dat de desbetreffende servo ook dan niet mechanisch vastloopt,
wanneer meerdere mixersignalen bij elkaar worden opgeteld. Eventueel moet u voor de veiligheid in het menu
“Servo-instelling” een passende begrenzing van de uitslag instellen.
Voor complexere toepassingen kunnen mixers ook in serie worden geschakeld: in dit geval wordt als
ingangssignaal van de “in serie” geschakelde mixer niet het (van het stuurelement afkomstige) signaal aan de
“uitgang” van een stuurfunctie, maar het “verder daarachter”, aan de “ingang” van een stuurkanaal liggende
signaal(-mix) gebruikt. Voorbeelden volgen hieronder, bij de beschrijving van de vrije mixers.
Softwarematig is de vrij programmeerbare mixer eerst altijd ingeschakeld. Naar keuze kan aan de mixer echter
ook een AAN-/UIT-schakelaar worden toegewezen. Let u echter vanwege het grote aantal schakelbare functies
op een onbedoelde dubbele bezetting van een schakelaar.
De beide wezenlijke parameters van de mixers zijn
• … het mixpercentage, dat bepaalt, in welke mate het ingangssignaal op het aan de uitgang van de mixer
aangesloten stuurkanaal effect heeft. Bij de lineaire mixers kan het mixpercentage symmetrisch of
asymmetrisch worden ingesteld en bij de curvenmixers ook nog via maximaal 8 punten naar eigen inzicht
worden geconfigureerd, om ook extreme niet-lineaire curven te kunnen realiseren.
• … het neutraalpunt van een mixer, dat ook wordt aangeduid met “Offset”.
De Offset is dat punt op de stuuruitslag van een stuurelement (stuurknuppels, proportionele stuurelementen of
schakelaars) waarbij de mixer het aan zijn uitgang aangesloten stuurkanaal net niet beïnvloedt. Normaal
gesproken is dit de middenpositie van het stuurelement. De Offset kan naar een willekeurige plaats van de
stuuruitslag worden verschoven. Omdat de curvenmixers helemaal vrij kunnen worden ingesteld, is een
standaard-instelling van een mixer-neutraalpunt alleen bij de 8 lineaire mixers zinvol.
Schakelkanaal “S” als mixer-ingang
Af en toe is echter slechts een constant stuursignaal als mixer-ingang nodig, om bv parallel aan de gesloten
sleepkoppeling het hoogteroer – helemaal onafhankelijk van de normale trimming - iets “up” te geven.
Via de zowel aan de sleepkoppeling als aan de mixer toegewezen schakelaar kan dan niet alleen de
eerstgenoemde worden geopend en gesloten, maar via het mixpercentage ook de gewenste trimimpuls aan het
hoogteroer worden toegediend. Om het verschil aan te duiden wordt deze stuurfunctie van de mixer-ingang in het
programma voorzien van de letter “S” van “schakelkanaal”.
Indien het bijbehorende “doelkanaal” niet ook nog via diens “normale” stuurelement wordt beïnvloed moet u in het
menu “Alleen mix kanaal”, bladzijde 209, dit stuurelement van de functie-ingang van het betreffende
stuurkanaal loskoppelen. Ook hierbij kunt u straks een voorbeeld bij deze menubeschrijving vinden om de functie
te verduidelijken.
Vrije mixers
Blader nu met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets naar het menupunt …
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
Stuurelem.schak. Log.schakelaars
Faseninstelling Fasentoewijzing
Fasentrim Onvertr. Kanalen
Klokken (algem.) Vliegfasenklokken
Vleugelmixers Vrije mixers
Kanaal 1 curve Schakelaaraand.
Stuurelem.schak. Log.schakelaars
Faseninstelling Fasentoewijzing
Onvertr. kanalen Klokken (algem.)
Vliegfasenklokken Helikoptermix
Vrije mixers Mix actief / fase
… van het multifunctie-menu. Door een kort aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets
opent u dit menupunt.
Onafhankelijk van het gekozen modeltype staan er voor elk van de 80 modelgeheugenplaatsen acht lineaire- …
Lineaire mix 1 ?? -> ?? ------

198
Lineaire mix 2 ?? -> ?? ------
Lineaire mix 3 ?? -> ?? ------
Lineaire mix 4 ?? -> ?? ------
Lineaire mix 5 ?? -> ?? ------
Van
… en 4 curvenmixers met de extra mogelijkheid van niet-lineaire stuurcurven ter beschikking:
Lineaire mix 8 ?? -> ?? ------
Curven mix 9 ?? -> ?? ------
Curven mix 10 ?? -> ?? ------
Curven mix 11 ?? -> ?? ------
Curven mix 12 ?? -> ?? ------
Van
Het menu “MIX act./fase”, bladzijde 208, maakt het verder nog mogelijk om vliegfasen-afhankelijk alleen
bepaalde mixers te activeren. In het menu “Vrije mixers” zijn dan de afgesloten mixers in de bijbehorende
vliegfase verborgen. Zou u dus eventueel een bepaalde mixer missen, dan moet u eerst omschakelen
naar de bijpassende vliegfase!
Hieronder willen we echter eerst alleen de programmering van de eerste display-bladzijde van de “Vrije mixers”
bespreken. Daarna houden we ons bezig net het vastleggen van mixpercentages zowel bij de lineaire- als bij de
curvenmixers op de tweede display-bladzijde van dit menu.
Principes van de programmering
1. Met de pijltoetsen ▲▼van de linker of rechter touch-toets de gewenste mixer uitkiezen.
2. De centrale SET-toets van de rechter touch-toets aantippen. Het invoerveld in de kolom “van” wordt invers
weergegeven.
3. Mixeringang “van” met de pijltoetsen van de rechter touch-toets vastleggen.
4. De centrale SET-toets van de rechter touch-toets aanraken; met de pijltoets ► van de linker of rechter
touch-toets wisselen naar de kolom “naar” en weer de centrale SET-toets van de rechter touch-toets
aanraken. Het invoerveld “naar” wordt invers weergegeven.
5. Mixeruitgang “naar” met de pijltoetsen van de rechter touch-toets vastleggen.
6. De centrale SET-toets van de rechter touch-toets aanraken en eventueel met de pijltoets ◄ van de linker
of rechter touch-toets naar de kolom “Type” wisselen, om de trimming van de bijbehorende stuurknuppel in
het mixer-ingangssignaal mee te nemen. (“Tr” voor trimming of “F” voor fase) en/of de serieschakeling van
mixers toe te voegen … en/of met de pijltoets ► van de linker of rechter touch-toets naar de kolom met
het schakelaarsymbool wisselen, weer de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aanraken en
eventueel een schakelaar toewijzen, zoals beschreven op bladzijde 60 in het onderdeel “Toewijzen van
stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars”.
7. Met de pijltoets ► van de linker of rechter touch-toets naar de kolom “Inst.” wisselen en de centrale SET-
toets van de rechter touch-toets aanraken.
8. Mixpercentages op de tweede displaybladzijde instellen.
9. Met de centrale ESC-toets van de linker touch-toets naar de eerste bladzijde terugkeren.
“van”
Na het uitkiezen van een regel en het aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets kiest u in
het inverse veld met de pijltoetsen van de rechter touch-toets één van de stuurfuncties 1 … 16 of S uit.
Voor de overzichtelijkheid zijn de stuurfuncties 1 … 4 als volgt aangegeven:
K1 gas-/remkleppen-stuurknuppel
RO rolroer-stuurknuppel
HO hoogteroer-stuurknuppel
RI richtingsroer-stuurknuppel
… en in het heli-programma:
1 gas-/pitch-stuurknuppel
2 rol-stuurknuppel
3 nick-stuurknuppel
4 hekrotor-stuurknuppel
Aanwijzing:
Vergeet u niet, om aan de eventueel uitgekozen stuurfuncties 5 … 16 bij een vliegtuigmodel resp. 5, 7 … 16 bij
een helimodel in het menu “Instelling stuurelement” elk een eigen stuurelement toe te wijzen!
“S” van schakelkanaal
De letter “S” (schakelkanaal) in de kolom “van” heeft als effect, dat aan de mixeringang een constant
ingangssignaal wordt toegevoerd, bv. – zoals al genoemd op de vorige bladzijde- bij een gesloten sleepkoppeling
het hoogteroer wat “up” te trimmen. Na de toewijzing van een stuurfunctie of van de letter “S” in de kolom “van”
wordt onderaan de rand van het display ook nog de …

211
… van het multifunctie-menu. Door een kort aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets
opent u dit menupunt.
K R U I S M I X E R S
Mixer1 ▲??▲▲??▼ 0%
Mixer2 ▲??▲▲??▼ 0%
Mixer3 ▲??▲▲??▼ 0%
Mixer4 ▲??▲▲??▼ 0%
Diff.
De vier vliegfasen-onafhankelijke kruismixers koppelen …
… een evenwijdige “▲ ▲” en een tegengestelde “▲ ▼” stuurfunctie op dezelfde manier als een V-staart-mixer,
maar dan bij een vrije kanaalkeuze en een willekeurige differentiatie van de tegengestelde functie.
Belangrijke aanwijzing:
De symbolen “▲ ▲” en “▲ ▼” geven het parallelle resp. tegengestelde effect van de desbetreffende ingang op
de met elkaar gekoppelde servo’s weer en dus niet de draairichting van de servo! Indien dus de roeren uitslaan
naar de verkeerde richting moet u óf hun ingangen verwisselen óf de servo-omkeer in het menu “Servo-
instelling” toepassen, bladzijde 160.
Softwarematig zijn naast de al genoemde V-staart-mixer zulke “kruismixers” al voor de beide rolroerservo’s aan
de ontvangeruitgangen 2 en 5 en voor de beide welfkleppenparen aan de uitgangen 6 en 7 en eventueel 9 en 10
gerealiseerd. Ze worden bediend via de rolroerstuurknuppel en dat stuurelement dat in het menu “Instelling
stuurelement” aan de ingang “6” werd toegewezen.
Op dezelfde wijze kunnen via de vier te programmeren kruismixers van dit menu telkens twee andere
stuurfuncties worden gekoppeld, wat anders alleen met een ingewikkelde programmering van vrije mixers
mogelijk zou zijn.
De programmering zal aan de hand van het voorbeeld van een kruismixer voor een “V-staart met richtingsroer-
differentiatie” worden toegelicht (zie ook voorbeelden op bladzijde 290):
K R U I S M I X E R S
Mixer1 ▲HO▲▲RI▼ +25%
Mixer2 ▲??▲▲??▼ 0%
Mixer3 ▲??▲▲??▼ 0%
Mixer4 ▲??▲▲??▼ 0%
Diff.
Afhankelijk van de bediening bewegen de servo’s als hoogteroer- of richtingsroeren. De differentiatie is bij deze
instelling alleen aanwezig voor de richtingsroerfunctie. In dit geval zijn de beide bijbehorende trimhevels effectief.
Andere vrije mixers zijn hier niet nodig. In het menu “Modeltype” MOET bij gebruik van deze mixer echter als
staarttype “Normaal” worden ingesteld.
Tip:
Alle instellingen kunt u direct in het menu ”Servoaanduiding” controleren, dat u vanuit bijna iedere menupositie
door een gelijktijdig aantippen van de toetsen ◄► van de linker touch-toets bereikt.
Voorbeeld:
Model met 2 richtingsroeren met differentiatie en spreiding (b.v. gepijld staartloos model):
K R U I S M I X E R S
Mixer1 ▲ 8 ▲▲ RI▼ +75%
Mixer2 ▲??▲▲??▼ 0%
Mixer3 ▲??▲▲??▼ 0%
Mixer4 ▲??▲▲??▼ 0%
Diff.
Bij bedienen van het richtingsroer loopt de tweede, aan uitgang 8 aangesloten servo mee. (Bij deze
programmering kan voor de richtingsroeren een differentiatie worden ingesteld.) De trimming van de richtingsroer-
stuurknuppel heeft ook hier effect op de beide servo’s. Moeten de richtingsroeren bij het bedienen van de
remkleppen naar buiten uitslaan, dan wijst u in het menu “Instelling stuurelement” aan de ingang 8 de K1-
stuurknuppel (stuurelement 1) toe. Aansluitend wisselt u naar de kolom “Offset” en verandert u de Offset-waarde

212
zolang, tot de beide richtingsroeren weer neutraal staan. Eventueel moet u een beetje met de Offset- en uitslag-
instellingen “spelen”.
Tuimelschijf-mixers
Pitch-, rol-, nickmixers
Blader met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets naar het menupunt …
Faseninstelling Fasentoewijzing
Onvertr. kanalen Klokken (algem.)
Vliegfasenklokken Helikoptermix
Vrije mixers Mix actief / fase
Alleen MIX kanaal Kruismixers
Tuimelsch. mix Fail Safe
… van het multifunctie-menu. Door een kort aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets
opent u dit menupunt:
T U I M E L S C H.- M I X E R S
Pitch +61%
Rol +61%
Nick +61%

216
De leraar-zender MC-32 HoTT MOET EERST AANGEZET EN DAARNA PAS DE VERBINDINGSKABEL
WORDEN VASTGESTOKEN. Anders heeft u geen mogelijkheid, om de HF-module te activeren.
De leraarzender MC-32 HoTT kan verbonden worden met iedere geschikte leerlingzender, ook met zender
vande “klassieke” 35-/40-MHz-band. Zo kan bijvoorbeeld de MC-32 HoTT ook als leraarzender met een
leerlingzender MC-24 worden verbonden
In zoverre de aansluiting aan de leerlingkant echter NIET via een tweepolige DSC-bus plaatsvindt, maar
bijvoorbeeld aan een driepolige leraar-leerling-aansluiting uit het assortiment van Graupner is het een
voorwaarde voor een correcte verbinding met een leerlingzender dat, onafhankelijk van de bij de
leraarzender gebruikte modulatiesoort, in de leerlingzender ALTIJD de modulatiesoort PPM (18 resp. 24)
is ingesteld.
Instelling leerlingzender
Het door de leerling te besturen model moet compleet, d.w.z. met alle functies inclusief de trimming en eventuele
mixerfuncties zowel in een geheugenplaats van de leraar- als ook van de leerlingzender geprogrammeerd
en de HoTT-ontvanger van het desbetreffende model aan de leraarzender “gebonden” zijn. In principe kan
echter een leerlingzender MC-32 HoTT ook aan een leraarzender van de “klassieke” 35/40 MHz-soort gekoppeld
zijn, omdat zich aan de DSC-bis van de zender het voor de leraarzender benodigde PPM-signaal aanwezig is.
Als leerlingzender kan in principe ook bijna elke andere zender uit het voormalige en huidige Graupner-
programma met minstens 4 stuurfuncties gebruikt worden. Meer informatie hierover vindt u in de hoofdcatalogus
FS en op Internet onder www.graupner.de.
De leerlingzender moet eventueel worden voorzien van de desbetreffende aansluitmodule voor leerlingzenders.
Deze moet volgens de bijgevoegde handleiding op de zenderprint worden aangesloten. Informatie wat betreft de
benodigde leerling-module vindt u in de Graupner-hoofdcatalogus FS en op Internet onder www.graupner.de.
De verbinding naar de leraarzender vindt plaats via de bijbehorende kabel, zie volgende dubbele bladzijde.
De stuurfuncties van de leerlingzender MOETEN zonder tussenschakeling van welke mixers dan ook
direct op de stuurkanalen, d.w.z. de ontvangeruitgangen, effect hebben!
Bij zenders van de “mc” of “mx“-serie kunt u het beste een vrij modelgeheugen van het benodigde modeltype (
“vleugel” of “heli”) activeren, van de modelnaam “leerling” voorzien en de stuurtoewijzing (mode 1 … 4) en “gas
min naar voren/achteren” aanpassen aan de gewoonten van de leerling. Alle andere instellingen worden in de
basis-instelling gelaten! Bij het modeltype “heli” wordt ook nog de gas-/pitchrichting en de stationairtrimming in de
leerlingzender eventueel aangepast. Alle andere instellingen alsmede mix- en koppelfuncties vinden uitsluitend in
de leraarzender plaats en worden ook vanuit deze naar het model overgedragen.
Bij een leerlingzender MX-20 HoTT of MC-32 HoTT moet bovendien eventueel in de regel “DSC-uitgang” van het
menu “Basisinstelling model” de modulatiesoort aan de nummers van de over te geven stuurkanalen worden
aangepast. Bijvoorbeeld zijn in het signaalpakket van de modulatiesoort “PPM10” alleen de stuurkanalen 1 … 5
aanwezig, maar niet het kanaal 6. Wanneer dit kanaal ook door de leerling gebruikt moet worden dient u een
modulatiesoort te kiezen die ook dit kanaal bevat!
Bij de zenders van het type “D” en “FM” moet ook nog de servo-draairichting worden gecheckt en eventueel
worden aangepast door het omsteken van de desbetreffende kabels. Alle mixers moeten ook worden
uitgeschakeld resp. op “nul” worden gezet.
Bij de toewijzing van de stuurfuncties moet de gebruikelijke volgorde worden aangehouden:
kanaal functie
1 motordrossel/pitch
2 rolroer/rollen
3 hoogteroer/nicken
4 richtingsroer/hekrotor
In zoverre u naast de functies van de beide kruisknuppels (1 … 4) nog meer stuurfuncties aan de leerlingzender
wilt overgeven, moeten in het menu “Instelling stuurelement” van de leerling-zender aan die ingangen, die
overeenkomen met de vrij gegeven stuurelement-nummers 5 … 12 van de leraarzender, tenslotte nog
bedieningselementen worden toegewezen.
Belangrijk:
• Wanneer u aan de leerlingkant vergeten zou om een stuurelement toe te wijzen, dan blijft bij het
overgeven van de stuurfunctie de desbetreffende servo(‘s) in de middenpositie staan.
• Volledig afhankelijk van de soort HF-verbinding tussen de leraarzender en het model moet de
leerlingzender altijd in de PPM-modus staan.
• Moet aan de leerling-kant de zender via een DSC-bus aangesloten zijn, dan laat u de aan-/uit-
schakelaar van de leerlingzender ALTIJD op “UIT”, want alleen in deze positie vindt er ook na het
bevestigen van de DSC-kabel geen HF-afstraling plaats vanuit de zendermodule van de leerlingzender.
Leraar-leerling-gebruik
Beide zenders worden via de passende kabel, zie overzicht op de volgende bladzijde, met elkaar verbonden: 2-
polige stekker met de (eventueel op de kabel aanwezige)aanduiding “M” (Master) in de bus van de leraarzender

217
resp. stekker met het eventueel –afhankelijk van de kabel - aanwezige opschrift “S” (Student) in de bijbehorende
bus van de leerlingzender steken.
Belangrijke aanwijzingen:
• Test in ieder geval VÓÓR de start van een leraar-/leerling-sessie bij het startklare model of alle
functies op een juiste manier overgegeven kunnen worden.
• Steek in geen geval één van de met “S” of “M” gekenmerkte uiteinden van de door u gebruikte leraar-
/leerlingkabel met 3-polige cinchstekker in een bus van het DSC-systeem. Het is daarvoor niet
geschikt. De DSC-bus is uitsluitend geschikt voor kabels met 2-polige cinchstekkers.
Functietest
Bedien de toegewezen leraar-leerling-schakelaar:
• Het leraar-leerling-systeem werkt correct, wanneer de aanduiding wisselt van “*L” naar “*S”.
• Knippert daarentegen de waarschuwings- LED rechts naast de aan-/uit-schakelaar van de zender en klinken
er akoestische signalen, dan is de verbinding tussen leerling- en leraarzender gestoord.
Parallel daaraan verschijnt in het basisdisplay de waarschuwing …
Geen
leerling-
signaal
… en in het “Leraar/leerling”-menu wisselt de aanduiding links op het display naar “-Leerling”. In dit geval
blijven alle stuurfuncties - onafhankelijk van de positie van de schakelaar - bij de leraar, zodat het model op
geen enkel moment onbestuurbaar blijft.
Mogelijke oorzaken van foutief functioneren:
• Leerlingzender niet klaar
• Interface in de leerlingzender niet juist op de plaats van de HF-module aangesloten.
• Foutieve kabelverbinding: keuze van kabel zie hieronder’
• Leerlingzender niet naar PPM(10, 16, 18, 24)-modus omgezet.
Andere mogelijke oorzaken:
• Ontbrekende “binding” tussen leraarzender en HoTT-ontvanger in het trainermodel.
Leraar-leerling-kabels
4179.1 Voor het leraar-/leerling-gebruik tussen twee willekeurige, van een DSC-bus voorziene Graupner-
zenders – herkenbaar aan de tweepolige cinchstekker aan beide einden.
3290.7 Leraar-/leerlingkabel voor het verbinden van een leraarzender met DSC-bus (bv. MC-32 HoTT) of ook
een van de optionele DSC-module Best.-Nr. 3290.24 voorziene zender met een Graupner-leerlingzender
met leerling-bus van het opto-electronische systeem – herkenbaar aan de aanduiding “S” aan de kant
van de driepolige cinchstekker.
3290.8 Leraar-/leerling-kabel voor het verbinden van een leerlingzender met DSC-bus (bv. MC-32 HoTT) of ook
een van de optionele DSC-module Best.-Nr. 3290.24 voorziene zender met een Graupner leraarzender
met leraar-bus van het opto-electronische systeem – herkenbaar aan de aanduiding “M” aan de kant
van de driepolige cinchstekker.
Meer informatie over de in dit gedeelte genoemde kabels en modulen voor de leraar- resp. leerlingzenders vindt u
in de desbetreffende handleidingen, in de Graupner hoofdcatalogus FS en op Internet onder www.graupner.de.
Leraar-/leerling-systeem met zender MC-32 HoTT
Vanwege de voortdurende uitbreiding van het assortiment vindt u de meest actuele informatie op Internet onder
www.graupner.de
leerlingzender MC-32 HoTT

224
Profitrim
Welfkleppen- en rolroertrimming
De zender MC-32 HoTT beschikt over een direct in de zender geïntegreerde functie om alle welfkleppen- en
rolroerfuncties te kunnen trimmen.
Blader met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets naar het menupunt “Profitrim” van het multifunctie-
menu …
Klokken (algem.) Vliegfasenklokken
Vleugelmixers Vrije mixers
Mix actief / fase Alleen MIX kanaal
Kruismixers Fail Safe
Leraar/leerling Zenderuitgang
Profitrim Trimgeheugen
… en open daarna dit menupunt door een kort aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets:
P R O F I T R I M
▲RO▼ ▲RO▲ ▲WK▼ ▲WK▲
Trim UIT UIT UIT UIT
Stuurel. vrij vrij vrij vrij
AAN/UIT ----

225
SET SET SET SET
Voor het instellen van de gewenste optie beweegt u met de keuzetoetsen van de linker of rechter touch-toets het
markeringskader naar de gewenste regel resp. kolom en tipt u daarna kort de centrale SET-toets van de rechter
touch-toets aan. In het nu inverse waardenveld kiest u de gewenste waarde met de keuzetoetsen van de linker of
rechter touch-toets uit resp. beweegt u het gewenste stuurelement. Door een aantippen van de ESC-toets sluit u
weer af.
De programmering vindt in drie stappen plaats: in de regel “Trim” wordt eerst vastgelegd, welke kleppenparen als
“RO” en/of “WK” getrimd moeten worden. In de regel “Stuurelement” legt u vast, waarmee de trimming moet
plaatsvinden en tenslotte definieert u in de regel “AAN/UIT” een schakelaar, waarmee deze profitrim-functie
globaal kan worden aan- en uitgeschakeld.
Trim
Aanwijzingen:
• Let er op, dat afhankelijk van het aantal rolroer- en welfkleppenservo’s, die in het menu “Modeltype”
(bladzijde 99) werden ingesteld, verschillende instelopties niet gebruikt kunnen worden. Bij bv. maar 1 rolroer
en/of maar 1 welfkleppenservo is er geen welfklep-bediening van de rolroeren en omgekeerd mogelijk.
Daardoor blijven eventuele instellingen in de desbetreffende kolom zonder resultaat.
• Let er bij de keuze van het stuurelement voor de trimming op dat deze niet al voor een andere functie in
gebruik is.
Met de trimfuncties, die in de eerste regel van het menu individueel of in een willekeurige combinatie geactiveerd
(“AAN”) resp. gedeactiveerd (“UIT”) worden, kunt u vóór een start nog snel en gemakkelijk correcties aan de
kleppenposities van de rolroeren en welfkleppen invoeren, zonder eerst allerlei andere instelopties te moeten
opzoeken.
Dit betreft de functies voor …
• de trimming van de rolroerfunctie van de rolroeren (“▲RO▼”)
• de trimming van de welfkleppenfunctie van de rolroeren (“▲RO▲”)
• de trimming van de rolroerfunctie van de welfkleppen (“▲WK▼”)
• de trimming van de welfkleppenfunctie van de welfkleppen (“▲WK▲”)
Een gelijktijdig aantippen van de keuzetoetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet in een invers
waardenveld de instelling weer terug naar “UIT”.
Aanwijzing:
Onafhankelijk van de positie van de AAN/UIT-schakelaar, zie verder hieronder, heeft het op “UIT” zetten van een
waardenveld in de regel “Trim” direct tot gevolg dat de desbetreffende trimfunctie onmiddellijk weer teruggezet
wordt naar de uitgangssituatie.
Stuurelement
P R O F I T R I M
▲RO▼ ▲RO▲ ▲WK▼ ▲WK▲

227
Trim-stuurel. mixers punt fase
▼
Kolom “Trim-stuurelement”
Aanwijzing:
Let er bij de keuze van het stuurelement op of deze niet door een andere functie wordt gebruikt.
In de eerste kolom van dit menu kiest u een stuurelement uit het aanbod van de zender uit, dat voor deze functie
geschikt is. Om een stuurelement toe te wijzen wisselt u met de keuzetoetsen naar de gewenste regel en tipt u
dan kort de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan, bv….
Gewenst stuurelement
bewegen
… waarna u het gewenste stuurelement beweegt:
ZD1 geen L 1
vrij geen L 1
vrij geen L 1
vrij geen L 1
Trim-stuurel. mixers punt fase
▼
Trim-stuurelement wissen
Activeer zoals hierboven beschreven de toewijzing van stuurelementen in de desbetreffende regel, bv.:
Gewenst stuurelement
bewegen
Een gelijktijdig aantippen van de keuzetoetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet het nu
inverse waardenveld weer terug op “vrij”.
Kolom “Mixers”
In de in totaal vier waardenvelden van deze kolom kunt u individueel of in een willekeurige combinatie telkens een
helikoptermixer uit een lijst selecteren. Wissel met de keuzetoetsen van de linker of rechter touch-toets naar het
gewenste waardenveld. Tip dan de centrale SET-toets van de rechter touch-toets kort aan …
ZD1 geen L 1
vrij geen L 1
vrij geen L 1
vrij geen L 1
Trim-stuurel. mixers punt fase
▼
… en kies daarna met de keuzetoetsen van de linker of rechter touch-toets de gewenste mixer uit, bv.:
ZD1 pitch L 1
vrij geen L 1
vrij geen L 1
vrij geen L 1
Trim-stuurel. mixers punt fase
▼
Door de centrale SET-toets van de rechter of de ESC-toets van de linker touch-toets aan te raken sluit u de
invoer weer af. Op dezelfde manier gaat u te werk met de andere regels.
Een gelijktijdig aantippen van de keuzetoetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet het nu
inverse waardenveld weer terug op “geen”.
Kolom “punt”
In de regels van de kolom “Mixers” heeft u één of meerdere mixers geselecteerd. In de kolom “punt” legt u nu één
of meerdere te trimmen steunpunten vast.
Wissel hiervoor met de keuzetoetsen van de linker of rechter touch-toets naar de gewenste regel. Tip dan kort op
de centrale SET-toets van de rechter touch-toets, bv.:
ZD1 pitch L 1
vrij geen L 1
vrij geen L 1
vrij geen L 1
Trim-stuurel. mixers punt fase
▼
Bij de keuze van een niet gedefinieerd punt – in de basisversie zijn alleen de punten “L” en “H” gezet – blijft de
bijbehorende regelaar zonder effect. De verschuiving van het punt over een bereik van maximaal ca. ±12% wordt
in het menu “Helikoptermix” tegelijkertijd in het curvendiagram van de gekozen mixer zichtbaar gemaakt, zodat
de instelling ook visueel kan worden gecontroleerd.
Fase

228
In de rechter kolom legt u eventueel vast, in welke van de geprogrammeerde vliegfasen de desbetreffende
regelaar actief moet zijn. Het nummer vóór de naam van de vliegfase, in het voorbeeld “1 (normaal)” slaat op het
fasennummer, dat in het menu “Fasentoewijzing”, bladzijde 152, te vinden is:
ZD1 pitch L 1
vrij geen L 1
vrij geen L 1
vrij geen L 1
Trim-stuurel. mixers punt fase
▼
De actuele positie van de regelaar wordt – anders dan bij het vleugelprogramma – echter het nieuwe nulpunt, als
…
• door wisselen van de vliegfase individuele resp. alle trim-stuurelementen actief worden of
• het desbetreffende trim-stuurelement gewist wordt, of
• tussendoor de in de kolom “Mixers” toegewezen functie veranderd zou zijn.
In al deze gevallen wordt de actuele instelling van de regelaar opgeslagen en de in de menu’s “Kanaal 1 curve”
en “Helimixers” voorgeprogrammeerde curve punten automatisch in de curven-karakteristiek overgenomen. Op
deze manier kunt u met de regelaars tot maximaal vier willekeurige curve punten kiezen en tijdens het vliegen
tegelijkertijd instellen.
De hier beschreven mogelijkheid tot opslaan is bv. tijdens de eerste testvluchten met een nieuw model zinvol, om
de gevonden correcties direct in het programma te kunnen meenemen.
Om echter een duidelijk referentiepunt vóór de eerste opslag te hebben moet u eerst controleren of alle regelaars
in het midden staan.
Let er altijd op dat na meermalig opslaan de uitslag van de servo niet naar één kant te sterk begrensd dreigt te
worden. Controleer eventueel de stuurstang en stel deze, indien nodig, af.
Soms zal het ondanks een optimale basis-instelling van het model nodig zijn om steunpunten tijdelijk te moeten
veranderen, bv. wanneer de weersomstandigheden anders zijn en de motor daardoor anders afgesteld moet
worden, of wanneer de uitlaat op een onverwacht moment toch gaat lekken enz. In al deze gevallen moeten
natuurlijk de via de PROFI-TRIM-OPTIE gecorrigeerde instellingen niet opgeslagen worden. U voorkomt het
opslaan door er op te letten dat de regelaars vóór het activeren resp. deactiveren in hun middenpositie staan.
Aanwijzing:
Zoals o.a. in het onderdeel “Kanaal 1 curve”, bladzijde 135, bij de programmering van 8-punts-curven uitvoerig
beschreven is, kunt u via de “trimpunt-functie” nog een punt onafhankelijk hiervan via de keuzetoetsen instellen.
Trimgeheugen
Opslaan van de actuele trimposities
Blader met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets naar het menupunt “Trimgeheugen” van het
multifunctie-menu …
Klokken (algem.) Vliegfasenklokken
Vleugelmixers Vrije mixers
Mix actief / fase Alleen MIX kanaal
Kruismixers Fail Safe
Leraar/leerling Zenderuitgang
Profitrim Trimgeheugen
Door een kort aantippen van de centrale SET-toets opent u dit menupunt:
T R I M G E H E U G E N
Kanaal 1 0% 0%
Rolroer 0% 0%
Hoogteroer 0% 0%

229
Richtingroer 0% 0%
Trim pos. SET
Dit menu maakt het mogelijk om naar keuze de actuele positie van de vier digitale trimmingen op te slaan, om
deze daarna weer naar het midden te kunnen terugzetten. Na een wisselen van modelgeheugenplaats of na
langere vliegpauzes kunt u zo over de laatst opgeslagen trimposities beschikken in de desbetreffende
middenposities van de trimwieltjes, die bij de stuurfuncties 1 … 4 horen.
Dit opslaan heeft vliegfasen-specifiek effect op het dan actieve modelgeheugen en kan niet globaal opgeslagen
worden. Daarom wordt, zodra u in de menu’s “Faseninstelling” en “Fasentoewijzing” vliegfasen heeft
aangemaakt, de nu actuele vliegfase onderaan weergegeven, bv.:
T R I M G E H E U G E N
Kanaal 1 0% 0%
Rolroer 0% 0%
Hoogteroer 0% 0%
Richtingroer 0% 0%
<<Normaal>> Trim pos. SET
Opslaan van trimposities
U heeft uw model ingevlogen en juist afgetrimd. In de kolom “Trim pos.” Ongeveer in het midden van het display
worden nu d actuele trimposities weergegeven. (Het bereik van de trimming bedraagt ca. ±30 % van de totale
stuurweg.) De rechter kolom bevat de inhoud van het trimgeheugen, die nu overal 0% is, omdat er nog geen
waarden werden opgeslagen. Het display ziet er daarom bv. zo uit:
T R I M G E H E U G E N
Kanaal 1 0% 0%
Rolroer +5% 0%
Hoogteroer +3% 0%
Richtingroer -7% 0%
<<Normaal>> Trim pos. SET
Kies nu met de keuzetoetsen van de linker of rechter touch-toets de regel uit, waarvan u de trimwaarde wilt
overnemen in het trimgeheugen, bv. de trimwaarde van het hoogteroer:
T R I M G E H E U G E N
Kanaal 1 0% 0%
Rolroer +5% 0%
Hoogteroer +3% 0%
Richtingroer -7% 0%
<<Normaal>> Trim pos. SET
Activeer nu door een kort aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets het gekozen
waardenveld van de kolom SET. Gedurende korte tijd verschijnt de melding:
Trim
indrukken
Daarna ziet het display er als volgt uit:
T R I M G E H E U G E N
Kanaal 1 0% 0%
Rolroer +5% 0%
Hoogteroer +3% 0%
Richtingroer -7% 0%
<<Normaal>> Trim pos. SET
Druk nu kort op het trimwiel van de hoogteroer-stuurknuppel om de trimwaarde over te nemen:
T R I M G E H E U G E N
Kanaal 1 0% 0%
Rolroer +5% 0%
Hoogteroer 0% +3%
Richtingroer -7% 0%
<<Normaal>> Trim pos. SET
Door een kort aantippen van de centrale SET-toets van de rechter of de centrale ESC-toets van de linker touch-
toets sluit u weer af. Wissel nu eventueel van vliegfase en herhaal het bovenstaande. Ga op dezelfde manier te
werk met de eventuele andere stuurfuncties.
Wissen van opgeslagen trimposities
Kies met de keuzetoetsen van de linker of rechter touch-toets de regel uit, waarvan u de trimwaarde wilt wissen,
bv.:
T R I M G E H E U G E N
Kanaal 1 0% 0%
Rolroer +5% 0%

233
Belangrijke aanwijzingen:
• Deze handleiding bespreekt de functies die beschikbaar waren op het moment van de uitgave.
• Zoals al eerder in het gedeelte “binden van meerdere ontvangers” op bladzijde 81 resp. 89 opgemerkt kunnen
er , indien gewenst, meerdere ontvangers per model gebonden worden. Bij een later gebruik is echter
alleen de ontvanger, die in de regel “TELEMETRIE ONTVANGER” van het “Telemetrie-menu”
geactiveerd werd, in staat om een telemetrie-verbinding met de zender op te bouwen! Dat betekent ook
omgekeerd dat alleen de als laatste gebonden ontvanger via het telemetrie-menu kan worden aangesproken!
Eventueel moet dus de volgorde van het binden worden veranderd, voordat er aan een bepaalde ontvanger
instellingen doorgevoerd kunnen worden:
Telemetrie
Telemetrie ontvanger bind. 1
Instellen / weergeven
Sensor kiezen
Weergave HF status
Keuze aanzeggen
• Let er bij het instellen van de radiobesturing altijd op, dat de zenderantenne altijd voldoende ver van
de ontvangerantennes verwijderd is! Anders riskeert u een gestoorde verbinding op het
terugkoppelingskanaal en daardoor een foutief gedrag.
• Omdat de telemetriedata tussen zender en ontvanger maar na elk vierde datapakket worden uitgewisseld
heeft de dataoverdracht technisch gezien een bepaalde tijd nodig, zodat de reactie op bedieningstoetsen en
veranderingen van instellingen iets vertraagd plaatsvindt. Dit is dus geen mankement.
• Programmeringen aan het model of aan sensoren mogen alleen plaatsvinden wanneer het model zich op de
grond bevindt. Voer de instellingen alleen door met een uitgeschakelde motor resp. losgemaakte aandrijfaccu!
Onbedoelde programmeringen kunnen anders niet worden uitgesloten. Een bv. per ongeluk geactiveerde
servotest zou eventueel het model kunnen laten neerstorten en tot schade of letsel kunnen leiden. Let ook op
de veiligheidsaanwijzingen op de bladzijden 4 … 7 van dit handboek en bij de verschillende aparte
handleidingen.
• Alle instellingen (zoals Fail-Safe, omkeer servodraairichting, mixer- en curveninstellingen enz.), die u via het
menu “Telemetrie” programmeert worden uitsluitend in de ontvanger opgeslagen en eventueel bij het
ombouwen van de ontvanger in een ander model daarin meegenomen. Initialiseer uw HoTT-ontvanger
daarom voor de veiligheid opnieuw, wanneer u de ontvanger in een ander model wilt plaatsen, zie “Reset” op
bladzijde 48.
• Programmeer daarom de omkeer van servodraairichtingen, servoweg, mixer- en curveninstellingen bij
voorkeur alleen via de MC-32-specifieke standaardmenu’s “Servo-instelling”, bladzijde 106, “D/R Expo”,
bladzijde 124 resp. 128, “Kanaal 1 curve”, bladzijde 132 resp. 135 enz. In andere gevallen overlappen de
instellingen elkaar, wat later bij gebruik in het gunstigste geval tot onoverzichtelijkheid, in het ongunstigste
geval tot problemen kan leiden.
• Met de Channel-Mapping-functie van het in de zender MC-32 HoTT geïntegreerde “Telemetrie”-menu
kunnen stuurfuncties ook willekeurig over meerdere ontvangers verdeeld worden of ook meerdere
ontvangeruitgangen van dezelfde stuurfunctie worden voorzien. Bijvoorbeeld om per rolroerhelft twee servo’s
in plaats van maar één enkele te gebruiken enz. Ook hierbij wordt dringend geadviseerd om bij het
programmeren altijd uiterst voorzichtig te werk te gaan.
Telemetrie
De onder het verzamelbegrip “Telemetrie” samengevatte menu’s zijn vanuit het basisdisplay van de zender MC-
32 HoTT te bereiken door de centrale ESC-toets van de linker touch-toets gedurende ca. een seconde in te
drukken. Dezelfde menu’s kunnen echter ook net als de andere menu’s van de zender in de multifunctie-lijst door
een aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets worden opgeroepen:
Vleugelmixers Vrije mixers
Mix actief / fase Alleen MIX kanaal
Kruismixers Fail Safe
Leraar/leerling Zenderuitgang
Profitrim Trimgeheugen
Telemetrie Kanaal sequencer
Vrije mixers Mix actief / fase
Alleen MIX kanaal Kruismixers
Tuimelsch. mix Fail Safe

234
Leraar/leerling Zenderuitgang
Profitrim Trimgeheugen
Telemetrie Kanaal sequencer
Principes van de bediening
De bediening van het “Telemetrie”-menu komt in principe overeen met de overige menu’s van de zender MC-32
HoTT. De weinige afwijkingen worden hieronder beschreven; tussen de verschillende bladzijden van het
telemetrie-menu wisselt u met de pijltoetsen ◄► van de linker of rechter touch-toets. De bijbehorende
aanwijzingen w.b. de te volgen richting vindt u op iedere bladzijde van het display rechtsboven in de vorm van
haakjes (< >), zie afbeeldingen. Is er maar één haakje te zien, dan bevindt u zich telkens op de eerste resp.
laatste bladzijde. Een wisselen van bladzijde is dan alleen nog in de aangegeven richting mogelijk.
Menuregels, waarin parameters gewijzigd kunnen worden, zijn door een daarvoor geplaatst haakje (>)
gemarkeerd. Door aantippen van de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets springt de “>”-wijzer een
regel verder resp. terug. Regels die niet op deze manier kunnen worden geselecteerd kunnen ook niet gewijzigd
worden. Om een parameter te veranderen raakt u de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan (de
parameter wordt invers weergegeven), verandert u de waarde binnen het mogelijke bereik met de pijltoetsen van
de rechter touch-toets en bevestigt u de waarde door nogmaals de SET-toets aan te tippen. Door een indrukken
van de centrale ESC-toets van de linker 4-weg-toets keert u weer terug naar de uitgangspositie.
Kies nu met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets het gewenste ondermenu uit. Zou er in plaats
van het gewenste ondermenu echter de melding …
Kan
geen data
ontvangen
OK
… na een aanraken van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets verschijnen, dan bestaat er nog geen
verbinding met een ontvanger. Schakel dus uw ontvanger in en bind eventueel de desbetreffende ontvanger
opnieuw zoals beschreven op bladzijde 81 resp. 89, resp. activeer deze zoals onder “Belangrijke aanwijzingen”
op de vorige bladzijde vermeld staat..
INSTELLEN, WEERGEVEN
Op de eerste, van het opschrift …
RX DATAVIEW
… voorziene displaybladzijde van het ondermenu…
Telemetrie
Telemetrie ontvanger bind. 1
Instellen / weergeven
Sensor kiezen
Weergave HF status
Keuze aanzeggen
… kunnen geen instellingen worden doorgevoerd. Deze bladzijde geeft slechts informatie:
waarde betekenis
S-QUA signaalkwaliteit in %
S-dBm ontvangstvermogen in dBm
S-STR signaalsterkte in %
R-TEM temperatuur ontvanger in ºC
L PACK TIME geeft de tijd in ms aan, waarbij het langste datapakket bij de overdracht van de zender naar de
ontvanger verloren is gegaan
R-VOLT actuele bedrijfsspanning van de ontvanger in Volt
L.R-VOLT laagste bedrijfsspanning van de ontvanger sinds het laatste inschakelen in Volt
SENSOR 1 geeft de waarde van de optionele telemetrie-sensor 1 in Volt en ºC aan
SENSOR 2 geeft de waarde van de optionele telemetrie-sensor 2 in Volt en ºC aan
Signaalkwaliteit (S-QUA): De signaalkwaliteit (S-QUA) wordt via het terugkoppelingskanaal van de ontvanger
“live” aan de zender meegedeeld en geeft de signaalsterkte in % aan.
Ontvangstvermogen (S-dBm): Het ontvangstvermogen (S-dBm) wordt aangeduid met een negatieve waarde,
d.w.z. een waarde tegen nul is de maximale waarde (=beste ontvangst), hoe lager de waarden worden des te
slechter is het ontvangstvermogen! Dit is onder andere belangrijk bij de reikwijdtetest vóór het vliegen.

235
Opmerking:
Bij negatieve getallen geldt: hoe hoger de op het min-teken volgende getal, des te lager is de waarde. Een
ontvangstvermogen van bv. -80 dBm is dus slechter dan één van -70 dBm.
Voer de reikwijdtetest, zoals beschreven op bladzijde 84 resp. 92, vóór iedere vlucht uit en simuleer daarbij alle
servobewegingen die tijdens de vlucht kunnen voorkomen. De reikwijdte moet bij een geactiveerde reikwijdtetest
minimaal 50 m op de grond bedragen. Bij deze afstand mag in het “RX DATAVIEW”-display onder “S-dBm”
hoogstens -80 dBm getoond worden, om veilig te kunnen vliegen. Ligt deze waarde daaronder (bv. -85 dBm) dan
moet u in geen geval gaan vliegen. Controleer eerst de inbouw van uw ontvanger en de plaatsing van de
antennes. Tijdens het gebruik mag deze waarde niet onder -90 dBm komen, anders moet u de afstand tot het
model verkleinen. Normaal gesproken start vóór het bereiken van deze waarde al de akoestische reikwijdte-
waarschuwing (pieptoon-interval 1 s), om een veilig vliegen te garanderen.
Signaalsterkte (S-STR): De signaalsterkte (S-STR) wordt weergegeven in %. In principe wordt een akoestische
reikwijdtewaarschuwing gestart (pieptoon-interval 1 s), zodra het ontvangstsignaal op het terugkoppelingskanaal
te zwak wordt. Omdat de zender echter een veel groter zendvermogen heeft dan de ontvanger kan het model nog
steeds veilig worden bestuurd. De afstand tot het model moet wel voor de veiligheid worden verkleind, totdat de
waarschuwing stopt.
Ontvangertemperatuur (R-TEMP): Controleer of de temperatuur van uw ontvanger onder alle omstandigheden
in het toegestane bereik blijft (ideaal zijn -10 en 55 ºC). De grenswaarden van de ontvangertemperatuur, waarbij
een waarschuwing volgt, kunnen in het ondermenu “RX SERVO-TEST” onder “ALARM TEMP+” (50 … 80 ºC)
en “ALARM TEMP-“ (-20 … +10 ºC) worden ingesteld. Bij het onder- of overschrijden ervan klinkt er een
akoestisch signaal (voortdurende pieptoon) en in alle ontvanger-ondermenu’s “RX” verschijnt rechtsboven
“TEMP.E”. Op de display-bladzijde “RX DATAVIEW” wordt bovendien de parameter “R-TEM” invers
weergegeven.
Datapaketten (L PACK TIME): Geeft de langste tijdspanne in ms weer, waarbij datapaketten bij de overdracht
van de zender naar de ontvanger verloren zijn gegaan. In de praktijk is dat de langste periode, waarbij de
besturing in de Fail-Safe-modus is gegaan.
Bedrijfsspanning (R-VOLT): Controleer altijd de bedrijfsspanning van de ontvanger. Wanneer deze te laag zou
zijn mag u uw model in geen geval verder vliegen resp. starten. De waarschuwing voor ontvanger-onderspanning
kan in het ondermenu “RX SERVO TEST” onder “ALARM VOLT” tussen 3,0 en 6,0 Volt worden ingesteld. Bij het
onderschrijden klinkt er een akoestisch signaal (herhaalde dubbele pieptoon (lang/kort)) en in alle ontvanger-
ondermenu’s “RX …” verschijnt rechtsboven “VOLT.E”. in het ondermenu “RX DATAVIEW” wordt bovendien
de parameter “R-VOLT” invers weergegeven. De actuele spanning van de accu is ook op het basisdisplay, zie
bladzijde 28, zichtbaar.
Minimale bedrijfsspanning (L.R-VOLT): “L.R-VOLT” toont de minimale bedrijfsspanning van de ontvanger sinds
het laatste inschakelen aan. Zou deze spanning duidelijk van de actuele bedrijfsspanning “R-VOLT” afwijken, dan
wordt de ontvangeraccu mogelijk te sterk belast door de servo’s. Het gevolg is dat de spanning daalt. Gebruik in
dit geval een zwaardere spanningsvoorziening, om een maximale veiligheid te garanderen.
Sensor 1 + 2:Geeft de waarde van de optionele telemetrie-sensoren 1 en eventueel 2 in Volt en ºC aan. Een
beschrijving van deze sensoren vindt u in het aanhangsel.
RX SERVO
Let in ieder geval voordat u eventueel op deze displaybladzijde gaat programmeren op de aanwijzingen op
bladzijde 232.
Waarde betekenis mogelijke instellingen
OUTPUT CH kanaalkeuze 1 … afhankelijk van ontvanger
REVERSE servo-omkeer UIT / AAN
CENTER servo-midden in μs indien actief (invers) afhankelijk van positie stuurelement

242
Door een aanraken van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets activeert u het invoerveld:
Met één van de pijltoetsen van de rechter touch-toets kiest u nu START:
Door een aanraken van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets start u nu de testprocedure. Het
invoerveld wordt weer “normaal” getoond. Voor het stoppen van de servotest activeert u zoals al eerder
beschreven weer het invoerveld, kiest u STOP en bevestigt u dit met de SET-toets van de rechter touch-toets.
ALARM VOLT (onderspanningswaarschuwing ontvanger): Via ALARM VOLT wordt de ontvangerspanning
bewaact. De interval kan tussen 3,0 en 6,0 Volt worden ingesteld. Bij onderschrijden van de alarmgrens klinkt een
akoestisch signaal (interval-pieptoon lang/kort) en in alle “RX …”-displays knippert bovenaan “VOLT.E” .
In het display “RX DATAVIEW” wordt bovendien de parameter “R-VOLT” invers weergegeven.
ALARM TEMP +/- (ontv. temperatuurbewaking): Deze beide opties bewaken de ontvangertemperatuur. Een
onderste grenswaarde “ALARM TEMP-“ (-20 … +10 ºC) en een bovenste grenswaarde “ALARM TEMP+”(50 …
80 ºC) kunnen geprogrammeerd worden. Bij het onder- of overschrijden van deze instellingen klinkt een
akoestisch signaal (voortdurende pieptoon) en in alle ontvanger-displays verschijnt er rechtsboven “TEMP.E”. Op
de displaybladzijde “RX DATAVIEW” wordt bovendien de parameter “R-TEM” invers weergegeven.
Zorg ervoor dat u onder alle omstandigheden binnen het kader van de toegestane temperaturen van uw
ontvanger blijft (ideaal tussen -10 en 55 ºC).
CH OUTPUT TYPE: Hier kiest u hoe ontvangeruitgangen worden aangestuurd.
• ONCE
De servo-aansluitingen van de ontvanger worden na elkaar aangestuurd. Aanbevolen voor analoge servo’s.
Bij deze instelling worden de servo’s automatisch in een cyclus van 20 ms – bij een 12-kanaals ontvanger
(Best.-Nr. 33512) 30 ms- aangestuurd, onafhankelijk van wat er op het display “RX SERVO” in de regel
“PERIOD” ingesteld resp. weergegeven wordt!
• SAME
De servo-aansluitingen van de ontvanger worden in blokken van vier parallel aangestuurd. D.w.z. dat de
kanalen 1 tot 4, 5 tot 8 en 9 tot 12 tegelijkertijd hun stuursignalen krijgen. Aanbevolen bij digitale servo’s,
wanneer er meerdere servo’s voor één functie worden toegepast (bv. rolroeren), zodat de servo’s absoluut
synchroon lopen.Wanneer er uitsluitend digitale servo’s worden gebruikt is het raadzaam om in de regel
“PERIOD” van het display “RX SERVO” 10 ms in te stellen, om de snellere reactie van digitale servo’s te

243
kunnen benutten. Bij gebruik van analoge servo’s of verschillende types door elkaar moet in ieder geval “20
ms” worden gekozen!
Let bij deze instelling bijzonder op een voldoende krachtige stroomvoorziening van de ontvanger.
Omdat er telkens maximaal 4 servo’s tegelijk in actie zijn wordt deze accu zwaarder belast.
• SUMO (sommensignaal OUT)
Een als SUMO geconfigureerde HoTT-ontvanger genereert permanent uit de stuursignalen van al zijn
stuurkanalen een zogenaamd sommensignaal en heeft dit standaard bij de bijgeleverde ontvanger GR- 24 aan
servo-aansluiting 8 paraat staan. Bij ontvangers, waarvan op het display rechts naast “SUMO” nog een getal
van twee cijfers verschijnt…
… wisselt het actieve veld na de bevestiging van “SUMO” door kort aantippen van de centrale SET-toets van
de rechter touch-toets naar rechts, naar de kanaalkeuze. Door deze keuze bepaalt u het hoogste van de in
het SUMO-signaal opgenomen zenderkanalen:
U kunt de waarde door een hernieuwd aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets
bevestigen of met de pijltoetsen één van de andere kanalen tussen 04 en 16 selecteren en met SET
bevestigen.De ontvangeruitgangen worden na elkaar in een cyclus van 20 ms (bij de ontvanger GR-32 DUAL,
Best.-Nr. 33516, 30 ms) aangestuurd, ook wanneer op de displaypagina “RX SERVO” in de regel “PERIOD”
10 ms ingesteld was.In de eerste instantie bedoeld voor het hieronder beschreven “satellietgebruik” van twee
HoTT-ontvangers kan het door een als SUMO gedefinieerde ontvanger gegenereerde sommensignaal
bijvoorbeeld ook voor de aansturing van Flybarless-systemen of via de adapterkabel Best.-Nr. 33310voor de
aansturing van vliegsimulatoren worden gebruikt . Bij …
Satellietgebruik
… worden twee HoTT-ontvangers via een 3-aderige verbindingskabel (Best.-Nr. 33700.1 (300 mm) of 33700.2
(100 mm) aan de servo-aansluiting met elk het hoogste nummer met elkaar verbonden. Meer informatie
hierover vindt u op Internet onder www.graupner.de. Via deze verbinding worden alle kanalen van die HoTT-
ontvanger, die als SUMO geconfigureerd werd, en als satellietontvangers wordt betiteld, permanent naar de
tweede HoTT-ontvanger, de hoofdontvanger, die als …
• SUMI (sommensignaal IN)
… geprogrammeerd moet worden, overgedragen. Het signaal gaat altijd steeds in richting SUMI:
De als SUMI gedefinieerde ontvanger gebruikt op zijn beurt bij een uitval van de ontvangst alleen dán het van
de SUMO komende sommensignaal, wanneer minimaal 1 kanaal in de SUMI op Fail-Safe is
geprogrammeerd. Heeft de als satellietontvanger SUMO geprogrammeerde ontvanger een ontvangstuitval,
dan nemen de aan deze ontvanger aangesloten servo’s volledig onafhankelijk van de hoofdontvanger de in de
satellietontvanger geprogrammeerde Fail-Safe-posities in. Komt het daarentegen bij beide ontvangers
tegelijkertijd tot een ontvangstuitval, dan gebruikt de software, zoals die bij de uitgave van deze handleiding
actueel is, in principe de Fail-Safe-instellingen van de SUMO. In uitzonderlijke gevallen zijn wisselwerkingen
echter niet uit te sluiten, waardoor wij dringend adviseren om VÓÓR het vliegen met een model deze
altijd uitvoerig te testen. Deze ontvangerconfiguratie is aanbevelenswaardig, wanneer bv. één van de beide
ontvanger op een ontvangsttechnisch ongunstige plaats in het model is ingebouwd of vanwege het gebruik
van koolstof e.d. het gevaar bestaat dat het ontvangstsignaal afhankelijk van de vliegpositie zwakker kan
worden, zodat u moet rekenen op een verminderde reikwijdte. Sluit daarom de belangrijkste stuurfuncties in
ieder geval aan op de als SUMI geprogrammeerde hoofdontvanger, zodat het model in geval van een storing
ook dan stuurbaar blijft, wanneer de satellietontvanger SUMO geen geldig signaal meer krijgt. Telemetrie-data
zoals bv. de spanning van de boordstroomvoorziening zendt daarentegen alleen de als SUMO
geconfigureerde satellietontvanger naar de zender. Telemetrie-sensoren moeten daardoor dus aan de
satellietontvanger (SUMO) aangesloten worden. Elke ontvanger moet via een eigen aansluiting aangesloten
worden aan de gemeenschappelijke stroomvoorziening. Bij hoge stromen moet dit eventueel zelfs als een

250
Verschuif eventueel met één van de beide keuzetoetsen ▲► van de rechter touch-toets het markeringsvenster
van de kolom “tijd” naar rechts, naar het waardenveld boven “POS” en verander na een druk op de centrale SET-
toets van de rechter touch-toets de waarde over een bereik van ±100% zo lang, totdat de servo zich in de
gewenste uitgangspositie bevindt, bv.:
Kanaal sequencer
▲10
11
▼12
0► +90% -----
STAP TIJD POS
Herhaal deze stap eventueel voor de andere servo’s. Door een gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄►
van de rechter touch-toets (CLEAR) zet u de desbetreffende waarde terug naar “0%”.
Stap 1: eerste gebeurtenis
Na het vastleggen van de uitgangspositie is het nu nodig om de eerste stap vast te leggen. Dus datgene wat na
een bepaalde tijdsperiode als eerste wel of niet gebeuren moet.
Kies hiervoor eventueel met de keuzetoetsen ▲▼ van de linker touch-toets één van de in te stellen servo’s en
tip, de pijl rechts naast de “0” aan de linkerkant volgend, de keuzetoets ► van de linker touch-toets aan. In plaats
van de “0” verschijnt er een “1” en in de kolom “tijd” verschijnt er “0.0s”:
Kanaal sequencer
▲10
11
▼12
1► 0.0s +90% -----
STAP TIJD POS
Verschuif eventueel met de keuzetoetsen van de rechter touch-toets het markeringsvenster naar de kolom “tijd”.
In het waardenveld van de kolom “tijd” stelt u nu, na een kort aantippen van de centrale SET-toets van de rechter
touch-toets om deze te activeren, de tijdsperiode van deze stap in, bv. 1,5s. De gestippelde verticale lijn, die de
tijdsperiode voorstelt, loopt volgens de tijdsinstelling naar rechts, waarbij tegelijkertijd het verloop van de
servoposities in de vorm van (gestippelde) lijnen tussen tijdspunt “0” en tijdspunt “1” wordt weergegeven.
Stel nu, zoals onder “sequentie 0” beschreven, de servoposities in die na afloop van de eerste tijdsperiode
gewenst zijn of laat eventueel bij de ene of andere servo de positie, zoals deze na afloop van de voorgaande
sequentie waren.
Een gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet het inverse
tijdsveld weer op “leeg” en wist tegelijk de actuele sequentie, hier bijvoorbeeld stap “1”.
Kanaal sequencer
▲10
11
▼12
0► +90% -----
STAP TIJD POS
Stap 2 …
Herhaal de hierboven beschreven instellingen voor elke verdere stap, totdat u uw doel heeft bereikt.
Toewijzen van een schakelaar
Tenslotte wijst u aan het door u geprogrammeerde proces, zoals op bladzijde 60 onder “Toewijzen van
stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars” beschreven, een schakelaar toe, waarmee u kunt
omschakelen tussen de uitgangs- en doelposities van de servo’s:
Kanaal sequencer
▲10
11
▼12
8► 0.0s 0% 2|
STAP TIJD POS
Zodra de schakelaar gesloten wordt kan het bewegingsproces van de servo’s in de grafiek worden gevolgd. De
servo-curven worden invers weergegeven volgens de ingestelde tijdsposities. Alle bewegingen lopen omgekeerd
weer terug, zodra de schakelaar weer geopend wordt.
Belangrijke aanwijzingen:
• De hier getoonde sequentie is slechts als voorbeeld bedoeld en is geen werkelijk tijdgestuurd proces.

251
• In het waardenveld “POS” gedane instellingen komen in de plaats van het “gewone” stuursignaal. Controleer
daarom vóór de programmering van een sequentie in het menu “Servoaanduiding” dat geen van de in de
sequentie meegenomen kanalen door een stuurelement van de zender wordt aangesproken. Anders kan het
effect van dit stuurelement leiden tot onverwachte verstoringen van het sequentie-proces.
• Instellingen in het menu “Servo-instelling” en “Zenderuitgang” worden door de instellingen in dit menu niet
beïnvloed.
• Let er bij de voorbereiding en de instelling van een sequentie in ieder geval op dat de servo’s niet mechanisch
vastlopen. Gebruik eventueel de optie “uitslagbegrenzing” van het menu “Servo-instelling”.
Multikanaal
Splitsing van kanalen voor speciale functies
De zender MC-32 HoTT beschikt over een in de software van de zender geïntegreerde multikanaal-functie. Via
deze optie kunnen maximaal twee stuurkanalen voor ieder maximaal vier of acht speciale functies worden
gebruikt. Elke beschikbare schakelaar (inclusief de zogenaamde uitgebreide schakelaars, zie bladzijde 60) of
ieder stuurelement kan hierbij worden toegewezen.
Aan de ontvanger-zijde zijn de volgende modulen als accessoire leverbaar, waarbij tegelijkertijd maximaal twee
modulen via het menu “Multikanaal” gebruikt kunnen worden.
NAUTIC-Expert schakelbouwsteen Best.-Nr. 4159
Deze NAUTIC-Expert-schakelbouwsteen breidt een servofunctie uit naar 16 schakelfuncties. Door de keuze van
de bedrading kunnen de verbruikers zowel door één gemeenschappelijke stroombron als ook apart door
meerdere stroombronnen worden gevoed.
NAUTIC-Multi-Prop-Mini-Decoder Best.-Nr. 4142.Nb
De 1/4 k-Nautic-Multi-Prop-Mini-Decoder breidt een proportionele functie uit naar vier proportionele functies.
Lichtmodule Best.-Nr. 2381
Module voor het schaalgetrouwe schakelen van lichtsignalen bij boten, trucks en vliegtuigen.
Soundswitch voor voertuigmodellen Best.-Nr. 2382.F
Rij-, motor- en andere geluiden die typisch zijn voor voertuigen.
Soundswitch voor scheepsmodellen Best.-Nr. 2382.S
Vaar-, motor- en andere geluiden die typisch zijn voor schepen.
Meer informatie vindt u op Internet onder www.graupner.de.Voer in het zoekvenster het desbetreffende
bestelnummer in, of wendt u zich aan uw detailhandelaar.
Blader met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets naar het menupunt “Multikanaal” van het
multifunctiemenu:
Mix actief / fase Alleen MIX kanaal
Kruismixers Fail Safe
Leraar/leerling Zenderuitgang
Profitrim Trimgeheugen
Telemetrie Kanaal sequencer
Multikanaal Ring begrenzer
Alleen MIX kanaal Kruismixers
Tuimelsch. mix Fail Safe
Leraar/leerling Zenderuitgang
Profitrim Trimgeheugen
Telemetrie Kanaal sequencer

252
Multikanaal Ring begrenzer
… en opent u aansluitend dit menupunt door een kort aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-
toets.
Hier activeert ( “ACT”) of deactiveert ( “INACT”) u in de tweede kolom van links naar behoefte elk van de beide
“Multikanaal”-functies en wijst u in de derde kolom aan de desbetreffende functie één van de stuurkanalen K5 tot
K8 van de zender uit een lijst toe:
M U L T I K A N A A L
multik1 inact K5 multik 4k. =>
multik2 inact K6 multik 4k. =>
SET SEL SEL
Opmerking:
Als u naar de “Servoaanduiding” wisselt of in het menu “Servo-instelling” bij de eerder ingestelde kanalen de
kolom “-Weg+” of “-Begr.+” kiest, knipperen de desbetreffende cellen, om aan te geven dat deze kanalen in het
menu “Multikanaal” geactiveerd werden. U moet de standaard ingestelde waarden van 100% resp. 150% niet
veranderen.
Vóór de keuze van een kanaal moet u op de volgende aanwijzingen letten:
1. Wissel in het “Telemetrie”-menu naar de regel “Instellen, weergeven” en tip de centrale SET-toets van de
rechter touch-toets aan:
• op de pagina “RX SERVO” kiest u in de laatste regel “PERIOD” de instelling “20msec”, zie bladzijde 235.
• op de displaybladzijde “RX SERVO TEST” moet in de laatste regel “CH OUT TYPE” de keuze “SAME”
ingesteld worden, zie bladzijde 242.
2. Het gebruikte stuurkanaal mag niet als ingangs- en ook niet als uitgangskanaal van welke mixer dan ook
worden benut! Wanneer u bv. kanaal 5 kiest moet u er op letten, dat in de regel “rolroeren/welfkleppen” van
het menu “Modeltype” “1RO” resp. in de regel “Tuimelschijftype” van het menu “Helikoptertype” 1 servo”
ingesteld is.
3. In de menu’s “Instelling stuurelement” en “Servo-instelling” moeten de instellingen van het voor NAUTIC-
doeleinden gebruikte stuurkanaal op de standaard-instellingen gelaten resp. naar deze teruggezet worden.
Wijs aan de desbetreffende ingang ook geen stuurelement of schakelaar toe. Let er ook op, dat de
draairichting van de servo’s niet omgekeerd is. De middenstand van de servo’s laat u staan op 0%.
M U L T I K A N A A L
multik1 act K5 multik 4k. =>
multik2 act K6 multik 4k. =>
SET SEL SEL
In de volgende kolom legt u apart voor elk van de beide Multikanalen het kanalengetal “MULTIK 4K.” voor de
NAUTIC-Multi-Prop-Mini-Decoder Best.-Nr. 4142.N resp. “MULTIK 8K.” voor de NAUTIC-Expert
schakelbouwsteen Best.-Nr. 4159 vast.
M U L T I K A N A A L
multik1 inact K5 multik 4k. =>
multik2 inact K6 multik 8k. =>
SET SEL SEL
Aansluitend wisselt u via de pijl rechtsonder naar de tweede instelpagina van het “Multikanaal”-menu:
M U L T I K A N A A L 2
Ingang 1 vr ---- 0% +100% +100%
Ingang 2 vr ---- 0% +100% +100%
Ingang 3 vr ---- 0% +100% +100%
Ingang 4 vr ---- 0% +100% +100%
Ingang 5 vr ---- 0% +100% +100%
Ingang 6 vr ---- 0% +100% +100%
Ingang 7 vr ---- 0% +100% +100%
Ingang 8 vr ---- 0% +100% +100%
SEL Offset -Weg+
Op deze menubladzijde voert u nu apart voor “MULTIK1” en “MULTIK2” individuele instellingen in.
Kolom 2 “Stuurelement”
M U L T I K A N A A L 2
Ingang 1 vr ---- 0% +100% +100%
Ingang 2 vr ---- 0% +100% +100%
Ingang 3 vr ---- 0% +100% +100%

254
In de uiterst rechtse kolom “-Weg+” stelt u tenslotte per kant de uitslag van het stuurelement tussen -100% en
+100% in. Schuif resp. draai het desbetreffende stuurelement naar de desbetreffende richting, om apart voor elke
richting de “weg” in te kunnen stellen.
Aanwijzing:
Door technische oorzaken kunnen de aan de ¼ K-NAUTIC-Multi-Prop-Mini-Decoder aangesloten servo’s wat
“hakerig” lopen. Dit is geen storing.
Aanwijzingen bij de aansluiting van de Nautic-Expert schakelbouwsteen, Best.-Nr. 4159
Er kunnen per schakelbouwsteen 16 schakelfuncties aangestuurd worden. Ook verbruikers zoals gloeilampen,
LED’s etc. – maar geen elektromotoren – met een stroomopname van elk tot 0,7 A kunnen direct worden
aangesloten. Per aansluitbus zijn er twee schakelfuncties via de 3-aderige kabel mogelijk, zie afbeelding
hieronder. Elektromotoren en verbruikers met een hogere stroomopname moeten bv. via een schakelmodule
worden aangesloten. Informeer bij uw detailhandelaar.
Voorbeeld van een aansluiting met de ontvanger Graupner|SJ HoTT GR-16
Ring-begrenzer
Aansturing van Voith-Schneider-aandrijvingen in scheepsmodellen
Blader met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets naar het menupunt “Ring-begrenzer” van het
multifunctiemenu:
Mix actief / fase Alleen MIX kanaal
Kruismixers Fail Safe
Leraar/leerling Zenderuitgang
Profitrim Trimgeheugen
Telemetrie Kanaal sequencer
Multikanaal Ring begrenzer

256
manier te werk met de andere ingangen. Een gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter
touch-toets (CLEAR) zet het actieve waardenveld weer terug naar de standaardwaarde.
Kolom “Uitgang”
Standaard zijn de drie ring-begrenzers aan de ontvanger-uitgangen 3/4, 9/10 en 11/12 gekoppeld, waarbij de
uitgangen van de kolom “X” telkens de functie vooruit/achteruit en de uitgangen van de kolom “Y” de functie
links/rechts hebben. Deze voorgeprogrammeerde combinaties van ontvanger-uitgangen kunnen echter door elke
andere willekeurige combinatie vervangen worden. Dit gaat op dezelfde manier zoals eerder onder “Ingang” werd
beschreven, bv.:
R I N G B E G R E N Z E R
4 3 4 3 UIT =>
4 3 10 9 UIT =>
4 3 6 7 UIT =>
X Y X Y
Ingang Uitgang SET →
Kolom “SET”
In de kolom SET bepaalt u welke van de drie ring-begrenzers “UIT”- en welke “AAN”-geschakeld, d.w.z. actief is.
Verschuif hiervoor met de keuzetoetsen van de linker of rechter touch-toets het markeringskader naar het
gewenste waardenveld in de kolom SET en tip daarna kort de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan:
R I N G B E G R E N Z E R
4 3 4 3 UIT =>
4 3 10 9 UIT =>
4 3 6 7 UIT =>
X Y X Y
Ingang Uitgang SET →
In het nu inverse waardenveld kiest u met de keuzetoetsen ▲▼ of ◄► tussen de beide mogelijkheden “AAN” en
”UIT” en sluit u de invoer door een kort aantippen van de centrale ESC-toets van de linker of de centrale ESC-
toets van de rechter touch-toets af. Een gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-
toets (CLEAR) zet het actieve waardenveld weer terug naar de standaardwaarde “UIT”.
Kolom =>
R I N G B E G R E N Z E R
4 3 4 3 UIT =>
4 3 10 9 UIT =>
4 3 6 7 UIT =>
X Y X Y
Ingang Uitgang SET →
Na keuze van één van de drie regels met de keuzetoetsen wisselt u door een kort aantippen van de centrale
SET-toets van de rechter touch-toets naar de instelpagina van de geselecteerde ring-begrenzer 1 … 3:
Ring-begr. 1
KA 4 KA 3
100% 100% □
0% 0%
BEGR.X BEGR.Y
max-X 0 0
Zou daarentegen het kleine vierkantje in het midden van de cirkel, dat de actuele knuppelpositie weergeeft, niet
zichtbaar zijn …
Ring-begr. 1
KA 4 KA 3
100% 100% +
0% 0%
BEGR.X BEGR.Y
max-X 0 0
… dan is de desbetreffende ring-begrenzer nog “UIT”-geschakeld. Wissel dus door een kort aantippen van de
centrale ESC-toets van de linker touch-toets naar de vorige bladzijde terug en schakel, zoals hierboven
beschreven, de desbetreffende ring-begrenzer in.
Programmering
In de beide bovenste waardenvelden – afhankelijk van de positie van het markeringskader links onder met “max-
X” en “max-Y” aangeduid – kunt u individueel voor elk van de beide stuurfuncties “links/rechts” en
“vooruit/achteruit” de benodigde begrenzing (van de servo-uitslag) over een bereik van 25 …
Ring-begr. 1
KA 4 KA 3
25% 100% □
0% 0%
BEGR.X BEGR.Y
max-X 0 0

257
… tot 125% instellen:
Ring-begr. 1
KA 4 KA 3
125% 100% □
0% 0%
BEGR.X BEGR.Y
max-X 0 0
In de praktijk zal de instelling dusdanig plaatsvinden, dat de desbetreffende waarde zolang wordt veranderd, tot
de servo’s in het model niet meer vastlopen. Door een gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de
rechter touch-toets (CLEAR) zet u de desbetreffende waarde terug naar de standaardwaarde “100%”.
In de regel daaronder – links onder aangegeven met “o<=>□-x” en “o<=>□-y” –beïnvloedt u met instelwaarden
tussen o% en maximaal 125% de vorm van de begrenzing tussen “cirkelvormig” en “vierkant”, waarbij de
instelwaarde nooit groter kan zijn dan de waarde in het veld erboven:
Ring-begr. 1
KA 4 KA 3
100% 100% +
0% 0%
BEGR.X BEGR.Y
o<=>□-x 0 0
Ring-begr. 1
KA 4 KA 3
100% 100% +
100% 0%
BEGR.X BEGR.Y
o<=>□-x 0 0
Door een gelijktijdig aantippen van de toetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zet u de
desbetreffende waarde terug naar de standaardwaarde “0%”.
Wissel na het afsluiten van uw instelling eventueel weer terug naar de eerste displaypagina van deze optie en
herhaal eventueel uw instellingen hier in de regels van ring-begrenzer 2 resp. 3.
Afsluitende aanwijzing:
Natuurlijk kan deze optie bij behoefte ook bij bepaalde vliegtuigmodellen worden toegepast.
Voor uw notities

258
MP3-player
Afspeelprogramma voor MP3-bestanden zoals bv. muziekbestanden
Blader met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets naar het menupunt “MP3-player” van het
multifunctiemenu:
Kruismixers Fail Safe
Leraar/leerling Zenderuitgang
Profitrim Trimgeheugen
Telemetrie Kanaal sequencer
Multikanaal Ring begrenzer

259
MP3 player Algem. inst.
Tuimelsch. mix Fail Safe
Leraar/leerling Zenderuitgang
Profitrim Trimgeheugen
Telemetrie Kanaal sequencer
Multikanaal Ring begrenzer
MP3 player Algem. inst.
Door een kort aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets opent u dit menupunt:
Verschijnt er na het oproepen van dit menupunt, zoals hierboven afgebeeld, ongeveer in het midden van het
display de melding “geen bestanden”, dan vindt de zender geen geschikte MP3-bestanden op de SD-kaart.
Controleer daarom op een PC of laptop de inhoud van de map “MP3” op de SD-kaart resp. kopieer geschikte
MP3-bestanden naar deze map, wanneer die leeg zou zijn.
Neem dus een SD-kaart met MP3-bestanden in de map “MP3” en open na het inschakelen van de zender het
menupunt “MP3 player”:
Door een kort aantippen van de toets ▼ van de linker touch-toets start u de weergave van het eerste MP3-
bestand van album 1. Deze start direct, de weergave van het aantal albums, titel en speelduur van het actuele
MP3-bestand verschijnen – afhankelijk van de omvang van de MP3-bestanden – met een kleine vertraging:
De automatische weergave van album 1 loopt nu zolang, totdat u deze óf door het aantippen van de toets▼ van
de linker touch-toets stopt …
… of totdat u de zender uitzet. Tijdens de weergave kunt u het menu altijd verlaten en de zender verder
onbeperkt gebruiken. In het basisdisplay van de zender wordt de lopende MP3-weergave links van het SD-kaart-
symbool door de aanwijzing “MP3” en een bewegend driehoekje gevisualiseerd:
Aanwijzing: eventueel geactiveerde gesproken berichten worden in de lopende MP3-weergave meegenomen.
Volume

265
Gelijktijdig aantippen van de pijltoetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) schakelt in het inverse
veld terug naar “0”.
Verlichtingsduur display
In deze regel wordt vastgelegd, hoe lang de achtergrondverlichting van het display na het inschakelen van de
zender of na de laatste bediening van de toetsen moet blijven branden. U kunt kiezen uit “onbeg(rensd)”, 30 s”,
“60 s” en “120 s” en “uit”. Gelijktijdig aantippen van de pijltoetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets
(CLEAR) schakelt in het inverse veld terug naar “onbegrensd”.
In- en uitschakelmelodie
In deze regel kunt u het geluid bij het inschakelen van de zender aan- (“ja”) en uitzetten (“nee”). Gelijktijdig
aantippen van de pijltoetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) schakelt in het inverse veld terug
naar “ja”.
Accutype
A L G E M . I N S T E L L I N G
Contrast onderste display 0
Verlichting display onbeg.
In- en uitschakelmelodie ja
Accutype Lith.
SEL
In deze regel deelt u de zender mee of diens stroomvoorziening uit een viercellige NiMH-accu of uit een 1s-
Lithium-accu plaatsvindt. Afhankelijk van deze instelling wordt u in de (volgende) regel “Waarschuwingsdrempel
accu” een aangepast spanningsbereik als keuze aangeboden. Gelijktijdig aantippen van de pijltoetsen ▲▼ of
◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) schakelt in het inverse veld weer terug naar “Lith.”.
Waarschuwingsdrempel accu
A L G E M . I N S T E L L I N G
Verlichting display onbeg.
In- en uitschakelmelodie ja
Accutype Lith.
Waarschuwing accu 3,60V
SEL
In deze regel kunt u de waarschuwingsdrempel voor de aanduiding …
Accu moet
geladen worden !!
…-afhankelijk van de keuze van het accutype – instappen van 0,01 Volt tussen 4,50 en 5,50 V (NiMH-accu) resp.
3,40 en 4,20 V (LiIo-/LiPo-accu) naar eigen goeddunken instellen. Stel hier in geen geval een te lage waarde in,
zodat u nog voldoende tijd heeft om uw model bij een accu-waarschuwing veilig te kunnen landen.
Gelijktijdig aantippen van de pijltoetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) schakelt in het inverse
veld terug naar de fabrieksmatige standaardwaarde 4,70 V (NiMH) resp. 3,60 V (Lith.).
Inschakelwaarschuwing
A L G E M . I N S T E L L I N G
In- en uitschakelmelodie ja
Accutype Lith.
Waarschuwing accu 3,60V
Inschakelwaarschuwing na onbeg.
SEL

266
In deze regel wordt vastgelegd, hoe lang de zender na de laatste bediening van een stuurelement tot aan het
activeren van een optische en akoestische waarschuwing moet wachten, voordat de zender een minuut later
vanzelf uitschakelt. U kunt kiezen uit “onbeg(rensd)”, “30 s” en 1, 5, 10, 20, 30 en 60 minuten.
Gelijktijdig aantippen van de pijltoetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) schakelt in het inverse
veld terug naar “onbegrensd”.
Aanwijzing:
Om na een automatisch uitschakelen de zender weer te kunnen gebruiken moet u eerst de Power-schakelaar van
de zender richting het display schuiven, naar de “UIT”-positie, en na ca. 5 seconden weer in de richting van de
antenne, naar de “AAN”-positie.
Touch-gevoeligheid
A L G E M . I N S T E L L I N G
Accutype Lith.
Waarschuwing accu 3,60V
Inschakelwaarschuwing na onbeg.
Touch-gevoeligheid 2
SEL
In deze regel kunt u de aanrakingsgevoeligheid van de touch-toetsen op een schaal van 1 tot 10 uitkiezen. Hoe
lager het getal, hoe sneller de reactie op een aantippen van de touch-toetsen is en omgekeerd.
Gelijktijdig aantippen van de pijltoetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) schakelt in het inverse
veld terug naar “2”.
Landeninstelling
A L G E M . I N S T E L L I N G
Waarschuwing accu 3,60V
Inschakelwaarschuwing na onbeg.
Touch-gevoeligheid 2
Landeninstelling EURO
SEL
De landeninstelling is nodig om te voldoen aan de verschillende richtlijnen (FCC, ETSI, IC etc.). In Frankrijk bv. is
het gebruik van een radiobesturing slechts toegestaan op een beperkte frequentieband. Daarom MOET de
landeninstelling van de zender omgezet worden naar “Frankrijk”, zodra deze in Frankrijk wordt gebruikt.
In geen geval mag de universele/EURO-modus worden gebruikt! Gelijktijdig aantippen van de pijltoetsen ▲▼ of
◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) schakelt in het inverse veld terug naar “Euro”.
Eigen fasennaam 1 … 10
A L G E M . I N S T E L L I N G
Inschakelwaarschuwing na onbeg.
Touch-gevoeligheid 2
Landeninstelling EURO
Eigen fasennaam 1 < >
Tot maximaal 10 eigen fasennamen met elk maximaal 7 tekens uit een lijst kunt u hier samenstellen. Deze zijn
naast de al standaard aangemaakte namen beschikbaar in alle modelgeheugenplaatsen. Begin met een nieuwe
fasennaam het liefst in de regel “Eigen fasennaam 1”. Wissel door een kort aantippen van de centrale SET-toets
van de rechter touch-toets naar de tabel met letters en tekens:
!”#$%&’()+, -./012 3456789:;<=>?@ABCDE
FGHIJKLMNOPQRSTUVWX() +_#@!^<>?
YZ~!*^abcdefghijklmnopqrstuvwxyz
------------------------------------------------------------
Eigen fasennaam < A >
Kies met de keuzetoetsen van de linker touch-toets het gewenste teken uit. Door een kort aantippen van de
keuzetoets ► van de rechter touch-toets of van diens centrale SET-toets wisselt u naar de volgende plek, waar u
het volgende teken kunt kiezen. Gelijktijdig aantippen van de pijltoetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets
(CLEAR) maakt op die plaats een spatie aan. Elke willekeurige positie binnen het invoerveld kan via de toetsen
◄► van de rechter touch-toets bereikt worden.
Door een kort aantippen van de centrale ESC-toets van de linker touch-toets keert u terug naar de vorige
bladzijde van het menu.
Servoaanduiding
Weergave van de positie van de servo’s
Blader met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets naar het menu “servoaanduiding”:
Leraar/leerling Zenderuitgang
Profitrim Trimgeheugen

268
Profitrim Trimgeheugen
Telemetrie Kanaal sequencer
Multikanaal Ring begrenzer
MP3 player Algem. inst.
Servoaanduiding Servotest
Door een aanraken van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets opent u dit menupunt:
Voor de servotest kan een willekeurige selectie van de ingangen 1 … 16 via een keuze met de pijltoetsen van de
linker of rechter touch-toets en een aansluitend kort indrukken van de centrale SET-toets van de rechter touch-
toets worden geactiveerd. Zodra u ook maar één van de ingangen 1 … 16 op “actief” heeft gezet, verschijnt er
aan de onderste rand van het display de aanwijzing:
Een gelijktijdig aantippen van de pijltoetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) zou nu bv. de
servotest op ingang “1” met een cyclustijd van 0,5 s starten. Voor het wijzigen van de cyclustijd kiest u met de
pijltoetsen van de linker of rechter touch-toetsen het veld met het herhalingssymbool rechts onder op het display:
Na activatie van het invoerveld via een kort aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets …
… kan met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets de bewegingscyclus in stappen van 0,5 s tussen 0,5
en 3,0 s worden veranderd. Een kort aantippen van de centrale ESC-toets van de linker of de centrale SET-toets
van de rechter touch-toets sluit deze keuze af.
Belangrijke aanwijzing:
Het uitzetten van de zender beëindigt niet automatisch een actieve servotest. Deze test moet daarom
altijd VÓÓR HET UITZETTEN van de zender met de hand gestopt worden, omdat de servotest anders na
het opnieuw aanzetten van de zender weer start.
De door het gelijktijdig aantippen van de pijltoetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) gestarte
functie “servotest” stuurt de servo’s automatisch zo aan, alsof de bijbehorende stuurelementen tegelijkertijd en
constant in de ingestelde tijd tussen –100% en +100% heen en weer bewogen werden. Alle in het desbetreffende
modelgeheugen actieve mix- en koppelfuncties zijn dus effectief, en de servo’s bewegen zich binnen de
ingestelde uitslagen en begrenzingen. Zodra u de servotest door een aantippen van de pijltoetsen ▲▼ of ◄►
van de rechter touch-toets (CLEAR) heeft gestart, wordt er een venster getoond:
Servotest actief
Tip nogmaals de pijltoetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR) aan om de test te beëindigen.
Invoerslot
Afsluiten van de multifunctielijst
Blader met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets naar het menupunt …
Profitrim Trimgeheugen
Telemetrie Kanaal sequencer

269
Multikanaal Ring begrenzer
MP3 player Algem. inst.
Servoaanduiding Servotest
Invoerslot Info weergave
… van het multifunctie-menu. Door een aanraken van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets opent u
dit menupunt:
I N V O E R S L O T
Voer Pincode in! ( )
1 2 3 4 SET
De toegang tot het multifunctie-menu kan tegen gebruik door onbevoegden door een 4-cijferige geheime code uit
de cijfers 1 tot 4 , die u volgens het schema op het display met de pijltoetsen van de linker touch-toets invoert,
worden beveiligd, bv.:
I N V O E R S L O T
Voer Pincode in! (1 2 3_ )
1 2 3 4 CLR
Zodra u door het aantippen van een pijltoets van de linker touch-toets het vierde cijfer invoert verschijnt de
aanwijzing:
Nieuwe pincode
goed onthouden
Door een kort aantippen van de centrale SET-toets van de linker touch-toets bevestigt u de ingevoerde pincode
en verlaat u het menu.
Door een kort aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets bevestigt u daarentegen het
actieve CLR-veld rechtsonder op het display en wist u de ingevoerde getallen.
Onthoud deze geheime code goed of bewaar deze zorgvuldig. Anders moet de zender voor decodering
naar de GRAUPNER-servicedienst worden gestuurd.
Het slot wordt bij het volgende inschakelen van de zender actief. De besturing blijft echter klaar voor gebruik. Een
oproepen van de multifunctie-lijst en daardoor bv. een wisselen van model is zonder het invoeren van de juiste
getallencombinatie niet meer mogelijk:
I N V O E R S L O T
Voer Pincode in! ( )
1 2 3 4 SET
Bij een foutieve invoer is een nieuwe poging pas mogelijk, nadat er een bepaalde tijd is verstreken.
Foute PIN
Tijdslot
Wissen van de geheime code
Wilt u de geheime code later op een later tijdstip weer wissen, dan moet u direct na het oproepen van dit menu
tweemaal de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aantippen:
I N V O E R S L O T
Voer Pincode in! (1 2 3 4 )
1 2 3 4 CLR
Bij het eerste aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets wordt de geheime code gewist
(CLR) :
I N V O E R S L O T
Voer Pincode in! ( )
1 2 3 4 SET
Bij tweede aantippen wordt het lege invoerveld bevestigd (SET). De aanduiding …
Nieuwe Pincode
*****geen*****
Verlaat nu het menu door de centrale ESC-toets van de linker touch-toets kort aan te tippen.
Verlaten van het menu zonder invoer van een geheime code

270
U wilt het uit nieuwsgierigheid of per abuis opgeroepen menu weer verlaten en heeft verder geen toets bediend.
Het display ziet er daarom als volgt uit:
I N V O E R S L O T
Voer Pincode in! ( )
1 2 3 4 SET
Tip nu eenmaal de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan. De volgende aanduiding wordt zichtbaar:
Nieuwe Pincode
*****geen*****
Verlaat nu het menu door de centrale ESC-toets van de linker touch-toets kort aan te tippen.
Tip:
Wanneer u zelf geen programmeer-slot wilt, moet u eventueel dit menu uit de multifunctielijst via het menu
“Menu’s verbergen” verwijderen, zodat een onbevoegde niet “zomaar even” een geheime code kan invoeren.
Info-display
Zender ID, datum, tijd en geheugenkaart
Blader met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets naar het menupunt …

271
Profitrim Trimgeheugen
Telemetrie Kanaal sequencer
Multikanaal Ring begrenzer
MP3 player Algem. inst.
Servoaanduiding Servotest
Invoerslot Info weergave
… van het multifunctie-menu. Door een aanraken van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets opent u
dit menu:
HFID ABCDEF12
Firmware versie 1.234
Datum 2011/11/11 (vr)
Tijd 11:22:33s
SD-kaart 1943MB
Beschikbaar 1933MB
99%
In dit menu wordt zenderspecifieke informatie weergegeven en – in zoverre nodig en zinvol – ook gewijzigd.
Kies de desbetreffende regel met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets en raak daarna de
centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan. In het nu inverse waarden-veld kunt u met de pijltoetsen van
de rechter touch-toets de desbetreffende standaardwaarde wijzigen en door nogmaals de centrale SET-toets aan
te raken de invoer afsluiten.
HFID
HFID ABCDEF12
Firmware versie 1.234
Datum 2011/11/11 (vr)
Tijd 11:22:33s
SD-kaart 1943MB
In deze regel wordt het identificatienummer van de zender weergegeven. Deze is zenderspecifiek, wordt per
zender maar één keer uitgegeven en kan niet worden veranderd. Tijdens de bindingprocedure wordt o.a. deze ID
aan de ontvanger overgeseind, zodat die altijd in staat is om de radiosignalen van “zijn” ontvanger te identificeren.
Firmware versie
HFID ABCDEF12
Firmware versie 1.234
Datum 2011/11/11 (vr)
Tijd 11:22:33s
SD-kaart 1943MB
In deze regel wordt het actuele versienummer van de zendersoftware weergegeven.
Door vergelijken van het hier getoonde nummer met die van de update-versie, zoals die op Internet op de
downloadpagina van het desbetreffende product onder www.graupner.de wordt aangeboden, kunt u beoordelen
of een update van het zenderbedrijfssysteem nodig en zinvol is. Eventueel is het versienummer ook bij aanvragen
van de servicedienst nodig.
Datum
HFID ABCDEF12
Firmware versie 1.234
Datum 2011/11/11 (vr)
Tijd 11:22:33s
SD-kaart 1943MB
Kies indien nodig deze regel met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets, en aansluitend eventueel het
maand- of dagveld. Na het activeren van het desbetreffende waarden-veld via aantippen van de centrale SET-
toets van de rechter touch-toets kunnen met de pijltoetsen van de rechter touch-toets jaar, maand en dag worden
ingesteld. Een hernieuwd aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets sluit elke invoer af. U
kunt kiezen uit jaartallen van 2000 tot 2135. De rechtsbuiten in haakjes geplaatste en afgekorte dag wordt vanuit
de desbetreffende datum automatisch gegenereerd.
Aanwijzingen:
• Datum en kloktijd kunnen bij aanwezigheid van een verbinding met een PC, zoals op bladzijde 43 is
beschreven, alternatief via Internet onder www.graupner.de bij het desbetreffende product door middel van
een PC-programma worden ingesteld.

275
In het kader van de eerste inbedrijfname van een nieuwe zender moeten in het keuzemenu …
“Algemene instellingen” (bladzijde 260)
A L G E M . I N S T E L L I N G
Volume taal 7 vr ----
Volume variotonen 7 vr ----
Volume toetstonen 7 vr ----
Eigenaar < >
Standaard stuurtoewijzing 1
Standaard modulatie HoTT
Standaard DSC-uitgang PPM10
Standaard pitch min achter
Contrast bovenste display 0
Contrast onderste display 0
Verlichting display onbeg.
In- en uitschakelmelodie ja
Accutype Lith.
Waarschuwing accu 3,60V
Inschakelwaarschuwing na onbeg.
Touch-gevoeligheid 2
Landeninstelling EURO
Eigen fasennaam 1 < >
Eigen fasennaam 2 < >
| | |
Eigen fasennaam 10< >
SEL SEL
… een aantal basis-instellingen worden gedaan. In dit menu kan in de eerste drie regels het volume van de
gesproken berichten en geluidssignalen via de ingebouwde luidspreker of hoofdtelefoon-aansluiting van de
zender individueel in stappen tussen 0 en 10 worden geregeld. In de vierde regel kan de naam van de eigenaar
ingevoerd worden en in de regels ”Standaard stuurtoewijzing”, ”Standaard modulatie”, “ Standaard DSC-
uitgang” en ”Standaard pitch min” kunnen waarden voor het nieuwe modelgeheugen al worden vastgelegd.
Deze worden dan bij het activeren van een nieuw modelgeheugen in de basis-instelling ervan alvast
meegenomen, maar kunnen ook op elk moment weer worden veranderd. In de regel “Contrast
onderste/bovenste display” kunt u eventueel het displaycontrast op dezelfde manier als in de gelijknamige
regel van het menu “Verborgen modus”, bladzijde 32, door wijzigen van de standaardwaarde “0” over een
bereik van ± 20 aanpassen aan de lichtval. De instelling in de regel “Verlichting display” bepaalt hoe lang de
verlichting van het display na het inschakelen van de zender of het laatste bedienen van een toets blijft branden.
Met de keuze van “ja/nee” in de regel “In- en uitschakelmelodie” bepaalt u of de standaard
“herkenningsmelodie”, die klinkt bij het aanzetten van de zender, aan- resp. uitgezet wordt. In de regel
“Accutype” deelt u de zender mee of de stroomvoorziening uit een viercellige NiMH- accu of uit een ééncellige
LiPo-accu plaatsvindt. In de regel “Waarschuwing accu” kunt u de bijpassende drempel van de accu-
waarschuwing individueel vastleggen. Stel in ieder geval geen te lage waarde in, zodat u nog voldoende tijd heeft
om uw model veilig te landen wanneer het alarm voor de accu zou klinken. in de regel Inschakelwaarschuwing”
kunt u bij behoefte vastleggen hoe lang de zender na het laatste bedienen van een bedieningselement tot aan het
activeren van een optische en akoestische waarschuwing moet wachten, totdat de zender zich ca. een minuut
daarna zelf uitschakelt. De instelling in de regel “Toch-gevoeligheid” naar eigen smaak kunnen worden
ingesteld. Hoe lager het getal, des te sneller is de reactie op een aantippen van de touch-toetsen en omgekeerd.
De instelling in de regel ”Landeninstelling” is geen ‘kwestie van smaak” maar wordt door wettelijke bepalingen
vastgelegd: gebruik daarom de zender in Frankrijk alleen met de instelling “France”. In de tien regels
“Eigen fasennaam” kunt u, wanneer de standaard aanwezige fasennamen niet voldoen, zelf “eigen”
fasennamen maken. De invoer vindt plaats – net als het invoeren van de naam van de eigenaar – door te
wisselen naar de tweede displaybladzijde, waar u de nodige tekens in een lijst kunt opzoeken. Na het afsluiten
van uw “Algemene instellingen” kunt u dit menu weer verlaten via de centrale ESC-toets van de linker touch-toets,
en bent u weer in de multifunctie-lijst.
Met de programmering van een nieuw model wisselt u met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets naar
het menu…
“Modelselectie” (bladzijde 73)
… en kiest u dan met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets een vrije modelgeheugenplaats uit
…
01 00:12h E16
02 **vrij**
03 **vrij**
04 **vrij**

276
05 **vrij**
06 **vrij**
Direct na het aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets als bevestiging verschijnt de vraag
naar de soort model, dat geprogrammeerd moet gaan worden:
Modeltype kiezen (vrij modelgeheugen)
Omdat we ons in dit voorbeeld bezig houden met een vleugelmodel, wordt het symbool voor een vliegtuigmodel
door een aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets bevestigd. Het display wisselt weer
naar de basisaanduiding.
Aanwijzingen:
• Natuurlijk kunt u de standaard als “vleugelmodel” aangemaakte en al aan de meegeleverde ontvanger
verbonden geheugenplaats 01 voor het programmeren van uw eerste model gebruiken.
• Werd de optie “Modeltype kiezen” eenmaal keer opgeroepen, dan is een afbreken van het proces niet meer
mogelijk! Er moet worden gekozen, ook als u tussendoor de zender heeft uitgezet! Alleen door het wissen van
de desbetreffende modelgeheugenplaats achteraf kan dit weer teruggedraaid worden.
• Bij een te lage accuspanning is een modelwissel uit veiligheidsoverwegingen niet mogelijk. Op het display
verschijnt de bijbehorende waarschuwing:
Nu niet mogelijk
Spanning te laag
Is deze eerste horde genomen, dan moet eventueel eerst de in het model ingebouwde ontvanger aan dit
modelgeheugen in het menu …
“Basis-instelling model” (bladzijde 80 …. 87)
…. gebonden worden. Wissel hiervoor naar de regel “Module”:
B A S I S I N S T. M O D E L
Modelnaam < >
Info < >
Stuurtoewijzing 1
Module HoTT n/a n/a n/a n/a
SEL BD1 BD2 BD3 BD4
Aanwijzing:
Als u na het bevestigen van de modelselectie in het basisdisplay de gedurende enkele seconden verschijnende
melding…
BIND. n/a
OK
…. met een aantippen van de SET-toets van de rechter touch-toets bevestigt, komt u automatisch in deze regel.
In deze regel start u, zoals op bladzijde 81 uitvoerig beschreven werd, het bindproces tussen modelgeheugen en
ontvanger; anders kunt u de ontvanger niet aanspreken.
Hierna wisselt u met de pijltoets ▲van de linker of rechter touch-toets naar boven, naar de eerste regel, en begint
u de eigenlijke modelprogrammering in de regel “Modelnaam”.
B A S I S I N S T. M O D E L
Modelnaam < >
Info < >
Stuurtoewijzing 1
Module HoTT geb. n/a n/a n/a
Hier wordt nu de “Modelnaam” en eventueel op dezelfde manier in de regel daaronder een “info” ingevoerd, door
via een aanraken van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets naar de tabel met tekens te wisselen:
0123456789:;< = > ?+/*_)(&^%$#$@!~%^&**(())_+
ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ
abcdefghijklmnopqrstuvwxyz
---------------------------------------------------------
Modelnaam < GRAUB >
Verder worden de eventueel uit het menu ”Algemene instellingen” overgenomen waarden voor
“Stuurtoewijzing” “Modulatie” en “DSC-uitgang” gecheckt en eventueel veranderd. Vervolgens wordt in het
menu …
Modeltype
M O D E L T Y P E
Motor aan K1 geen
Staarttype normaal

280
SEL SEL
Zijn de maximale uitslagen daarentegen in orde, maar zijn alleen de reacties om de neutraalpositie voor
fijngevoelig sturen te giftig, dan komt (ook nog) de “Exponential”-functie in actie:
Gewenste schakelaar
in de AAN positive
(uitgebr. schakelaars: SET)
Wordt er ook een schakelaar toegewezen, dan kan tijdens het vliegen zelfs tussen twee verschillende Dual-Rate-
/Expo-instellingen worden omgeschakeld.
Iets dergelijks geldt voor de functie …
“Kanaal 1 curve” (bladzijde 132)
Kanaal 1 C U R V E
Ingang 0%
Curve Uitgang 0%
uit Punt ? 0%
In deze optie kan door het zetten van één of meerdere punten de stuurcurve van de gas-/remservo dusdanig
worden beïnvloed, dat een aangenamer of slechts doeltreffend aanspreken van de functie wordt bereikt.
Als voorbeeld is hier de “loze” uitslag van stoorkleppen gekozen. De kleppen komen pas na een bepaalde “loze,
niet-werkende uitslag” van de remknuppel uit de vleugel te voorschijn. Door een bijbehorend “verbuigen” van de
curve wordt er bereikt, dat de “loze” uitslag sneller wordt afgelegd. De stoorkleppen komen weliswaar vroeger uit
de vleugels, maar de overige uitslag kan fijngevoeliger worden gestuurd. (Het zelfde principe geldt natuurlijk voor
de aansturing van een motor, die alternatief via K1 aangestuurd zou kunnen worden.)
Tenslotte moet u in ieder geval in het menu …
“Fail Safe” (bladzijde 212)
FAIL SAFE
•
pos
houden
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Vertrag. 0.25s STO
… het gedrag van de ontvanger in het geval van een storing vastleggen, want “niets doen” is het slechtste, wat bij
een vleugelmodel gedaan kan worden.
In de basispositie van de zender is namelijk “houden” voorgeprogrammeerd en dit betekent, dat de ontvanger de
laatst als correct herkende stuurimpulsen continu aan de servo’s doorgeeft, die dus vast”-houdt”. In het gunstigste
geval vliegt het motormodel een tijd rechtdoor en “landt” dan hopelijk ergens, zonder grotere schade aan te
richten! Gebeurt zoiets echter op de verkeerde plaats en op de verkeerde tijd, dan zou het model b.v.
onbestuurbaar kunnen worden en daardoor ongecontroleerd over het vliegveld kunnen “razen” en piloot en
toeschouwers in gevaar kunnen brengen! Daarom moet u van te voren er over nadenken, of het niet beter is, om
“motor uit” te programmeren om zulke risico’s te vermijden!?
Bij elektrozwevers daarentegen kan de Fail-Safe-instelling “motor uit” b.v. bij landingen buiten het veld worden
gebruikt, om de motor resp. de propeller betrouwbaar uit te zetten, door de zender gewoon direct na de landing
uit te schakelen.
De auteur van deze handleiding geeft trouwens de voorkeur aan “een gecontroleerd einde” boven een “laat maar
ergens heenvliegen”.
Invoegen van een elektro-aandrijving in de modelprogrammering

281
Een elektro-aandrijving kan op verschillende manieren worden ingeschakeld. De eenvoudigste methode om een
elektromotor in de programmering in te voegen, bestaat in het gebruik van de gas-/remknuppel (K1). Omdat deze
echter bij de hiervoor beschreven modelprogrammering al voor het remsysteem werd toegepast, is óf de vanaf
bladzijde 283 beschreven omschakelbare oplossing óf het gebruik van een alternatief stuurelement nodig.
Eén van de beide 3-standen-schakelaars is voor dit doeleinde beter geschikt dan een proportioneel stuurelement.
Ook de beide zijdelings aangebrachte draaischuiven zijn bruikbaar om de motor te bedienen, zonder daarbij de
stuurknuppel los te hoeven laten. Alternatief is echter ook één van de 2-weg-schakelaars bruikbaar. In principe
moet de schakelaar “direct onder handbereik” bij het starten van een model uit de hand zitten.
Voordat we ons gaan bezighouden met de verschillende voorbeelden moeten we er nog op wijzen dat in het
menu “Instelling stuurelement” alle ingangen naar keuze vliegfasen-specifiek (“FA” in de kolom “Type”) of
modelgeheugen-specifiek (“GL” in de kolom “Type”) programmeerbaar zijn!
Omdat de aandrijving meestal onafhankelijk van de actuele vliegfase ter beschikking moet staan is het zeker
raadzaam om vanaf het begin in de kolom “Type” van de door u gebruikte ingang de standaardwaarde “GL”
(“globaal”) zo te laten staan:
I5 GL vr ---- 0% +100% +100% 0.0 0.0
I6 GL vr ---- 0% +100% +100% 0.0 0.0
I7 GL vr ---- 0% +100% +100% 0.0 0.0
I8 GL vr ---- 0% +100% +100% 0.0 0.0
Type SEL Offset -weg+ -tijd+
Een andere optie, die geldt voor de volgende voorbeelden 1 … 5, namelijk het automatisch meenemen van de
hoogteroertrimming bij het gemotoriseerde deel van de vlucht, vermelden we daarom ook meteen bij het begin
van dit onderdeel: blijkt na de eerste vluchten met motor, dat het model bij ingeschakelde aandrijving voortdurend
met het hoogteroer moet worden gecorrigeerd, kan door het zetten van een vrije mixer en de passende afstelling
ervan dit effect worden gecompenseerd. Daarvoor wisselt u naar het menu …
“Vrije mixers”
… en programmeert u één van de lineaire mixers 1 … 8 of eventueel ook één van de curvenmixers 9 … 12 van
“het kanaal dat de motor stuurt” naar “HO”, bv.:
Lineaire mix 1 8 -> Ho =>
Lineaire mix 2 ?? -> ?? ------
Lineaire mix 3 ?? -> ?? ------
Lineaire mix 4 ?? -> ?? ------
Lineaire mix 5 ?? -> ?? ------
Type van naar Inst.
Op de tweede beeldschermbladzijde wordt dan de benodigde – meest geringe – waarde ter correctie ingevoerd:
Lineaire MIX1 8-> HO
Mix percentage Offset
+4% +4% 0%
SYM ASY STO SET
Aanwijzing:
De instelling van een curvenmixer is uitvoerig in het gedeelte “Kanaal 1 curve”, vanaf bladzijde 132 beschreven.
Voorbeeld 1
Toepassing van een proportioneel stuurelement
Wordt één van deze stuurelementen gebruikt, dan is de toevoeging van een elektro-aandrijving heel eenvoudig.
Er hoeft alleen maar een motorregelaar aan een vrije servo-aansluiting 5 … 16 van de ontvanger worden
aangesloten.
Denk er wel aan, dat afhankelijk van het modeltype en aantal rolroer- en welfkleppenservo’s bv. de uitgangen 2 +
5 resp. 6 + 7 al met elkaar verbonden zijn.
Sluit dus de regelaar aan de eerstvolgende vrije uitgang aan en wijs de uitgekozen uitgang – bijvoorbeeld “Ing.8”
– toe aan een proportioneel stuurelement van de zender, bijvoorbeeld de linker zijdelingse schuif. Dat gebeurt in
het menu …
“Instelling stuurelement” (bladzijde 112)

285
Fase 2 Landing ja 0.1s -
Fase 3 ja 0.1s -
Fase 4 ja 0.1s -
Fase 5 ja 0.1s -
Naam Fa.klok Motor Om.tijd
De klok wordt gestuurd via één van de vooraf gedefinieerde stuurelement-schakelaars op de K1-knuppel. Zodra u
omschakelt naar de vliegfase <<landing>> wordt deze vliegfaseklok automatisch gestopt en in de basis-
aanduiding verborgen. Nadere details hierbij vindt u op bladzijde 160.
Beweeg nu het markeringskader over de kolom “Faseklok” naar rechts, naar de kolom “motor”. In deze kolom
beslist u met “ja/nee” in welke fase de motor door de gas-/rem-knuppel aangestuurd moet worden en het
remsysteem uit het ondermenu “Rem-instellingen” van het menu “Vleugelmixers” uitgeschakeld moet zijn (=”ja”)
en omgekeerd (=”nee”).
Fase 1 Normaal ja 0.1s *
Fase 2 Landing nee 0.1s -
Fase 3 ja 0.1s -
Fase 4 ja 0.1s -
Fase 5 ja 0.1s -
Naam Fa.klok Motor Om.tijd
Beweeg het markeringskader nog een keer naar rechts en stel na het activeren van het waardenveld van de
kolom “Om.tijd” een passende omschakeltijd in, bijvoorbeeld:
Fase 1 Normaal ja 0.1s *
Fase 2 Landing nee 1.1s -
Fase 3 ja 0.1s -
Fase 4 ja 0.1s -
Fase 5 ja 0.1s -
Naam Fa.klok Motor Om.tijd
Vervolgens moet u aan deze beide vliegfasen een schakelaar toewijzen, waarmee tijdens het vliegen tussen deze
beide fasen kunt omschakelen. In dit geval is één enkele schakelaar voldoende. Deze moet wel goed bereikbaar
zijn, zodat u bv. tijdens de landing, zonder de knuppel te hoeven loslaten, nog tussen “motor” en “rem” kunt
omschakelen. De toewijzing van de gekozen schakelaar vindt plaats in het menu …
“Fasentoewijzing” (bladzijde 134)
Met één van de pijltoetsen kiest u het schakelaar-symbool onder “C”. Na een kort aantippen van de centrale SET-
toets van de rechter touch-toets bedient u de gewenste schakelaar, bv. “2”.
F A S E N T O E W I J Z I N G
Prior. combinatie
A B C D E F
2
<1 Normaal >
Aan de beide schakelaar-posities, dus AAN en UIT is rechts op het display eerst de fase <1 normaal>
toegekend. Met één van de pijltoetsen kiest u het waardenveld uit. Na een kort aantippen van de centrale SET-
toets van de rechter touch-toets activeert u de keuzelijst van de fasen, die u in het menu “Faseninstelling” heeft
opgesteld. Bijvoorbeeld noemt u de fase bij de voorste positie van de schakelaar <<normaal>> en bij de achterste
schakelaar-positie <<landing>> (of omgekeerd):
F A S E N T O E W I J Z I N G
Prior. combinatie
A B C D E F
2
<2 Landing >
Deze namen van fasen verschijnen nu in alle vliegfasen-afhankelijke menu’s en natuurlijk ook in de basis-
aanduiding van de zender.
Schakel nu naar de vliegfase <<Landing>> en stel in de regel “Butt.” van het ondermenu …
“Rem-instellingen” (bladzijde 176)
R E M I N S T E L L I N G E N
Butterfly 0%
Diff.-reductie
Hoogteroer-curve =>
<<Landing>>
RO
… van het menu “Vleugelmixers” in de regel “Butterfly” de gewenste uitslag van de rolroeren bij het bedienen
van de K1-knuppel (“rem”) naar boven in. Aansluitend wisselt u eventueel naar de kolom “WK.”, om de gewenste
uitslag van de welfkleppen bij het bedienen van de K1-knuppel naar beneden in te stellen (in de bovenstaande
afbeelding niet zichtbaar gemaakt). Deze kleppenpositie duidt men aan met “kraai-positie” of “Butterfly”, zie ook
bladzijde 176.
In de regel “D.red.” (differentiatie-reductie) geeft u een waarde in die overeenkomt met de waarde, die u aan de
ingangskant van het “Vleugelmixers”-menu in de regel “Rolr.-diff.” heeft ingesteld resp. wilt instellen.

288
Bediening van de klokken door stuurelement of schakelaar

289
Voorbeelden 4 en 5 van de voorafgaande bladzijden
Heeft u in het kader van de op de vorige bladzijden beschreven modelprogrammering voor voorbeeld 4,
bladzijde 283 of 5, bladzijde 286, gekozen of gebruikt u geheel onafhankelijk van deze voorbeeld-
programmeringen de K1-stuurknuppel (gas-/remknuppel) voor de vermogensregeling van uw model, dan kunt u
een stuurelement-schakelaar voor het automatisch in- resp. uitschakelen van de stopwatch toepassen.
Hiervoor wisselt u naar het menu …
“Stuurelement-schakelaars” (bladzijde 139)
… en kiest u met de pijltoetsen de regel van een nog niet gebruikte stuurelement-schakelaar uit. Na activeren van
de stuurelement-toewijzing door een kort aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets
verschijnt het venster:
Gew. stuurelement
bedienen
Beweeg nu gewoon de K1-stuurknuppel (gas-/remknuppel) van de motor-“UIT”-positie in de richting motor “AAN”.
Daarna wisselt u met de pijltoetsen naar de kolom boven STO en beweegt u de K1-knuppel in de buurt van de
motor-“UIT”-positie en legt u het schakelpunt op de gewenste plek vast door een kort aantippen van de centrale
SET-toets van de rechter touch-toets. Rechts naast het nummer van het stuurelement wordt de schakeltoestand
weergegeven:
S T U U R E L E M E N T – S C H A K .
G1 St1 -85% => ----- G1|
G2 vrij 0% => ----- G2
G3 vrij 0% => ----- G3
G4 vrij 0% => ----- G4
SEL STO SEL
Om de zojuist gemaakte stuurelement-schakelaar aan de gewenste klok toe te wijzen, wisselt u naar het menu …
“Klokken (alg.)” (bladzijde 156 … 158)
… en kiest u met de pijltoetsen de regel “boven” uit, waaraan standaard de “stopwatch” toegewezen is. In deze
regel beweegt u met de pijltoetsen van de linker of rechter touch-toets het markeringskader via de kolom “Timer”
naar rechts, naar de kolom boven het schakelaarsymbool. Tip nu twee keer de centrale SET-toets van de rechter
touch-toets aan: door het eerste aantippen activeert u de schakelaar-toewijzing, door het tweede aantippen roept
u de lijst met “uitgebreide schakelaars” op:
Stuurel/logische/vaste schakelaars
G1 G2 G3 G4 G5 G6
G7 G8 FX FXi L1 L2
Kies nu de eerder geprogrammeerde stuurelement-schakelaar uit, hier bijvoorbeeld G1, en wijs deze dan door
een kort aantippen van de centrale SET-toets aan de stopwatch toe:
Modeltijd 12:34h -----
Accutijd 1:23h
Boven: Stopwatch 0:00 0s St 1
Midden:Vliegtijd 0:00 0s ----
Timer Alarm
De stopwatch in het basisdisplay start nu bij het bewegen van de K1-stuurknuppel in richting volgas en stopt
wanneer u het K1-stuurelement weer via het schakelpunt terugneemt.
Voorbeeld 1 van de voorafgaande bladzijden
Heeft u in het kader van de op de vorige bladzijden beschreven modelprogrammering echter gekozen voor het op
bladzijde 280 beschreven voorbeeld 1, dan wisselt u eerst naar het menu …
“Stuurelement-schakelaars” (bladzijde 139)
… en kiest u met de pijltoetsen de regel van een nog niet gebruikte stuurelement-schakelaar uit. Na activeren van
de stuurelement-toewijzing door een kort aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets
verschijnt het venster:
Gew. stuurelement
Bedienen
Beweeg nu gewoon het desbetreffende proportionele stuurelement, bv. de linker proportionele draaischuif, van de
motor-“UIT”-positie in de richting motor “AAN”.
Daarna wisselt u met de pijltoetsen naar de kolom boven STO en beweegt u het gekozen stuurelement in de
buurt van de motor-“UIT”-positie en legt u het schakelpunt op de gewenste plek vast door een kort aantippen van
de centrale SET-toets van de rechter touch-toets. Rechts naast het nummer van het stuurelement wordt de
schakeltoestand weergegeven:
S T U U R E L E M E N T – S C H A K .
G1 ZS2 -85% => ----- G1|
G2 vrij 0% => ----- G2

293
Binnen ieder modelgeheugen kunnen maximaal 8 verschillende vliegfasen (vliegtoestanden) met van elkaar
verschillende instellingen worden geprogrammeerd.
Elk van deze vliegfasen kan via een schakelaar of een schakelaarcombinatie worden opgeroepen. Op een
eenvoudige manier kunt u zo tussen verschillende instellingen, die voor de diverse vliegtoestanden zoals b.v.
“normaal”, “thermiek”, “speed”, “afstand” enz. geprogrammeerd zijn, comfortabel tijdens het vliegen omschakelen.
Via de vliegfasen-programmering kunt u echter ook makkelijk alleen licht gewijzigde veranderingen van b.v.
mixers tijdens het vliegen door eenvoudig omschakelen uitproberen, om zo voor het model de optimale instelling
te kunnen vinden. Nog voordat met de eigenlijke programmering van vliegfasen wordt begonnen, moet u er over
nadenken of de digitale trimming van rol, hoogte en richting telkens naar keuze “GL(obaal)” –dus in alle
vliegfasen evenveel – of per “FA(se)” - dus in iedere vliegfase individueel instelbaar – effect moet hebben.
Kiest u bv. voor een fasen-specifieke trimming van het hoogteroer, dan wisselt u naar het menu …
“Knuppel-instelling” (bladzijde 108)
… en verandert u de standaard instelling “globaal” dienovereenkomstig.
Hetzelfde geldt bij deze gelegenheid voor het aantal trimstappen in de kolom “Trimst.”:
Kanaal1 Globaal 4 0.0s 0.0s
Rolroer Globaal 4 0.0s 0.0s
Hoogteroer Globaal 4 0.0s 0.0s
Richtingsr. Globaal 4 0.0s 0.0s
Trim Trimst. –Tijd+
Voorbeeld 1
… als vervolg op de programmering van een electrozwever met 2 rolroerservo’s.
De sturing van een van de electro-aandrijving vindt onafhankelijk van de K1-stuurknuppel plaats met één van de
beide proportionele draaischuiven of met één van de beide 3-weg-schakelaars Control 9 of 10. De motorregelaar
is aangesloten volgens de vanaf bladzijde 280 beschreven en hier voortgezette voorbeelden 1 resp. 2 aan
ontvangeruitgang 8. In het menu “Modeltype” werd daarom in de regel “motor aan K1” “geen” gekozen, wat o.a.
ten gevolge heeft, dat niet alleen de kolom “motor” in het menu “Faseninstelling” onzichtbaar is, maar ook het
ondermenu “reminstellingen” van het “Vleugelmixers”-menu zonder beperkingen ter beschikking staat.
1e stap
“Faseninstelling” (bladzijde 146)
Fase 1 Normaal ja 0.1s *
Fase 2 Thermiek ja 0.1s -
Fase 3 Speed ja 0.1s -
Fase 4 Start ja 0.1s -
Fase 5 ja 0.1s -
Naam Fa.klok Motor Om.tijd
Als eerste worden er één of meerdere vliegfasen van een voor de desbetreffende vliegtoestand specifieke
aanduiding (“naam”) voorzien. Deze aanduiding heeft geen invloed op de programmering van de zender, maar is
ervoor om de vliegfasen makkelijker te kunnen onderscheiden en wordt later op het display bij alle vliegfasen-
afhankelijke menu’s en op het basisdisplay getoond. De keuze van de desbetreffende regel, van een naam en het
instellen van de omschakeltijd vindt plaats, zoals u intussen wel “gewend” bent, door het aantippen van de
desbetreffende toets(en) van de beide touch-toetsen.
Aanwijzing:
Met uitzondering van fase 1, die altijd de naam “normaal” hoort te krijgen, omdat deze altijd actief is wanneer er
geen vliegfase geactiveerd is, maakt het totaal niet uit, welke fase aan welke naam is toegewezen!
Normaal gesproken zijn er drie, maximaal vier vliegfasen voldoende:
• “start” met de instellingen voor de stijgvlucht
• “thermiek” voor “boven blijven”
• “normaal” voor normale omstandigheden en
• “speed” voor het sneller overbruggen van grotere afstanden.
In de kolom “Om. tijd” (omschakeltijd) …
Fase 1 Normaal ja 1.0s *
Fase 2 Thermiek ja 0.1s -
Fase 3 Speed ja 0.1s -

294
Fase 4 Start ja 0.1s -
Fase 5 ja 0.1s -
Naam Fa.klok Motor Om.tijd
… kan worden vastgelegd, binnen welke tijd bij een wissel van de ene naar (!) deze vliegfase er moet worden
“overlapt”, om een “soepele” overgang van de verschillende servo-posities mogelijk te maken. Zo wordt een
eventuele zware belasting van roeren resp. kleppen voorkomen. De “status”-kolom laat u door een sterretje “*”
zien, welke vliegfase op het moment actief is.
2e stap
Om tussen de verschillende vliegfasen te kunnen wisselen, is de toewijzing van één of meerdere schakelaars
nodig. Om tot maximaal 3 vliegfasen te kunnen omschakelen is één van de beide 3-weg-schakelaars het meest
geschikt.
Elk van de beide schakelaar-eindposities wordt uitgaand van de middenpositie aan één van de
vliegfasenschakelaars A … F toegewezen. De toewijzing van de schakelaar vindt plaats in het menu …
“Fasentoewijzing” (bladzijde 152)
Eerst met het markeringskader “C” uitkiezen. Dan kort de centrale SET-toets van de rechter touch-toets
aantippen en de schakelaar vanuit de middelste positie naar een eindpositie brengen, bijvoorbeeld naar beneden:
F A S E N T O E W I J Z I N G
Prior. combinatie
A B C D E F
6|
<1 Normaal >
Schakelaar weer terugbrengen naar de middenpositie, aansluitend “D” uitkiezen en na activeren van de
schakelaar-toewijzing de schakelaar in de andere eindpositie brengen, bijvoorbeeld naar boven:
F A S E N T O E W I J Z I N G
Prior. combinatie
A B C D E F
6 7|
<1 Normaal >
De drie-standen-schakelaar is nu geprogrammeerd. Voor een eventuele vliegfase “start” zou u nu nog een andere
schakelaar kunnen toewijzen. In dit geval onder “A”, zodat vanuit elke andere vliegfase parallel aan het
inschakelen van de motor naar de fase “start” wordt geschakeld:
F A S E N T O E W I J Z I N G
Prior. combinatie
A B C D E F
2| 6 7
<1 Normaal >
Daarna moeten de desbetreffende schakelaar-posities aan de bijbehorende vliegfasen(-namen) worden
toegewezen. Hoewel u al namen heeft gegeven aan de vliegfasen, verschijnt er rechts op het display toch eerst
altijd de naam van fase <1 normaal>, zie voorgaande afbeeldingen.
Nu brengt u de drie-standen-schakelaar eerst in de ene eindpositie, bijvoorbeeld naar boven, en wisselt u op het
display het markeringskader naar rechts, naar het waardenveld voor de vliegfasen-namen. Tip kort op de centrale
SET-toets van de rechter touch-toets om het invoerveld te activeren en kies de voor deze schakelaarpositie
gewenste vliegfase, in dit voorbeeld <2 thermiek> met de pijltoetsen:
F A S E N T O E W I J Z I N G
Prior. combinatie
A B C D E F
2 6 7|
<2 Thermiek >
Op precies dezelfde manier gaat u te werk bij de andere eindpositie van de schakelaar, die de aanduiding <3
speed> heeft gekregen.
Eventueel zet u nog schakelaar 2 om en wijst u aan deze schakelaarcombinatie de naam <4 start> toe. Door een
kort aantippen van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets sluit u de toewijzing van de namen af.
De vóór de toewijzing van de fasenschakelaars gemaakte vliegfasen-afhankelijke instellingen bevinden zich nu in
de vliegfase <1 normaal>. Dat is de fase, die bij een geopende <start>-schakelaar in de middenpositie van de
drie-standen-schakelaar wordt opgeroepen.
3e stap
Om nu niet alle al ingevoerde instellingen in de “nieuwe” vliegfasen stap voor stap te hoeven overnemen, is het
raadzaam om nu eerst de al ingevlogen programmering van de vliegfase “normaal” naar de beide andere
vliegfasen te kopiëren. Dit vindt plaats in het menu …
“Kopiëren/wissen” (bladzijde 76)
Model wissen =>
Kopiëren model->model =>

304
Welfkleppenposities en vliegfasen
Programmeer eerst in de menu’s “Fasen-instelling” en “Fasentoewijzing” twee of meer vliegfasen. Verander
bij deze gelegenheid ook in het menu “Knuppelinstelling”, bladzijde 108, de standaardwaarde “globaal” voor
het effect van de digitale trimming eventueel volgens uw behoeften naar “fase”.
Twee programmeervoorbeelden met vliegfasen zijn vanaf bladzijde 292 te vinden.
Eén welfkleppenpositie per vliegfase
Vindt u één welfkleppenpositie per vliegfase voldoende, dan past u in het “Multi-kleppen-menu” van het menu…
“Vleugelmixers” (vanaf bladzijde 164)
… in de regel “WK-pos” de welfkleppenpositionering(en) van de servo-paren “RO” (2 + 5), “RO2” (11 + 12), “WK”
(6 + 7) en “WK2” (9 + 10) in elk van de geprogrammeerde vliegfasen aan uw voorstellingen aan, bv.:
▲RO▼ +100% +88% +77% +55%
RO-tr. +100% +88% +77% +55%
Diff. 0% 0% 0% 0%
WK-pos. -5% -7% -9% -12%
▲WK▲ 0% 0% 0% 0%+100%+100%
HO->WK 0% 0% 0% 0% +100%+100%
<<thermiek>>RO RO2 WK WK2
Aanwijzing:
Of u in de regel “WK-pos.” positieve of negatieve waarden moet instellen, hangt o.a. van de inbouw van servo’s
af.
Wilt u echter als alternatief …
Variabele welfkleppenposities per vliegfase met één van de proportionele stuurelementen instellen,
… dan kunt u de basisposities van alle 8 kleppen ook nog via één enkel stuurelement vliegfasen-specifiek
variëren. Daarvoor wordt in het menu …
“Instelling stuurelement” (bladzijde 112)
… in iedere vliegfase aan de ingangen 5, 6 en 11 telkens hetzelfde stuurelement, bijvoorbeeld de linker
proportionele schuif van de middenconsole, toegewezen en parallel daaraan de uitslag naar ongeveer 50% of
nog minder verkleind, zodat de kleppen daardoor nauwkeurig kunnen worden getrimd. Via van elkaar afwijkende
uitslag-instellingen kunt u ook nog de uitslagen van de verschillende kleppenparen per vliegfase in één menu op
elkaar afstemmen. Daarvoor moet u alleen de bijbehorende ingangen van de standaardwaarde “GL” (globaal)
omzetten naar “FA” (fase):
I5 FA ZD1-- 0% +25% +25% 0.0 0.0
I6 FA ZD1-- 0% +25% +25% 0.0 0.0
I7 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
I8 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
<<thermiek>>
Type SEL Offset -Weg+ -Tijd+
I10 GL vr ---- 0% +25% +25% 0.0 0.0
I11 FA ZD1-- 0% +25% +25% 0.0 0.0
I12 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
I13 GL vr --- 0% +100% +100% 0.0 0.0
<<thermiek>>
Type SEL Offset -Weg+ -Tijd+
Aanwijzing:
Bij gebruik van een schakelaar stelt u de bijbehorende “afwijking” van het Offsetpunt symmetrisch of symmetrisch
in de kolom “- weg + “ in.
Hoogteroercompensatie bij bediening van de welfkleppen
Mocht er tijdens het vliegen duidelijk worden, dat na het zetten van de kleppen een hoogteroercorrectie nodig is,
dan kan deze correctie in het menu …
“Vleugelmixers” (vanaf bladzijde 164)
… worden ingesteld. Kies hiervoor de regel “WK → HO” uit en geef per vliegfase de passende waarde in, bv:
V L E U G E L M I X E R S
Multi-kleppen-menu =>
Rem-instellingen =>
Rolr. 2 -> 3 richtingsr. +50% ----
Welfkl. 6 -> 4 hoogter. +5% +5% ----
<<Thermiek>>
Wanneer u aan de ingangen 5, 6 en 11 – zoals hierboven aangegeven – hetzelfde stuurelement heeft
toegewezen, dan bewegen alle 8 kleppen tegelijk, terwijl het hoogteroer volgens het ingestelde mixpercentage
volgt.
Product specificaties
Merk: | Graupner |
Categorie: | Radio controll |
Model: | MC 32 HOTT |
Heb je hulp nodig?
Als je hulp nodig hebt met Graupner MC 32 HOTT stel dan hieronder een vraag en andere gebruikers zullen je antwoorden
Handleiding Radio controll Graupner

21 Oktober 2022

21 Oktober 2022

21 Oktober 2022

21 Oktober 2022

21 Oktober 2022

21 Oktober 2022

21 Oktober 2022

21 Oktober 2022

21 Oktober 2022

21 Oktober 2022
Handleiding Radio controll
- Radio controll Absima
- Radio controll Airtronics
- Radio controll Futaba
- Radio controll Hitec
- Radio controll Multiplex
- Radio controll Reely
- Radio controll Robbe
- Radio controll Robbe Futaba
- Radio controll Rush
- Radio controll Sanwa
- Radio controll Saturn
- Radio controll Spektrum
- Radio controll JRpropo
Nieuwste handleidingen voor Radio controll

21 September 2023

26 Augustus 2023

26 Augustus 2023

26 Augustus 2023

26 Augustus 2023

26 Augustus 2023

26 Augustus 2023

26 Augustus 2023

26 Augustus 2023

26 Augustus 2023