BMW R nineT (2022) Handleiding
Lees hieronder de 📖 handleiding in het Nederlandse voor BMW R nineT (2022) (214 pagina's) in de categorie Motor. Deze handleiding was nuttig voor 53 personen en werd door 2 gebruikers gemiddeld met 4.5 sterren beoordeeld
Pagina 1/214
HANDLEIDING
R nineT
BMW
MOTORRAD
MAKE LIFE A RIDE
Voertuiggegevens
Model
Voertuigidentificatienummer
Kleurnummer
Afgiftedatum kentekenbewijs deel 1
Kenteken
Dealergegevens
Contactpersoon in de werkplaats
Mevrouw/de heer
Telefoonnummer
Dealeradres/telefoon (firmastempel)
UW BMW.
Wij zijn blij dat u voor een voertuig van BMW Motorrad hebt ge-
kozen en begroeten u in de kring van BMW rijders. Maakt u zich
vertrouwd met uw nieuwe voertuig, zodat u zich zeker en veilig
in het verkeer kunt bewegen.
Over deze handleiding
Lees deze handleiding door voordat u uw nieuwe BMW start.
Hierin vindt u belangrijke opmerkingen over de bediening van het
voertuig die het u mogelijk maken van alle technische voordelen
van uw BMW te profiteren.
Daarnaast ontvangt u informatie over het onderhoud en de ver-
zorging die de gebruiks- en verkeersveiligheid en een zo goed
mogelijk waardebehoud van uw voertuig bevordert.
Als u uw BMW ooit wilt verkopen, vergeet dan niet ook de hand-
leiding te overhandigen. Deze vormt een belangrijk onderdeel
van uw voertuig.
Veel plezier met uw BMW en een goede en veilige rit wordt u
toegewenst door
BMW Motorrad.
01 ALGEMENE
AANWIJZINGEN 2
Oriëntatie 4
Afkortingen en symbo-
len 4
Uitvoering 5
Technische gegevens 5
Actualiteit 6
Meer informatiebronnen 6
Certificaten en type-
goedkeuringen 6
Gegevensgeheugen 6
02 OVERZICHTEN 14
Overzicht links 16
Totaalaanzicht rechts 17
Onder de buddyseat 18
Combischakelaar links 19
Combischakelaar
rechts 20
Instrumentenpaneel 21
03 AANDUIDINGEN 22
Controle- en waarschu-
wingslampjes 24
Multifunctioneel
display 25
Controlelampjes 26
Onderhoudsmelding 35
04 GEBRUIK 38
Contact-stuurslot 40
Nooduitschakelings-
schakelaar 42
Verlichting 42
Weergave 46
Instellingen in het in-
strumentenpaneel 50
Diefstalbeveiligingsin-
stallatie (DWA) 54
Tractiecontrole (ASC/
DTC) 56
Rijmodus 57
Cruise control 58
Handvatverwarming 60
Buddyseat berijder en
duo-buddyseat 61
05 INSTELLING 64
Spiegels 66
Koplamp 67
Koppeling 68
Rem 69
Veervoorspanning 70
Demping 72
voetsteunenset 75
06 RIJDEN 80
Veiligheidsaanwijzin-
gen 82
Regelmatige controle 84
Starten 85
Inrijden 88
Remmen 89
Motorfiets neerzetten 91
Tanken 92
Motorfiets voor trans-
port bevestigen 94
07 TECHNIEK IN
DETAIL 96
Algemene
aanwijzingen 98
Anti-blokkeersysteem
(ABS) 98
Dynamic Brake Con-
trol 101
Tractiecontrole (ASC/
DTC) 102
Rijmodus 103
Motorsleepmoment-
regeling 105
Adaptieve bochtver-
lichting 106
08 ONDERHOUD 108
Algemene
aanwijzingen 110
Boordgereedschap 110
Voorwielstandaard 111
Achterwielstandaard 112
Motorolie 112
Remsysteem 114
Koppeling 119
Banden 119
Velgen 120
Wielen 120
Lampen 130
Starthulp 130
Accu 132
Zekeringen 133
Diagnosestekker 135
09 ACCESSOIRES 138
Algemene
aanwijzingen 140
USBlaadaansluiting 140
Bagage 141
Buddyseatframe 142
Buddyseatafdekking 148
Optionele accessoires 150
10 VERZORGING 152
Onderhoudsmiddelen 154
Wassen 154
Reiniging kwetsbare
motorfietsonderdelen 155
Lakonderhoud 157
Conservering 157
Motorfiets buiten ge-
bruik stellen 157
Motorfiets in gebruik
nemen 158
11 TECHNISCHE
GEGEVENS 160
Storingstabel 162
Boutverbindingen 163
Brandstof 166
Motorolie 166
Motor 167
Koppeling 167
Transmissie 168
Cardan 168
Frame 169
Rijwielgedeelte 169
Remmen 170
Wielen en banden 171
Elektrische installatie 172
Maten 172
Gewichten 173
Rijgegevens 173
12 SERVICE 174
BMW Motorrad
Service 176
BMW Motorrad on-
derhoudshistorie 176
BMW Motorrad mo-
biliteitsdiensten 177
Onderhoudswerk-
zaamheden 177
Onderhoudsschema 179
BMW inrijcontrole 181
Onderhoudsbevesti-
gingen 182
Servicebevestigingen 194
BIJLAGE 196
Declaration of Con-
formity 197
TREFWOORDENRE-
GISTER 200
ALGEMENE
AANWIJZINGEN
01
8 ALGEMENE AANWIJZINGEN
servicepartner of een vakwerk-
plaats eventueel tegen betaling
de in het voertuig opgeslagen
gegevens laten uitlezen.
Voor het uitlezen wordt de
wettelijk voorgeschreven stek-
ker voor diagnosecontactdoos
(OBD) in het voertuig gebruikt.
Wettelijke vereisten inzake
de openbaarmaking van
gegevens
De fabrikant van het voertuig is
in het kader van het geldende
recht verplicht om bij hem op-
geslagen gegevens aan de au-
toriteiten beschikbaar te stel-
len. Dit beschikbaar stellen van
gegevens in de vereiste mate
gebeurt in specifieke gevallen,
bijv. voor het ophelderen van
een misdrijf.
Overheidsinstanties zijn in het
kader van het geldende recht
bevoegd om in specifieke ge-
vallen zelf gegevens uit het
voertuig uit te lezen.
Bedrijfsgegevens in het
voertuig
Voor het bedrijf van het voer-
tuig verwerken regeleenheden
gegevens.
Hiertoe behoren bijv.:
statusmeldingen van het voer-
tuig en de afzonderlijke com-
ponenten ervan, bijv. wieltoe-
rental, wielomtreksnelheid,
bewegingsvertraging
omgevingsfactoren, bijv. tem-
peratuur
De verwerkte gegevens worden
alleen in het voertuig zelf ver-
werkt en zijn doorgaans vluch-
tig. De gegevens worden niet
langer dan de bedrijfstijd opge-
slagen.
Elektronische componenten,
bijv. regeleenheden, bevatten
componenten voor het op-
slaan van technische informa-
tie. Deze kunnen informatie
over voertuigtoestand, com-
ponentbelasting, voorvallen of
storingen tijdelijk of permanent
opslaan.
Deze informatie documenteert
in het algemeen de toestand
van een component, een mo-
dule, een systeem of de omge-
ving, bijv.:
bedrijfstoestanden van sys-
teemcomponenten, bijv. vul-
peilen, bandenspanningswaar-
den
storingen en defecten in be-
langrijke systeemcomponen-
ten, bijv. licht en remmen
13
OVERZICHTEN
02
OVERZICHT LINKS 16
TOTAALAANZICHT RECHTS 17
ONDER DE BUDDYSEAT 18
COMBISCHAKELAAR LINKS 19
COMBISCHAKELAAR RECHTS 20
INSTRUMENTENPANEEL 21
17
TOTAALAANZICHT RECHTS
1Remvloeistofpeil voor
controleren ( 116)
2Motorolie bijvullen
( 113)
3Voertuigidentificatienum-
mer (rechtsonder aan de
voorzijde van het achter-
frame)
4Remvloeistofpeil achter
controleren ( 118)
5Veervoorspanning instel-
len ( 71)
6Duo-buddyseat uitbouwen
( 62)
19
COMBISCHAKELAAR LINKS
1Grootlicht en lichtsignaal
( 43)
2Cruise control ( 58)
3Alarmlichtinstallatie
( 45)
4Tractiecontrole (ASC/
DTC) ( 56)
5Richtingaanwijzers
( 45)
6Claxon
7Tuimeltoets MENU
( 46)
21
INSTRUMENTENPANEEL
1Snelheidsmeter
2Controle- en waarschu-
wingslampjes ( 24)
3Fotodiode voor de hel-
derheidsregeling van het
multifunctioneel display
met alarmsysteem
(DWA) SU
DWA-LED ( 54)
4Toerenteller
5Multifunctioneel display
( 25)
AANDUIDINGEN
03
30 AANDUIDINGEN
Motorwaarschuwing
knippert.
wordt weergegeven.
WAARSCHUWING
Beschadiging van de motor
tijdens noodfunctie
Gevaar voor ongevallen
Langzaam rijden, sterk acce-
lereren en inhaalmanoeuvres
vermijden.
Indien mogelijk, voertuig la-
ten ophalen en storingen
door een specialist laten ver-
helpen, het liefst door een
BMW Motorrad Partner.
Mogelijke oorzaak:
De motorregeleenheid heeft
een storing vastgesteld die ern-
stige gevolgstoringen kan ver-
oorzaken. De motor bevindt
zich in de noodloopfunctie.
Hoge belastingen en toeren-
tallen zo mogelijk vermijden.
Storingen zo snel mogelijk
door een specialist laten
verhelpen, bij voorkeur een
BMW Motorrad Partner.
Het is mogelijk verder te rij-
den, maar dit is niet aan te
raden.
Storing aandrijfsysteem
brandt.
Mogelijke oorzaak:
De motorregeleenheid heeft
een storing vastgesteld die ge-
volgen heeft voor de uitstoot
van schadelijke stoffen en/of
het vermogen.
De storing bij een vakwerk-
plaats laten controleren, bij
voorkeur een BMW Motorrad
Partner.
Verder rijden mogelijk, de uit-
stoot van schadelijke stoffen
ligt boven de voorgeschreven
waarden.
Ernstige storing
aandrijfsysteem
knippert.
knippert.
wordt weergegeven.
Mogelijke oorzaak:
De motorregeleenheid heeft
een storing vastgesteld die tot
ernstige beschadiging van het
uitlaatgassysteem kan leiden.
Storingen zo snel mogelijk
door een vakwerkplaats laten
verhelpen, bij voorkeur een
BMW Motorrad Partner.
31
Het is mogelijk verder te rij-
den, maar dit is niet aan te
raden.
Boordnetspanning kritisch
brandt.
wordt weergegeven.
Het dynamovermogen voldoet
niet meer, om alle verbruikers
te voeden en de accu op te la-
den. Om de startcapaciteit te
behouden en te kunnen blijven
rijden, schakelt de voertuige-
lektronica afzonderlijke verbrui-
kers uit.
Mogelijke oorzaak:
Er zijn te veel verbruikers in-
geschakeld. In het bijzonder
bij lage toerentallen en in de
stationaire fase daalt de boord-
netspanning.
Tijdens het rijden met lage
toerentallen alle verbruikers
uitschakelen die niet voor de
rijveiligheid dienen (bijv. vest-
verwaming).
Boordnetspanning te laag
brandt.
wordt weergegeven.
WAARSCHUWING
Uitval van de voertuigsyste-
men
Gevaar voor ongevallen
Niet verder rijden.
Mogelijke oorzaak:
Dynamo of dynamoriem is de-
fect.
Storingen zo snel mogelijk
door een specialist laten
verhelpen, bij voorkeur een
BMW Motorrad Partner.
Waarschuwing
buitentemperatuur
wordt weergegeven.
Mogelijke oorzaak:
De bij de motorfiets ge-
meten buitentempera-
tuur is lager dan:
Circa 3 °C
WAARSCHUWING
Gevaar van gladheid ook via
Circa 3 °C
Gevaar voor een ongeval
Bij lage buitentemperaturen
moet op bruggen en scha-
duwrijke wegen rekening
worden gehouden met glad-
heid.
32 AANDUIDINGEN
Vooruitziend rijden.
Lamp defect
brandt.
wordt weergegeven.
WAARSCHUWING
De motorfiets wordt niet ge-
zien in het wegverkeer door
uitvallen van de verlichting
van de motorfiets
Veiligheidsrisico
Een defecte gloeilamp zo
snel mogelijk vervangen.
Hiervoor contact opnemen
met een specialist, bij voor-
keur een BMW Motorrad
dealer.
ABS-Zelfdiagnose niet
beëindigd
knippert.
Mogelijke oorzaak:
De ABS-functie is niet beschik-
baar, omdat de zelfdiagnose
niet is beëindigd. Voor de con-
trole van de wielsensoren moet
de motorfiets enkele meters rij-
den.
Langzaam wegrijden. Houd er
rekening mee dat tot het af-
sluiten van de zelfdiagnose de
ABS-functie niet beschikbaar
is.
ABS-storing
brandt.
Mogelijke oorzaak:
De ABS-regeleenheid heeft een
storing opgemerkt. De ABS-
functie is niet beschikbaar.
Verder rijden is mogelijk, re-
kening houdende met de uit-
gevallen ABS-werking. Uitge-
breide informatie over situa-
ties die tot een ABS-storing
kunnen leiden ( 99) in acht
nemen.
Storingen zo snel mogelijk
door een specialist laten
verhelpen, bij voorkeur een
BMW Motorrad Partner.
ASC/DTC-ingreep
knippert snel.
De ASC/DTC heeft een instabi-
liteit van het achterwiel her-
kend en reduceert het kop-
pel. Het ASC/DTCcontrole-
en waarschuwingslampje knip-
pert langer dan de ASC/DTC-
ingreep duurt. Daarmee heeft
de rijder ook na de kritieke rij-
situatie nog een optische be-
vestiging van de uitgevoerde
regeling.
33
ASC/DTC-zelfdiagnose niet
beëindigd
knippert.
Mogelijke oorzaak:
ASC/DTC-zelfdiagnose
niet voltooid
De ASC/DTC-functie is niet
beschikbaar, omdat de zelf-
diagnose niet is afgesloten.
(Voor de controle van de
wieltoerentalsensoren moet
de motorfiets een minimum-
snelheid met draaiende mo-
tor bereiken: min 5 km/h)
Langzaam wegrijden. Houd
er rekening mee dat tot het
afsluiten van de zelfdiagnose
de ASC/DTC functie en de
motorsleepmomentregeling
niet beschikbaar zijn.
ASC/DTC uitgeschakeld
brandt.
Mogelijke oorzaak:
Het ASC/DTC-systeem is door
de rijder uitgeschakeld.
ASC/DTC-functie inschakelen
( 56).
ASC/DTC-storing
brandt.
Mogelijke oorzaak:
De ASC/DTC-regeleenheid
heeft een storing opgemerkt.
De ASC/DTC-functie en de mo-
torsleepmomentregeling zijn
niet of slechts beperkt beschik-
baar.
Verder rijden mogelijk. Houd
er rekening mee dat de ASC/
DTC-functie en de motor-
sleepmomentregeling niet of
slechts beperkt beschikbaar
zijn. Uitgebreide informa-
tie over situaties die tot een
ASC/DTC-storing kunnen lei-
den in acht nemen ( 102).
De storing zo snel mogelijk
door een vakwerkplaats laten
verhelpen, bij voorkeur een
BMW Motorrad Partner.
DWA-accu leeg
met alarmsysteem (DWA) SU
wordt weergegeven.
Deze storingsmelding
wordt gedurende korte
tijd alleen aansluitend op de
Pre-Ride-Check weergegeven.
Mogelijke oorzaak:
De DWA-accu heeft geen capa-
citeit meer. De werking van de
DWA is bij een losgekoppelde
motorfietsaccu niet meer ge-
waarborgd.
34 AANDUIDINGEN
Neem contact op met een
specialist, bij voorkeur een
BMW Motorrad Partner.
Brandstofreserve
De brandstofhoeveelheid die
zich bij het inschakelen van het
brandstofreservecontrolelampje
in de brandstoftank bevindt, is
afhankelijk van de rijdynamiek.
Hoe sterker de brandstof in de
brandstoftank beweegt (door
vaak wisselende schuine po-
sities, door vaak remmen en
accelereren), hoe moeilijker het
wordt om de brandstofreserve
vast te stellen. Hierdoor kan
de brandstofreserve niet exact
worden aangegeven.
Na het inschakelen van
het brandstofreservecon-
trolelampje wordt de kilome-
terteller voor de brandstofre-
serve resp. automa-KM R MI R
tisch weergegeven.
De afstand die nog kan worden
gereden met de brandstofre-
serve is afhankelijk van de rij-
stijl (van het verbruik) en van
de op het moment van inscha-
kelen nog beschikbare brand-
stofhoeveelheid.
De kilometerteller voor de
brandstofreserve wordt
gereset als na het tanken de
hoeveelheid brandstof groter is
dan de reservehoeveelheid.
Benzinereserve bereikt
brandt.
en dagteller resp.KM R
MI R worden weergege-
ven.
WAARSCHUWING
Onregelmatig draaien, of
uitschakeling van de motor
vanwege brandstofgebrek
Gevaar voor ongevallen, be-
schadiging van de katalysator
De benzinetank niet leegrij-
den.
Mogelijke oorzaak:
In de benzinetank bevindt ten
hoogste nog de reservevoor-
raad benzine.
Reservehoeveelheid
Circa 3,5 l
Tanken ( 92).
Onderhoud nodig
wordt weergegeven.
35
Mogelijke oorzaak:
Onderhoud is vanwege de
rijprestaties of de datum
vereist.
Onderhoud regelmatig door
een vakwerkplaats laten uit-
voeren, bij voorkeur door een
BMW Motorrad dealer.
De bedrijfs- en verkeersveilig-
heid van het voertuig blijven
behouden.
Het best mogelijke waardebe-
houd van het voertuig wordt
verzekerd.
Onderhoud overschreden
brandt.
wordt weergegeven.
Mogelijke oorzaak:
Onderhoud is op basis van de
rijprestaties of de datum te
laat.
Onderhoud regelmatig door
een vakwerkplaats laten uit-
voeren, bij voorkeur door een
BMW Motorrad dealer.
De bedrijfs- en verkeersveilig-
heid van het voertuig blijven
behouden.
Het best mogelijke waardebe-
houd van het voertuig wordt
verzekerd.
ONDERHOUDSMELDING
Indien onderhoud binnen een
maand noodzakelijk is, worden
het symbool voor onderhoud 3
en de onderhoudsdatum 1
weergegeven. De melding
SERV 2 verschijnt korte tijd na
de Pre-Ride-Check, of door het
oproepen van de weergave in
de boordcomputer.
Indien onderhoud binnen
1000 km noodzakelijk is,
worden het symbool voor
onderhoud en de resterende3
afstand weergegeven1
en in stappen van 100 km
verlaagd. De melding SERV 2
36 AANDUIDINGEN
verschijnt korte tijd na de
Pre-Ride-Check, of door het
oproepen van de weergave in
de boordcomputer.
Als de onderhoudsmel-
ding al meer dan een
maand vóór de onderhouds-
datum verschijnt, dan moet de
op het instrumentenpaneel op-
geslagen datum worden inge-
steld. Deze situatie kan zich
voordoen als de accu van het
voertuig is losgekoppeld.
37
GEBRUIK
04
CONTACT-STUURSLOT 40
NOODUITSCHAKELINGSSCHAKELAAR 42
VERLICHTING 42
WEERGAVE 46
INSTELLINGEN IN HET INSTRUMENTENPANEEL 50
DIEFSTALBEVEILIGINGSINSTALLATIE (DWA) 54
TRACTIECONTROLE (ASC/DTC) 56
RIJMODUS 57
CRUISE CONTROL 58
HANDVATVERWARMING 60
BUDDYSEAT BERIJDER EN DUO-BUDDYSEAT 61
40 GEBRUIK
CONTACT-STUURSLOT
Contactsleutel
U ontvangt 2 contactsleutels en
een sleutel voor uitbouwen van
de duo-buddyseat ( 62).
Neem bij verlies van een sleutel
a.u.b. de opmerkingen over de
elektronische wegrijblokkering
(EWS) ( 41) in acht.
Het contact-stuurslot en de
tankdop worden met dezelfde
sleutel bediend.
Stuurslot vergrendelen
LET OP
Stuur naar verkeerde kant
gedraaid bij het plaatsen op
de zijstandaard
Onderdeelschade door omval-
len
Op een horizontale onder-
grond het stuur altijd tegen
de linker aanslag draaien om
het stuurslot te vergrende-
len.
Anders bepaalt de hoek van
het terrein of het stuur links-
of rechtsom wordt gedraaid.
Het stuur naar links of rechts
draaien.
De contactsleutel in de
stand draaien, hierbij het1
stuur iets bewegen.
Contact, verlichting en alle
circuits uitgeschakeld.
Stuurslot vastgezet.
De contactsleutel kan worden
verwijderd.
Contact inschakelen
Contactsleutel in stand 1
draaien.
Stadslicht en alle circuits inge-
schakeld.
De motor kan worden gestart.
Pre-Ride-Check wordt uitge-
voerd. ( 85)
De ABS zelfdiagnose wordt
uitgevoerd. ( 86)
41
De ASC/DTC-zelfdiagnose
wordt uitgevoerd. ( 87)
Contact uitschakelen
Contactsleutel in stand 1
draaien.
Verlichting uitgeschakeld.
Stuurslot ontgrendeld.
De contactsleutel kan worden
verwijderd.
Beperkt gebruik van accessoi-
res mogelijk.
Elektronische
wegrijbeveiliging (EWS)
De elektronica in de motorfiets
analyseert via een ringantenne
in het contact-/stuurslot de in
de contactsleutel opgeslagen
gegevens. Pas als de sleutel als
"bevoegd" is herkend, wordt
het starten vrijgegeven door de
motorregeleenheid.
Als er een tweede con-
tactsleutel bevestigd is
aan de contactsleutel om mee
te starten, kan de elektronica
"geïrriteerd" raken en wordt
er geen toestemming gegeven
voor het starten van de motor.
Op het multifunctioneel display
verschijnt de waarschuwing
met het sleutelsymbool.
Bewaar extra contactsleutels
altijd apart van de gebruikte
contactsleutel.
Bij verlies van een van de voer-
tuigsleutels kunt u deze door
uw BMW Motorrad partner la-
ten blokkeren.
U moet daartoe alle andere
contactsleutels die bij de mo-
torfiets horen meebrengen.
Met een geblokkeerde sleutel
kan de motor niet meer wor-
den gestart, maar een geblok-
keerde sleutel kan wel weer
worden vrijgeschakeld.
Extra sleutels zijn alleen via een
BMW Motorrad partner ver-
krijgbaar. Deze is verplicht uw
legitimatie te controleren, om-
dat de sleutels onderdeel van
een veiligheidssysteem vormen.
42 GEBRUIK
NOODUITSCHAKELINGS-
SCHAKELAAR
1 Nooduitschakelingsscha-
kelaar
WAARSCHUWING
Bedienen van de noodstop-
schakelaar tijdens het rijden
Gevaar voor vallen door blok-
kerend achterwiel
De noodstopschakelaar
nooit tijdens het rijden
bedienen.
Met behulp van de nooduit-
schakelingsschakelaar kan de
motor op eenvoudige wijze
snel worden afgezet.
A Motor uitgeschakeld
B Bedrijfsstand
De motor kan alleen in
de bedrijfsstand worden
gestart.
VERLICHTING
Dimlicht
Contact inschakelen ( 40).
Motor starten ( 85).
Alternatief: Bij ingeschakeld
contact aan de schakelaar 1
trekken.
43
Stadslicht
Het stadslicht wordt automa-
tisch na het inschakelen van het
contact ingeschakeld.
Het stadslicht belast de
accu, het contact slechts
voor een beperkte tijdsduur
inschakelen.
Grootlicht en lichtsignaal
Contact inschakelen ( 40).
Schakelaar naar voren druk-1
ken om het grootlicht in te
schakelen.
Schakelaar naar achteren1
trekken om het lichtsignaal te
bedienen.
Follow-me-home-verlichting
Contact uitschakelen ( 41).
Direct na het uitschakelen van
het contact de schakelaar 1
naar achteren trekken en vast-
houden, tot de Coming Home
verlichting wordt ingescha-
keld.
De verlichting gaat een mi-
nuut lang aan en wordt auto-
matisch weer uitgeschakeld.
Dit kan bijv. na het afzetten
van de motorfiets gebruikt
worden om het pad naar de
voordeur te verlichten.
Parkeerlicht
Contact uitschakelen ( 41).
Direct na het uitschakelen van
het contact de toets naar1
44 GEBRUIK
links drukken en vasthouden,
tot het parkeerlicht wordt in-
geschakeld.
Contact in- en weer uitscha-
kelen om het parkeerlicht uit
te schakelen.
Automatisch dagrijlicht
De omschakeling tussen
dagrijlicht en dimlicht, incl.
stadslicht voor kan automatisch
gebeuren.
WAARSCHUWING
Automatisch dagrijlicht ver-
vangt niet de persoonlijke
beoordeling van de lichtom-
standigheden
Gevaar voor een ongeval
Het automatische dagrijlicht
uitschakelen bij slechte licht-
omstandigheden.
Contact inschakelen ( 40).
De toets zo vaak kort in-1
drukken, tot SETUP ENTER
wordt weergegeven.
Toets lang ingedrukt hou-1
den om te openen.SETUP
SET DRL A wordt weergege-
ven.
De toets kort indrukken om2
de ingestelde waarde te wijzi-
gen.
De volgende instellingen zijn
mogelijk:
DRL A ON: Automatische dag-
rijverlichting is geactiveerd.
DRL A OFF: Automatische
dagrijverlichting is gedeacti-
veerd.
De toets lang ingedrukt1
houden om te ver-SET DRL A
laten.
SETUP ENTER wordt weerge-
geven.
Als bij geactiveerde dagrij-
verlichting de omgevings-
lichtsterkte onder een be-
paalde waarde daalt, wordt
automatisch het dimlicht in-
geschakeld (bijv. in tunnels).
Als wordt vastgesteld dat er
voldoende omgevingslicht
45
is, wordt de dagrijverlichting
weer ingeschakeld.
Alarmlichtinstallatie
De alarmknipperlichten
belasten de accu. De
waarschuwingsknipperlichten
slechts voor een beperkte
tijdsduur inschakelen.
Wanneer bij ingescha-
kelde alarmlichtinstal-
latie een richtingaanwijzer-
knop wordt ingedrukt, dan ver-
vangt de knipperfunctie gedu-
rende het indrukken de waar-
schuwingsfunctie. Als de rich-
tingaanwijzerknop niet meer
wordt ingedrukt, is de waar-
schuwingsfunctie weer actief.
Contact inschakelen ( 40).
De toets bedienen om de1
alarmlichtinstallatie in te scha-
kelen.
Het contact kan worden uit-
geschakeld.
Om de alarmlichtinstallatie
uit te schakelen het contact
inschakelen en de toets op-1
nieuw bedienen.
Richtingaanwijzers
Contact inschakelen ( 40).
De toets naar rechts druk-1
ken om de richtingaanwijzers
in te schakelen.
De richtingaanwijzers wor-
den na het bereiken van de
snelheidsafhankelijke afstand
automatisch uitgeschakeld.
Alternatief: De toets indruk-1
ken, om de richtingaanwijzers
uit te schakelen.
46 GEBRUIK
WEERGAVE
WEERGAVE OP DE SNELHEIDSMETER SELECTEREN
WAARSCHUWING
Afleiding van de verkeers-
situatie en verlies van de
controle
Gevaar voor ongevallen door
de bediening van geïnte-
greerde informatiesystemen
en communicatieapparaten
tijdens het rijden
Bedien deze systemen of
apparaten alleen als de ver-
keerssituatie het toelaat.
Stop indien nodig en bedien
de systemen of apparaten
terwijl u stilstaat.
Contact inschakelen ( 40).
De boordcomputer wordt
weergegeven.
De toets zo vaak kort in-1
drukken, totdat de gewenste
waarde wordt weergegeven.
Mogelijke weergaven:
Kilometerteller: KM
Dagteller 1: KM 1
De automatische dagteller:
KM A, wordt automatisch ge-
reset als na het uitschakelen
47
van het contact ten minste
6 uur verstreken is en de da-
tum is gewijzigd.
Na bereiken van de brandstof-
reserve afgelegd traject: ,KM R
alleen selecteerbaar bij brand-
stofreserve.
Buitentemperatuur: °C
Klok: H:M
Onderhoudsdatum: , kanSERV
alleen worden geselecteerd
als onderhoud binnen een
maand noodzakelijk is of als
het onderhoud is overschre-
den.
Resterende afstand tot onder-
houd: , kan alleen wor-SERV
den geselecteerd als onder-
houd binnen 1000 km nood-
zakelijk is of als het onder-
houd overschreden is.
Menu voor instellingen oproe-
pen: , kan al-SETUP ENTER
leen bij stilstand van het voer-
tuig worden geselecteerd.
48 GEBRUIK
WEERGAVE OP DE TOERENTELLER SELECTEREN
Contact inschakelen ( 40).
De boordcomputer wordt
weergegeven.
De toets zo vaak kort in-1
drukken, totdat de gewenste
waarde wordt weergegeven.
Mogelijke weergaven:
Motortemperatuur: Balkweer-
gave
Gemiddelde snelheid: ØKM/H
Boordnetspanning: V
Gemiddeld verbruik: ØL/100
Momenteel verbruik: ,L/100
bij stilstand van het voertuig:
L/H
49
Dagteller resetten
Contact inschakelen ( 40).
De toets zo vaak kort in-1
drukken, tot de terug te zet-
ten dagteller wordt weerge-2
geven.
De toets ingedrukt houden,1
totdat de dagteller wordt2
gereset.
Gemiddelde waardes resetten
Contact inschakelen ( 40).
De toets zo vaak kort be-1
dienen, tot de gewenste ge-
middelde waarde wordt2
weergegeven.
De toets ingedrukt hou-1
den, totdat de gemiddelde
waarde wordt teruggezet.2
50 GEBRUIK
INSTELLINGEN IN HET IN-
STRUMENTENPANEEL
SETUP selecteren
Voorwaarde
De motorfiets staat stil.
De toets zo vaak kort in-1
drukken, tot SETUP ENTER
wordt weergegeven.
De toets lang indrukken, om1
SETUP te starten.
De toets telkens kort in-1
drukken, om de volgende pa-
rameters in te selecte-SETUP
ren:
Automatische dagrijverlichting
activeren of deacti-DRL A ON
veren .DRL A OFF
Helderheid van de achter-
grondverlichting voor het in-
strumentenpaneel instellen
BRIGHT.
met alarmsysteem (DWA) SU
Alarmfunctie van het alarm-
systeem na het uitschakelen
van het contact automatisch
activeren of uitge-DWA ON
schakeld laten .DWA OFF
Tijdsaanduiding instellen
CLOCK.
Datum instellen .DATE
Eenheden instellen .UNIT
Meldingen resetten .RESET
SETUP menu verlaten
SETUP EXIT.
Helderheid display instellen
Contact inschakelen ( 40).
SETUP selecteren ( 50).
Toets zo vaak kort indruk-1
ken tot wordtSET BRIGHT
weergegeven.
De toets net zo vaak kort2
indrukken, totdat de gewenste
waarde voor de helderheid
van het display is ingesteld.3
Een waarde voor de helder-
heid van het display van 1…5
(donker … licht) is ingesteld.
Toets lang ingedrukt hou-1
den om te verla-SET BRIGHT
ten.
51
SETUP ENTER wordt weerge-
geven.
Klok instellen
Contact inschakelen ( 40).
SETUP selecteren ( 50).
Toets zo vaak kort indruk-1
ken, tot wordtSET CLOCK
weergegeven.
De toets ingedrukt houden,2
totdat de uren knipperen.3
De toets kort indrukken, om1
de uren te laten toenemen.
De toets kort indrukken, om2
de uren te laten afnemen.
De uren zijn ingesteld.
De toets ingedrukt houden,2
totdat de minuten knippe-4
ren.
De toets kort indrukken, om1
de minuten te laten toene-
men.
De toets kort indrukken, om2
de minuten te laten afnemen.
De minuten zijn ingesteld.
De toets ingedrukt houden,2
totdat de minuten niet meer
knipperen.
De klok is ingesteld.
De toets lang ingedrukt1
houden, om teSET CLOCK
verlaten.
SETUP ENTER wordt weerge-
geven.
Datum instellen
Contact inschakelen ( 40).
SETUP selecteren ( 50).
De toets zo vaak kort in-1
drukken, tot wordtSET DATE
weergegeven.
De toets ingedrukt houden,2
totdat de dag knippert.3
De toets kort indrukken om1
de dag te laten toenemen.
De toets kort indrukken om2
de dag te laten afnemen.
De dag is ingesteld.
De toets ingedrukt houden,2
totdat de maand knippert.4
De toets kort indrukken om1
de maand te laten toenemen.
52 GEBRUIK
De toets kort indrukken om2
de maand te laten afnemen.
De maand is ingesteld.
De toets ingedrukt houden,2
totdat wordt weer-SET YEAR
gegeven.
De toets kort indrukken om1
het jaar te laten toenemen.5
De toets kort indrukken om2
het jaar te laten afnemen.5
De toets ingedrukt houden,2
totdat het jaar niet meer knip-
pert.
Het jaar is ingesteld.
De toets lang ingedrukt1
houden om te ver-SET YEAR
laten.
De datum is ingesteld.
SETUP ENTER wordt weerge-
geven.
Eenheden instellen
Voorwaarde
De motorfiets staat stil.
Contact inschakelen ( 40).
SETUP selecteren ( 50).
De toets zo vaak1
kort indrukken, tot
SET UNIT ENTER wordt
weergegeven.
De toets lang indrukken, om2
SET UNIT te activeren.
UNIT SPEED wordt weerge-
geven.
De toets telkens kort in-1
drukken, om de volgende pa-
rameters in te se-SET UNIT
lecteren:
Eenheid van de snelheidsme-
ter wijzigen ofKM/H MPH
Eenheid van de kilometerteller
wijzigen ofKM MI
Eenheid van de brandstofver-
bruiksmeter wijzigen ,L/100
MPG KM/Lof
Eenheid van de temperatuur-
meter wijzigen of°C °F
Weergave van de tijd wijzigen
24H 12Hof
Datumindeling wijzigen DMY
of MDY
53
De toets kort indrukken,2
tot de gewenste eenheid 3
is ingesteld.
Als de instelling moet wor-
den beëindigd, de toets 1
zo vaak kort indrukken, tot
SET UNIT EXIT wordt weer-
gegeven.
De toets lang indrukken, om2
SET UNIT te verlaten.
SETUP RESET wordt weerge-
geven.
Als de eenheden op de
fabrieksinstelling moeten
worden teruggezet, de toets 1
zo vaak kort indrukken, tot
SET UNIT RESET wordt
weergegeven.
De toets lang indrukken, tot2
de weergave knip-RESET 3
pert.
De eenheden zijn teruggezet
op de fabrieksinstelling.
Weergave SET UNIT EXIT
wordt getoond.
De toets lang indrukken, om2
SET UNIT te verlaten.
SETUP RESET wordt weerge-
geven.
SETUP resetten
Het contact inschakelen.
SETUP selecteren ( 50).
De toets zo vaak kort in-1
drukken, tot SETUP RESET
wordt weergegeven.
De toets blijven bedienen2
tot de weergave RESET 3
knippert.
Door gebruik te maken
van de -SETUP RESET
functie worden ook datum en
tijd op een standaardwaarde
teruggezet.
54 GEBRUIK
SETUP EXIT wordt weerge-
geven.
SETUP beëindigen ( 54).
SETUP beëindigen
Voorwaarde
Er zijn vier mogelijkheden om
SETUP te beëindigen.
De toets lang indrukken.1
SETUP ENTER wordt weerge-
geven.
De instellingen werden opge-
slagen.
Alternatief: De toets 1
zo vaak kort indrukken,
tot wordtSETUP EXIT
weergegeven.
De toets lang indrukken.2
SETUP ENTER wordt weerge-
geven.
De instellingen werden opge-
slagen.
Alternatief: Contact uit- en
weer inschakelen.
SETUP beëindigd zonder op-
slag van de instellingen.
Alternatief: Wegrijden.
Snelheid voor de bedie-
ning in SETUP
max 10 km/h
Bij het overschrijden van de
toegelaten snelheid voor de
bediening wordt be-SETUP
ëindigd zonder dat de instel-
lingen worden opgeslagen.
KM wordt weergegeven.
DIEFSTALBEVEILIGINGSIN-
STALLATIE (DWA)
met alarmsysteem (DWA)SU
DWA activeren
Contact inschakelen ( 40).
DWA instellen ( 55).
Het contact uitschakelen.
Als de DWA is geactiveerd,
wordt de DWA automatisch
geactiveerd na uitschakelen
van het contact.
De activering vraagt circa
30 seconden.
Richtingaanwijzers knipperen
tweemaal.
DWA is actief.
Alarmsignaal
Het DWA-alarm kan worden
geactiveerd door:
55
Bewegingssensor
Inschakelen van het contact
met een onbevoegde contact-
sleutel.
Loskoppeling van de DWA
van de accu (DWA-accu
neemt de stroomvoorziening
over - alleen alarmtoon,
richtingaanwijzers knipperen
niet).
Is de DWA-accu ontladen, dan
blijven alle functies behouden,
alleen de activering van het
alarm bij loskoppeling van de
accu is niet meer mogelijk.
De duur van het alarm bedraagt
circa 26 seconden. Tijdens
het DWA-alarm klinkt een
alarmtoon en knipperen de
richtingaanwijzers. Het soort
alarmtoon kan door een
BMW Motorrad dealer worden
ingesteld.
Werd in afwezigheid van de
berijder een DWA-alarm geac-
tiveerd, dan wordt deze hier bij
het inschakelen van het contact
door een eenmalige alarmtoon
op geattendeerd. Vervolgens
signaleert de DWA-lichtdiode
gedurende een minuut de re-
den voor het DWA-alarm.
Lichtsignalen van de DWA-
lichtdiode:
1x knipperen: Bewegingssen-
sor 1
2x knipperen: Bewegingssen-
sor 2
3x knipperen: Contact inge-
schakeld met onbevoegde
sleutel
4x knipperen: DWA losgekop-
peld van de accu
5x knipperen: Bewegingssen-
sor 3
DWA deactiveren
Contact inschakelen ( 40).
Richtingaanwijzers knipperen
eenmaal.
DWA is uitgeschakeld.
DWA instellen
Contact inschakelen ( 40).
SETUP selecteren ( 50).
De toets zo vaak kort in-1
drukken, tot wordtSET DWA
weergegeven.
56 GEBRUIK
De toets kort indrukken om2
de ingestelde waarde te wijzi-
gen.
De volgende instellingen zijn
mogelijk:
DWA ON: DWA is geactiveerd
resp. wordt na het uitschake-
len van het contact automa-
tisch geactiveerd.
DWA OFF: DWA is gedeacti-
veerd.
De toets lang ingedrukt1
houden om te ver-SET DWA
laten.
SETUP ENTER wordt weerge-
geven.
TRACTIECONTROLE (ASC/
DTC)
ASC/DTC-functie uitschakelen
Contact inschakelen ( 40).
De ASC/DTC-functie kan
ook tijdens de rit worden
uitgeschakeld.
De toets ingedrukt houden,1
tot de weergave van het ASC/
DTC-controle- en waarschu-
wingslampje verandert.2
begint te branden.
De ASC/DTC-functie is uitge-
schakeld.
ASC/DTC-functie inschakelen
De toets ingedrukt houden,1
tot de weergave van het ASC/
DTC-controle- en waarschu-
wingslampje verandert.2
dooft, bij een niet afge-
sloten zelfdiagnose gaat
deze knipperen.
De ASC/DTC-functie is inge-
schakeld.
Als alternatief kan ook het
contact weer worden uit- en
ingeschakeld.
57
Als het ASC/DTC-
controle- en waarschu-
wingslampje na het uit- en
weer inschakelen van het
contact en het vervolgens
rijden met de volgende
minimumsnelheid blijft
branden, is er sprake van een
ASC/DTC-storing.
min 5 km/h
Zie voor nadere informatie
over de tractiecontrole ASC/
DTC het hoofdstuk Techniek
in detail ( 102).
RIJMODUS
Gebruik van de rijmodi
BMW Motorrad heeft voor uw
motorfiets gebruiksscenario's
ontwikkeld, waaruit u telkens
het scenario kunt kiezen dat bij
uw situatie past:
Standaard
RAIN: Rijden op een natgere-
gende rijbaan.
ROAD: Rijden op een droge
rijbaan.
met rijmodi ProSU
Met Rijmodi Pro bovendien
DYNA: Dynamisch rijden op
droge rijbaan.
Voor elk van deze scenario's
wordt het betreffende optimale
samenspel van motorkarakte-
ristiek, ABS-regeling en ASC/
DTC-regeling beschikbaar ge-
steld.
Zie voor meer informatie over
de rijmodi het hoofdstuk Tech-
niek in detail ( 103).
Rijmodus selecteren
Contact inschakelen ( 40).
De toets bedienen.1
De actuele rijmodus wordt2
weergegeven.
De toets zo vaak bedienen,1
tot de gewenste rijmodus 2
wordt weergegeven.
58 GEBRUIK
Als de motorfiets stilstaat
wordt de gekozen rijmodus
na circa 2 seconden geacti-
veerd.
De nieuwe rijmodus wordt tij-
dens het rijden geactiveerd,
als aan de volgende voor-
waarden is voldaan:
Gashendel staat in de statio-
naire stand.
Rem wordt niet bediend.
met snelheidsregelingSU
Bovendien bij voertuigen met
Cruise Control:
De Cruise Control is gedeacti-
veerd.
De ingestelde rijmodus met
de betreffende aanpassingen
van de motorkarakteristiek,
de ABS-regeling en de ASC/
DTC-regeling blijft ook na het
uitschakelen van het contact
bewaard.
CRUISE CONTROL
met snelheidsregelingSU
Cruise control inschakelen
Schakelaar naar rechts1
schuiven.
De bediening van de toets 2
is ontgrendeld.
Snelheid in geheugen opslaan
De toets kort naar voren1
drukken.
Afstelgebied van de
cruise control (afhan-
kelijk van de versnelling)
20...210 km/h
wordt weergegeven.
59
De actuele snelheid wordt
aangehouden en in het ge-
heugen opgeslagen.
Accelereren
De toets kort naar voren1
drukken.
De snelheid wordt bij iedere
bediening met 1 km/h ver-
hoogd.
De toets naar voren gedrukt1
houden.
De snelheid wordt traploos
verhoogd.
Als toets niet meer wordt1
ingedrukt, wordt de bereikte
snelheid aangehouden en op-
geslagen.
Snelheid verlagen
De toets kort naar achteren1
drukken.
De snelheid wordt bij iedere
bediening met 1 km/h ver-
laagd.
De toets naar achteren ge-1
drukt houden.
De snelheid wordt traploos
verlaagd.
Als toets niet meer wordt1
ingedrukt, wordt de bereikte
snelheid aangehouden en op-
geslagen.
Cruise Control deactiveren
Remmen, koppeling of gas-
hendel (gas terugnemen tot
verder dan de basisstand) be-
dienen om de Cruise Control
te deactiveren.
Bij ASC/DTC-ingrepen
wordt om veiligheidsrede-
nen de snelheidsregeling auto-
matisch gedeactiveerd.
Symbool voor Cruise Control
verdwijnt.
60 GEBRUIK
Eerdere snelheid weer
aannemen
De toets kort naar achteren1
drukken, om de opgeslagen
snelheid te hervatten.
Bij gas geven wordt de
snelheidsregeling niet ge-
deactiveerd. Als de gashendel
wordt losgelaten loopt de snel-
heid slechts terug tot de opge-
slagen waarde, ook als eigenlijk
een verdere verlaging van de
snelheid de bedoeling was.
wordt weergegeven.
Cruise control uitschakelen
Schakelaar naar links schui-1
ven.
Systeem is uitgeschakeld.
De toets is geblokkeerd.2
HANDVATVERWARMING
met handvatverwarmingen SU
Handvatverwarming bedienen
De handvatverwarming is
alleen bij draaiende motor
beschikbaar.
Het door de handvatver-
warming veroorzaakte ho-
gere stroomverbruik kan bij
ritten met lage toerentallen tot
ontlading van de accu leiden.
Bij een te lage accuspanning
wordt ter behoud van de start-
capaciteit de handvatverwar-
ming uitgeschakeld.
Motor starten ( 85).
61
De toets zo vaak bedienen1
totdat de gewenste verwar-
mingsstand wordt weerge-2
geven.
De volgende instellingen zijn
mogelijk:
Verwarming uit
Laag verwarmingsvermo-
gen
Hoog verwarmingsvermo-
gen
Hoog verwarmingsvermogen
dient voor het snel opwarmen
van de handvatten, aanslui-
tend moet naar een lager ver-
warmingsvermogen worden
teruggeschakeld.
Indien er geen wijzigingen
meer worden uitgevoerd,
wordt de gekozen verwar-
mingsstand ingesteld en ver-
dwijnt het handvatverwar-
mingsymbool.
BUDDYSEAT BERIJDER EN
DUO-BUDDYSEAT
Buddyseat berijder uitbouwen
Duo-buddyseat uitbouwen
( 62).
Vergrendeling naar boven1
trekken.
Buddyseat berijder naar2
achteren trekken en verwij-
deren.
Buddyseat berijder inbouwen
Buddyseat berijder in de1
nokken plaatsen.2
Buddyseat berijder aan1
de achterzijde naar beneden
drukken.
62 GEBRUIK
De berijders-buddyseat ver-
grendelt hoorbaar.
Duo-buddyseat inbouwen
( 62).
Duo-buddyseat uitbouwen
Bout met buddyseatsleu-1
tel uitbouwen.2
Buddyseatriem in de rich-3
ting van de berijders-buddy-
seat trekken en duo-buddy-
seat naar achteren verwij-4
deren.
Duo-buddyseat inbouwen
De duo-buddyseat in het2
achterframe aanbrengen,
daarbij erop letten dat de
nok van de duo-buddyseat5
in het achterframe zit.
Bout met buddyseatsleu-3
tel handvast aantrekken.4
Buddyseatriem over de1
duo-buddyseat trekken.
63
INSTELLING
05
SPIEGELS 66
KOPLAMP 67
KOPPELING 68
REM 69
VEERVOORSPANNING 70
DEMPING 72
VOETSTEUNENSET 75
66 INSTELLING
SPIEGELS
Spiegels instellen
Spiegel door verdraaien in de
gewenste positie brengen.
met Option 719 freesdelen-
pakket Classic II SU
of
met Option 719 freesdelen-
pakket Shadow II SU
GEVAAR
Functiebeperking door ver-
keerde inbouwpositie
Gevaar voor een ongevallen
en omvallen
De inbouwpositie van de
spiegels niet wijzigen.
Spiegelkop door verdraaien in
de gewenste positie brengen.
67
Spiegelarm instellen
De beschermkap boven de
schroefverbinding op de spie-
gelarm omhoog schuiven.
Moer met boordgereed-1
schap losdraaien.
Spiegelarm in de gewenste
stand draaien.
Moer aantrekken, daarbij de1
spiegelarm vasthouden.
Spiegel (contramoer)
aan adapter
M10 x 1,25
22 Nm (Linkse schroefdraad)
De beschermkap over de be-
vestiging schuiven.
KOPLAMP
Koplampinstelling rechts-/
linksrijdend verkeer
Deze motorfiets is uitgerust
met een symmetrisch dim-
licht. Bij het rijden in landen
waar aan de andere zijde van
de weg wordt gereden dan in
het land waar het kenteken van
de motorfiets is afgegeven, zijn
geen verdere maatregelen no-
dig.
Lichtbundel en
veervoorspanning
De lichtbundel blijft vanwege
de aanpassing van de veervoor-
spanning aan de ladingstoe-
stand in de regel constant.
Bij zeer zware belading kan de
aanpassing van de veervoor-
spanning ontoereikend zijn. In
dit geval moet de lichtbundel
aan het gewicht worden aange-
past.
Bestaat er twijfel over de
correcte afstelling van
de lichtbundel, afstelling door
een specialist laten contro-
leren, bij voorkeur door een
BMW Motorrad Partner.
Lichtbundel instellen
Voorwaarde
Ondanks de aanpassing van de
veervoorspanning wordt bij een
zware lading het tegemoetko-
mende verkeer verblind.
68 INSTELLING
Bouten losdraaien.1
Koplamp draaien om lichtbun-
del in te stellen.
De bouten aantrekken, daar-1
bij de koplamp vasthouden.
Koplamp op houder
M8 x 40
19 Nm
Als de motorfiets terug met
een kleinere belading rijdt:
De basisafstelling van de kop-
lamp door een specialist laten
herstellen, het best bij een
BMW Motorrad Partner.
KOPPELING
Koppelingshendel instellen
WAARSCHUWING
Gewijzigde stand van het
koppelingsvloeistofreservoir
Lucht in het koppelingssys-
teem
Stuurarmatuur resp. stuur
niet verdraaien.
WAARSCHUWING
Instellen van de koppelings-
hendel tijdens het rijden
Gevaar voor ongevallen
Koppelingshendel bij
staande motorfiets instellen.
Stelschroef iets indrukken1
en vanaf de achterzijde in de
gewenste positie draaien.
De stelschroef kan ge-
makkelijker gedraaid wor-
den als de koppelingshendel
naar voren gedrukt wordt.
69
Instelmogelijkheden:
Van positie 1: kleinste afstand
tussen handvat en koppelings-
hendel
Tot positie 5: Grootste af-
stand tussen handvat en kop-
pelingshendel
met Option 719 freesdelen-
pakket Classic II SU
of
met Option 719 freesdelen-
pakket Shadow II SU
Verstelhendel in de ge-1
wenste stand draaien.
Instelmogelijkheden:
Van positie : Kleinste afstandA
tussen handvat en koppelings-
hendel.
In 5 stappen richting stand B
voor het vergroten van de af-
stand tussen handvat en kop-
pelingshendel.
REM
Remhendel instellen
WAARSCHUWING
Gewijzigde stand van het
remvloeistofreservoir
Lucht in het remsysteem
Stuurarmatuur resp. stuur
niet verdraaien.
WAARSCHUWING
Instellen van de handrem-
hendel tijdens het rijden
Gevaar voor een ongeval
De handremhendel alleen
instellen als de motorfiets
stilstaat.
Stelschroef iets indrukken1
en vanaf de achterzijde in de
gewenste positie draaien.
De stelschroef kan ge-
makkelijker worden ver-
draaid, wanneer de handrem-
70 INSTELLING
hendel naar voren wordt ge-
drukt.
Instelmogelijkheden:
Van positie 1: Kleinste
afstand tussen handvat en
handremhendel
Tot positie 5: Grootste
afstand tussen handvat en
handremhendel
met Option 719 freesdelen-
pakket Classic II SU
of
met Option 719 freesdelen-
pakket Shadow II SU
Verstelhendel in de ge-1
wenste stand draaien.
Instelmogelijkheden:
Van positie : Kleinste afstandA
tussen handvat en remhendel.
In 5 stappen richting stand B
voor het vergroten van de
afstand tussen handvat en
handremhendel.
VEERVOORSPANNING
Instelling op het voorwiel
De veervoorspanning van het
voorwiel moet worden aange-
past aan het gewicht van de
berijder. Een hoger gewicht
vereist een grotere veervoor-
spanning, een lager gewicht
een geringere veervoorspan-
ning.
Veervoorspanning voorwiel
instellen
De motorfiets neerzetten en
daarbij erop letten dat de on-
dergrond vlak en stevig is.
De motorfiets volledig ontlas-
ten, zo nodig bagagestukken
verwijderen.
De motorfiets rechtop houden
en de afstand tussen de on-D
derzijde van de buitenpoot1
en het punt meten.2
Motorfiets met berijder belas-
ten.
Met behulp van een andere
persoon afstand tussen deD
71
punten en opnieuw me-1 2
ten en verschil (invering) tus-
sen de gemeten waarden be-
rekenen.
Van de belading afhan-
kelijke instelling van de
veervoorspanning
Invering van het voorwiel
6...10 mm (met bestuurder
85 kg)
Het kunststof opzetstuk uit1
het boordgereedschap op de
stelschroeven aanbrengen.2
WAARSCHUWING
De instellingen van de veer-
voorspanning en van de
demping zijn niet ingesteld
op de omstandigheden.
Rijgedrag wordt slechter.
Demping aan de veervoor-
spanning aanpassen.
Om de invering te verkleinen
(verhogen van de veervoor-
spanning) de stelschroef 2
met het boordgereedschap in
de richting draaien.A
Om de invering te vergroten
(verlagen van de veervoor-
spanning) de stelschroef 2
met het boordgereedschap in
de richting draaien.B
Erop letten dat links en rechts
gelijke waarden ingesteld
worden.
Instelling aan het achterwiel
De veervoorspanning van het
achterwiel moet aan de bela-
ding van de motorfiets worden
aangepast. Een verhoging van
de belading vereist een verho-
ging van de veervoorspanning,
minder gewicht een overeen-
komstig lagere veervoorspan-
ning.
Veervoorspanning achterwiel
instellen
De motorfiets neerzetten en
daarbij erop letten dat de on-
dergrond vlak en stevig is.
72 INSTELLING
WAARSCHUWING
De instellingen van de veer-
voorspanning en van de
demping zijn niet ingesteld
op de omstandigheden.
Rijgedrag wordt slechter.
Demping aan de veervoor-
spanning aanpassen.
Om de veervoorspanning
te verhogen de stelknop 1
rechtsom draaien.
Om de veervoorspanning
te verlagen de stelknop 1
linksom draaien.
Demping aan de gewijzigde
veervoorspanning aanpassen.
Een advies voor de
rijwielinstelling vindt u
in het hoofdstuk Technische
gegevens onder Onderstel.
Demping achterwiel instellen
( 74).
DEMPING
Instelling
De demping moet aan de veer-
voorspanning en de veervoor-
spanning worden aangepast.
Een oneffen wegdek vereist
een soepelere demping dan
een effen wegdek.
Een verhoging van de
veervoorspanning vereist een
stuggere demping, een verla-
ging van de veervoorspanning
een zachtere demping.
Demping ingaande slag bij
voorwiel instellen
De demping ingaande slag
met de stelschroef op de1
linker vorkpoot instellen.
73
Om de demping te verhogen:
De stelschroef met het boord-
gereedschap zodanig draaien,
dat de markering naar een1
hogere schaalwaarde wijst.
Om de demping te verlagen:
De stelschroef met boordge-
reedschap zodanig draaien,
dat de markering naar een1
lagere schaalwaarde wijst.
Basisinstelling ingaande
slag voor
Positie 1 (comfortabele in-
stelling met berijder 85 kg)
Positie 3 (normale instelling
met berijder 85 kg)
Positie 7 (sportieve instelling
met berijder 85 kg)
Uitgaande demping bij
voorwiel instellen
De uitgaande demping met
de stelschroef op de rechter1
vorkpoot instellen.
Om de demping te verhogen:
De stelschroef met het boord-
gereedschap zodanig draaien,
dat de markering naar een1
hogere schaalwaarde wijst.
Om de demping te verlagen:
De stelschroef met boordge-
reedschap zodanig draaien,
dat de markering naar een1
lagere schaalwaarde wijst.
74 INSTELLING
Basisinstelling uitgaande
slag voor
Positie 1 (comfortabele in-
stelling met berijder 85 kg)
Positie 3 (normale instelling
met berijder 85 kg)
Positie 7 (sportieve instelling
met berijder 85 kg)
Fabrieksinstellingen van het
voorwiel
Fabrieksinstelling aan de hand
van de volgende waarden in-
stellen.
Fabrieksinstelling voor
in- en uitgaande slag
voor
Positie 3
Demping achterwiel instellen
De motorfiets neerzetten en
daarbij erop letten dat de on-
dergrond vlak en stevig is.
VOORZICHTIG
Instellen van de veerele-
mentdemping bij hete uit-
laatdemper
Verbrandingsgevaar
De uitlaatdemper laten af-
koelen.
VOORZICHTIG
Werkzaamheden met
warme/hete onderdelen
Verbrandingsgevaar
Veiligheidshandschoenen
dragen.
Demping met boordgereed-
schap via de stelschroef in-1
stellen.
75
Voor een stuggere demping,
de stelschroef rechtsom1
draaien.
Voor een soepelere dem-
ping, de stelschroef linksom1
draaien.
Geadviseerde onder-
stelinstelling voor solo
rijden
Draai de stelknop linksom
tot aan de aanslag (veervoor-
spanning)
Stelschroef tot de aanslag
rechtsom draaien en vervol-
gens 2 omwenteling terug
(demping)
Geadviseerde onderstel-
instelling voor het rijden
met duopassagier
Draai de stelknop rechtsom
tot aan de aanslag (veervoor-
spanning)
Geadviseerde onderstel-
instelling voor het rijden
met duopassagier
Stelschroef tot de aanslag
rechtsom draaien en vervol-
gens 1 omwenteling terug
(demping)
VOETSTEUNENSET
met Option 719 freesdelen-
pakket Classic II SU
of
met Option 719 freesdelen-
pakket Shadow II SU
Rotor instellen
WAARSCHUWING
Bij zeer schuin rijden in een
bocht kunnen harde onder-
delen de grond raken.
Kans op ongevallen
Voetsteunen niet als indi-
cator voor te schuin rijden
gebruiken.
Het instellen van de rotor ge-
beurt rechts en links op de-
zelfde manier.
De rotor moet rechts en links
gelijk komen te staan.
76 INSTELLING
De voetafstand en een hogere
voetstand kunnen op de ro-
tor worden ingesteld.2
Bout zo ver losdraaien dat1
de rotor kan worden losge-2
trokken.
De rotor kan op 12 stan-2
den ingesteld worden. Om
de hoogste stand in te stellen,
rotor in een hoek van 180°2
rechts- of linksom draaien.
Rotor in de gewenste stand1
inbouwen en bout aantrek-2
ken.
Rotor aan grondplaat
M6 x 25
Rotor aan grondplaat
20 Nm
WAARSCHUWING
Verkeerd ingestelde voet-
steun door verstellen van de
rotor.
Kans op ongevallen
Als de rotor wordt versteld,
moet de instelling van de
voetsteun daaraan worden
aangepast.
De voetsteun mag alleen om-
hoog en iets naar achteren
klappen.
Voetsteunscharnier instellen
Het instellen van de voet-
steunscharnier gebeurt rechts
en links op dezelfde manier.
Bout en pen uitbouwen.1 2
Voetsteunelement in de3
richting van de pijl klappen.
Veer wordt ontspannen.
77
Veer uit het voetsteunschar-4
nier loshaken.5
De bout uitbouwen.1
Voetsteunscharnier van ro-2
tor trekken.3
Om de stand van het voet-
steunscharnier te wijzigen,2
rechts- of linksom draaien.
Voetsteunscharnier 1 moet
bij definitieve montage op de
rotor met de opening2 pijl
omhoog of iets naar achteren
omhoog wijzen.
De bout inbouwen.3
Steunscharnier aan de kant
van de schakeleenheid op de-
zelfde manier uit- en inbou-
wen.
Voetsteunscharnier aan
rotor
M8 x 20
20 Nm
Veer in oog op het voet-1
steunscharnier vasthaken.3
Voetsteunelement in het2
voetsteunscharnier omhoog3
klappen.
Pen met aan de zijkant af-1
gevlakte kop vlak in het2
voetsteunscharnier en voet-
steunelement inbouwen.3
De schroef inbouwen.4
78 INSTELLING
Voetsteunbasis aan de kant
van de schakeleenheid op de-
zelfde manier uit- en inbou-
wen.
Voetsteunelement aan
voetsteunscharnier
M4 x 8
3 Nm
Schakelpedaalelement
voetrempedaal instellen
De voetafstand en hoogte tot
de eindtip van het schakelpe-
daalelement kunnen door1
draaien in diverse standen
worden ingesteld.
De bout uitbouwen.2
Schroefdraad reinigen.
De eindtip van het schakelpe-
daalelement in de gewenste1
stand draaien.
Nieuwe 2bout inbouwen.
Tredestuk aan voetrem-
pedaal
M6 x 20
Boutborgmiddel: Micro-inge-
kapseld
10 Nm
Schakelpedaalelement
schakelpedaal instellen
De voetafstand en hoogte tot
de eindtip van het schakelpe-
daalelement kunnen door1
79
draaien in diverse standen
worden ingesteld.
De bout uitbouwen.2
Schroefdraad reinigen.
De eindtip van het schakelpe-
daalelement in de gewenste1
stand draaien.
Nieuwe 2bout inbouwen.
Tredestuk aan versnel-
lingshendel
M6 x 20
Boutborgmiddel: Micro-inge-
kapseld
10 Nm
RIJDEN
06
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 82
REGELMATIGE CONTROLE 84
STARTEN 85
INRIJDEN 88
REMMEN 89
MOTORFIETS NEERZETTEN 91
TANKEN 92
MOTORFIETS VOOR TRANSPORT BEVESTIGEN 94
82 RIJDEN
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
Rijdersuitrusting
Geen rit zonder de juiste kle-
ding! Draag altijd
Helm
Motorpak
Handschoenen
Laarzen
Dit geldt ook voor korte trajec-
ten en in welk jaargetijde dan
ook. Uw BMW Motorrad part-
ner kan u adviseren en heeft
voor elk gebruiksdoel de cor-
recte kleding.
WAARSCHUWING
Omwikkeling van losse kle-
dingstukken, bagage of rie-
men rond niet-afgedekte ro-
terende voertuigonderdelen
(wielen, cardanas)
Gevaar voor een ongeval
Ervoor zorgen dat los ge-
dragen kledingstukken zich
niet rond niet-afgedekte ro-
terende voertuigonderdelen
kunnen wikkelen.
Bagage, span- en sjorban-
den uit de buurt van niet-
afgedekte roterende voer-
tuigonderdelen houden.
Correct beladen
WAARSCHUWING
Stabiliteit tijdens het rijden
beïnvloed door overbela-
ding, of ongelijkmatig aan-
gebrachte belading
Kans op ongevallen
Het maximaal toelaat-
baar totaalgewicht niet
overschrijden en de
aanwijzingen voor het
beladen in acht nemen.
Instelling van veervoorspan-
ning, demping en banden-
spanning aanpassen aan het
totaalgewicht.
Zware bagagestukken zo ver
mogelijk naar onder en naar
binnen aanbrengen.
met tankrugzak OA
Toelaatbaar totaalgewicht van
de tankrugzak in acht nemen.
Maximale belading van
de tankrugzak
≤5 kg
met bagagetas OA
Maximaal laadvermogen van
de bagagetas in acht nemen.
Maximale belading van
de bagagetas
max 10 kg
83
Snelheid
Bij het rijden met hoge snelhe-
den kunnen verschillende rand-
voorwaarden het rijgedrag van
het voertuig negatief beïnvloe-
den, bijv.:
Instelling van het veer- en
dempersysteem
Ongelijkmatig verdeelde ba-
gage
Losse kleding
Te lage bandenspanning
Slecht bandenprofiel
Gemonteerde bagagesyste-
men zoals een tankrugzak of
bagagetas.
Kans op vergiftiging
Uitlaatgassen bevatten het
kleur- en geurloze maar giftige
koolmonoxide.
WAARSCHUWING
Uitlaatgassen met gevaar
voor de gezondheid
Verstikkingsgevaar
Uitlaatgassen niet inademen.
De motor niet in een afge-
sloten ruimte laten draaien.
WAARSCHUWING
Inademing van schadelijke
dampen
Gevaar voor de gezondheid
Dampen van bedrijfsstoffen
en kunststoffen niet inade-
men.
Het voertuig alleen in de
openlucht gebruiken.
Verbrandingsgevaar
VOORZICHTIG
Sterk opwarmen van de mo-
tor en het uitlaatsysteem
tijdens het rijden
Verbrandingsgevaar
Na het afzetten van de mo-
torfiets erop letten dat geen
personen of voorwerpen
met de motor en het uit-
laatsysteem in aanraking
komen.
Katalysator
Als door overslaande verbran-
dingen onverbrande benzine
in de katalysator terechtkomt,
is er kans op oververhitting en
beschadiging.
Aan de volgende voorwaarden
dient te worden voldaan:
84 RIJDEN
Brandstoftank niet leegrijden.
De motor nooit met een los-
getrokken bougiestekker laten
draaien.
Motor bij overslaande ver-
brandingen direct afzetten.
Alleen loodvrije benzine tan-
ken.
Houd de voorgeschreven on-
derhoudsbeurten beslist aan.
LET OP
Onverbrande brandstof in de
katalysator
Beschadiging van de katalysa-
tor
De aangegeven punten ter
bescherming van de kataly-
sator in acht nemen.
Gevaar voor oververhitting
LET OP
Langere tijd laten draaien
van de motor bij stilstand
Oververhitting door ontoe-
reikende koeling, in extreme
gevallen brand aan de motor-
fiets
De motor niet onnodig stati-
onair laten draaien.
Na het starten direct wegrij-
den.
Manipulaties
LET OP
Wijzigingen van de motor-
fiets (bijv. motorregeleen-
heid, gaskleppen, koppeling)
Beschadiging van de betrok-
ken onderdelen, uitvallen vei-
ligheidsrelevante functies, ver-
vallen van de garantie
Geen manipulaties uitvoe-
ren.
REGELMATIGE CONTROLE
Controlelijst in acht nemen
De volgende controlelijst ge-
bruiken om uw motorfiets re-
gelmatig te controleren.
Voor het begin van elke rit
Werking van het remsysteem
controleren ( 114).
Werking van de verlichting en
signaalinrichting controleren.
Werking van de koppeling
controleren ( 119).
Bandenprofieldiepte controle-
ren ( 120).
Bandenspanning controleren
( 119).
Veilige bevestiging van ba-
gage controleren.
85
Bij iedere derde tankstop
Motoroliepeil controleren
( 112).
Remvoeringdikte voor contro-
leren ( 114).
Remvoeringdikte achter con-
troleren ( 115).
Remvloeistofpeil voor contro-
leren ( 116).
Remvloeistofpeil achter con-
troleren ( 118).
STARTEN
Motor starten
Contact inschakelen ( 40).
Pre-Ride-Check wordt uitge-
voerd. ( 85)
De ABS zelfdiagnose wordt
uitgevoerd. ( 86)
De neutraalstand inschake-
len of bij ingeschakelde ver-
snelling de koppelingshendel
inknijpen.
Bij een uitgeklapte zijstan-
daard en een ingescha-
kelde versnelling kan de mo-
tor niet worden gestart. Als de
motorfiets in de neutraalstand
wordt gestart en vervolgens bij
uitgeklapte zijstandaard een
versnelling wordt ingeschakeld,
slaat de motor af.
Bij een koude start en lage
temperaturen:
Koppelingshendel bedienen.
De startknop indrukken.1
Als de accuspanning te
laag is wordt de startpro-
cedure automatisch afgebro-
ken. Voor verdere startpogin-
gen de accu opladen of start-
hulp laten geven.
Meer details vindt u in het
hoofdstuk Onderhoud onder
Starthulp.
De motor slaat aan.
Als de motor niet aanslaat,
kan de storingstabel uitkomst
bieden. ( 162)
Pre-Ride-Check
Na het inschakelen van het
contact voert het instrumen-
tenpaneel een test uit van de
wijzerinstrumenten, de waar-
schuwings- en controlelampjes
en het display, de zogenaamde
Pre-Ride-Check. Als de motor
tijdens de test wordt gestart,
wordt de test afgebroken.
86 RIJDEN
Fase 1
Op de displays worden alle1
segmenten weergegeven.
Tegelijkertijd worden alle con-
trole- en waarschuwingslamp-
jes ingeschakeld.3
Fase 2
Het algemene waarschuwings-
lampje gaat knipperen in2
plaats van branden.
De wijzer van de snelheids-4
meter beweegt naar de maxi-
mumsnelheid.
De wijzer van de toerenteller5
beweegt naar het maximaal
toerental.
Fase 3
De wijzer van de snelheids-4
meter beweegt naar nul.
De wijzer van de toerenteller5
beweegt naar nul.
De controle- en waarschu-
wingslampjes doven of nemen
hun gebruiksfunctie in.
Het waarschuwingslampje sto-
ring aandrijfsysteem gaat pas
na 15 seconden uit.
Het display wisselt naar de
standaardweergave. De boord-
computer wordt weergegeven.
Als de wijzers niet bewegen,
een controle- en waarschu-
wingslampje niet werkt of er
segmenten op het display ont-
breken:
De storing zo snel mogelijk
door een vakwerkplaats laten
verhelpen, bij voorkeur een
BMW Motorrad Partner.
ABS-Zelfdiagnose
De gereedheid van het
BMW Motorrad ABS wordt
door de zelfdiagnose gecon-
troleerd. De zelfdiagnose start
automatisch na het inschakelen
van het contact.
Fase 1
Controle van de systeemcom-
ponenten bij stilstand.
knippert.
Fase 2
Controle van de wielsensoren
bij het wegrijden.
knippert.
87
ABS-zelfdiagnose beëindigd
Het ABS-controle- en waar-
schuwingslampje dooft.
ABS-zelfdiagnose niet
voltooid
ABS is niet beschikbaar, om-
dat de zelfdiagnose niet is
afgesloten. (Voor de controle
van de wieltoerentalsenso-
ren moet de motorfiets een
minimumsnelheid bereiken:
5 km/h)
Indien na het afsluiten van de
ABS-zelfdiagnose een ABS-sto-
ring wordt weergegeven:
Verder rijden mogelijk. Houd
er rekening mee dat geen
ABS-functie ter beschikking
staat.
De storing zo snel mogelijk
door een vakwerkplaats laten
verhelpen, bij voorkeur een
BMW Motorrad Partner.
ASC/DTC-zelfdiagnose
De gereedheid van het
BMW Motorrad ASC/DTC
wordt door de zelfdiagnose
gecontroleerd. De zelfdiagnose
vindt automatisch plaats na het
inschakelen van het contact.
Fase 1
Controle van de systeemcom-
ponenten bij stilstand.
knippert.
Fase 2
Controle van de voor dia-
gnose geschikte systeemcom-
ponenten tijdens het rijden.
knippert.
ASC/DTC-zelfdiagnose
beëindigd
Het ASC/DTC-controle- en
waarschuwingslampje dooft.
Opletten of alle waarschu-
wings- en controlelampjes
worden weergegeven.
ASC/DTC-zelfdiagnose
niet voltooid
De ASC/DTC-functie is niet
beschikbaar, omdat de zelf-
diagnose niet is afgesloten.
(Voor de controle van de
wieltoerentalsensoren moet
de motorfiets een minimum-
snelheid met draaiende mo-
tor bereiken: min 5 km/h)
Indien na het afsluiten van de
ASC/DTC-zelfdiagnose een
ASC/DTC-storing wordt weer-
gegeven:
Verder rijden mogelijk. Houd
er rekening mee dat geen
88 RIJDEN
ASC/DTC-functie ter beschik-
king staat.
De storing zo snel mogelijk
door een vakwerkplaats laten
verhelpen, bij voorkeur een
BMW Motorrad Partner.
INRIJDEN
Motor
Tot de eerste inrijcontrole
veelvuldig met wisselende
belasting en toerentallen rij-
den, langdurig rijden met con-
stante toerentallen vermijden.
Kies indien mogelijk bochtige
en licht geaccidenteerde we-
gen.
Inrijtoerentallen in acht ne-
men.
Inrijtoerental
<5000 min-1 (Kilometerstand
0...1000 km)
Let op het afgelegde aantal
kilometers waarna de inrijcon-
trole moet plaatsvinden.
Kilometrage tot de eer-
ste inrijcontrole
500...1200 km
Remblokken
Nieuwe remblokken moeten
worden ingereden, voordat
deze hun optimale wrijvings-
kracht bereiken. De vermin-
derde remwerking kan door
krachtiger knijpen in de rem-
hendel worden gecompen-
seerd.
WAARSCHUWING
Nieuwe remblokken
Verlenging van de remweg,
gevaar voor ongevallen
Vroeg remmen.
Banden
Nieuwe banden hebben een
glad oppervlak. Zij moeten dan
ook met een beheerste rijstijl
door het inrijden met wisse-
lende overhellingshoeken wor-
den ingereden. Pas na het inrij-
den is de volledige grip van het
loopvlak bereikt.
WAARSCHUWING
Verlies van grip van nieuwe
banden bij een natte rijbaan
en bij extreme schuinligging
Gevaar voor ongevallen
Anticiperend rijden en ex-
treme schuinligging vermij-
den.
89
REMMEN
Hoe wordt de kortst
mogelijke remweg bereikt?
Bij een remprocedure veran-
dert de dynamische lastverde-
ling tussen het voor- en achter-
wiel. Hoe sterker wordt afge-
remd, hoe zwaarder het voor-
wiel wordt belast. Hoe hoger
de belasting van het wiel, hoe
hoger de remkracht die kan
worden overgedragen.
Om de kortst mogelijke rem-
weg te bereiken, moet de voor-
wielrem krachtig en progres-
sief worden bediend. Daardoor
wordt de dynamische belas-
tingsverhoging op het voorwiel
optimaal benut. Tegelijkertijd
moet ook de koppeling wor-
den bediend. Bij de vaak ge-
oefende noodstop waarbij de
remdruk zo snel mogelijk en
met alle kracht wordt opge-
wekt, kan de dynamische last-
verdeling de vertraging niet vol-
gen en kan de remkracht niet
volledig op de rijbaan worden
overgebracht.
Het blokkeren van het voorwiel
wordt door het BMW Motorrad
ABS verhinderd.
WAARSCHUWING
Omhoog komen van het
achterwiel door krachtig
remmen
Kans op ongevallen
Houd er bij het remmen re-
kening mee dat de ABS-re-
geling niet in alle gevallen
kan voorkomen dat het ach-
terwiel omhoogkomt.
Noodstop
Als bij snelheden >50 km/h
sterk wordt afgeremd, worden
de achteropkomende verkeers-
deelnemers bovendien gewaar-
schuwd door het snel knippe-
ren van het remlicht.
Als daarbij tot <15 km/h wordt
afgeremd, wordt de alarmlicht-
installatie ingeschakeld. Vanaf
een snelheid van 20 km/h
wordt de alarmlichtinstallatie
automatisch weer uitgescha-
keld.
90 RIJDEN
Pasafdalingen
WAARSCHUWING
Bij pasafdalingen overwe-
gend remmen met de ach-
terwielrem
Remkrachtverlies, onherstel-
bare schade aan de remmen
door oververhitting
Voor- en achterwielrem be-
dienen en motorremwerking
gebruiken.
Natte en verontreinigde
remmen
Vocht en vuil op de remschij-
ven en de remblokken leiden
tot een vermindering van de
remwerking.
In de volgende situaties moet
rekening worden gehouden
met een vertraagde of slech-
tere remwerking:
Bij het rijden in de regen en
door plassen.
Na een wasbeurt van het
voertuig.
Bij het rijden op wegen
waarop zout is gestrooid.
Na werkzaamheden aan de
remmen door restanten olie
of vet.
Bij het rijden op modderige
wegen of bij terreinritten.
WAARSCHUWING
Slechtere werking van de
remmen door vocht en vuil
Gevaar voor ongevallen
Remmen droog- resp.
schoonremmen, zo nodig
reinigen.
Vroegtijdig remmen tot de
volledige remwerking weer
beschikbaar is.
ABS Pro
Natuurkundige grenzen
WAARSCHUWING
Remmen in bochten
Gevaar voor vallen ondanks
ABS Pro
Een aangepaste rijstijl blijft
altijd de verantwoordelijk-
heid van de berijder.
Het extra veiligheidspoten-
tieel niet door een riskante
rijstijl weer beperken.
Vallen kan niet worden
uitgesloten
Hoewel ABS Pro en Dynamic
Brake Control voor de berijder
een waardevolle ondersteuning
en een enorme veiligheids-
toename bij het remmen bij
scheefstand vormen, kunnen de
natuurkundige grenzen op geen
91
enkele wijze opnieuw worden
gedefinieerd. Net als voor-
heen is het mogelijk dat deze
grenzen door een verkeerde in-
schatting of een rijfout worden
overschreden. In extreme ge-
vallen kunt u hierdoor vallen.
Gebruik op openbare wegen
Op de openbare weg helpen
ABS Pro en Dynamic Brake
Control bij een nog veiliger ge-
bruik van de motorfiets. Tij-
dens het remmen vanwege on-
verwacht optredende gevaren
in bochten voorkomt ABS Pro
het blokkeren en wegglijden
van de wielen binnen de na-
tuurkundige grenzen. Bij een
noodstop verhoogt Dynamic
Brake Control de remwerking
en grijpt in als tijdens het rem-
men onbedoeld de gashendel
wordt bediend.
ABS Pro is niet ontwikkeld
voor het laten toenemen
van het individuele remvermo-
gen bij scheefstand.
MOTORFIETS NEERZETTEN
Zijstandaard
Motor uitschakelen.
LET OP
Slechte staat van de onder-
grond onder de standaard
Onderdeelschade door omval-
len
De standaard moet altijd op
een vlakke en vaste onder-
grond rusten.
LET OP
Belasting van de zijstan-
daard met extra gewicht
Onderdeelschade door omval-
len
Niet op de motorfiets gaan
zitten als deze op de zijstan-
daard staat.
De zijstandaard uitklappen en
de motorfiets op de zijstan-
daard zetten.
Indien de schuinte van de
weg dit toelaat, het stuur naar
links draaien.
De motorfiets op hellingen in
de richting "bergopwaarts"
neerzetten en de 1e versnel-
ling inschakelen.
92 RIJDEN
TANKEN
Brandstofkwaliteit
Voorwaarde
Brandstof moet voor een opti-
maal brandstofverbruik zwavel-
vrij of in ieder geval zwavelarm
zijn.
LET OP
Tanken van loodhoudende
benzine
Beschadiging van de katalysa-
tor
Geen loodhoudende brand-
stof of brandstof met me-
taalhoudende additieven
(bijv. mangaan of ijzer) tan-
ken.
Maximale ethanolaandeel van
de brandstof aanhouden.
Brandstofadditieven rei-
nigen de brandstofinspui-
ting en de verbrandingszone.
Bij het tanken van brandstoffen
van mindere kwaliteit of bij lan-
gere standtijden moeten brand-
stofadditieven worden gebruikt.
Meer informatie is verkrijgbaar
bij uw BMW Motorrad dealer.
Aanbevolen brandstof-
kwaliteit
Super loodvrij (max.
15% ethanol, E15)
95 ROZ/RON
90 AKI
Alternatieve brandstof-
kwaliteit
Normaal loodvrij (max.
15% ethanol, E15)
91 ROZ/RON
87 AKI
Op de volgende symbolen op
de tankdop en op de pomp
letten:
Tanken
WAARSCHUWING
Brandstof is licht ontvlam-
baar
Brand- en explosiegevaar
Bij werkzaamheden aan de
benzinetank niet roken en
van open vuur verwijderd
blijven.
93
LET OP
Onderdeelschade
Schade aan onderdelen door
een te volle brandstoftank
Als er teveel brandstof in
de brandstoftank wordt ge-
daan komt het teveel aan
brandstof in het actief-kool-
stoffilter terecht, wat leidt
tot schade aan onderdelen.
Brandstoftank vullen tot aan
de onderkant van de brand-
stofvulopening.
LET OP
Brandstof op kunststof op-
pervlakken
Beschadiging van oppervlak-
ken (worden lelijk of dof)
Kunststof oppervlakken on-
middellijk na contact met
brandstof reinigen.
De motorfiets neerzetten en
daarbij erop letten dat de on-
dergrond vlak en stevig is.
Tankdopklep openklappen.2
Afsluitdeksel van de brand-
stoftank met de contact-1
sleutel rechtsom ontgrendelen
en open klappen.
Brandstof van de hierboven
vermelde kwaliteit tot maxi-
maal de onderzijde van de
vulnippel tanken.
Als er wordt getankt na-
dat het peil onder de re-
servehoeveelheid is gedaald,
moet de hoeveelheid brandstof
na het tanken groter zijn dan
de brandstofreserve om het
nieuwe peil te kunnen herken-
94 RIJDEN
nen en het brandstofreserve-
controlelampje uit te schakelen.
De in de technische
gegevens aangegeven
"Nuttige tankinhoud" is de hoe-
veelheid brandstof waarmee
de tank kan worden gevuld
wanneer de tank leeggereden
is, dus wanneer de motor door
brandstofgebrek is gestopt.
Nuttige tankinhoud
Circa 18 l
Reservehoeveelheid
Circa 3,5 l
De tankdop krachtig aandruk-
ken en sluiten.
Sleutel verwijderen en klepje
sluiten.
MOTORFIETS VOOR TRANS-
PORT BEVESTIGEN
Alle onderdelen waar span-
banden langs worden geleid,
tegen krassen beschermen.
Bijvoorbeeld tape of zachte
doeken gebruiken.
LET OP
Opzijvallen van de motor-
fiets bij het op de midden-
standaard plaatsen
Onderdeelschade door omval-
len
De motorfiets tegen zij-
waarts kantelen beveiligen,
het best met behulp van een
tweede persoon.
Motorfiets op het transport-
plateau duwen, niet op de zij-
standaard zetten.
95
LET OP
Inklemmen van onderdelen
Onderdeelschade
Onderdelen, zoals bijv. rem-
leidingen of kabelbomen,
niet inklemmen.
Spanband voor aan beide zij-
den aan de vorkbrug onder
bevestigen.
Bagagespanriem achter aan
beide zijden aan de houders
van de voetsteunen van de
passagier bevestigen en span-
nen.
Alle spanbanden gelijkmatig
spannen.
De motorfiets is ver inge-
veerd.
TECHNIEK IN
DETAIL
07
ALGEMENE AANWIJZINGEN 98
ANTI-BLOKKEERSYSTEEM (ABS) 98
DYNAMIC BRAKE CONTROL 101
TRACTIECONTROLE (ASC/DTC) 102
RIJMODUS 103
MOTORSLEEPMOMENTREGELING 105
ADAPTIEVE BOCHTVERLICHTING 106
98 TECHNIEK IN DETAIL
ALGEMENE AANWIJZINGEN
Meer informatie over het on-
derwerp techniek onder:
bmw-motorrad.com/technik
ANTI-BLOKKEERSYSTEEM
(ABS)
Hoe werkt het ABS?
De maximaal op het wegdek
overdraagbare remkracht is
o.a. afhankelijk van de wrij-
vingscoëfficiënt van het op-
pervlak van het wegdek. Grind,
ijs en sneeuw en een nat weg-
dek hebben een aanzienlijk la-
gere wrijvingswaarde dan een
droog en schoon wegdek. Hoe
slechter de wrijvingscoëfficiënt
van het wegdek, hoe langer de
remweg wordt.
Indien bij een verhoging van de
remdruk door de bestuurder de
maximaal overdraagbare rem-
kracht wordt overschreden, be-
ginnen de wielen te blokkeren
en gaat de rijstabiliteit verloren;
onderuitgaan kan het gevolg
zijn. Voor deze situatie zich
voordoet, wordt het ABS geac-
tiveerd en wordt de remdruk
tot de maximaal overdraagbare
remkracht aangepast. De wie-
len draaien daardoor verder en
de rijstabiliteit blijft los van de
toestand van het wegdek be-
houden.
Wat gebeurt bij oneffenheden
in het wegdek?
De gesteldheid van de rijbaan
kan kortstondig voor een ver-
lies van contact tussen de ban-
den en het oppervlak van de
rijbaan veroorzaken. De over-
gedragen remkracht gaat dan
terug naar nul. Indien in deze
situatie wordt geremd, moet
het ABS de remdruk reduce-
ren om de rijstabiliteit bij het
herstel van het contact met het
wegdek te garanderen. Hier-
bij moet het ABS uitgaan van
extreem lage wrijvingswaar-
den (grind, ijzel, sneeuw), zodat
de wielen in alle denkbare si-
tuaties blijven draaien om de
rijstabiliteit te waarborgen. Na
het herkennen van de werke-
lijke omstandigheden regelt het
systeem de optimale remdruk
in.
Omhoogkomen van het
achterwiel
Bij zeer sterke en snelle vertra-
gingen kan het voorkomen dat
het BMW Motorrad ABS het
omhoogkomen van het achter-
wiel niet kan verhinderen. Dit
kan eveneens tot het over de
99
kop slaan van de motorfiets lei-
den.
WAARSCHUWING
Omhoog komen van het
achterwiel door krachtig
remmen
Kans op ongevallen
Houd er bij het remmen re-
kening mee dat de ABS-re-
geling niet in alle gevallen
kan voorkomen dat het ach-
terwiel omhoogkomt.
Hoe is de BMW Motorrad
ABS ontworpen?
Het BMW Motorrad ABS waar-
borgt binnen de grenzen van
de natuurkundige wetten de rij-
stabiliteit op elke ondergrond.
Vanaf snelheden boven min
4 km/h kan het BMW Motorrad
ABS binnen de grenzen van de
natuurkundige wetten de rij-
stabiliteit op elke ondergrond
waarborgen. Bij lagere snel-
heden kan het BMW Motorrad
ABS door de eigenschappen
van het systeem niet op alle
ondergronden optimaal onder-
steunen.
Het systeem is niet ontworpen
voor speciale eisen zoals die
gelden voor wedstrijdgebruik in
het terrein of op het circuit.
Bijzondere situaties
Voor het herkennen van de
blokkeerneiging worden o.a. de
toerentallen van het voor- en
achterwiel vergeleken. Indien
over een langere periode niet
aannemelijke waarden wor-
den herkend, wordt om veilig-
heidsredenen de ABS-functie
uitgeschakeld en een ABS-sto-
ring weergegeven. Voorwaarde
voor een storingsmelding is
een afgesloten zelfdiagnose.
Naast problemen aan het
BMW Motorrad ABS kunnen
ook ongebruikelijke rijsituaties
tot een storingsmelding leiden:
Gedurende langere tijd op het
achterwiel rijden (wheelie).
Het achterwiel laten draaien
bij bediende voorwielrem
(burn out).
Warmdraaien op de midden-
of hulpstandaard met inge-
schakelde neutraalstand of
ingeschakelde versnelling.
Gedurende langere tijd rijden
met een geblokkeerd achter-
wiel, bijv. bij hellingafwaarts
rijden in het terrein.
100 TECHNIEK IN DETAIL
Indien vanwege een van de
hierboven beschreven rijsitu-
aties een storingsmelding ont-
staat, kan de ABS-functie door
het uit- en inschakelen van het
contact weer worden geacti-
veerd.
Hoe belangrijk is een
regelmatig onderhoud?
WAARSCHUWING
Niet regelmatig onderhou-
den remsysteem
Gevaar voor ongevallen
Om er zeker van te zijn, dat
de staat van onderhoud van
het BMW Motorrad ABS op-
timaal is, moeten de voorge-
schreven onderhoudsinter-
vallen beslist worden aange-
houden.
Reserves voor de veiligheid
Het BMW Motorrad ABS mag
door het vertrouwen op een
kortere remweg geen aanlei-
ding zijn om risico's te nemen.
Het is in eerste instantie een
veiligheidsreserve voor noodsi-
tuaties.
WAARSCHUWING
Remmen in bochten
Gevaar voor ongevallen on-
danks ABS
Een aangepaste rijstijl blijft
altijd de verantwoordelijk-
heid van de berijder.
Het extra veiligheidspoten-
tieel niet door een riskante
rijstijl weer beperken.
ABS Pro
ABS Pro zorgt met name bij
het remmen in bochten voor
meer veiligheid. ABS Pro voor-
komt dat de wielen blokkeren,
zelfs bij plotseling remmen.
ABS Pro vermindert, met name
bij remmen door een schrik-
reactie, abrupte stuurkracht-
wijzigingen en daardoor het
ongewenst oprichten van het
voertuig.
ABSregeling
Technisch gezien past ABS Pro
de ABSregeling, afhankelijk
van de betreffende rijsituatie,
aan de scheefstand van de mo-
torfiets. Voor de bepaling van
de scheefstand van de mo-
torfiets worden signalen van
het rol- en het giermoment en
de dwarsversnelling gebruikt.
Deze komen van de giermo-
101
mentsensor, die al wordt ge-
bruikt voor de dynamische trac-
tiecontrole DTC.
Als de scheefstand toeneemt
wordt de remdrukgradiënt bij
het rembegin steeds verder ge-
limiteerd. Hierdoor vindt de
drukopbouw langzamer plaats.
Bovendien vindt de drukmodu-
latie bij de ABSregeling gelijk-
matiger plaats.
Voordelen voor de rijder
De voordelen van ABS Pro voor
de rijder zijn een gevoelig aan-
spreken en een hoge rem- en
rijstabiliteit bij optimale vertra-
ging, ook in bochten.
DYNAMIC BRAKE CONTROL
met rijmodi ProSU
Functie van de Dynamic Brake
Control
De functie van de Dynamic
Brake Control ondersteunt de
berijder bij een noodstop.
Herkenning van een noodstop
Een noodstop wordt herkend
als de voorwielrem snel en
krachtig wordt bediend.
Gedrag bij een noodstop
Als bij een snelheid van
meer dan min 10 km/h een
noodstop wordt uitgevoerd, is
naast de ABS-functie ook de
Dynamic Brake Control actief.
Gedrag bij onbedoeld
bedienen van de gashendel
Als bij een noodstop onbe-
doeld de gashendel wordt be-
diend (hendelstand > 5%),
wordt de eigenlijk geacti-
veerde remwerking door de
Dynamic Brake Control ge-
waarborgd door het open-
draaien van de gashendel
te negeren. De werking van
de noodstop wordt gewaar-
borgd.
Als tijdens de ingreep van de
Dynamic Brake Control het
gas wordt gesloten (gashen-
delstand < 5%), wordt het
door het ABS-remsysteem ge-
vraagde motorkoppel hersteld.
Als de noodstop wordt be-
ëindigd en de gashendel nog
steeds wordt bediend, regelt
de Dynamic Brake Control het
motorkoppel gecontroleerd
terug naar de berijderswens.
102 TECHNIEK IN DETAIL
TRACTIECONTROLE (ASC/
DTC)
Hoe werkt de tractiecontrole?
De tractieregeling is er in twee
uitvoeringen
zonder rekening te houden
met de scheefstand: Automa-
tische stabiliteitscontrole ASC
ASC is een rudimentaire func-
tie, die vallen moet voorko-
men.
met rekening houden met de
scheefstand: dynamische trac-
tiecontrole DTC
DTC zorgt door de extra in-
formatie over scheefstand en
acceleratie voor een nauw-
keurigere en comfortabelere
regeling.
De tractiecontrole vergelijkt de
wielsnelheden van het voor-
en achterwiel. Uit het snel-
heidsverschil worden de slip en
daarmee de stabiliteitsreserves
aan het achterwiel berekend.
Als een bepaalde sliplimiet
wordt overschreden, wordt het
motorkoppel door de motorre-
geling aangepast.
De BMW Motorrad ASC/DTC is
een hulpsysteem voor de rijder
en is voor gebruik op de open-
bare weg ontworpen. Vooral in
het grensgebied van de rijfysica
heeft de rijder duidelijk invloed
op de regelmogelijkheden van
de ASC/DTC (gewichtsverplaat-
sing in bochten, losse bagage).
Het systeem is niet ontwor-
pen voor speciale eisen zoals
die gelden voor wedstrijdge-
bruik in het terrein of op het
circuit. Voor deze gevallen kan
de BMW Motorrad ASC/DTC
worden uitgeschakeld.
WAARSCHUWING
Gevaarlijk rijgedrag
Gevaar voor ongevallen on-
danks ASC/DTC
Een aangepaste rijstijl blijft
altijd de verantwoordelijk-
heid van de berijder.
Het extra veiligheidspoten-
tieel niet door een riskante
rijstijl weer beperken.
Bijzondere situaties
Bij toenemende scheefstand
wordt het acceleratievermo-
gen overeenkomstig de natuur-
kundige wetten steeds verder
ingeperkt. Daardoor is het mo-
gelijk dat vanuit scherpe boch-
ten vertraagd wordt geaccele-
reerd
103
Om een doordraaiend of weg-
glijdend achterwiel te herken-
nen worden onder andere de
toerentallen van voor- en ach-
terwiel vergeleken. Indien over
een langere periode niet aan-
nemelijke waarden worden her-
kend, wordt om veiligheidsre-
denen de ASC/DTC-functie uit-
geschakeld en een ASC/DTC-
storing weergegeven. Voor-
waarde voor een storingsmel-
ding is een afgesloten zelfdia-
gnose.
De volgende ongebruikelijke
rijtoestanden kunnen tot
een storingsmelding van de
BMW Motorrad ASC/DTC
leiden:
Ongebruikelijke rijsituaties:
Rijden op het achterwiel
(Wheelie) bij gedeactiveerde
ASC/DTC gedurende langere
tijd.
Het achterwiel laten draaien
bij bediende voorwielrem
(Burn Out).
Warmdraaien op de hulpstan-
daard met ingeschakelde neu-
traalstand of ingeschakelde
versnelling.
Door uit- en inschakelen van
het contact en aansluitend rij-
den met een minimumsnelheid
wordt de ASC/DTC weer geac-
tiveerd.
Minimumsnelheid voor
de activering van de
ASC/DTC
min 5 km/h
zonder rijmodi ProSU
Op een gladde ondergrond
moet de gashendel nooit plot-
seling volledig worden terug-
gedraaid, zonder tegelijkertijd
de koppeling te bedienen. Het
motorremkoppel kan tot een
blokkerend achterwiel en daar-
mee tot een instabiele rijtoe-
stand leiden. Dit kan door de
BMW Motorrad ASC niet ge-
controleerd worden.
RIJMODUS
Selectie
Om de motorfiets aan de rij-
baantoestand en aan de ge-
wenste rijbeleving aan te pas-
sen, kan uit de volgende rij-
modi worden gekozen:
RAIN
ROAD
104 TECHNIEK IN DETAIL
met rijmodi ProSU
DYNA
Voor elk van deze rijmodi is
een afgestemde instelling voor
de systemen ABS, ASC/DTC en
voor de reactie op de gashen-
del aanwezig.
In elke rijmodus kan de
ASC/DTC worden uitgescha-
keld. De volgende verklaringen
hebben telkens betrekking op
de ingeschakelde rijveiligheids-
systemen.
Gasrespons
In de rijmodus RAIN: Terug-
houdend
In de rijmodus ROAD: Opti-
maal
met rijmodi ProSU
In de rijmodus DYNA: Direct
ABS
De loskomherkenning voor
het achterwiel is in alle rij-
modi actief.
ABS Pro is in alle rijmodi vol-
ledig beschikbaar. De neiging
tot oprichten, die de motor-
fiets heeft in bochten, wordt
tot op een minimum geredu-
ceerd.
In de rijmodi RAIN en ROAD
is het ABS afgestemd op ge-
bruik op de weg.
met rijmodi ProSU
In de rijmodus DYNA is het
ABS afgestemd op het rijden
op de weg.
ASC
ASC is afgestemd op gebruik
op de weg.
In de rijmodus ROAD biedt de
ASC een hoge en in de rijmo-
dus RAIN maximale rijstabili-
teit.
met rijmodi ProSU
DTC
Banden
In de DTC-instellingen RAIN,
ROAD en DYNA is de DTC
afgestemd op gebruik op de
weg met wegbanden.
Rijstabiliteit
In de DTC-instelling RAIN
grijpt de DTC zo vroeg in dat
maximale rijstabiliteit wordt
bereikt.
In de DTC-instelling ROAD
grijpt de DTC later in dan in
de rijmodus RAIN. Een door-
draaiend achterwiel wordt in-
dien mogelijk altijd vermeden.
In de DTC-instellingen RAIN
en ROAD wordt voorkomen
105
dat het voorwiel loskomt van
de grond.
In de DTC-instelling DYNA
grijpt de DTC later in dan
in de DTC-instelling ROAD,
waardoor licht driften bij het
uitrijden van een bocht en
korte wheelies mogelijk zijn.
Omschakelen
Rijmodi kunnen gewijzigd wor-
den als het voertuig stilstaat
en het contact ingeschakeld is.
Onder de volgende voorwaar-
den is een wijziging ook tijdens
het rijden mogelijk:
Geen aandrijfkoppel op het
achterwiel.
Geen remdruk in het remsys-
teem.
Voor een wijziging tijdens het
rijden moeten de volgende
stappen doorlopen worden:
Gashendel terugdraaien.
Remhendel niet bedienen.
met snelheidsregeling SU
Cruise Control deactiveren.
De gewenste rijmodus wordt
eerst voorgeselecteerd. De om-
schakeling vindt pas plaats, als
de betreffende systemen zich
in de benodigde toestand be-
vinden.
Pas na de omschakeling van
de rijmodus wordt het selectie-
menu op het display gesloten.
MOTORSLEEPMOMENTRE-
GELING
met rijmodi ProSU
Hoe werkt de motorsleepmo-
mentregeling?
De motorsleepmomentregeling
heeft de taak om instabiele rij-
omstandigheden te voorkomen
door een te hoog sleepmoment
op het achterwiel. Afhanke-
lijk van de rijbaantoestand en
rijdynamiek kan een te hoog
sleepmoment de slip op het
achterwiel aanzienlijk vergroten
en de rijstabiliteit verminderen.
De motorsleepmomentrege-
ling begrenst te veel slip op het
achterwiel tot een veilige, mo-
dusafhankelijke doelslip.
Oorzaken voor teveel slip op
het achterwiel:
Afremmen op de motor op
een rijbaan met lage wrij-
vingscoëfficiënt (bijv. natte
bladeren).
Omhoogkomen van het ach-
terwiel bij het terugschakelen.
Hard aanremmen bij een
sportieve rijstijl.
Net als de BMW Motorrad ASC
vergelijkt de motorsleepmo-
106 TECHNIEK IN DETAIL
mentregeling de wielomtrek-
snelheden van het voor- en
achterwiel. Aan de hand van
het snelheidsverschil kan de
motorsleepmomentregeling
de slip en daarmee de stabili-
teitsreserve bij het achterwiel
bepalen.
Is de slip groter dan de be-
treffende grenswaarde, dan
wordt het motorkoppel door
licht openen van de gasklep
verhoogd. De slip wordt ver-
minderd en het voertuig gesta-
biliseerd.
Werking van de
motorsleepmomentregeling
In de rijmodi RAIN en ROAD:
Maximale stabiliteit
In de rijmodus DYNA: Ten op-
zichte van de rijmodi RAIN
en ROAD gereduceerde rege-
lingreep
ADAPTIEVE BOCHTVERLICH-
TING
met adaptieve bochtverlich-
ting SU
Werking
Naast het dimlicht, het groot-
licht en de dagrijverlichting,
resp. het positielicht, beschikt
de koplamp over afzonder-
lijke LED-elementen met ei-
gen reflectoren. De LED-ele-
menten worden afhankelijk van
de mate van overhellen bij het
dimlicht bijgeschakeld, om de
verlichting van de binnenzijde
van de bocht te verbeteren. De
adaptieve bochtverlichting is
geoptimaliseerd voor een over-
helling van maximaal 25°.
De adaptieve bochtverlichting
wordt onder de volgende voor-
waarden geactiveerd:
De overhelling bedraagt meer
dan 7°.
De snelheid bedraagt min
10 km/h.
Het dimlicht is ingeschakeld.
107
ONDERHOUD
08
ALGEMENE AANWIJZINGEN 110
BOORDGEREEDSCHAP 110
VOORWIELSTANDAARD 111
ACHTERWIELSTANDAARD 112
MOTOROLIE 112
REMSYSTEEM 114
KOPPELING 119
BANDEN 119
VELGEN 120
WIELEN 120
LAMPEN 130
STARTHULP 130
ACCU 132
ZEKERINGEN 133
DIAGNOSESTEKKER 135
110 ONDERHOUD
ALGEMENE AANWIJZINGEN
In het hoofdstuk Onderhoud
worden werkzaamheden voor
het controleren en vervangen
van slijtagedelen beschreven
die eenvoudig uit te voeren
zijn.
Indien bij de montage rekening
moet worden gehouden met
speciale aanhaalkoppelwaar-
den, dan worden deze even-
eens vermeld. Een overzicht
van alle benodigde aanhaal-
koppelwaarden is te vinden
in het hoofdstuk Technische
gegevens.
Micro-ingekapselde bouten
De micro-inkapseling is een
chemische schroefdraadbor-
ging. Hierbij wordt door een
lijmstof een vaste verbinding
gemaakt tussen een bout en
een moer of een onderdeel.
Micro-ingekapselde bouten zijn
daarom slechts geschikt voor
eenmalig gebruik.
Na het uitbouwen moet de lijm
uit de binnenschroefdraad wor-
den verwijderd. Bij het inbou-
wen moet een nieuwe micro-
ingekapselde bout worden ge-
bruikt. Daarom voor het uit-
bouwen waarborgen dat u be-
schikt over geschikt gereed-
schap voor het reinigen van
de schroefdraad en over een
vervangende bout. Bij een on-
deskundige bewerking kan de
borgingsfunctie van de schroef
niet meer gewaarborgd zijn,
waardoor u zichzelf in gevaar
brengt!
Voor het uitvoeren van een
aantal van de beschreven werk-
zaamheden zijn speciale ge-
reedschappen en een gedegen
vakkennis vereist. In geval van
twijfel contact opnemen met
een vakwerkplaats, bij voorkeur
een BMW Motorrad Partner.
BOORDGEREEDSCHAP
1 Steeksleutel
Sleutelwijdte 14/17
Spiegelarm instellen
( 67).
Veervoorspanning voor-
wiel instellen ( 70).
111
2 Omkeerbare schroeven-
draaier
Met kruiskop- en platte
schroevendraaierkling
Uitgaande demping
bij voorwiel instellen
( 73).
Demping ingaande slag
bij voorwiel instellen
( 72).
Demping achterwiel in-
stellen ( 74).
3 Handgreep schroeven-
draaier
Motorolie bijvullen
( 113).
Gebruik met schroeven-
draaierbit
4 Torx-sleutel T20
5 Kunststof opzetstuk
Veervoorspanning voor-
wiel instellen ( 70).
VOORWIELSTANDAARD
Voorwielstandaard
aanbrengen
LET OP
Gebruik van de
BMW Motorrad voor-
wielstandaard zonder
gebruik van een extra
hulpstandaard
Onderdeelschade door omval-
len
De motorfiets vóór het optil-
len met de BMW Motorrad
voorwielsteun op een hulp-
standaard zetten.
Ervoor zorgen dat de motor-
fiets veilig staat.
De motorfiets op de hulpstan-
daard zetten; BMW Motorrad
adviseert de BMW Motorrad
hulpstandaard.
Achterwielstandaard aanbren-
gen ( 112).
112 ONDERHOUD
De beschrijving van de juiste
montage vindt u in de hand-
leiding van de voorwielstan-
daard.
BMW Motorrad biedt voor
elk voertuig een passende
montagestandaard. Uw
BMW Motorrad Partner helpt
u graag bij het kiezen van een
geschikte montagestandaard.
ACHTERWIELSTANDAARD
Achterwielstandaard
aanbrengen
De beschrijving van de juiste
montage vindt u in de hand-
leiding van de achterwielstan-
daard.
BMW Motorrad biedt voor
elk voertuig een passende
montagestandaard. Uw
BMW Motorrad Partner helpt
u graag bij het kiezen van een
geschikte montagestandaard.
MOTOROLIE
Motoroliepeil controleren
LET OP
Verkeerde interpretatie van
het oliepeil, omdat het olie-
peil temperatuurafhankelijk
is (des te hoger de tempe-
ratuur, des te hoger is het
oliepeil)
Motorschade
Het oliepeil na een langere
rit resp. bij warme motor
controleren.
De motor op bedrijfstempera-
tuur afzetten.
De motorfiets rechtop houden
en daarbij erop letten dat de
ondergrond vlak en stevig is.
Vijf minuten wachten, zodat
de olie zich in de oliecarter-
pan kan verzamelen.
Uit milieuoverwegingen
adviseert BMW Motorrad
om de motorolie bij gelegen-
heid te controleren na een rit
van min 50 km.
113
LET OP
Omvallen van de motorfiets
Onderdeelschade door omval-
len
Ervoor zorgen dat de motor-
fiets niet kan omvallen, bij
voorkeur met ondersteuning
door een tweede persoon.
Het oliepeil bij de aandui-
ding aflezen.1
Voorgeschreven motor-
oliepeil
Tussen - enMIN MAX-marke-
ring
Bij een oliepeil onder de MIN-
markering:
Motorolie bijvullen ( 113).
Bij een oliepeil boven de MAX-
markering:
Het oliepeil bij een vakwerk-
plaats laten corrigeren, bij
voorkeur een BMW Motorrad
Partner.
Motorolie bijvullen
De motorfiets neerzetten en
daarbij erop letten dat de on-
dergrond vlak en stevig is.
De omgeving van de olievul-
opening reinigen.
Om gemakkelijker kracht te
kunnen zetten de omkeerbare
schroevendraaierbit met1
de kruiskopzijde vooraan in
de schroevendraaiergreep 2
(boordgereedschap) steken.
Het boordgereedschap op
de olievulplug plaatsen en3
linksom draaien.
De olievulplug uitbouwen.3
114 ONDERHOUD
LET OP
Gebruik van te weinig resp.
te veel motorolie
Motorschade
Op een correct motorolie-
peil letten.
Motorolie tot het voorge-
schreven peil bijvullen.
Bijvulhoeveelheid motor-
olie
max 0,5 l (Verschil tussen
MIN MAXen )
Motoroliepeil controleren
( 112).
De olievulplug inbouwen.3
REMSYSTEEM
Remfunctie controleren
Remhendel bedienen.
Er moet een duidelijk druk-
punt voelbaar zijn.
Rempedaal bedienen.
Er moet een duidelijk druk-
punt voelbaar zijn.
Zijn geen duidelijke drukpunten
merkbaar:
LET OP
Ondeskundige werkzaamhe-
den aan het remsysteem
In gevaar brengen van de be-
drijfszekerheid van het rem-
systeem
Alle werkzaamheden aan het
remsysteem laten uitvoeren
door vakkundig personeel.
De remmen bij een specialist
laten controleren, bij voorkeur
bij een BMW Motorrad Part-
ner.
Remvoeringdikte voor
controleren
De motorfiets neerzetten en
daarbij erop letten dat de on-
dergrond vlak en stevig is.
Remvoeringdikte links en
rechts visueel controleren.
Kijkrichting: Tussen wiel en
voorwielgeleiding door naar
de remblokken .1
115
Slijtagegrens remvoe-
ring, voor
1,0 mm (alleen remvoering
zonder rugplaat. De slijtage-
markeringen (groeven) moe-
ten duidelijk zichtbaar zijn.)
Als de slijtagemarkeringen niet
meer duidelijk zichtbaar zijn:
WAARSCHUWING
Onderschrijden van de mini-
male remblokdikte
Verminderde remwerking,
beschadiging aan de remmen
Om de bedrijfszekerheid van
het remsysteem te waarbor-
gen mogen de remblokken
niet dunner worden dan de
minimaal toelaatbare dikte.
De remvoeringen door een
vakwerkplaats laten vernieu-
wen, bij voorkeur door een
BMW Motorrad Partner.
Remvoeringdikte achter
controleren
De motorfiets neerzetten en
daarbij erop letten dat de on-
dergrond vlak en stevig is.
Remvoeringdikte visueel con-
troleren. Kijkrichting: vanaf de
linkerkant op de remklauw.
Slijtagegrens remvoe-
ring, achter
1,0 mm (alleen remvoering
zonder steunplaat. De rem-
schijf mag via de boring van
het binnenste remblok niet
zichtbaar zijn.)
116 ONDERHOUD
Indien de remschijf zichtbaar is:
WAARSCHUWING
Onderschrijden van de mini-
male remblokdikte
Verminderde remwerking,
beschadiging aan de remmen
Om de bedrijfszekerheid van
het remsysteem te waarbor-
gen mogen de remblokken
niet dunner worden dan de
minimaal toelaatbare dikte.
De remvoeringen door een
vakwerkplaats laten vernieu-
wen, bij voorkeur door een
BMW Motorrad Partner.
Remvoeringslijtage
De achterwielrem beschikt over
een remblokslijtage-indicator.
Tussen de remblokken bevindt
zich de as met drie ringmar-1
keringen .2
Betekenis van de
markeringen:
3 ringen zichtbaar: minstens
75% remvoeringdikte
2 ringen zichtbaar: minstens
50% remvoeringdikte
1 ring zichtbaar: minstens
25% remvoeringdikte
Geen ring zichtbaar: slijtage-
grens bereikt, zoals hiervoor
beschreven controleren
Remvloeistofpeil voor
controleren
WAARSCHUWING
Te weinig of verontreinigde
remvloeistof in het remvloei-
stofreservoir
Duidelijk verminderd remver-
mogen door lucht, verontrei-
nigingen of water in het rem-
systeem
Onmiddellijk stoppen met
rijden totdat het defect ver-
holpen is.
Het remvloeistofpeil regel-
matig controleren.
De dop van het remvloei-
stofreservoir vóór het ope-
nen reinigen.
Alleen remvloeistof uit een
verzegelde flacon gebruiken.
117
De motorfiets neerzetten en
daarbij erop letten dat de on-
dergrond vlak en stevig is.
Het stuur zo uitlijnen dat het
remvloeistofreservoir horizon-
taal staat.
Het remvloeistofpeil via het
inspectieglas controleren.1
Door de slijtage van de
remblokken daalt het rem-
vloeistofpeil in het reservoir.
Remvloeistofpeil, voor
Remvloeistof, DOT4
Remvloeistofpeil, voor
Het remvloeistofpeil mag niet
onder de -markering ko-MIN
men (remvloeistofreservoir
horizontaal, motorvoertuig
staat recht).
Als het remvloeistofpeil tot on-
der het toegestane peil daalt:
Het defect zo snel mogelijk
door een vakwerkplaats laten
verhelpen, bij voorkeur een
BMW Motorrad Partner.
118 ONDERHOUD
Remvloeistofpeil achter
controleren
WAARSCHUWING
Te weinig of verontreinigde
remvloeistof in het remvloei-
stofreservoir
Duidelijk verminderd remver-
mogen door lucht, verontrei-
nigingen of water in het rem-
systeem
Onmiddellijk stoppen met
rijden totdat het defect ver-
holpen is.
Het remvloeistofpeil regel-
matig controleren.
De dop van het remvloei-
stofreservoir vóór het ope-
nen reinigen.
Alleen remvloeistof uit een
verzegelde flacon gebruiken.
De motorfiets neerzetten en
daarbij erop letten dat de on-
dergrond vlak en stevig is.
Voertuig rechtop houden.
Remvloeistofpeil op remvloei-
stofreservoir achter aflezen.1
Door de slijtage van de
remblokken daalt het rem-
vloeistofpeil in het reservoir.
Remvloeistofpeil achter
Remvloeistof, DOT4
Het remvloeistofpeil mag niet
onder de -markering ko-MIN
men (remvloeistofreservoir
horizontaal).
119
Als het remvloeistofpeil tot on-
der het toegestane peil daalt:
Het defect zo snel mogelijk
door een vakwerkplaats laten
verhelpen, bij voorkeur een
BMW Motorrad Partner.
KOPPELING
Werking koppeling
controleren
Koppelingshendel bedienen.
Er moet een duidelijk druk-
punt voelbaar zijn.
Er is geen duidelijk drukpunt
merkbaar:
De koppeling bij een specia-
list laten controleren, bij voor-
keur een BMW Motorrad dea-
ler.
BANDEN
Bandenspanning controleren
WAARSCHUWING
Onjuiste bandenspanning
Verslechterde rijeigenschap-
pen van de motorfiets, verkor-
ting van de levensduur van de
banden
Zorg voor een correcte ban-
denspanning.
WAARSCHUWING
Zelfstandig openen van ver-
ticaal ingebouwde binnen-
ventielen bij hoge snelheden
Plotseling verlies van de ban-
denspanning
Ventieldopjes met rubber af-
dichting gebruiken en deze
goed vastschroeven.
De motorfiets neerzetten en
erop letten dat de ondergrond
vlak en stevig is.
De bandenspanning aan
de hand van de volgende
gegevens controleren.
Bandenspanning voor
2,5 bar (bij koude band)
Bandenspanning achter
2,7 bar (solo, bij koude ban-
den)
2,9 bar (rijden met duopas-
sagier en belading, bij koude
banden)
Bij onjuiste bandenspanning:
Bandenspanning corrigeren.
120 ONDERHOUD
Bandenprofieldiepte
controleren
WAARSCHUWING
Rijden met sterk versleten
banden
Gevaar voor ongevallen door
verslechterd rijgedrag
Eventueel de banden vóór
het bereiken van de wet-
telijk voorgeschreven mini-
male profieldiepte vervan-
gen.
De motorfiets neerzetten en
erop letten dat de ondergrond
vlak en stevig is.
Bandenprofieldiepte in de
hoofdprofielgroeven met slij-
tage-indicatoren meten.
Op elke band zijn slijtage-
markeringen in de hoofd-
profielgroeven geïntegreerd.
Indien de slijtagemarkeringen
zichtbaar zijn, is de band volle-
dig versleten. De posities van
de slijtagemarkeringen zijn op
de zijkant van de band aange-
geven, bijv. door de letters TI,
TWI of door een pijl.
Als de minimale profieldiepte is
bereikt:
Betreffende band(en) vervan-
gen.
VELGEN
Velgen controleren
De motorfiets neerzetten en
erop letten dat de ondergrond
vlak en stevig is.
Velgen visueel op defecten
controleren.
Het koelvloeistofsysteem
door een specialist laten
controleren, best door een
BMW Motorrad Partner.
Spaken controleren
De motorfiets neerzetten en
erop letten dat de ondergrond
vlak en stevig is.
Met schroevendraaierbit of
iets dergelijks over de spaken
strijken, let daarbij op het ge-
luidspatroon.
Indien het geluid ongelijkmatig
is:
Spaken door een specialist
laten controleren, bij voor-
keur door een BMW Motorrad
Partner.
WIELEN
Invloed van de wielmaten op
het rijwielregelsysteem
De wielmaten spelen bij on-
derstelregelsystemen zoals het
ABS een belangrijke rol. Met
name de diameter en breedte
van de wielen zijn als basis
voor alle noodzakelijke bere-
121
keningen in de regeleenheid
opgeslagen. Een wijziging van
deze maten door de ombouw
naar andere dan de standaard
gemonteerde wielen kan ern-
stige gevolgen voor het regel-
karakter van deze systemen
hebben.
Ook de voor de wieltoerental-
herkenning benodigde sensor-
ringen moeten bij de gemon-
teerde regelsystemen passen
en mogen niet worden vervan-
gen.
Neem voordat u uw motor-
fiets met andere wielen uit-
rust contact op met een vak-
werkplaats, bij voorkeur een
BMW Motorrad Partner. In
deze gevallen moeten de in
de regeleenheden opgeslagen
gegevens aan de nieuwe wiel-
maten worden aangepast.
Voorwiel uitbouwen
Om het uit- en inbouwen
van het wiel te vergemak-
kelijken moe het voorspatbord
aan een zijde worden losge-
maakt.
Motorfiets op een hulpstan-
daard zetten. BMW Motorrad
adviseert de BMW Motorrad
achterwielstandaard.
Achterwielstandaard aanbren-
gen ( 112).
Motorfiets voor optillen,
tot het voorwiel vrij draait,
bij voorkeur met een
BMW Motorrad voorwielstan-
daard.
Voorwielstandaard aanbren-
gen ( 111).
Bouten losdraaien.1
De sensorkabel uit de hou-
ders losmaken.2
De bout uitbouwen en wiel-1
toerentalsensor uit de bo-3
ring nemen.
122 ONDERHOUD
Bouten links uitbouwen.1
De houder voor de sensor-2
kabel en de remklauw los-3
maken.
Bouten rechts uitbouwen en1
de remklauw losmaken.2
Remblokken door draaiende1
bewegingen van de rem-
klauw tegen de remschijf2 3
iets uit elkaar drukken.
LET OP
Ongewenst samendrukken
van de remblokken
Onderdeelschade bij het aan-
brengen van de remklauw of
bij het uit elkaar drukken van
de remblokken
De remmen bij een uitge-
bouwde remklauw niet be-
dienen.
LET OP
Gebruik van harde of
scherpe voorwerpen in de
buurt van componenten
Onderdeelschade
Onderdelen niet krassen, evt.
afplakken of afdekken.
Remklauwen naar achteren
en naar buiten toe voorzichtig
van de remschijven trekken.
123
De bout losdraaien, echter2
niet uitbouwen.
De klembouten links en1
rechts losdraaien.
De steekas iets naar binnen
drukken, om deze aan de
rechterzijde beter te kunnen
grijpen.
Bout uitbouwen.2
De steekas lostrekken, daar-3
bij het voorwiel ondersteunen.
Het voorwiel neerzetten en
naar voren uit de voorwielge-
leiding rollen.
Afstandsbus uit de voor-4
wielnaaf nemen.
Voorwiel inbouwen
WAARSCHUWING
Gebruik van een niet stan-
daard wiel
Storingen bij regelingrepen
van ABS en ASC/DTC
Opmerkingen over de in-
vloed van de wielmaten op
de rijwielregelsystemen ABS
en ASC/DTC aan het begin
van dit hoofdstuk in acht ne-
men.
124 ONDERHOUD
LET OP
Aantrekken van boutverbin-
dingen met verkeerd aan-
haalmoment
Beschadiging of loskomen
van boutverbindingen
Aanhaalmomenten altijd la-
ten controleren door een
specialist, bij voorkeur een
BMW Motorrad Partner.
Loopvlak van de afstands-
bus smeren.4
Smeermiddel
Optimoly TA
De afstandsbus met de4
kraag naar buiten aan de lin-
kerzijde in de wielnaaf aan-
breng.
LET OP
Voorwiel tegen de draairich-
ting inbouwen
Gevaar voor ongevallen
De richtingspijlen op de
banden of de velgen in acht
nemen.
Het voorwiel in de voorwiel-
geleiding rollen.
Steekas smeren.3
Smeermiddel
Optimoly TA
125
WAARSCHUWING
Ondeskundige inbouw van
de steekas
Voorwiel losmaken
Na het bevestigen van de
remklauwen en ontspannen
van de voorvork de stee-
kas en asklemming met het
voorgeschreven aanhaalmo-
ment aantrekken.
Voorwiel optillen en steekas 3
aanbrengen.
De voorwielstandaard verwij-
deren en de voorvork meer-
maals krachtig laten inveren.
De handremhendel daarbij
niet bedienen.
Voorwielstandaard aanbren-
gen ( 111).
De bout inbouwen. De2
steekas daarbij aan de
rechterzijde tegenhouden.
Bout aan steekas
M20 x 1,5
50 Nm
Klembouten links en rechts1
met aanhaalmoment aantrek-
ken.
Klembouten in asop-
name
Aanhaalvolgorde: Bouten 6
keer afwisselend aantrekken
M8 x 35
19 Nm
Remklauw rechts aanbren-2
gen en bouten inbouwen.1
126 ONDERHOUD
Remklauw aan tele-
scoopvork
M10 x 65
38 Nm
De remklauw links en de3
houder voor de sensorkabel 2
aanbrengen.
De bouten inbouwen.1
Remklauw aan tele-
scoopvork
M10 x 65
38 Nm
De wieltoerentalsensor in3
de boring aanbrengen en de
bout inbouwen.1
Wieltoerentalsensor aan
vork
M6 x 20
8 Nm
De sensorkabel in de hou-
ders aanbrengen.2
WAARSCHUWING
Niet aanliggende remklau-
wen aan de remschijf
Gevaar voor ongevallen door
vertraagde remwerking.
Voor het vertrek de vertra-
gingsvrije remwerking con-
troleren.
De rem meerdere malen be-
dienen, totdat de remvoerin-
gen aanliggen.
De bouten aantrekken.1
Spatbord voor aan vork
M5 x 20
5 Nm
127
De voorwielstandaard verwij-
deren.
Zijstandaard uitklappen.
De achterwielstandaard ver-
wijderen.
Plaats de motorfiets op de
zijstandaard.
Achterwiel uitbouwen
Motorfiets omhoog bren-
gen, het beste met een
BMW Motorrad achterwiel-
standaard.
De eerste versnelling inscha-
kelen.
Achterwielstandaard aanbren-
gen ( 112).
VOORZICHTIG
Heet uitlaatsysteem
Verbrandingsgevaar
Heet uitlaatsysteem niet
aanraken.
De schroef van de beves-1
tigingsklem losdraaien en de
klem naar achteren schuiven.
Het vet op de klem niet ver-
wijderen.
De bout en de borgring1 2
van de houder van de uitlaat-
demper op de voetsteun pas-
sagier uitbouwen.
De uitlaatdemper naar ach-3
teren lostrekken en op een
zachte ondergrond leggen.
Bouten verwijderen, daarbij1
het wiel ondersteunen.
Achterwiel naar achteren
wegrollen.
128 ONDERHOUD
Achterwiel inbouwen
WAARSCHUWING
Gebruik van een niet stan-
daard wiel
Storingen bij regelingrepen
van ABS en ASC/DTC
Opmerkingen over de in-
vloed van de wielmaten op
de rijwielregelsystemen ABS
en ASC/DTC aan het begin
van dit hoofdstuk in acht ne-
men.
LET OP
Aantrekken van boutverbin-
dingen met verkeerd aan-
haalmoment
Beschadiging of loskomen
van boutverbindingen
Aanhaalmomenten altijd la-
ten controleren door een
specialist, bij voorkeur een
BMW Motorrad Partner.
Wielcentrering en draagvlak-
ken van de wielnaaf reinigen.
LET OP
Gebruik van harde of
scherpe voorwerpen in de
buurt van componenten
Onderdeelschade
Onderdelen niet krassen, evt.
afplakken of afdekken.
Achterwiel op de achterwiel-
naaf aanbrengen.
De bouten inbouwen.1
Achterwiel op wieldra-
ger
Aanhaalvolgorde: Kruislings
aantrekken
M10 x 53 x 1,25
60 Nm
Uitlaatdemper op de pijp van
de uitlaatgasklep plaatsen.
129
De uitlaatdemper uitrichten,3
de borgring aanbrengen en2
de bout aanbrengen, maar1
nog niet aantrekken.
De klem met de uitsparing 1
naar de borgnok uitrichten.2
De borgnok grijpt in de uit-
sparing van de klem aan.
De schroef aantrekken.1
Klem op uitlaatdemper
en uitlaatspruitstuk
M8 x 45
22 Nm
De schroef aantrekken.1
Uitlaatdemper op duo-
frame
M8 x 40
19 Nm
Zijstandaard uitklappen.
De achterwielstandaard ver-
wijderen.
Plaats de motorfiets op de
zijstandaard.
130 ONDERHOUD
LAMPEN
LED-lamp vervangen
WAARSCHUWING
De motorfiets wordt niet ge-
zien in het wegverkeer door
uitvallen van de verlichting
van de motorfiets
Veiligheidsrisico
Een defecte gloeilamp zo
snel mogelijk vervangen.
Hiervoor contact opnemen
met een specialist, bij voor-
keur een BMW Motorrad
dealer.
Alle lampen van het voertuig
zijn LED-lampen. De LED-lam-
pen gaan langer mee dan de
aangenomen levensduur van
het voertuig. Bij een eventu-
eel defecte LED-lamp con-
tact opnemen met een vak-
werkplaats, bij voorkeur een
BMW Motorrad Partner.
STARTHULP
VOORZICHTIG
Aanraken van spanningvoe-
rende onderdelen van het
ontstekingssysteem als de
motor draait
Stroomstoot
Bij draaiende motor geen
onderdelen van het ontste-
kingssysteem aanraken.
LET OP
Contact tussen de pooltan-
gen van de startkabels en de
motorfiets
Gevaar voor kortsluiting
Startkabels met volledig ge-
ïsoleerde poolklemmen ge-
bruiken.
LET OP
Starten met hulp van een ex-
terne accu met een spanning
hoger dan 12 V
Beschadiging van de elektro-
nica van de motorfiets
De accu van het stroomle-
verende voertuig moet een
spanning van 12 V hebben.
131
De motorfiets neerzetten en
daarbij erop letten dat de on-
dergrond vlak en stevig is.
Duo-buddyseat uitbouwen
( 62).
Buddyseat berijder uitbouwen
( 61).
Afdekking onderaan ( )1 pijl
losklikken en naar boven toe
verwijderen.
Met de rode startkabel eerst
het accuplusaansluitpunt 1
met de pluspool van de
tweede accu verbinden.
Met de zwarte startkabel het
massa-aftakpunt op het ei-2
gen voertuig verbinden met
de massapool van de tweede
accu.
De motor van het stroomle-
verende voertuig tijdens de
starthulp laten draaien.
De motorfiets met de ont-
laden accu normaal starten.
Als de motor nog niet start,
ter bescherming van de start-
motor en de hulpaccu, pas
na enkele minuten weer een
nieuwe startpoging doen.
Geen startspray of der-
gelijke hulpmiddelen voor
het starten van de motor ge-
bruiken.
Beide motoren enkele minu-
ten laten draaien, voordat de
hulpstartkabels worden losge-
maakt.
De startkabel eerst van het
massa-aftakpunt en vervol-2
gens van het accuplusaansluit-
punt losnemen.1
De afdekking inbouwen.1
132 ONDERHOUD
Buddyseat berijder inbouwen
( 61).
Duo-buddyseat inbouwen
( 62).
ACCU
Onderhoudsaanwijzingen
Vakkundig onderhoud, lading
en opslag verlengen de levens-
duur van de accu en zijn een
voorwaarde voor eventuele ga-
rantieclaims.
Om een lange levensduur van
de accu te bereiken, moeten
de volgende richtlijnen worden
aangehouden:
De bovenzijde van de accu
goed schoon en droog hou-
den.
De accu niet openen.
Geen water bijvullen.
Voor het opladen van de accu
beslist de oplaadaanwijzingen
op de volgende pagina's in
acht nemen.
De accu niet ondersteboven
houden.
LET OP
Ontladen van de verbon-
den accu door de voertui-
gelektronica (bijvoorbeeld
de klok)
Diep ontladen van de accu,
daardoor geen aanspraak
meer op garantie
Als langer dan 4 weken niet
wordt gereden: Een drup-
pellader op de accu aanslui-
ten.
BMW Motorrad heeft een
speciaal op de elektronica
van uw motorfiets afgestemde
druppellader ontwikkeld. Met
dit apparaat kunt u de lading
van uw accu ook als de mo-
torfiets langere tijd niet wordt
gebruikt op peil houden. Meer
informatie is verkrijgbaar bij uw
BMW Motorrad dealer.
Aangesloten accu opladen
LET OP
Opladen van de aangesloten
accu aan de accupolen
Beschadiging van de elektro-
nica van de motorfiets
De accu voor het opladen
losmaken van de accupolen.
133
Losgemaakte accu direct via
de polen opladen.
Losgemaakte accu opladen
De accu met een geschikt
laadapparaat opladen.
Hierbij de handleiding van de
acculader in acht nemen.
Na het beëindigen van het op-
laden de poolklemmen van
het laadapparaat van de accu-
polen losmaken.
Als gedurende langere tijd
niet wordt gereden, moet
de accu regelmatig worden bij-
geladen. Hiertoe het behande-
lingsvoorschrift voor de accu
opvolgen. Vóór het weer in ge-
bruik nemen de accu volledig
opladen.
Accu vervangen
Bij een defecte accu contact
opnemen met een vakwerk-
plaats, bij voorkeur een
BMW Motorrad Partner.
ZEKERINGEN
Zekeringen vervangen
LET OP
Overbrugging van defecte
zekeringen
Kortsluitings- en brandgevaar
Geen defecte zekeringen
overbruggen.
Defecte zekeringen vervan-
gen door nieuwe zekerin-
gen.
Het contact uitschakelen.
De motorfiets neerzetten en
daarbij erop letten dat de on-
dergrond vlak en stevig is.
Duo-buddyseat uitbouwen
( 62).
Buddyseat berijder uitbouwen
( 61).
Haak indrukken.1
De zekeringenhouder is ont-
grendeld en kan naar links
getrokken en uit de houder 2
gehaald worden.
134 ONDERHOUD
De zekeringenhouder uit de
houder trekken.2
Vergrendeling aan beide4
zijden indrukken en kap ver-3
wijderen.
Bij het regelmatig uitval-
len van de zekeringen de
elektrische installatie laten con-
troleren door een specialist, bij
voorkeur een BMW Motorrad
dealer.
Defecte zekering overeen-
komstig zekeringentabel
hierna vervangen.
Zekeringenoverzicht ( 134)
Kap weer inbouwen. Erop3
letten dat de vergrendeling 4
vergrendelt.
De zekeringenhouder in de
houder schuiven, tot de2
haak vergrendelt.1
Buddyseat berijder inbouwen
( 61).
Duo-buddyseat inbouwen
( 62).
Zekeringenoverzicht
Zekering 1
10 A (Instrumentenpaneel,
alarmsysteem DWA, contact-
schakelaar, OBD-diagnose-
aansluiting, spoel scheidings-
relais)
Zekering 2
4 A (Sensorbox, combischa-
kelaar links)
135
DIAGNOSESTEKKER
Diagnosestekker losmaken
VOORZICHTIG
Verkeerd te werk gaan bij
het losmaken van de analy-
sestekker voor On-Board-
Diagnose
Functiestoringen van de mo-
torfiets
De analysestekker
uitsluitend tijdens de
BMW Motorrad Service door
een vakwerkplaats of andere
geautoriseerde personen
laten losmaken.
Werkzaamheden door over-
eenkomstig geschoold per-
soneel laten uitvoeren.
Voorschriften van de voer-
tuigfabrikant in acht nemen.
Duo-buddyseat uitbouwen
( 62).
Buddyseat berijder uitbouwen
( 61).
Vergrendelingen indrukken.1
De diagnosestekker uit hou-2
der losmaken.3
De interface voor het Dia-
gnose- en Informatie-Systeem
kan op de diagnosestekker 2
worden aangesloten.
Diagnosestekker bevestigen
De interface voor het Dia-
gnose- en Informatie-Systeem
loskoppelen.
Diagnosestekker in de hou-2
der steken.3
De vergrendelingen ver-1
grendelen.
Buddyseat berijder inbouwen
( 61).
136 ONDERHOUD
Duo-buddyseat inbouwen
( 62).
137
ACCESSOIRES
09
ALGEMENE AANWIJZINGEN 140
USBLAADAANSLUITING 140
BAGAGE 141
BUDDYSEATFRAME 142
BUDDYSEATAFDEKKING 148
OPTIONELE ACCESSOIRES 150
140 ACCESSOIRES
ALGEMENE AANWIJZINGEN
VOORZICHTIG
Gebruik van producten van
derden
Veiligheidsrisico
BMW Motorrad kan niet
voor ieder product dat door
derden wordt geleverd be-
oordelen of het zonder vei-
ligheidsrisico op BMW mo-
torfietsen kan worden ge-
monteerd. Deze garantie
wordt ook niet gegeven
wanneer in bepaalde landen
van overheidswege deze
toestemming wel is ver-
leend. Bij de in het kader
hiervan uitgevoerde tests
wordt niet altijd rekening
gehouden met alle moge-
lijke bedrijfsomstandigheden
van BMW motorfietsen en
deze zijn daarom niet altijd
voldoende.
Voor uw eigen veiligheid
vervangingsonderdelen en
accessoires gebruiken die
door BMW voor uw motor-
fiets zijn goedgekeurd.
De onderdelen en accessoi-
res zijn door BMW grondig
geïnspecteerd op veiligheid,
werking en deugdelijkheid.
Voor deze producten aanvaardt
BMW de volledige productaan-
sprakelijkheid. Voor alle acces-
soires en onderdelen die niet
zijn goedgekeurd kan BMW
geen verantwoordelijkheid aan-
vaarden.
Bij het aanbrengen van techni-
sche wijzigingen de wettelijke
voorschriften in acht nemen.
Houdt u zich aan de officiële
typegoedkeuring.
Uw BMW Motorrad Partner
geeft deskundig advies bij de
keuze van originele BMW on-
derdelen, accessoires en ove-
rige producten.
Meer informatie over accessoi-
res onder:
bmw-motorrad.com/equip-
ment
USBLAADAANSLUITING
Aanwijzingen voor het gebruik:
Laadstroom
Het betreft een 5 V
USBlaadaansluiting, die
maximaal 2,4 A laadstroom
(laadvermogen maximaal
12 W) beschikbaar stelt.
141
Automatische uitschakeling
Onder de volgende om-
standigheden worden de
USBlaadaansluitingen automa-
tisch uitgeschakeld:
Bij een te lage accuspanning,
om de startcapaciteit van de
motorfiets te garanderen.
Bij overschrijding van de
maximumbelasting zoals
vermeld in de technische
gegevens.
Tijdens de startprocedure.
Aansluiting elektrische
apparaten
Op USBlaadaansluitingen
aangesloten apparatuur kan
alleen bij ingeschakeld contact
worden gebruikt. Uiterlijk
60 seconden na het afzetten
van het contact worden
de USBlaadaansluitingen
uitgeschakeld om het boordnet
te ontlasten.
Om de aangesloten apparatuur
te beschermen, moet het appa-
raat wanneer in de regen wordt
gereden worden losgemaakt.
Wanneer geen apparatuur is
aangesloten moet het deksel
gesloten zijn, om vervuiling te
vermijden.
Kabelligging
Bij de kabelligging tussen
USBlaadaansluitingen en
accessoires op het volgende
letten:
Bedrading mag de berijder
niet hinderen.
Bedrading mag de stuuruit-
slag en de rijeigenschappen
niet beperken.
Bedrading mag niet worden
ingeklemd.
BAGAGE
Bagage aan motorfiets
bevestigen
WAARSCHUWING
Stabiliteit tijdens het rijden
beïnvloed door overbela-
ding, of ongelijkmatig aan-
gebrachte belading
Kans op ongevallen
Het maximaal toelaat-
baar totaalgewicht niet
overschrijden en de
aanwijzingen voor het
beladen in acht nemen.
142 ACCESSOIRES
Bagage (bijv. bagagetas) aan
sjorogen vastzetten.1
De maximale lading in acht
nemen.
Maximale belading van
de bagagetas
met bagagetasOA
max 10 kg
Neem voor nadere informatie
over bagagesystemen en het
bevestigen ervan contact op
met uw BMW Motorrad Part-
ner.
BUDDYSEATFRAME
Duoframe uitbouwen
LET OP
Harde of scherpe onderde-
len
Krassen en beschadiging van
lak
Ondergrond gebruiken of
bereik dat gevaar loopt af-
plakken.
Voor het uitbouwen van
het buddyseatframe moet
beslist nog een andere OA
(houder voor uitlaatdemper)
worden gemonteerd.
Uitgebreide informatie vindt
u bij uw BMW Motorrad
Partner of op Internet onder
bmw-motorrad.com.
Neemt u ook de algemene
aanwijzingen aan het begin van
dit hoofdstuk in acht.
De motorfiets neerzetten en
erop letten dat de ondergrond
vlak en stevig is.
Achterwielstandaard aanbren-
gen ( 112).
Duo-buddyseat uitbouwen
( 62).
Buddyseat berijder uitbouwen
( 61).
Bouten losdraaien en voet-1
steunenset links verwijde-2
ren.
143
De bout en de ring uit-1 2
bouwen.
De bouten uitbouwen.3
LET OP
Inklemmen van onderdelen
Onderdeelschade
Onderdelen, zoals bijv. rem-
leidingen of kabelbomen,
niet inklemmen.
De kabelbinder van de lei-2
dingen losmaken.1
De bouten uitbouwen.3
Schroeven uitbouwen en1
buddyseatframe naar achte-2
ren verwijderen.
met steun voor uitlaatdem-
perOA
Het dempingsrubber en1
de kraagbus uit het uitge-3
bouwde buddyseatframe ver-
wijderen.
Dempingsrubber in de hou-1
der voor de uitlaatdemper2
bevestigen en kraagbus 3
vanaf de rechterzijde inbou-
wen.
144 ACCESSOIRES
Houder voor uitlaatdemper1
aan achterframe aanbren-2
gen.
Bouten en inbouwen.3 4
Houder voor uitlaatdem-
per op het achterframe
met steun voor uitlaatdem-
per OA
M8 x 30
19 Nm
M8 x 25
19 Nm
met steun voor uitlaatdem-
perOA
Uitlaatdemper met de hou-1
der uitlijnen, ring aan-2 3
brengen en bout inbouwen.4
Uitlaatdemper aan hou-
der
M8 x 40
10 Nm
Voetsteunenset links op het1
achterframe plaatsen en2
bouten inbouwen.3
Voetsteunenset aan ach-
terframe
M8 x 25
19 Nm
145
Correct beladen zonder
duoframe
WAARSCHUWING
Stabiliteit tijdens het rijden
beïnvloed door overbela-
ding, of ongelijkmatig aan-
gebrachte belading
Kans op ongevallen
Het maximaal toelaat-
baar totaalgewicht niet
overschrijden en de
aanwijzingen voor het
beladen in acht nemen.
Na het uitbouwen van het
buddyseatframe moet de
maximale belasting bij het ba-
gageframe (zie afbeelding)1
worden aangehouden.
Belasting van het baga-
gerek
max 8 kg
Duoframe inbouwen
LET OP
Harde of scherpe onderde-
len
Krassen en beschadiging van
lak
Ondergrond gebruiken of
bereik dat gevaar loopt af-
plakken.
Motorfiets neerzetten
( 142).
Achterwielstandaard aanbren-
gen ( 112).
Buddyseat berijder uitbouwen
( 61).
Bouten losdraaien en voet-1
steunenset links verwijde-2
ren.
146 ACCESSOIRES
met steun voor uitlaatdem-
perOA
De bout en de ring uit-1 2
bouwen.
De schroeven en uitbou-1 2
wen.
Houder voor uitlaatdemper3
verwijderen.
Buddyseatframe van ach-1
teren aanbrengen en schroe-
ven los inbouwen.2
Schroef en borgring los1 2
inbouwen.
De schroeven inbouwen.3
Frame voor duopassa-
gier aan achterframe
M8 x 30
19 Nm
De schroef aantrekken.1
Uitlaatdemper op duo-
frame
M8 x 40
19 Nm
147
LET OP
Inklemmen van onderdelen
Onderdeelschade
Onderdelen, zoals bijv. rem-
leidingen of kabelbomen,
niet inklemmen.
De leidingen met de kabel-1
binders bevestigen.2
De schroeven inbouwen.3
Frame voor duopassa-
gier aan achterframe
M8 x 30
19 Nm
De bouten aantrekken.1
Frame voor duopassa-
gier aan bagageframe
M6 x 20
8 Nm
Bescherming verwijderen.
Voetsteunenset links op het1
achterframe plaatsen en2
bouten inbouwen.3
Voetsteunenset aan ach-
terframe
M8 x 25
19 Nm
Buddyseat berijder inbouwen
( 61).
Duo-buddyseat inbouwen
( 62).
Achterwielstandaard verwijde-
ren.
148 ACCESSOIRES
BUDDYSEATAFDEKKING
met buddyseatafdekkingOA
Buddyseatafdekking
inbouwen
Duo-buddyseat uitbouwen
( 62).
Buddyseat berijder uitbouwen
( 61).
Bouten uitbouwen en be-1
waren, deze worden later
weer gebruikt.
Buddyseatriem uitbouwen.2
Bevestigingsbeugel onder1
bevestigingsbrug voor buddy-
seat berijder aanbrengen.2
Bouten met onderlegrin-3
gen inbouwen.4
Bevestigingsbrug aan
achterframe
M6 x 14,5
8 Nm
Buddyseat berijder inbouwen
( 61).
Buddyseatafdekking in1
bevestigingsbeugel zetten,
daarbij erop letten dat de
afstandsrubbers van de4
buddyseatafdekking in de
bevestigingsbeugel zitten.
Bout met buddyseatsleu-2
tel handvast aantrekken.3
149
Buddyseatafdekking
uitbouwen
Bout met buddyseatsleu-2
tel uitbouwen.3
Buddyseatafdekking naar1
achteren trekken en wegne-
men.
Bouten met onderlegrin-3
gen uitbouwen.4
Bevestigingsbeugel onder1
montagebrug voor buddyseat
berijder uitbouwen.2
Buddyseatriem onder be-2
vestigingsbrug voor buddy-
seat berijder aanbrengen.3
De bouten inbouwen.1
Bevestigingsbrug aan
achterframe
M6 x 14,5
8 Nm
Buddyseat berijder inbouwen
( 61).
Duo-buddyseat inbouwen
( 62).
150 ACCESSOIRES
OPTIONELE ACCESSOIRES
Beschikbare optionele
accessoires
Uw BMW Motorrad Partner
biedt u deskundig advies bij
de keuze van originele BMW
onderdelen, accessoires en an-
dere producten, zoals alumi-
nium buddyseatafdekkingen of
afdekkingen voor het achter-
frame.
Het gehele aanbod aan
optionele accessoires van
BMW Motorrad vindt u op onze
website: bmw-motorrad.com.
151
VERZORGING
10
ONDERHOUDSMIDDELEN 154
WASSEN 154
REINIGING KWETSBARE MOTORFIETSONDERDELEN 155
LAKONDERHOUD 157
CONSERVERING 157
MOTORFIETS BUITEN GEBRUIK STELLEN 157
MOTORFIETS IN GEBRUIK NEMEN 158
154 VERZORGING
ONDERHOUDSMIDDELEN
BMW Motorrad adviseert rei-
nigings- en onderhoudsmid-
delen te gebruiken die bij uw
BMW Motorrad Partner ver-
krijgbaar zijn. BMW Motorrad
Care Products zijn op mate-
rialen in laboratoria en in de
praktijk getest en maken een
prima onderhoud en optimale
bescherming van de op uw
motorfiets toegepaste mate-
rialen mogelijk.
LET OP
Gebruik van ongeschikte
reinigings- en onderhouds-
middelen
Beschadiging van onderdelen
van de motorfiets
Geen oplosmiddelen zoals
nitroverdunner, koudreiniger,
brandstof e.d. of alcohol-
houdende middelen gebrui-
ken.
LET OP
Gebruik van sterk zure of
sterk alkalische reinigings-
middelen
Beschadiging van onderdelen
van de motorfiets
Verdunningsverhouding op
de verpakking van de reini-
gingsmiddelen in acht ne-
men.
Geen sterk zure of sterk al-
kalische reinigingsmiddelen
gebruiken.
WASSEN
BMW Motorrad adviseert om
insecten en hardnekkige vervui-
lingen op gelakte onderdelen
vóór het wassen met BMW In-
sectenverwijderaar te behande-
len.
Om vlekvorming te voorko-
men het voertuig niet direct
na sterke zonnestraling of in de
zon wassen.
Vooral tijdens de wintermaan-
den de motorfiets vaker was-
sen.
Om strooizout te verwijderen
de motorfiets na het beëindi-
gen van de rit direct met koud
water reinigen.
155
Nadat in de regen is ge-
reden, bij een hoge lucht-
vochtigheid of nadat de mo-
torfiets is gewassen, kan er
condensatie optreden aan de
binnenzijde van de koplamp.
De koplamp kan daarbij tijdelijk
beslaan. Contact opnemen met
een vakwerkplaats, bij voor-
keur een BMW Motorrad dea-
ler, wanneer zich voortdurend
vocht in de koplamp verzamelt.
WAARSCHUWING
Vochtige remschijven en
remblokken na het wassen
van de motorfiets, na het rij-
den door water of bij regen
Verminderde remwerking,
gevaar voor ongevallen
Vroegtijdig remmen tot de
remschijven en -blokken zijn
gedroogd of drooggeremd.
LET OP
Sterkere inwerking van het
zout door warm water
Corrosie
Bij het verwijderen van
strooizout alleen koud water
gebruiken.
LET OP
Beschadigingen door hoge
waterdruk van hogedrukrei-
nigers of stoomreinigers
Corrosie of kortsluiting, be-
schadigingen aan stickers,
aan afdichtingen, aan het hy-
draulisch remsysteem, aan de
elektronica en aan de buddy-
seat
Hogedruk- of stoomreini-
gers voorzichtig gebruiken.
REINIGING KWETSBARE MO-
TORFIETSONDERDELEN
Kunststoffen
LET OP
Gebruik ongeschikte reini-
gingsmiddelen
Beschadiging van kunststof
oppervlakken
Geen reinigingsmiddelen
met alcohol of oplosmidde-
len, of schurende reinigings-
middelen gebruiken.
Geen insectensponzen of
sponzen met een hard op-
pervlak gebruiken.
156 VERZORGING
Kuipdelen
Bekledingspanelen met water
en BMW Motorrad reinigings-
middel reinigen.
Koplampglas en lampglazen
van kunststof
Verwijder vuil en insecten met
een zachte spons en veel wa-
ter.
Hardnekkig vuil en insec-
ten inweken door er een
natte doek op te leggen.
Reiniging alleen met wa-
ter en spons.
Geen chemische reini-
gingsmiddelen gebruiken.
Chroom
Chroomdelen zorgvuldig met
ruim water en motorfietsreini-
gingsmiddel uit de verzorgings-
lijn BMW Motorrad Care Pro-
ducts reinigen. Dit geldt met
name na contact met strooi-
zout.
Gebruik voor een extra behan-
deling BMW Motorrad metaal-
polijstmiddel.
Radiateur
De radiateur regelmatig rei-
nigen om oververhitting door
onvoldoende koeling te voorko-
men.
Gebruik hiertoe bijv. een tuin-
slang met weinig waterdruk.
LET OP
Verbuigen van radiateurla-
mellen
Beschadiging van de radia-
teurlamellen
Bij het reinigen erop letten
dat de radiateurlamellen niet
verbuigen.
Rubber
Rubberonderdelen met water
of BMW-onderhoudsmiddel
voor rubber behandelen.
LET OP
Gebruik van siliconenspray
voor het onderhouden van
afdichtrubbers
Beschadiging van afdichtrub-
bers
Gebruik geen siliconen-
sprays of onderhoudsmid-
delen die siliconen bevatten.
157
LAKONDERHOUD
Langdurige inwerking van scha-
delijke stoffen op de lak wordt
voorkomen door het regelma-
tig wassen van uw voertuig,
vooral in gebieden met hoge
luchtverontreiniging of natuur-
lijke verontreiniging, zoals bijv.
boomhars of stuifmeelpollen.
Sterk agressieve stoffen di-
rect verwijderen, anders kan
lakbeschadiging of lakverkleu-
ring ontstaan. Hiertoe beho-
ren bijv. gemorste benzine,
olie, vet, remvloeistof, vogeluit-
werpselen. Hier adviseren we
BMW Motorrad reinigingsmid-
del en daarna BMW Motorrad
glanspolijstmiddel om te con-
serveren.
Verontreinigingen van het
lakoppervlak zijn na het
wassen van de motorfiets
goed herkenbaar. Deze
plekken met wasbenzine of
spiritus op een schone doek of
poetswatten direct verwijderen.
BMW Motorrad adviseert
om teervlekken met BMW
teerverwijderaar te verwijderen.
Vervolgens de lak op deze
plaatsen conserveren.
CONSERVERING
Als er geen water meer van de
lak afparelt, moet deze worden
geconserveerd.
BMW Motorrad adviseert
om voor lakconservering
BMW Motorrad glanspo-
lijstmiddel of producten te
gebruiken die Carnaubawas of
synthetische was bevatten.
Chroomlakken mogen niet
met chroompoetsmidde-
len worden geconserveerd.
Uitsluitend de door
BMW Motorrad geadviseerde
middelen gebruiken.
MOTORFIETS BUITEN GE-
BRUIK STELLEN
Motorfiets volledig aftanken.
Brandstofadditieven rei-
nigen de brandstofinspui-
ting en de verbrandingszone.
Bij het tanken van brandstoffen
van mindere kwaliteit of bij lan-
gere standtijden moeten brand-
stofadditieven worden gebruikt.
Meer informatie is verkrijgbaar
bij uw BMW Motorrad dealer.
Motorfiets reinigen.
Accu uitbouwen.
De draaipunten van de rem-
en koppelingshendel en van
158 VERZORGING
de zijstandaard met een ge-
schikt smeermiddel inspuiten.
Blanke en verchroomde on-
derdelen met zuurvrij vet (va-
seline) insmeren.
De motorfiets in een droge
ruimte zodanig plaatsen dat
beide wielen onbelast zijn
(bij voorkeur met de door
BMW Motorrad aangeboden
voorwiel- en achterwielstan-
daard).
MOTORFIETS IN GEBRUIK
NEMEN
De aangebrachte conserve-
ringslaag verwijderen.
Motorfiets reinigen.
Accu inbouwen.
Checklist in acht nemen
( 84).
159
TECHNISCHE
GEGEVENS
11
STORINGSTABEL 162
BOUTVERBINDINGEN 163
BRANDSTOF 166
MOTOROLIE 166
MOTOR 167
KOPPELING 167
TRANSMISSIE 168
CARDAN 168
FRAME 169
RIJWIELGEDEELTE 169
REMMEN 170
WIELEN EN BANDEN 171
ELEKTRISCHE INSTALLATIE 172
MATEN 172
GEWICHTEN 173
RIJGEGEVENS 173
162 TECHNISCHE GEGEVENS
STORINGSTABEL
Motor slaat niet of pas na doorstarten aan.
Oorzaak Verhelpen
Noodstopschakelaar Noodstopschakelaar in be-
drijfsstand
Zijstandaard uitgeklapt en ver-
snelling ingeschakeld.
Zijstandaard inklappen.
Versnelling ingeschakeld en
koppeling niet bediend.
De versnellingsbak in neutraal
schakelen of de koppeling be-
dienen.
Brandstoftank is leeg. Tanken ( 92).
Accu is leeg. Aangesloten accu opladen
( 132).
Oververhittingsbeveiliging voor
de startmotor is geactiveerd.
De startmotor kan voor slechts
een bepaalde tijd bediend
worden.
Startmotor ca. 1 minuut laten
afkoelen alvorens deze weer
gebruikt kan worden.
163
BOUTVERBINDINGEN
Voorwiel Waarde Geldig
Remklauw aan tele-
scoopvork
M10 x 65 38 Nm
Klembouten in asop-
name
M8 x 35 Aanhaalvolgorde:
Bouten 6 keer afwis-
selend aantrekken
19 Nm
Bout in steekas
M20 x 1,5 18 50 Nm
Achterwiel Waarde Geldig
Achterwiel op wiel-
drager
M10 x 53 x 1,25 Aanhaalvolgorde:
Kruislings aantrek-
ken
60 Nm
Spiegelarm Waarde Geldig
Spiegel (contramoer)
aan adapter
M10 x 1,25 Linkse schroefdraad,
22 Nm
Adapter aan klemblok
M10 x 14 - 4,8 25 Nm
164 TECHNISCHE GEGEVENS
Spiegelarm Waarde Geldig
Spiegel op afstands-
bus
M5 x 20 3 Nm met Op-
tion 719
freesdelen-
pakket Clas-
sic IISU
of
met Op-
tion 719
freesdelen-
pakket Sha-
dow IISU
Koplamp Waarde Geldig
Koplamp op houder
M8 x 40 19 Nm
Voorspatbord Waarde Geldig
Spatbord voor aan
vork
M5 x 20 5 Nm
Frame Waarde Geldig
Voetsteunenset aan
achterframe
M8 x 25 19 Nm
Frame voor duopassa-
gier aan achterframe
M8 x 30 19 Nm
165
Frame Waarde Geldig
Frame voor duopassa-
gier aan bagageframe
M6 x 20 8 Nm
Bevestigingsbrug aan
achterframe
M6 x 14,5 8 Nm
Uitlaatsysteem Waarde Geldig
Klem op uitlaatdem-
per en uitlaatspruit-
stuk
M8 x 45 22 Nm
Uitlaatdemper op
duoframe
M8 x 40 19 Nm
Houder voor uitlaat-
demper op het ach-
terframe
M8 x 30 19 Nm met steun
voor uitlaat-
demperOA
M8 x 25 19 Nm
Uitlaatdemper aan
houder
M8 x 40 10 Nm met steun
voor uitlaat-
demperOA
166 TECHNISCHE GEGEVENS
BRANDSTOF
Aanbevolen brandstofkwaliteit Super loodvrij (max. 15%
ethanol, E15)
95 ROZ/RON
90 AKI
Alternatieve brandstofkwaliteit Normaal loodvrij (max.
15% ethanol, E15)
91 ROZ/RON
87 AKI
Nuttige tankinhoud Circa 18 l
Reservehoeveelheid Circa 3,5 l
Benzineverbruik 5,1 l/100 km, volgens WMTC
CO2-emissie 119 g/km, volgens WMTC
Emissienorm EU 5
MOTOROLIE
Motorolie-inhoud max 3,95 l, met filtervervan-
ging
Specificatie SAE 15W-50, API SJ /
JASO MA2, Additieven (bijv.
op molybdeen-basis) zijn niet
toegestaan, omdat gecoate
onderdelen van de motor
hierdoor worden aangetast,
BMW Motorrad adviseert
BMW Motorrad ADVANTEC Pro olie.
Bijvulhoeveelheid motorolie max 0,5 l, Verschil tussen MIN
en MAX
BMW recommends
167
MOTOR
Plaats van de motornummers Carter rechtsonder, onder cilin-
der
Motortype A72B12A
Motorconstructie Lucht-/oliegekoelde tweeci-
linder-viertakt-boxermotor
met twee bovenliggende, door
tandwielen aangedreven nok-
kenassen en een balansas.
Cilinderinhoud 1170 cm3
Cilinderboring 101 mm
Slag 73 mm
Compressieverhouding 12 : 1
Nominaal vermogen 80 kW, bij toerental:
7250 min-1
Koppel 116 Nm, bij toerental:
6000 min-1
Max. toerental max 8500 min-1
Stationair toerental 1150±50 min-1 , motor op be-
drijfstemperatuur
KOPPELING
Koppelingsconstructie Enkelvoudige drogeplaatkop-
peling
168 TECHNISCHE GEGEVENS
TRANSMISSIE
Constructie versnellingsbak Klauwgeschakelde versnel-
lingsbak met 6 versnellingen
met schuine vertanding
Overbrengingsverhoudingen 1,737, Primaire overbrengings-
verhouding
2,375 (38:16 tanden), 1e ver-
snelling
1,696 (39:23 tanden), 2e ver-
snelling
1,296 (35:27 tanden), 3e ver-
snelling
1,065 (33:31 tanden), 4e ver-
snelling
0,939 (31:33 tanden), 5e ver-
snelling
0,848 (28:33 tanden), 6e ver-
snelling
CARDAN
Constructie van de cardan Asaandrijving met haakse
tandwieloverbrenging
Achterwielophanging - con-
structie
Eenzijdige swingarm in
gegoten aluminium met
BMW Motorrad Paralever
Overbrengingsverhouding van
de cardan
2,909
Achterasdifferentieelolie SAE 70W-80 / Hypoid Axle
G3
169
FRAME
Frameconstructie Roosterbuisframe met mee-
dragende aandrijfeenheid
Plaats van het typeplaatje Frame linksvoor bij het bal-
hoofd
Locatie van het framenummer Hoofdframe rechtsvoor onder
RIJWIELGEDEELTE
Voorwiel
Voorwielophanging - construc-
tie
Upside-Down telescoopvork,
diameter 46 mm, acceleratie-
en drukstanden instelbaar
Veerweg voor 120 mm, bij wiel
170 TECHNISCHE GEGEVENS
Achterwiel
Constructie van de achterwiel-
vering
Centrale veerpoot met
schroefveer, instelbare
uitgaande demping en
veervoorspanning
Veerweg bij achterwiel 120 mm, Bij wiel
Geadviseerde onderstelinstel-
ling voor solo rijden
Draai de stelknop linksom tot
aan de aanslag, veervoorspan-
ning
Stelschroef tot de aanslag
rechtsom draaien en vervol-
gens 2 omwenteling terug,
demping
Geadviseerde onderstelinstel-
ling voor het rijden met duo-
passagier
Draai de stelknop rechtsom tot
aan de aanslag, veervoorspan-
ning
Stelschroef tot de aanslag
rechtsom draaien en vervol-
gens 1 omwenteling terug,
demping
REMMEN
Voorwiel
Voorwielrem - constructie Dubbele schijfrem met vaste
remklauw met 4 zuigers
Remvoeringmateriaal, voor Sintermetaal
Dikte remschijf, voor min 4 mm, Slijtagegrens
Achterwiel
Achterwielrem - constructie Enkele schijfrem met zwe-
vende remklauw met 2 zuigers
Remvoeringmateriaal, achter Organisch
Dikte remschijf, achter min 4,5 mm, Slijtagegrens
171
WIELEN EN BANDEN
Aanbevolen bandencombina-
ties
Een overzicht van de op
dit moment goedgekeurde
banden krijgt u bij uw
BMW Motorrad Partner.
Snelheidscategorie banden
voor/achter
V, ten minste noodzakelijk:
240 km/h
Voorwiel
Type voorwiel Spaakwiel
Velgmaat voorwiel 3,50" x 17"
Bandcodering, voor 120 / 70 ZR 17
Draagvermogenkengetal voor-
banden
min. 58
Toelaatbare onbalans voorwiel max 5 g
Achterwiel
Constructie achterwiel Spaakwiel
Velgmaat achterwiel 5,50" x 17"
Bandenopschrift, achter 180 / 55 ZR 17
Draagvermogenkengetal ach-
terbanden
min. 73
Toelaatbare onbalans achter-
wiel
max 5 g
Bandenspanningen
Bandenspanning voor 2,5 bar, bij koude band
Bandenspanning achter 2,7 bar, solo, bij koude banden
2,9 bar, rijden met duopas-
sagier en belading, bij koude
banden
172 TECHNISCHE GEGEVENS
ELEKTRISCHE INSTALLATIE
Zekeringen
Zekering 1 10 A, Instrumentenpaneel,
alarmsysteem DWA, contact-
schakelaar, OBD-diagnoseaan-
sluiting, spoel scheidingsrelais
Zekering 2 4 A, Sensorbox, combischake-
laar links
Accu
Accu AGM-accu (Absorbent Glass
Mat)
Nominale accuspanning 12 V
Accucapaciteit 14 Ah
Bougies
Fabrikant en benaming bou-
gies
NGK MAR8AI10DS
Lampen
Alle lichtbronnen LED
MATEN
Lengte 2105 mm, gemeten boven
achterwiel
Hoogte 1240 mm, met spiegel, bij
DINleeggewicht
Breedte 865 mm, met handhendel
Zithoogte berijders-buddyseat 805 mm, zonder berijder, bij
DIN rijklaar gewicht
Stapbooglengte berijder 1785 mm, zonder berijder, bij
DIN rijklaar gewicht
173
GEWICHTEN
Leeggewicht van het voertuig 221 kg, DIN-leeggewicht, rij-
klaar, tank 90% gevuld, zonder
speciale opties
Maximaal toelaatbaar totaalge-
wicht
430 kg
Maximale belading 208 kg
RIJGEGEVENS
Maximumsnelheid >200 km/h
SERVICE
12
BMW MOTORRAD SERVICE 176
BMW MOTORRAD ONDERHOUDSHISTORIE 176
BMW MOTORRAD MOBILITEITSDIENSTEN 177
ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN 177
ONDERHOUDSSCHEMA 179
BMW INRIJCONTROLE 181
ONDERHOUDSBEVESTIGINGEN 182
SERVICEBEVESTIGINGEN 194
176 SERVICE
BMW MOTORRAD SERVICE
Via ons wijdverbreide dealer-
netwerk staat BMW Motorrad
u en uw motorfiets wereldwijd
in meer dan 100 landen bij. De
BMW Motorrad Partners be-
schikken over de technische
informatie en de technische
knowhow om alle onderhouds-
en herstelwerkzaamheden aan
uw BMW betrouwbaar te kun-
nen uitvoeren.
De dichtstbijzijnde
BMW Motorrad Partner
vindt u op onze website onder:
bmw-motorrad.com
WAARSCHUWING
Ondeskundig uitgevoerde
onderhouds- en reparatie-
werkzaamheden
Gevaar voor ongevallen door
gevolgschade
BMW Motorrad adviseert
de betreffende werkzaam-
heden aan uw motorfiets
door een specialist te laten
uitvoeren, bij voorkeur een
BMW Motorrad dealer.
Om te kunnen garanderen dat
uw BMW zich altijd in opti-
male conditie bevindt, adviseert
BMW Motorrad u de voorge-
schreven onderhoudsintervallen
voor uw motorfiets aan te hou-
den.
Alle uitgevoerde onderhouds-
en reparatiewerkzaamheden
in het hoofdstuk Onderhoud in
deze handleiding laten bevesti-
gen. Voor coulanceregelingen
buiten de garantieperiode is
het absoluut noodzakelijk dat
kan worden aangetoond dat de
vereiste onderhoudswerkzaam-
heden zijn uitgevoerd.
Informatie over de
BMW Motorrad Service
is verkrijgbaar bij uw
BMW Motorrad Partner.
BMW MOTORRAD ONDER-
HOUDSHISTORIE
Vermeldingen
De verrichte onderhoudswerk-
zaamheden worden ingevoerd
in de onderhoudsbewijzen. De
vermeldingen zijn net als een
onderhoudsboekje het bewijs
van een regelmatig onderhoud.
Bij een vermelding in de onder-
houdshistorie van het voertuig
worden onderhoudsrelevante
gegevens in de centrale IT-sys-
177
temen van BMW AG, München
opgeslagen.
De in de onderhoudshistorie
vermelde gegevens zijn
na het overgaan op een
nieuwe voertuigbezitter ook
beschikbaar ter inzage door de
nieuwe voertuigbezitter. Een
BMW Motorrad Partner of een
vakwerkplaats kan de in de
elektronische onderhoudshisto-
rie vermelde gegevens inzien.
Bezwaar
De voertuigbezitter kan bij een
BMW Motorrad Partner of een
vakwerkplaats bezwaar maken
tegen de vermelding in de elek-
tronische onderhoudshistorie
met de daarmee verbonden
opslag van de gegevens in het
voertuig en de gegevensover-
dracht aan de voertuigfabrikant
met betrekking tot zijn/haar tijd
als voertuigbezitter. Er volgt
dan geen vermelding in de on-
derhoudshistorie van het voer-
tuig.
BMW MOTORRAD MOBILI-
TEITSDIENSTEN
Bij nieuwe BMW motorfietsen
bent u met de BMW Motorrad
mobiliteitsdiensten in geval
van pech verzekerd van di-
verse diensten (bijvoorbeeld
BMW Service Centrale, pech-
hulp, transport).
Informeer bij uw
BMW Motorrad dealer,
welke mobiliteitsdiensten
worden aangeboden.
ONDERHOUDSWERKZAAM-
HEDEN
BMW Afleveringscontrole
De BMW afleveringscontrole
wordt door uw BMW Motorrad
dealer uitgevoerd voordat de
motorfiets aan u wordt afgele-
verd.
BMW Inrijcontrole
De BMW inrijcontrole moet
worden uitgevoerd tussen
500 km en 1200 km.
BMW Motorrad Service
Het BMW Motorrad onderhoud
wordt eenmaal per jaar uitge-
voerd. De omvang van het on-
derhoud kan afhankelijk van het
bouwjaar van het voertuig en
de afgelegde afstand variëren.
Uw BMW Motorrad Partner be-
vestigt het uitgevoerde onder-
houd en vult de termijn voor
het volgende onderhoud in.
Bij berijders die jaarlijks veel
kilometers rijden, kan het nood-
zakelijk zijn het onderhoud al
vóór de ingevulde termijn te la-
ten uitvoeren. Voor deze geval-
178 SERVICE
len wordt in de onderhoudsbe-
vestiging bovendien een over-
eenkomstige maximale afstand
ingevuld. Wordt deze afstand
voor de volgende onderhouds-
afspraak bereikt, dan moet de
onderhoudsbeurt eerder wor-
den uitgevoerd.
De onderhoudsmelding op het
multifunctioneel display herin-
nert u circa een maand resp.
1000 km voor de ingevoerde
waarden aan de naderende ser-
vicetermijn.
Meer informatie over het on-
derwerp service onder:
bmw-motorrad.com/service
De voor uw voertuig noodzake-
lijke onderhoudsomvang vindt
u in het volgende onderhouds-
schema:
179
ONDERHOUDSSCHEMA
1 BMW Motorrad Inrijcon-
trole (inclusief olieverver-
sing en oliefiltervervan-
ging)
2 BMW Motorrad Service
standaardomvang
3 Olieverversing in motor
met filter
4 Olieverversing in haakse
tandwieloverbrenging
5 Klepspeling controleren
6 Versnellingsbakolie verver-
sen
7 Alle bougies vervangen
8 Luchtfilterelement vervan-
gen
9 Riem voor dynamo ver-
vangen
10 Olieverversing in de tele-
scoopvork
11 Remvloeistof in het gehele
systeem verversen
aJaarlijks of elke
10000 km (wat zich het
eerst voordoet)
bElke 2 jaar of elke
20000 km (wat zich het
eerst voordoet)
cDe eerste keer na een
jaar, daarna elke twee jaar
of 40000 km (wat zich
het eerst voordoet)
180 SERVICE
dElke zes jaar of elke
40000 km (wat zich het
eerst voordoet)
eVoor het eerst na een jaar,
daarna elke twee jaar
181
BMW INRIJCONTROLE
BMW Motorrad inrijcontrole
Hierna worden de werkzaamheden van de BMW Motorrad inrij-
controle opgesomd. De daadwerkelijke onderhoudsomvang voor
uw motorfiets kan hiervan afwijken.
Servicedatum en resterende kilometers instellen
Voertuigtest met BMW Motorrad diagnosesysteem uitvoeren
Motorolieverversing met filter
Olie in haakse tandwieloverbrenging verversen
Balhoofdlager instellen
Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Bandenprofieldiepte en bandenspanning controleren
Spaakspanning controleren, zo nodig de spaken naspannen
Verlichting en signalering controleren
Functiecontrole motorstartonderdrukking
Eindcontrole en controleren op verkeersveiligheid
Voertuigtest met BMW Motorrad diagnosesysteem uitvoeren
BMW Service in boorddocumentatie bevestigen
182 SERVICE
ONDERHOUDSBEVESTIGINGEN
BMW Motorrad Service standaardomvang
Hieronder volgen de activiteiten die deel uitmaken van de Service
standaardomvang van BMW Motorrad Service. De daadwerkelijke
onderhoudsomvang voor uw motorfiets kan hiervan afwijken.
Voertuigtest met BMW Motorrad diagnosesysteem uitvoeren
Visuele controle van het hydraulische koppelingssysteem
Balhoofdlager controleren
Visuele controle van de remleidingen, remslangen en aansluitin-
gen
Remblokken en remschijven voor op slijtage controleren
Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Remblokken en remschijf achter op slijtage controleren
Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Bandenspanning en -profieldiepte controleren
Zijstandaard op beweegbaarheid controleren
Spanning van de spaken controleren, evt. natrekken
Verlichting, richtingaanwijzers en claxon controleren
Functiecontrole motorstartonderdrukking
Eindcontrole en controleren op verkeersveiligheid
Onderhoudsdatum en resterende afstand met BMW Motorrad
diagnosesysteem instellen
Laadtoestand van de accu controleren
BMW Motorrad onderhoud in de boorddocumentatie bevestigen
183
BMW overdrachtscontrole
uitgevoerd
op
Stempel, handtekening
BMW inrijcontrole
uitgevoerd
op
bij km
Volgende servicebeurt
uiterlijk
op
of, indien dit eerder wordt
bereikt
bij km
Stempel, handtekening
184 SERVICE
BMW Motorrad Service
uitgevoerd
op
bij km
Volgende servicebeurt
uiterlijk
op
of, indien dit eerder wordt
bereikt
bij km
Uitgevoerde werkzaamheden
Ja Nee
BMW Motorrad Service
Olieverversing in motor met filter
Olieverversing in haakse tandwieloverbren-
ging
Klepspeling controleren
Versnellingsbakolie verversen
Alle bougies vervangen
Luchtfilterelement vervangen
Riem voor dynamo vervangen
Olieverversing in de telescoopvork
Remvloeistof voor verversen
Remvloeistof achter verversen
Aanwijzingen Stempel, handtekening
185
BMW Motorrad Service
uitgevoerd
op
bij km
Volgende servicebeurt
uiterlijk
op
of, indien dit eerder wordt
bereikt
bij km
Uitgevoerde werkzaamheden
Ja Nee
BMW Motorrad Service
Olieverversing in motor met filter
Olieverversing in haakse tandwieloverbren-
ging
Klepspeling controleren
Versnellingsbakolie verversen
Alle bougies vervangen
Luchtfilterelement vervangen
Riem voor dynamo vervangen
Olieverversing in de telescoopvork
Remvloeistof voor verversen
Remvloeistof achter verversen
Aanwijzingen Stempel, handtekening
186 SERVICE
BMW Motorrad Service
uitgevoerd
op
bij km
Volgende servicebeurt
uiterlijk
op
of, indien dit eerder wordt
bereikt
bij km
Uitgevoerde werkzaamheden
Ja Nee
BMW Motorrad Service
Olieverversing in motor met filter
Olieverversing in haakse tandwieloverbren-
ging
Klepspeling controleren
Versnellingsbakolie verversen
Alle bougies vervangen
Luchtfilterelement vervangen
Riem voor dynamo vervangen
Olieverversing in de telescoopvork
Remvloeistof voor verversen
Remvloeistof achter verversen
Aanwijzingen Stempel, handtekening
187
BMW Motorrad Service
uitgevoerd
op
bij km
Volgende servicebeurt
uiterlijk
op
of, indien dit eerder wordt
bereikt
bij km
Uitgevoerde werkzaamheden
Ja Nee
BMW Motorrad Service
Olieverversing in motor met filter
Olieverversing in haakse tandwieloverbren-
ging
Klepspeling controleren
Versnellingsbakolie verversen
Alle bougies vervangen
Luchtfilterelement vervangen
Riem voor dynamo vervangen
Olieverversing in de telescoopvork
Remvloeistof voor verversen
Remvloeistof achter verversen
Aanwijzingen Stempel, handtekening
188 SERVICE
BMW Motorrad Service
uitgevoerd
op
bij km
Volgende servicebeurt
uiterlijk
op
of, indien dit eerder wordt
bereikt
bij km
Uitgevoerde werkzaamheden
Ja Nee
BMW Motorrad Service
Olieverversing in motor met filter
Olieverversing in haakse tandwieloverbren-
ging
Klepspeling controleren
Versnellingsbakolie verversen
Alle bougies vervangen
Luchtfilterelement vervangen
Riem voor dynamo vervangen
Olieverversing in de telescoopvork
Remvloeistof voor verversen
Remvloeistof achter verversen
Aanwijzingen Stempel, handtekening
189
BMW Motorrad Service
uitgevoerd
op
bij km
Volgende servicebeurt
uiterlijk
op
of, indien dit eerder wordt
bereikt
bij km
Uitgevoerde werkzaamheden
Ja Nee
BMW Motorrad Service
Olieverversing in motor met filter
Olieverversing in haakse tandwieloverbren-
ging
Klepspeling controleren
Versnellingsbakolie verversen
Alle bougies vervangen
Luchtfilterelement vervangen
Riem voor dynamo vervangen
Olieverversing in de telescoopvork
Remvloeistof voor verversen
Remvloeistof achter verversen
Aanwijzingen Stempel, handtekening
190 SERVICE
BMW Motorrad Service
uitgevoerd
op
bij km
Volgende servicebeurt
uiterlijk
op
of, indien dit eerder wordt
bereikt
bij km
Uitgevoerde werkzaamheden
Ja Nee
BMW Motorrad Service
Olieverversing in motor met filter
Olieverversing in haakse tandwieloverbren-
ging
Klepspeling controleren
Versnellingsbakolie verversen
Alle bougies vervangen
Luchtfilterelement vervangen
Riem voor dynamo vervangen
Olieverversing in de telescoopvork
Remvloeistof voor verversen
Remvloeistof achter verversen
Aanwijzingen Stempel, handtekening
191
BMW Motorrad Service
uitgevoerd
op
bij km
Volgende servicebeurt
uiterlijk
op
of, indien dit eerder wordt
bereikt
bij km
Uitgevoerde werkzaamheden
Ja Nee
BMW Motorrad Service
Olieverversing in motor met filter
Olieverversing in haakse tandwieloverbren-
ging
Klepspeling controleren
Versnellingsbakolie verversen
Alle bougies vervangen
Luchtfilterelement vervangen
Riem voor dynamo vervangen
Olieverversing in de telescoopvork
Remvloeistof voor verversen
Remvloeistof achter verversen
Aanwijzingen Stempel, handtekening
192 SERVICE
BMW Motorrad Service
uitgevoerd
op
bij km
Volgende servicebeurt
uiterlijk
op
of, indien dit eerder wordt
bereikt
bij km
Uitgevoerde werkzaamheden
Ja Nee
BMW Motorrad Service
Olieverversing in motor met filter
Olieverversing in haakse tandwieloverbren-
ging
Klepspeling controleren
Versnellingsbakolie verversen
Alle bougies vervangen
Luchtfilterelement vervangen
Riem voor dynamo vervangen
Olieverversing in de telescoopvork
Remvloeistof voor verversen
Remvloeistof achter verversen
Aanwijzingen Stempel, handtekening
193
BMW Motorrad Service
uitgevoerd
op
bij km
Volgende servicebeurt
uiterlijk
op
of, indien dit eerder wordt
bereikt
bij km
Uitgevoerde werkzaamheden
Ja Nee
BMW Motorrad Service
Olieverversing in motor met filter
Olieverversing in haakse tandwieloverbren-
ging
Klepspeling controleren
Versnellingsbakolie verversen
Alle bougies vervangen
Luchtfilterelement vervangen
Riem voor dynamo vervangen
Olieverversing in de telescoopvork
Remvloeistof voor verversen
Remvloeistof achter verversen
Aanwijzingen Stempel, handtekening
194 SERVICE
SERVICEBEVESTIGINGEN
De tabel dient als bewijs voor het uitvoeren van de onderhouds-
en reparatiewerkzaamheden, het inbouwen van optionele acces-
soires en het uitvoeren van speciale maatregelen.
Uitgevoerde werkzaamheden bij km Datum
195
Uitgevoerde werkzaamheden bij km Datum
DECLARATION OF CONFORMITY 197
197
DECLARATION OF CONFORMITY
Manufacturer
Bayerische Motoren Werke Aktiengesellschaft
Petuelring 130, 80809 Munich, Germany
Hereby, BMW AG declares that the radio equipment components
listed below are in compliance with Directive 2014/53/
EU and with Radio Equipment Regulations 2017 of the
United Kingdom. The full text of the EU/UK declarations of
conformity are available at the following internet address:
bmw-motorrad.com/certification
Simplified EU Declaration of Conformity according to EU RED
(2014/53/EU).
Technical information
Radio
equip-
ment
Compo-
nent
Frequency band Output/
Transmis-
sion Power
EWS4 EWS 134 kHz 50 dBμV/m
HUF5750 Keyless
Ride
434,42 MHz 10 mW
HUF8465 Keyless
Ride
134,45 kHz 42 dBμV/m
HUF5794 Keyless
Ride
433,92 MHz 10 mW
HUF8485 Keyless
Ride
134,45 kHz 42 dBμV/m
198 BIJLAGE
Radio
equip-
ment
Compo-
nent
Frequency band Output/
Transmis-
sion Power
ZB001 Keyless
Ride
134.5 kHz allowed
66 dBµA/
m@ 10m
ZB002 Keyless
Ride
433.92 MHz max.
10 dBm
e.r.p
TXBMWMR
DWA 433.05 MHz - 434.79 MHz 18,8 dBm
RDC3 RDC 433.92 MHz <13 mW
Wus
Moto
gen 3
RDC 433,05 MHz - 434,79 MHz <10 mW
e.r.p.
MC24-
MA4
RDC
WCA
Motorrad-
Lades-
taufach
Charging
compart-
ment
110 kHz - 115 kHz < 6 W
ICC6.5in Instru-
ment
Cluster
Bluetooth: 2402 MHz -
2480 MHz
WLAN: 2412 MHz –
2462 MHz
Bluetooth:
< 4 dBm
WLAN: <
20 dBm
ICC10in Instru-
ment
Cluster
Bluetooth: 2402 MHz -
2480 MHz
WLAN: 2402 MHz –
2472 MHz
Bluetooth:
< +4 dBm
WLAN: <
+14 dBm
MRR
e14FCR
ACC 76 - 77 GHz Peak max.
32 dBm
Nom max.
27 dBm
199
Radio
equip-
ment
Compo-
nent
Frequency band Output/
Transmis-
sion Power
TL1P22 Intelli-
gent
emerg-
ency call
832 MHz - 862 MHz
880 MHz - 915 MHz
1710 MHz - 1785 MHz
1920 MHz - 1980 MHz
2500 MHz - 2570 MHz
2570 MHz - 2620 MHz
GNSS: 1559 MHz-
1610 MHz
23 dBm
33 dBm
30 dBm
24 dBm
23 dBm
23 dBm
MCR001 Audio
system
200 TREFWOORDENREGISTER
A
Aanhaalmomenten, 163
ABS
Controle- en waarschuwings-
lampje, 32
Techniek in detail, 98
Zelfdiagnose, 86
Accessoires
Algemene aanwijzingen, 140
Accu
Aangesloten accu opla-
den, 132
Accu vervangen, 133
Boordnetspanning te laag, 31
Losgemaakte accu opla-
den, 133
Onderhoudsaanwijzin-
gen, 132
Positie op de motorfiets, 18
Technische gegevens, 172
Achterwielstandaard
aanbrengen, 112
Adaptieve bochtverlichting, 106
Techniek in detail, 106
Afkortingen en symbolen, 4
Alarmknipperlichten
bedienen, 42
Bedieningselement, 19
ASC
bedienen, 56
Controle- en waarschuwings-
lampje, 32
inschakelen, 56
Techniek in detail, 102
uitschakelen, 56
Zelfdiagnose, 87
B
Bagage
vastbinden, 141
Banden
Bandenspanning controle-
ren, 119
Bandenspanningen, 171
Inrijden, 88
Profieldiepte controleren, 119,
120
Technische gegevens, 171
Bandenspanningen
Aanwijzingsbord, 18
Beladingstabel
Aanwijzingsbord, 18
Boordgereedschap
Positie op de motorfiets, 18
Boordnetspanning
weergeven: VOLTGE, 48
Bougies
Technische gegevens, 172
Boutverbindingen, 163
Brandstof
Brandstofreserve, 34
Tanken, 92
Technische gegevens, 166
Vulnippel, 16
Brandstofreserve
Controlelampje, 34
Traject weergeven: KM R, 46
Buddyseat berijder
inbouwen, 61
uitbouwen, 61
Buddyseatafdekking, 148, 149
Buddyseatframe
inbouwen, 145
uitbouwen, 142
201
C
Cardan
Technische gegevens, 168
Claxon, 19
Combischakelaar
Overzicht links, 19
Overzicht rechts, 20
Contact
inschakelen, 40
uitschakelen, 41
Contactdoos
Positie op het voertuig, 16
Controlelampjes, 21, 30
ABS, 32
Alarmsysteem, 33
ASC/DTC, 32
Boordnetspanning te laag, 31
Brandstofreserve, 34
Elektronische wegrijblokke-
ring, 29
Koelvloeistoftemperatuur, 29
Lamp defect, 32
Motorelektronica, 29
Motortemperatuur, 29
Motorwaarschuwing, 30
Overzicht, 24
Waarschuwing buitentempe-
ratuur, 31
Weergave, 26
Controlelijst, 84
D
Dagrijlicht
automatisch dagrijlicht, 44
Dagteller
weergeven: KM 1 of
KM A, 46
Datum
Datum instellen, 51
weergeven: DATE, 48
Demping
instellen, 72
Diagnosestekker
bevestigen, 135
losmaken, 135
Diefstalbeveiligingsinstallatie
activeren, 54
bedienen, 54
Controlelampje, 21
deactiveren, 55
instellen, 55
Waarschuwingsindicatie, 33
Display
Helderheid display instel-
len, 50
DTC
inschakelen, 56
Techniek in detail, 102
Duo-buddyseat
inbouwen, 61
uitbouwen, 61
Vergrendeling, 17
Dynamic Brake Control, 101
Techniek in detail, 101
E
Elektrische installatie
Technische gegevens, 172
F
Follow-me-home-verlich-
ting, 43
Frame
Technische gegevens, 169
202 TREFWOORDENREGISTER
G
Gemiddeld verbruik
weergeven: CONS, 48
Gemiddelde snelheid
weergeven: SPEED, 48
Gemiddelde waarde
resetten, 49
Gewichten
Technische gegevens, 173
H
Handvatverwarming
bedienen, 60
I
Inrijden, 88
Instellingen
weergeven: SETUP
ENTER, 46
Instrumentenpaneel
Eenheden instellen, 52
Omgevingslichtsensor, 21
Overzicht, 21
K
Kilometerteller
resetten, 49
weergeven: KM, 46
Klok
Klok instellen, 51
weergeven: CLOCK, 46
Koelvloeistof
Waarschuwingslampje voor te
hoge temperatuur, 29
Koelvloeistoftemperatuur
Sensor defect, 29
weergeven: ENGTMP, 46
Koplamp
instelling rechts-/linksrijdend
verkeer, 67
Lichtbundel, 67
Lichtbundel instellen, 67
Koppeling
Koppelingshendel instellen, 68
Technische gegevens, 167
Vloeistofreservoir, 16
Werking controleren, 119
L
Lampen
LED-lamp vervangen, 130
Technische gegevens, 172
Waarschuwing voor defecte
lamp, 32
Lichtbundel
instellen, 67
M
Maten
Technische gegevens, 172
Mobiliteitsdiensten, 177
Momenteel verbruik
weergeven: CONS C, 48
Motor, 30
Controlelampje motorelektro-
nica, 29
Ernstige storing, 30
Starten, 85
Technische gegevens, 167
Motorfiets
Buiten gebruik stellen, 157
in gebruik nemen, 158
neerzetten, 91
reinigen, 152
vastbinden, 94
verzorgen, 152
203
Motorolie
bijvullen, 113
Niveau-aanduiding, 16
Technische gegevens, 166
Vulopening, 17
Vulpeil controleren, 112
Motorsleepmomentrege-
ling, 105
Multifunctioneel display, 21
Overzicht, 25
SETUP, 50
SETUP beëindigen, 54
Weergave selecteren, 46
N
Nooduitschakelingsschake-
laar, 20
bedienen, 42
O
Omgevingstemperatuur
Waarschuwing buitentempe-
ratuur, 31
Onderhoud
Onderhoudsschema, 179
Onderhoudsbevestigingen, 182
Onderhoudsmelding, 35
Onderhoudstermijnen, 177
Overzicht waarschuwingsindi-
caties, 27
Overzichten
Controle- en waarschuwings-
lampjes, 24
Instrumentenpaneel, 21
linker combischakelaar, 19
linker voertuigzijde, 16
Multifunctioneel display, 25
Onder de buddyseat, 18
Rechter stuurararmatuur, 20
Rechterzijde voertuig, 17
P
Parkeren, 91
Pre-Ride-Check, 85
R
Remblokken
achter controleren, 115
Inrijden, 88
voor controleren, 114
Remmen
ABS Pro, 100
ABS Pro afhankelijk van
rijmodus, 90
Dynamic Brake Control
afhankelijk van rijmodus, 90
Remhendel instellen, 69
Slijtage-indicator, 116
Technische gegevens, 170
Veiligheidsaanwijzingen, 89
Werking controleren, 114
Remvloeistof
Reservoir achter, 17
Reservoir voor, 17
Vloeistofpeil achter controle-
ren, 118
Vulpeil voor controleren, 116
Richtingaanwijzers
bedienen, 42
Bedieningselement, 19
Rijgegevens
Technische gegevens, 173
Rijmodus, 57
Techniek in detail, 103
Rijtijd
weergeven: RDTIME, 48
204 TREFWOORDENREGISTER
Rijwielgedeelte
Technische gegevens, 169
S
Service, 176
Onderhoudshistorie, 176
SETUP
beëindigen, 54
resetten, 53
selecteren, 50
Sleutel, 40
Snelheidsmeter, 21, 25
Snelheidsregeling
bedienen, 58
Spiegels
instellen, 66
Startblokkering
Reservesleutel, 41
Waarschuwingsindicatie, 29
Starten, 85
Bedieningselement, 20
Starten met hulpstartka-
bels, 130
Storingstabel, 162
Stuurslot, 40
T
Tanken, 92
Technische gegevens
Accu, 172
Bougies, 172
Brandstof, 166
Cardan, 168
Elektrische installatie, 172
Frame, 169
Gewichten, 173
Koppeling, 167
Lampen, 172
Maten, 172
Motor, 167
Motorolie, 166
Remmen, 170
Rijgegevens, 173
Rijwielgedeelte, 169
Transmissie, 168
Wielen en banden, 171
Zekeringen, 172
Toerenteller, 21
Tractiecontrole
ASC, 102
DTC, 102
Typeplaatje
Positie op het voertuig, 16
U
USB-laadaansluiting
Positie op het voertuig, 16
V
Veervoorspanning
Instelelement achter, 17
instellen, 70
Veiligheidsaanwijzingen
over het remmen, 89
over het rijden, 82
Veiligheidsriemen
Positie op het voertuig, 16
Verlichting
automatisch dagrijlicht, 44
Bedieningselement, 19
Dimlicht, 42
Follow-me-home-verlich-
ting, 43
Grootlicht bedienen, 43
Lichtsignaal bedienen, 43
Parkeerlicht bedienen, 43
Stadslicht, 43
205
Versnellingsbak
Technische gegevens, 168
Verzorging
Chroom, 156
Lakconservering, 157
Voertuigidentificatienummer
Positie op de motorfiets, 17
Voetsteunen
Positie op het voertuig, 16
Voorwielstandaard
aanbrengen, 111
W
Waarschuwingslampje storing
aandrijving, 30
Waarschuwingslampjes, 21
Wielen
Achterwiel inbouwen, 128
Achterwiel uitbouwen, 127
Spaken controleren, 120
Technische gegevens, 171
Velgen controleren, 120
Voorwiel inbouwen, 123
Voorwiel uitbouwen, 121
Wielmaat veranderen, 120
Z
Zekeringen
Technische gegevens, 172
vervangen, 133
Zekeringenoverzicht, 134
Afhankelijk van de uitvoering
en de accessoires van uw mo-
torfiets, maar ook bij speciale
uitvoeringen voor bepaalde lan-
den, kunnen afwijkingen t.a.v.
afbeeldingen en teksten op-
treden. Hieruit kunnen geen
aanspraken worden afgeleid.
De opgegeven maten, gewich-
ten en verbruiks- en prestatie-
opgaven kunnen binnen de ge-
bruikelijke toleranties in ge-
ringe mate afwijken.
Wijzigingen in constructie, uit-
rusting en accessoires voorbe-
houden.
Vergissingen voorbehouden.
© 2022 Bayerische Motoren
Werke Aktiengesellschaft
80788 München, Duitsland
Reproductie, ook gedeeltelijk,
is enkel toegestaan na
schriftelijke goedkeuring van
BMW Motorrad, Aftersales.
Originele handleiding, gedrukt
in Duitsland.
Belangrijke gegevens voor een tankstop:
Brandstof
Aanbevolen brandstofkwaliteit Super loodvrij (max. 15%
ethanol, E15)
95 ROZ/RON
90 AKI
Alternatieve brandstofkwaliteit Normaal loodvrij (max. 15%
ethanol, E15)
91 ROZ/RON
87 AKI
Nuttige tankinhoud Circa 18 l
Reservehoeveelheid Circa 3,5 l
Bandenspanningen
Bandenspanning voor 2,5 bar, bij koude band
Bandenspanning achter 2,7 bar, solo, bij koude banden
2,9 bar, rijden met duopassagier
en belading, bij koude banden
Meer informatie rondom uw motorfiets vindt u op: bmw-motorrad.com
Bestelnummer: 01 40 5 A66 5F8
01.2022, 3e oplage, 06 *01405A665F8*
*01405A665F8*
Product specificaties
Merk: | BMW |
Categorie: | Motor |
Model: | R nineT (2022) |
Heb je hulp nodig?
Als je hulp nodig hebt met BMW R nineT (2022) stel dan hieronder een vraag en andere gebruikers zullen je antwoorden
Handleiding Motor BMW
6 December 2023
5 September 2023
17 Juni 2023
7 Juni 2023
1 Juni 2023
28 Mei 2023
23 Mei 2023
22 Mei 2023
10 Mei 2023
10 Mei 2023
Handleiding Motor
- Motor Yamaha
- Motor Aprilia
- Motor Benelli
- Motor BodyCraft
- Motor Danfoss
- Motor Derbi
- Motor Ducati
- Motor Elac
- Motor Emco
- Motor Harley Davidson
- Motor Honda
- Motor Husqvarna
- Motor Kawasaki
- Motor Kettler
- Motor KTM
- Motor Mercedes-Benz
- Motor Metabo
- Motor Milwaukee
- Motor Mitsubishi
- Motor Moto Guzzi
- Motor MV Agusta
- Motor Nautilus
- Motor Piaggio
- Motor Reebok
- Motor SMC
- Motor Suzuki
- Motor Texas
- Motor Victory
- Motor Zero
- Motor Joy-it
- Motor Juki
- Motor Mahindra
- Motor Beta
- Motor Triumph
- Motor Hyosung
- Motor TVS
- Motor GasGas
- Motor Indian
- Motor Bajaj
- Motor Mash
- Motor Hero
- Motor Cagiva
- Motor Chang Jiang
- Motor Ridley
- Motor Sherco
- Motor Royal Enfield
- Motor Anova
- Motor CRRCpro
Nieuwste handleidingen voor Motor
8 Januari 2025
8 Januari 2025
27 December 2024
14 December 2024
3 December 2024
16 November 2024
16 November 2024
15 November 2024
15 November 2024
15 November 2024