Triumph Tiger 900 GT Pro (2020) Handleiding
Lees hieronder de 📖 handleiding in het Nederlandse voor Triumph Tiger 900 GT Pro (2020) (251 pagina's) in de categorie Motor. Deze handleiding was nuttig voor 123 personen en werd door 2 gebruikers gemiddeld met 4.5 sterren beoordeeld
Pagina 1/251

GEBRUIKERSHANDLEIDING
GEBRUIKERSHANDLEIDING
GEBRUIKERSHANDLEIDING
GEBRUIKERSHANDLEIDINGGEBRUIKERSHANDLEIDING 01
Tiger 850 Sport, Tiger 900 GT (alle modellen),
Tiger 900 Rally (alle modellen)
en Tiger 900 Bond Edition
Deze handleiding bevat informatie over de Triumph-motorfiets(en) Tiger 850 Sport, Tiger 900 GT (alle modellen), Tiger
900 Rally (alle modellen) en Tiger 900 Bond Edition. Bewaar deze gebruikershandleiding altijd bij de motorfiets en
raadpleeg de informatie indien nodig.
De informatie in deze uitgave is gebaseerd op de meest recente, op het moment van publicatie beschikbare informatie.
Triumph behoudt zich het recht voor te allen tijde, zonder voorafgaande mededeling of verplichting, wijzigingen aan te
brengen.
Deze publicatie mag niet in zijn geheel, noch gedeeltelijk worden gereproduceerd zonder schriftelijke toestemming van
Triumph Motorcycles Limited.
© Copyright 11.2021 Triumph Motorcycles Limited, Hinckley, Leicestershire, Engeland.
Publicatie onderdeelnummer 3850173-NL versie 1

INHOUDSOPGA
INHOUDSOPGA
INHOUDSOPGA
INHOUDSOPGAINHOUDSOPGA
VE
VE
VE
VEVE
02
Deze gebruikershandleiding bevat een aantal verschillende hoofdstukken.
Onderstaande inhoudsopgave helpt u het begin van elk hoofdstuk op te zoeken,
waar u – in het geval van grotere hoofdstukken – een meer gedetailleerde
inhoudsopgave aantreft, die u helpt het betreffende onderwerp te vinden.
03 VOORWOORD
07 VEILIGHEID VOOROP
16 WAARSCHUWINGSLABELS
18 ONDERDELENOVERZICHT
23 SERIENUMMERS
25 ALGEMENE INFORMATIE
113 RIJDEN OP DE MOTORFIETS
129 ACCESSOIRES, LADING EN PASSAGIERS
135 ONDERHOUD
197 REINIGING EN STALLING
209 GARANTIE
223 SPECIFICATIES
229 SPECIFICATIES
235 SPECIFICATIES
241 INDEX
246 GOEDKEURINGSINFORMATIE

V
V
V
VVOOR
OOR
OOR
OOROORW
W
W
WWOORD
OORD
OORD
OORDOORD
03
Gebruikershandleiding
Waarschuwing
Deze gebruikershandleiding en alle
overige instructies die bij uw
motorfiets worden geleverd, maken
integraal deel uit van uw motorfiets en
moeten bij de motorfiets blijven, ook
wanneer deze wordt doorverkocht.
Iedereen die uw motorfiets gaat
berijden, dient deze
gebruikershandleiding en alle overige
instructies die bij uw motorfiets
worden geleverd, aandachtig te lezen
om volledig vertrouwd te raken met de
werking van de bedieningselementen,
de kenmerken, de capaciteiten en de
beperkingen van uw motorfiets.
Leen uw motorfiets niet aan anderen
uit, omdat rijden zonder vertrouwd te
zijn met de werking van de
bedieningselementen, de kenmerken,
de capaciteiten en de beperkingen van
de motorfiets kan leiden tot een
ongeval.
Dank u voor het kiezen van een
Triumph-motorfiets. Deze motorfiets is
het resultaat van Triumph's toepassing
van beproefde technieken, grondige
tests en het voortdurend streven naar
superieure betrouwbaarheid, veiligheid
en prestaties.
Lees voordat u gaat rijden deze
gebruikershandleiding aandachtig door
om volledig vertrouwd te raken met de
werking van de bedieningselementen, de
kenmerken, de capaciteiten en de
beperkingen van uw motorfiets.
Deze handleiding bevat tips voor veilig
rijden, maar beschrijft niet alle
technieken en vaardigheden die nodig
zijn om veilig op een motorfiets te rijden.
Triumph adviseert motorrijders
nadrukkelijk de nodige lessen te nemen
om deze motorfiets veilig te kunnen
bedienen.
Deze handleiding is bij uw plaatselijke
dealer verkrijgbaar in het:
▼Engels
▼Amerikaans Engels
▼Arabisch
▼Chinese
▼Nederlands
▼Frans
▼Duits
▼Italiaans
▼Japans
▼Portugees
▼Spaans
▼Zweeds
▼Thais
▼Fins (online beschikbaar op
www.triumphmotorcycles.com).
De beschikbare talen voor deze
handleiding zijn afhankelijk van het
specifieke motorfietsmodel en land.

V
V
V
VVOOR
OOR
OOR
OOROORW
W
W
WWOORD
OORD
OORD
OORDOORD
04
Praat met Triumph
Onze relatie met u stopt niet bij de
aankoop van uw Triumph. Uw feedback
over de ervaringen tijdens aankoop en
bezit zijn zeer belangrijk voor ons om
onze producten en diensten voor u te
ontwikkelen.
U helpt ons daarmee door ervoor te
zorgen dat uw erkende Triumph-dealer
uw e-mailadres heeft en dat bij ons
registreert. U ontvangt dan van ons op
uw e-mailadres een uitnodiging voor
een online-klanttevredenheidsonderzoek
waarmee u ons deze feedback kunt
geven.
Het Triumph-team.
Waarschuwingen en
opmerkingen
In deze gebruikershandleiding wordt
belangrijke informatie op de volgende
manier gepresenteerd:
Waarschuwing
Dit waarschuwingssymbool geeft
speciale instructies of procedures aan,
die persoonlijk letsel of levensgevaar
tot gevolg kunnen hebben wanneer ze
niet goed worden opgevolgd.
Voorzichtig
Dit symbool maant tot voorzichtigheid
en gaat vergezeld van speciale
instructies of procedures die
beschadiging of vernieling van
apparatuur tot gevolg kunnen hebben
wanneer ze niet strikt worden
opgevolgd.
Let op
Dit opmerkingssymbool geeft punten
van speciaal belang voor efficiëntere en
gemakkelijkere bediening aan.

V
V
V
VVOOR
OOR
OOR
OOROORW
W
W
WWOORD
OORD
OORD
OORDOORD
05
Waarschuwingslabels
Bovenstaand symbool wordt op
bepaalde plaatsen op de motorfiets
weergegeven. Het symbool betekent
'VOORZICHTIG: RAADPLEEG DE
HANDLEIDING' en wordt gevolgd door
een grafische voorstelling van het
betreffende onderwerp.
Probeer nooit op de motorfiets te rijden
of een aanpassing uit te voeren zonder
de in deze handleiding beschreven
relevante instructies te raadplegen.
Zie pagina 16 voor meer informatie
over de locatie van alle labels met dit
symbool. Dit symbool wordt zo nodig ook
weergegeven op de pagina's met de
relevante informatie.
Onderhoud
Om een lang, veilig en probleemloos
gebruik van uw motorfiets te
garanderen, dient het onderhoud te
worden uitgevoerd door een erkende
Triumph-dealer.
Alleen een erkende Triumph-dealer
beschikt over de noodzakelijke kennis,
apparatuur en vakkundigheid om uw
Triumph-motorfiets goed te
onderhouden.
Bezoek de Triumph-website op
www.triumph.co.uk of neem telefonisch
contact op met de bevoegde
distributeur in uw land voor informatie
over de dichtstbijzijnde erkende
Triumph-dealer. De adressen zijn ook
vermeld in het bij deze handleiding
geleverde onderhoudsboekje.
Terreinrijden
De motorfietsen zijn bedoeld voor
gebruik op de weg en licht terreinrijden.
Onder licht terreinrijden wordt gebruik
op ongeplaveide zand- of grindwegen
verstaan, maar niet het rijden op een
motorcrossbaan, deelname aan een
offroadwedstrijd (zoals motorcross of
enduro), of terreinrijden met een
passagier.
Licht terreinrijden strekt zich niet uit tot
springen met de motorfiets of het rijden
over obstakels. Probeer niet over bulten
of obstakels te springen. Probeer niet
over obstakels te rijden.

V
V
V
VVOOR
OOR
OOR
OOROORW
W
W
WWOORD
OORD
OORD
OORDOORD
06
Geluiddempingssysteem
Wijzigen van het
geluiddempingssysteem is verboden.
Eigenaars worden gewaarschuwd dat
het wettelijk verboden kan zijn om:
1. onderdelen of designelementen van
nieuwe voertuigen die bedoeld zijn
voor geluiddemping, voorafgaand aan
de verkoop of aflevering aan de
koper of daarna te verwijderen of
buiten werking te stellen, behalve als
dat nodig is voor onderhoud,
reparatie of vervanging, en,
2. het voertuig te gebruiken nadat zo'n
onderdeel of designcomponent is
verwijderd of buiten werking is
gesteld.
Onder knoeien worden onder meer de
volgende handelingen verstaan:
▼Verwijderen of doorboren van de
geluiddemper, schotten,
uitlaatbochten of enig ander
onderdeel dat uitlaatgassen geleidt.
▼Verwijderen of doorboren van enig
onderdeel van het inlaatsysteem.
▼Gebrek aan goed onderhoud.
▼Vervanging van bewegende delen
van het voertuig, of delen van de
uitlaat of het inlaatsysteem, door
onderdelen die niet door de fabrikant
zijn aangegeven.
Tiger 900 GT (LRH) -model
Tenzij anders aangegeven, zijn de
informatie, instructies en specificaties
voor de Tiger 900 GT (LRH) (lage
rijhoogte) gelijk aan die van de
Tiger 900 GT met standaard rijhoogte
die in deze gebruikershandleiding zijn
opgegeven.

VEILIGHEID V
VEILIGHEID V
VEILIGHEID V
VEILIGHEID VVEILIGHEID VOOROP
OOROP
OOROP
OOROPOOROP
07
De motorfiets
Waarschuwing
Tiger 900 GT (LRH) (Modellen met lage
rijhoogte)
De Tiger 900 GT (LRH) is uitgerust met
een verlaagde vering en een kleinere
bodemvrijheid.
Daardoor is maximale hellingshoek van
de Tiger 900 GT (LRH) in bochten
kleiner dan die van de Tiger 900 GT
met standaard rijhoogte.
Denk eraan dat de bodemvrijheid van
uw motorfiets tijdens het rijden
beperkt is. Probeer uw motorfiets
eerst uit op een plaats zonder verkeer,
om met de beperkte bodemspeling en
hellingshoek van de motorfiets
vertrouwd te raken.
Overhellen tot een onveilige hoek of
onverwacht contact met de grond kan
instabiliteit, verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval
veroorzaken.
Waarschuwing
De motorfietsen zijn bedoeld voor
gebruik op de weg en licht
terreinrijden. Onder licht terreinrijden
wordt gebruik op ongeplaveide zand-
of grindwegen verstaan, maar niet het
rijden op een motorcrossbaan,
deelname aan een offroadwedstrijd
(zoals motorcross of enduro), of
terreinrijden met een passagier.
Licht terreinrijden strekt zich niet uit
tot springen met de motorfiets of het
rijden over obstakels. Probeer niet
over bulten of obstakels te springen.
Probeer niet over obstakels te rijden.
Extreem terreinrijden kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Waarschuwing
Deze motorfiets is ontworpen voor
gebruik als tweewielig voertuig voor
het vervoeren van een rijder alleen of
een rijder met één passagier.
Het totale gewicht van de berijder, een
eventuele passagier, accessoires en
bagage mag het in de specificaties
vermelde maximale laadvermogen niet
overschrijden.
Waarschuwing
Deze motorfiets is niet ontworpen
voor het trekken van een aanhanger
of het gebruik van een zijspan.
Het gebruik van een zijspan en/of
aanhanger kan het verliezen van de
controle over de motorfiets of een
ongeval tot gevolg hebben.

VEILIGHEID V
VEILIGHEID V
VEILIGHEID V
VEILIGHEID VVEILIGHEID VOOROP
OOROP
OOROP
OOROPOOROP
08
Waarschuwing
Deze motorfiets is uitgerust met een
katalysator onder de motor, die samen
met het uitlaatsysteem zeer hoge
temperaturen kan bereiken wanneer
de motor draait.
Brandbare materialen zoals gras, hooi/
stro, bladeren, kleding en bagage
kunnen ontbranden wanneer ze in
contact komen met een willekeurig
onderdeel van het uitlaatsysteem.
Zorg er altijd voor dat brandbare
materialen niet in aanraking kunnen
komen met het uitlaatsysteem of de
katalysator.
Waarschuwing
Het off-the-roadrijden met de
motorfiets kan resulteren in het
losraken van de spaken.
Zorg ervoor dat de spaken worden
gecontroleerd voor en na het
motorrijden op onverharde wegen.
Draai losse spaken vast en controleer
op velgschade.
Spaken die los zitten, kunnen het
rijgedrag en de stabiliteit beïnvloeden,
met als gevolg schade aan de
motorfiets, verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
Controleer de velgen en spaken
regelmatig op slijtage en
beschadigingen.
Controleer de spaakspanning op alle
intervallen in het onderhoudsschema.
Draai losse spaken vast.
Verkeerd vastgedraaide spaken
kunnen van invloed zijn op het
rijgedrag en de stabiliteit, met als
gevolg schade aan de motorfiets,
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Voorzichtig
Motorrijden in extreme
omstandigheden, zoals natte en
modderige wegen, op ruw terrein of in
stoffige en vochtige omgevingen, kan
leiden tot bovengemiddelde slijtage en
beschadiging van bepaalde
componenten.
Daarom kan onderhoud en vervanging
van versleten of beschadigde
onderdelen noodzakelijk zijn voordat
de geplande datum voor het
periodieke onderhoud is bereikt.
Het is belangrijk dat de motorfiets
wordt geïnspecteerd na het rijden in
extreme omstandigheden en dat
versleten of beschadigde onderdelen
worden onderhouden of vervangen.

VEILIGHEID V
VEILIGHEID V
VEILIGHEID V
VEILIGHEID VVEILIGHEID VOOROP
OOROP
OOROP
OOROPOOROP
09
Brandstof en uitlaatgassen
Waarschuwing
BENZINE IS UITERST BRANDBAAR:
Schakel de motor altijd uit vóór u gaat
tanken.
Niet tanken of de vuldop van de tank
openen terwijl u rookt of in de buurt
van open vuur (vlammen).
Zorg ervoor dat tijdens het tanken
geen brandstof op de motor, de
uitlaatpijpen of de dempers wordt
gemorst.
Indien brandstof wordt ingeslikt,
ingeademd of in de ogen komt, dient
direct medische hulp te worden
ingeroepen.
Indien benzine op de huid terechtkomt,
dient deze onmiddellijk te worden
gewassen met water en zeep en met
brandstof verontreinigde kleding dient
onmiddellijk te worden uitgetrokken.
Contact met brandstof kan
brandwonden en andere ernstige
huidaandoeningen veroorzaken.
Waarschuwing
Nooit de motor starten of laten
draaien in een afgesloten ruimte.
Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen
binnen korte tijd bewusteloosheid en
de dood tot gevolg hebben.
Gebruik de motorfiets altijd in de open
lucht of op een plaats met voldoende
ventilatie.
Valhelm en kleding
Waarschuwing
Tijdens het rijden op de motorfiets
dienen de berijder en de passagier (bij
modellen waarop een passagier
vervoerd mag worden) altijd geschikte
kleding te dragen, waaronder valhelm,
oogbescherming, handschoenen,
laarzen, broek (nauw aansluitend rond
de knieën en de enkels) en een
felgekleurd jack.
Tijdens off-the-roadgebruik (op
modellen die geschikt zijn voor off-
the-roadgebruik), moet de rijder altijd
geschikte kleding dragen, inclusief
broek en laarzen.
Felgekleurde kleding verhoogt de
zichtbaarheid van de rijder (of de
passagier) voor andere weggebruikers
aanzienlijk.
Hoewel volledige bescherming niet
mogelijk is, kan het dragen van de
juiste beschermende kleding het risico
op verwondingen tijdens het rijden
verlagen.

VEILIGHEID V
VEILIGHEID V
VEILIGHEID V
VEILIGHEID VVEILIGHEID VOOROP
OOROP
OOROP
OOROPOOROP
10
Waarschuwing
Een valhelm is een van de
belangrijkste uitrustingsstukken,
omdat deze bescherming biedt tegen
hoofdletsel. Uw valhelm en die van uw
passagier dienen met zorg te worden
gekozen en comfortabel en stevig om
het hoofd te passen. Een felgekleurde
helm verhoogt de zichtbaarheid van de
rijder (of passagier) voor andere
weggebruikers aanzienlijk.
Een valhelm met open voorzijde biedt
enige bescherming bij een ongeval,
maar een integraalhelm biedt betere
bescherming.
Draag altijd een vizier of een
goedgekeurde beschermende bril voor
beter zicht en ter bescherming van uw
ogen.
Rijden
Waarschuwing
Nooit op de motorfiets rijden indien u
moe bent of onder invloed verkeert
van alcohol of andere verdovende
middelen.
Onder invloed van alcohol of andere
verdovende middelen op een
motorfiets rijden is verboden.
Het berijden van een motorfiets terwijl
u moe bent of onder invloed van
alcohol of andere verdovende
middelen verkeert, vermindert het
vermogen van de berijder om de
motorfiets onder controle te houden
waardoor een ongeval kan worden
veroorzaakt.
Waarschuwing
Alle rijders moeten in het bezit zijn van
een rijbewijs voor motorfietsen.
Het zonder rijbewijs besturen van een
motorfiets is verboden en kan
gerechtelijke vervolging tot gevolg
hebben.
Het rijden op een motorfiets zonder
formele training in de juiste
rijtechnieken die nodig zijn om een
rijbewijs te halen, is gevaarlijk en kan
leiden tot verlies van de controle over
de motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
Rijd altijd defensief en draag de elders
in dit voorwoord genoemde
beschermende uitrusting.
Onthoud dat een motorfiets bij een
ongeval minder bescherming biedt dan
een auto.

VEILIGHEID V
VEILIGHEID V
VEILIGHEID V
VEILIGHEID VVEILIGHEID VOOROP
OOROP
OOROP
OOROPOOROP
11
Waarschuwing
Deze Triumph-motorfiets mag de
wettelijk geldende snelheidslimieten
niet overschrijden.
Het met hoge snelheid op een
motorfiets rijden kan gevaarlijk zijn,
aangezien de tijd om op bepaalde
verkeerssituaties te reageren bij
hogere snelheden aanzienlijk wordt
verkort.
Neem altijd snelheid terug in eventueel
gevaarlijke rijomstandigheden, zoals
slecht weer of druk verkeer.
Waarschuwing
Wees altijd bedacht op veranderingen
in het wegdek, het verkeer en de wind
en pas uw rijgedrag hierop aan. Alle
tweewielige voertuigen zijn onderhevig
aan externe factoren die een ongeval
kunnen veroorzaken. Deze factoren
zijn onder andere:
- windstoten van passerende
voertuigen
- gaten in de weg, oneffenheden of
beschadigingen in het wegdek
- slecht weer
- fouten van de bestuurder.
Rijd altijd met matige snelheid en
vermijd druk verkeer, totdat u zich
volledig vertrouwd hebt gemaakt met
het rijgedrag en de rijeigenschappen
van de motorfiets. Overschrijd nooit de
wettelijk geldende snelheidslimiet.
Trilling/slingering
Een slingering is een relatief langzame,
op en neer gaande beweging van de
achterkant van de motorfiets, terwijl
een trilling een snelle, soms sterke
beving van het stuur is. Dit zijn
verwante, maar aparte
stabiliteitsproblemen die gewoonlijk
veroorzaakt worden door te veel
gewicht op de verkeerde plaats of door
een mechanisch probleem zoals
versleten of loszittende lagers, te slappe
of ongelijkmatig versleten banden.
De oplossing is in beide gevallen
hetzelfde. Houd het stuur stevig vast
zonder de armen op slot te zetten of de
stuurbeweging tegen te gaan. Draai het
gas gelijkmatig terug om geleidelijk
vaart te minderen. Rem niet en
accelereer niet in een poging om het
trillen of slingeren te stoppen. Soms
helpt het om het lichaamsgewicht naar
voren te verplaatsen door over de tank
te buigen.
Copyright © 2005 Motorcycle Safety
Foundation. Alle rechten voorbehouden.
Gebruikt met toestemming.

VEILIGHEID V
VEILIGHEID V
VEILIGHEID V
VEILIGHEID VVEILIGHEID VOOROP
OOROP
OOROP
OOROPOOROP
12
Handgrepen en voetsteunen
Waarschuwing
De bestuurder dient de motorfiets
onder controle te houden door te allen
tijde de handen aan het stuur te
houden.
De besturing en stabiliteit van de
motorfiets worden nadelig beïnvloed
als de bestuurder het stuur loslaat. Dit
leidt tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
De bestuurder en de passagier (indien
van toepassing) dienen tijdens het
rijden altijd de voetsteunen te
gebruiken.
Door de voetsteunen te gebruiken
wordt voor zowel de bestuurder als de
passagier het risico op onbedoeld
contact met onderdelen van de
motorfiets verminderd. Ook de kans op
verwondingen doordat kledingstukken
vast komen te zitten neemt op die
manier af.
Waarschuwing
De hellingshoekindicators mogen niet
worden gebruikt als richtlijn voor de
mate waarin de motorfiets veilig
schuin gelegd kan worden in bochten.
Dat hangt af van vele factoren,
waaronder, maar niet beperkt tot, het
wegdek, de toestand van de band en
het weer.
Overhellen tot een onveilige hoek kan
instabiliteit, verlies van controle over
de motorfiets of een ongeval
veroorzaken.
Waarschuwing
Vervang altijd de
hellingshoekindicators voordat ze tot
de slijtagelimiet zijn afgesleten.
Wanneer de hellingshoekindicators tot
voorbij de slijtagelimiet zijn afgesleten,
kan de motorfiets tot een onveilige
hoek overhellen.
Overhellen tot een onveilige hoek kan
instabiliteit, verlies van controle over
de motorfiets of een ongeval
veroorzaken.
Waarschuwing
Wanneer de hellingshoekindicator op
de voetsteun van de bestuurder
tijdens het overhellen de grond raakt,
nadert de motorfiets de maximale
hellingshoek. Nog verder overhellen is
onveilig.
Overhellen tot een onveilige hoek kan
instabiliteit, verlies van controle over
de motorfiets of een ongeval
veroorzaken.
1. Hellingshoekindicator
2. Groef maximale slijtage

VEILIGHEID V
VEILIGHEID V
VEILIGHEID V
VEILIGHEID VVEILIGHEID VOOROP
OOROP
OOROP
OOROPOOROP
13
Parkeren
Waarschuwing
Altijd de motor uitschakelen en de
contactsleutel verwijderen voordat u
uw motorfiets onbeheerd achterlaat.
Door het verwijderen van de
contactsleutel wordt het risico van
gebruik door onbevoegde en
onervaren personen verkleind.
Denk aan het volgende als u uw
motorfiets parkeert:
- Zet de motorfiets in de eerste
versnelling om te voorkomen dat hij
van de standaard rolt.
- De motor en het uitlaatsysteem zijn
heet na het rijden. Parkeer NOOIT op
plaatsen waar voetgangers, dieren en/
of kinderen de motorfiets kunnen
aanraken.
- Parkeer nooit op een zachte
ondergrond of op een hellend
oppervlak. Indien de motorfiets onder
deze omstandigheden wordt
geparkeerd, kan deze omvallen.
Zie voor nadere informatie het
hoofdstuk 'Het berijden van de
motorfiets' in deze
gebruikershandleiding.
Onderdelen en accessoires
Waarschuwing
De eigenaar dient zich ervan bewust
te zijn dat onderdelen, accessoires en
aanpassingen voor een Triumph-
motorfiets alleen goedgekeurd zijn
wanneer ze door Triumph voorzien zijn
van een officiële goedkeuring en door
een erkende Triumph-dealer op de
motorfiets zijn aangebracht.
Het is met name bijzonder gevaarlijk
om onderdelen of accessoires aan te
brengen of te vervangen waarvoor het
noodzakelijk is om het elektrische of
het brandstofsysteem te demonteren,
of hierop uitbreidingen aan te
brengen. Dergelijke aanpassingen
kunnen de veiligheid in gevaar
brengen.
Het aanbrengen van niet-
goedgekeurde onderdelen, accessoires
of wijzigingen kan een nadelig effect
hebben op het rijgedrag, de stabiliteit
en andere aspecten van de werking
van de motorfiets. Dat kan leiden tot
een ongeval met letsel of de dood tot
gevolg.
Triumph aanvaardt geen
aansprakelijkheid voor gebreken die zijn
veroorzaakt door het aanbrengen van
niet-goedgekeurde onderdelen,
accessoires of wijzigingen of door het
aanbrengen van goedgekeurde
onderdelen, accessoires of wijzigingen
door onbevoegd personeel.

VEILIGHEID V
VEILIGHEID V
VEILIGHEID V
VEILIGHEID VVEILIGHEID VOOROP
OOROP
OOROP
OOROPOOROP
14
Onderhoud en apparatuur
Waarschuwing
Raadpleeg uw erkende Triumph-dealer
indien u twijfelt aan de juiste of veilige
werking van deze Triumph-motorfiets.
Onthoud dat het blijven gebruiken van
een niet goed werkende motorfiets
een fout kan verergeren en de
veiligheid in gevaar kan brengen.
Waarschuwing
Controleer of alle wettelijk vereiste
apparatuur is gemonteerd en correct
functioneert.
Verwijderen of wijzigen van de
verlichting, dempers, uitstoot- en
geluiddempingssystemen van de
motorfiets kunnen een overtreding
van de wet betekenen.
Onjuiste of niet toegestane
aanpassingen kunnen een nadelig
effect hebben op het rijgedrag, de
stabiliteit en andere aspecten van de
werking van de motorfiets, waardoor
een ongeval kan worden veroorzaakt
met letsel of de dood als gevolg.
Waarschuwing
Indien de motorfiets betrokken is bij
een ongeval, aanrijding of valpartij
dient deze voor inspectie en reparatie
naar een erkende Triumph-dealer te
worden gebracht.
Elk ongeval kan schade aan de
motorfiets veroorzaken, die – indien
niet op de juiste wijze gerepareerd –
een tweede ongeval kan veroorzaken
met letsel of de dood als gevolg.

VEILIGHEID V
VEILIGHEID V
VEILIGHEID V
VEILIGHEID VVEILIGHEID VOOROP
OOROP
OOROP
OOROPOOROP
15
Deze pagina is met opzet blanco gelaten

W
W
W
WWAARSCHUWINGSLABELS
AARSCHUWINGSLABELS
AARSCHUWINGSLABELS
AARSCHUWINGSLABELSAARSCHUWINGSLABELS
16
Locaties van de waarschuwingslabels
De op deze en de volgende pagina's beschreven labels maken u attent op belangrijke
veiligheidsinformatie in dit handboek. Zie erop toe dat iedereen die op de motorfiets
gaat rijden, vooraf alle informatie waarop deze labels betrekking hebben, heeft
begrepen en nageleefd.
1. Koplamp (pagina 193)
2. Windscherm (pagina 205)
3. Inrijden (pagina 110)
4. Modder- en sneeuwbanden (pagina 226)
(alleen van toepassing op bepaalde
optionele banden)
5. Koffers (indien gemonteerd) (pagina 129)
6. Banden (pagina 178)
7. Aandrijfketting (pagina 154)
8. Versnellingsstand (pagina 116)

W
W
W
WWAARSCHUWINGSLABELS
AARSCHUWINGSLABELS
AARSCHUWINGSLABELS
AARSCHUWINGSLABELSAARSCHUWINGSLABELS
17
Locaties van de waarschuwingslabels (vervolg)
Voorzichtig
Alle waarschuwingslabels en stickers, met uitzondering van het label voor inrijden,
worden op de motorfiets aangebracht met een sterke lijm. In sommige gevallen
worden labels aangebracht voorafgaand aan het aanbrengen van de laklaag.
Daarom zal elke poging om de waarschuwingslabels te verwijderen, schade
veroorzaken aan lakwerk of carrosserie.
1. Dagelijkse veiligheidscontrole (pagina 111)
2. Loodvrije brandstof (pagina 94)
3. Helm (pagina 09)
4. Koelvloeistof (pagina 148)
5. Bandspanningscontrolesysteem (indien
gemonteerd) (pagina 179)
6. Motorolie (pagina 142)

ONDERDELENO
ONDERDELENO
ONDERDELENO
ONDERDELENOONDERDELENOVERZICHT
VERZICHT
VERZICHT
VERZICHTVERZICHT
18
Tiger 850 Sport, Tiger 900 GT en Tiger 900 GT Pro
1. Koplamp
2. Richtingaanwijzer voor
3. Accessoire-aansluiting (voorzijde)
4. Brandstoftank en tankdop
5. Gereedschapsset (onder het zitje op
Tiger 900 GT en Tiger 900 GT Pro)
6. Accu en zekeringdoos (onder het
bestuurderszadel)
7. Zadelslot
8. Accessoire-aansluiting (achterzijde indien
gemonteerd)
9. USB-aansluiting (onder het
passagierszadel) (indien gemonteerd)
10. Schakelaar zadelverwarming achter (indien
gemonteerd)
11. Gereedschapsset (onder het
passagierszadel, alleen op Tiger 850 Sport)
12. Achterwielverstelling
13. Aandrijfketting
14. Middenbok (indien gemonteerd)
15. Zijstandaard
16. Schakelpedaal
17. Remklauw voorrem
18. Remschijf voorrem

ONDERDELENO
ONDERDELENO
ONDERDELENO
ONDERDELENOONDERDELENOVERZICHT
VERZICHT
VERZICHT
VERZICHTVERZICHT
19
Onderdelenoverzicht - vervolg
Tiger 850 Sport, Tiger 900 GT en Tiger 900 GT Pro
2 3 6 7 84
17 15 14 13 1119 18
1
10
95
1216
1. Achterlicht
2. Bluetooth-module (indien gemonteerd)
3. Olievuldop
4. Koelvloeistofexpansietank
5. Handbeschermers (indien gemonteerd)
6. Spiegel
7. Koplampafstelling
8. Windscherm
9. Mistlicht voor (indien gemonteerd)
10. Voorvork
11. Drukdop radiateur/koelvloeistofreservoir
12. Koppelingskabel
13. Kijkglas motoroliepeil
14. Rempedaal achterrem
15. Verstelling voorbelasting achtervering
16. Vloeistofreservoir achterrem
17. Achterremklauw
18. Achterremschijf
19. Richtingaanwijzer achter

ONDERDELENO
ONDERDELENO
ONDERDELENO
ONDERDELENOONDERDELENOVERZICHT
VERZICHT
VERZICHT
VERZICHTVERZICHT
20
Onderdelenoverzicht
Tiger 900 Rally, Tiger 900 Rally Pro and Tiger 900 Bond Edition
1. Koplamp
2. Richtingaanwijzer voor
3. Accessoire-aansluiting (voorzijde)
4. Brandstoftank en tankdop
5. Gereedschapsset (onder het
bestuurderszadel)
6. Accu en zekeringdoos (onder het
bestuurderszadel)
7. Zadelslot
8. Accessoire-aansluiting (achterzijde indien
gemonteerd)
9. USB-aansluiting (onder het
passagierszadel)
10. Schakelaar zadelverwarming achter (indien
gemonteerd)
11. Achterwielverstelling
12. Aandrijfketting
13. Middenbok (indien gemonteerd)
14. Zijstandaard
15. Schakelpedaal
16. Remklauw voorrem
17. Remschijf voorrem

ONDERDELENO
ONDERDELENO
ONDERDELENO
ONDERDELENOONDERDELENOVERZICHT
VERZICHT
VERZICHT
VERZICHTVERZICHT
21
Onderdelenoverzicht - vervolg
Tiger 900 Rally, Tiger 900 Rally Pro and Tiger 900 Bond Edition
1. Achterlicht
2. Bluetooth-module (indien gemonteerd)
3. Olievuldop
4. Koelvloeistofexpansietank
5. Handbeschermers (indien gemonteerd)
6. Spiegel
7. Koplampafstelling
8. Windscherm
9. Mistlicht voor (indien gemonteerd)
10. Voorvork
11. Drukdop radiateur/koelvloeistofreservoir
12. Koppelingskabel
13. Kijkglas motoroliepeil
14. Rempedaal achterrem
15. Verstelling voorbelasting achtervering
16. Vloeistofreservoir achterrem
17. Achterremklauw
18. Achterremschijf
19. Richtingaanwijzer achter

ONDERDELENO
ONDERDELENO
ONDERDELENO
ONDERDELENOONDERDELENOVERZICHT
VERZICHT
VERZICHT
VERZICHTVERZICHT
22
Onderdelen in blikveld bestuurder
1. Koppelingshendel
2. Dimschakelaar koplamp
3. Schakelaar zadelverwarming (indien
gemonteerd)
4. Mistlichtschakelaar (indien gemonteerd)
5. Regelschakelaar cruisecontrol
6. TFT-instrumentendisplay
7. Vloeistofreservoir voorrem
8. Knop alarmknipperlichten
9. Remhendel voorrem
10. Start-stopknop motor
11. HOME-knop
12. Contactschakelaar
13. Accessoire-aansluiting
14. Modusknop
15. Joystickknop
16. Richtingaanwijzerschakelaar
17. Claxonknop
18. Dagrijlichten (DRL) (indien gemonteerd)
19. Schakelaar handvatverwarming (indien
gemonteerd)

SERIENUMMERS
SERIENUMMERS
SERIENUMMERS
SERIENUMMERSSERIENUMMERS
23
Voertuigidentificatienummer (VIN)
1. Voertuigidentificatienummer (rechterkant)
Het voertuigidentificatienummer (VIN) is
in het balhoofdgedeelte van het frame
geslagen. Het staat ook op een plaatje
dat aan de linkerkant van het balhoofd
is bevestigd.
Noteer het voertuigidentificatienummer
in de ruimte hieronder.
Motorserienummer
1. Motorserienummer
Het motorserienummer is direct boven
het koppelingsdeksel in het motorcarter
geslagen.
Noteer het motorserienummer in de
ruimte hieronder.

SERIENUMMERS
SERIENUMMERS
SERIENUMMERS
SERIENUMMERSSERIENUMMERS
24
Deze pagina is met opzet blanco gelaten

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
25
Inhoudsopgave
Handbedieningselementen....................................................................................................................... 27
Contactschakelaar/stuurslot .......................................................................................................... 27
Schakelaars rechter handgreep .................................................................................................... 29
Schakelaars linker handgreep ......................................................................................................... 31
Gasklepbediening .................................................................................................................................. 36
Stelschroef remhendel ...................................................................................................................... 38
Stelschroef koppelingshendel......................................................................................................... 39
Instrumenten ................................................................................................................................................. 40
Overzicht instrumentendisplays................................................................................................... 40
Lay-out instrumentenpaneel........................................................................................................... 41
Displaystijlen ........................................................................................................................................... 4
Waarschuwingslampjes ..................................................................................................................... 43
Waarschuwingen en informatieberichten ................................................................................. 51
Kilometerteller en snelheidsmeter................................................................................................ 53
Toerenteller .............................................................................................................................................. 5
Brandstofmeter ..................................................................................................................................... 54
Koelvloeistoftemperatuurmeter..................................................................................................... 55
Omgevingsluchttemperatuur.......................................................................................................... 56
Weergave versnellingsstand........................................................................................................... 57
Navigatie in het display...................................................................................................................... 57
Rijmodi......................................................................................................................................................
Rijmodi selecteren ................................................................................................................................ 58
Hoofdmenu................................................................................................................................................
Informatievak .......................................................................................................................................... 7
Cruisecontrol .................................................................................................................................................. 8
Cruisecontrol inschakelen................................................................................................................. 85
De ingestelde snelheid in cruisecontrol wijzigen ................................................................. 86
Cruisecontrol uitschakelen.............................................................................................................. 86
Cruisecontrol hervatten met de ingestelde snelheid.......................................................... 87
Tractiecontrole (TC) ..................................................................................................................................... 88
Tractiecontrole voor optimaal bochtenwerk (indien gemonteerd)............................... 89
Instellingen tractiecontrole............................................................................................................. 90

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
26
Bandspanningscontrolesysteem (TPMS) (indien gemonteerd)............................................... 91
Bandenspanningswaarschuwingslampje (mits bandenspanningscontrolesysteem
is ingebouwd) ...........................................................................................................................................
Serienummer bandspanningssensor .......................................................................................... 92
Bandspanning......................................................................................................................................... 9
Vervangende banden.......................................................................................................................... 93
Sensorbatterijen................................................................................................................................... 94
Brandstof.........................................................................................................................................................
Tankdop.....................................................................................................................................................
Brandstoftank vullen ......................................................................................................................... 96
Standaarden.................................................................................................................................................... 9
Middenbok (indien gemonteerd) ................................................................................................... 98
Zadels................................................................................................................................................................
Zadelonderhoud.................................................................................................................................... 99
Zadelslot ...................................................................................................................................................
Passagierszadel ................................................................................................................................... 100
Bestuurderszadel................................................................................................................................. 101
Hoogteverstelling bestuurderszadel ......................................................................................... 102
Zadelverwarming (indien gemonteerd)..................................................................................... 103
Opbergvak (indien aanwezig)......................................................................................................... 105
Windscherm................................................................................................................................................... 1
Gereedschapsset......................................................................................................................................... 107
USB-aansluiting (indien aanwezig)..................................................................................................... 108
Aansluitingen voor elektrische accessoires .................................................................................. 109
Inrijden ..............................................................................................................................................................
Dagelijkse veiligheidscontrole ................................................................................................................. 111

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
27
Handbedieningselementen
Contactschakelaar/stuurslot
Waarschuwing
Om redenen van beveiliging en
veiligheid het contact altijd in de stand
UIT of VERGRENDELEN zetten en de
sleutel verwijderen voordat u de
motorfiets onbeheerd achterlaat.
Onbevoegd gebruik van de motorfiets
kan leiden tot verwonding van de
bestuurder, medeweggebruikers en
voetgangers en beschadiging van de
motorfiets.
Waarschuwing
De stuurinrichting wordt vergrendeld
wanneer de sleutel in de stand
VERGRENDELEN wordt gezet.
Draai de sleutel nooit onder het rijden
in de stand VERGRENDELEN, omdat
hierdoor het stuurslot wordt
ingeschakeld. Een ingeschakeld
stuurslot leidt tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval.
1. Stand VERGRENDELEN
2. Stand OFF (uit)
3. Stand ON (AAN)
4. Contactschakelaar/stuurslot
Standen contactschakelaar
Dit is een sleutelschakelaar met drie
standen. De sleutel kan uitsluitend uit
de contactschakelaar worden verwijderd
als deze in de stand OFF (UIT) of
VERGRENDELD staat.
De motorfiets op slot zetten:
▼ Draai het stuur helemaal naar links.
▼ Draai de sleutel in de stand OFF.
▼ Druk de sleutel in en laat hem los.
▼ Draai de sleutel in de stand
VERGRENDELD.
Startonderbreker
De behuizing van de contactslotcilinder
fungeert als een antenne voor de
startonderbreker. De startonderbreker
is actief wanneer het contactslot in de
stand OFF (uit) staat en de
contactsleutel is verwijderd (zie
pagina 45). De startonderbreker wordt
uitgeschakeld als de contactsleutel in
het contact steekt en in de stand ON
(aan) wordt gedraaid.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
28
Contactsleutel
Waarschuwing
Extra sleutels, sleutelringen/-
kettingen of voorwerpen die aan de
contactsleutel zijn bevestigd, kunnen
het sturen belemmeren en verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval veroorzaken.
Verwijder alle extra sleutels,
sleutelringen/-kettingen en
voorwerpen van de contactsleutel
voordat u met de motorfiets gaat
rijden.
Voorzichtig
Extra sleutels, sleutelringen/-
kettingen en voorwerpen die aan de
contactsleutel zijn bevestigd, kunnen
de gelakte of gepolijste onderdelen
van de motorfiets beschadigen.
Verwijder alle extra sleutels,
sleutelringen/-kettingen en
voorwerpen van de contactsleutel
voordat u met de motorfiets gaat
rijden.
Voorzichtig
Bewaar de reservesleutel niet bij de
motorfiets, omdat hierdoor alle
veiligheidsaspecten in gevaar komen.
Voorzichtig
Belangrijke functies kunnen worden
verstoord door elektronische
apparaten, elektrische ruisbronnen in
de omgeving en metalen voorwerpen.
Bewaar en gebruik de sleutel niet in de
buurt van:
- Elektrische zendmasten, radiomasten
en infrastructuur voor
stroomdistributie
- Garagedeuropeners
- RFID-toegangskaarten
(radiofrequentie-identificatie) of
sleutelhangers
- Metalen, metaalhoudende
kaarthouders en aluminium
voorwerpen
- Elektronische sleutels van overige
voertuigen
- In zij- of topkoffers
- Draadloze communicatieapparatuur
zoals mobiele telefoons, tablets,
laptops, draagbare spelsystemen,
audiospelers, radio's en opladers.
1. Sleutelnummerlabel
Behalve voor de contactschakelaar en
het stuurslot, wordt de contactsleutel
ook gebruikt voor het zadelslot en de
tankdop.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
29
Bij aflevering vanuit de fabriek worden
twee contactsleutels meegeleverd en
een label waarop het sleutelnummer is
vermeld. Noteer het sleutelnummer en
bewaar de reservesleutel en het
sleutellabel op een veilige plaats, niet in
de buurt van de motorfiets.
In de contactsleutel is een transponder
aangebracht om de startonderbreker uit
te schakelen. Om er zeker van te zijn dat
de startonderbreker correct
functioneert, altijd maar een van de
twee contactsleutels in de buurt van de
contactschakelaar houden. Wanneer
twee contactsleutels in de buurt van de
schakelaar worden gehouden, kan het
signaal tussen de transponder en de
startonderbreker onderbroken worden.
In zo'n situatie blijft de startonderbreker
actief, tot een van de contactsleutels
verwijderd wordt.
Bestel vervangende sleutels altijd bij uw
erkende Triumph-dealer. Vervangende
sleutels moeten door een erkende
Triumph-dealer worden 'gekoppeld' aan
de startonderbreker van de motorfiets.
Schakelaars rechter handgreep
De schakelaars zijn verlicht op de
Tiger 900 GT Pro en de
Tiger 900 Rally Pro.
1. HOME-knop
2. Start-stopschakelaar motor
3. Stand START
4. Stand RUN (draaien)
5. Stand STOP
6. Schakelaar alarmknipperlichten
In de volgende paragrafen worden de
functies van de knoppen en schakelaars
op het stuur beschreven.
Homeknop
De homeknop wordt gebruikt om naar
het hoofdmenu van het
instrumentendisplay te gaan.
Druk kort op de homeknop om te
wisselen tussen het hoofdmenu en het
instrumentendisplay.
Alle berichten die op het
instrumentendisplay verschijnen,
moeten worden bevestigd door in het
midden op de joystick te drukken. Pas
daarna kan de homeknop worden
bediend.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
30
Motorstopschakelaar
De contactschakelaar moet in de stand
ON (AAN) staan en de
motorstopschakelaar moet in de stand
RUN (DRAAIEN) staan om met de
motorfiets te kunnen rijden.
De motorstopschakelaar is bedoeld voor
gebruik in een noodgeval. Indien zich
een noodgeval voordoet waarbij het
noodzakelijk is de motor uit te zetten,
zet u de motorstopschakelaar in de
stand STOP.
Let op
Hoewel de motorstopschakelaar de
motor uitschakelt, worden hierdoor niet
alle elektrische circuits uitgeschakeld.
Dit kan leiden tot problemen met het
opnieuw starten van de motor door een
ontladen accu. Normaliter dient
uitsluitend de contactschakelaar te
worden gebruikt om de motor te
stoppen.
Voorzichtig
Laat de contactschakelaar niet in de
stand ON (AAN) staan wanneer de
motor niet draait, omdat dit kan leiden
tot schade aan elektrische onderdelen
en ontlading van de accu.
Startknop
De startknop bedient de elektrische
startinrichting. Om de startinrichting te
kunnen inschakelen, moet de
koppelingshendel tegen de handgreep
worden getrokken.
Let op
Ook wanneer de koppelingshendel tegen
de handgreep is getrokken, werkt de
startinrichting niet indien de
zijstandaard is uitgeklapt en er een
versnelling is ingeschakeld.
Knop alarmknipperlichten
Om de alarmknipperlichten aan of uit te
zetten, drukt u kort op de knop voor
alarmknipperlichten.
Om de alarmknipperlichten aan te
zetten moet het contact ingeschakeld
zijn, maar de lichten blijven aan als het
contact wordt uitgeschakeld, totdat de
knop voor de alarmknipperlichten weer
wordt ingedrukt.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
31
Schakelaars linker handgreep
De schakelaars zijn verlicht op de
Tiger 900 GT Pro en de
Tiger 900 Rally Pro.
1. Cruisecontrolschakelaar (indien
gemonteerd)
2. Schakelaar dagrijlicht (DRL) (indien
gemonteerd)
3. Modusknop
4. Richtingaanwijzerschakelaar
5. Joystickknop
6. Claxonknop
7. Schakelaar handvatverwarming (indien
gemonteerd)
8. Mistlichtschakelaar voor (indien
gemonteerd)
9. Grootlichtknop
10. Schakelaar verwarmd bestuurderszadel
(indien gemonteerd)
In de volgende paragrafen worden de
functies van de knoppen en schakelaars
op het stuur beschreven.
Regelschakelaar cruisecontrol
De stelknop voor de cruisecontrol is een
tweestandenschakelaar waarvan de
bovenkant gemarkeerd is met RES/+ en
de onderkant met SET/-.
Voor meer informatie over de
cruisecontrol, zie pagina 83.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
32
Schakelaar dagrijlicht (DRL) (indien
gemonteerd)
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld en de dagrijlichtschakelaar
op modus dagrijlicht (DRL) is ingesteld,
gaat het waarschuwingslampje voor
dagrijlicht branden.
De dagrijlichten en dimlichten worden
met de hand bediend via de DRL-
schakelaar. Druk de bovenkant van de
schakelaar in voor DRL-modus en de
onderkant van de schakelaar voor
dimlichtmodus.
Waarschuwing
Rij niet langer dan noodzakelijk met
het dagrijlicht (DRL) als het
omgevingslicht zwak is.
Als het donker is, in tunnels, of als de
omgevingsverlichting zwak is, kunnen
de dagrijlichten het zicht belemmeren
of andere weggebruikers verblinden.
Verblinding van andere weggebruikers
of beperkt zicht bij slechte verlichting
kan leiden tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval.
Let op
Overdag zorgt de dagrijverlichting
ervoor dat de motorfiets beter zichtbaar
is voor andere weggebruikers.
In andere situaties moet het dimlicht
worden gebruikt, tenzij de
verkeerssituatie het gebruik van
grootlicht mogelijk maakt.
Modusknop
Wanneer de modusknop kort wordt
ingedrukt, wordt het selectiemenu voor
de rijmodus op het display geactiveerd.
Door nogmaals op de modusknop te
drukken scrolt u door de beschikbare
rijmodi (zie 'Rijmodusselectie' op
pagina 58).
Als u de modusknop ingedrukt houdt
terwijl er een rijmodus geselecteerd is,
krijgt u direct toegang tot het
configuratiemenu van de rijmodus.
Zie pagina 62 voor meer informatie
over het selecteren en configureren van
rijmodi.
Richtingaanwijzerschakelaar
Wanneer de richtingaanwijzerschakelaar
naar links of naar rechts wordt geduwd,
knippert ook het controlelampje van de
betreffende richtingaanwijzer. U
schakelt de richtingaanwijzers uit door
op de richtingaanwijzerschakelaar te
duwen en deze in de middenstand los te
laten.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
33
Automatisch uitschakelende
richtingaanwijzers
Wanneer de richtingaanwijzerschakelaar
kort naar links of rechts wordt gedrukt,
knippert de betreffende
richtingaanwijzer drie keer en gaat
vervolgens uit.
Wanneer de richtingaanwijzerschakelaar
iets langer naar links of rechts wordt
gedrukt, gaat de desbetreffende
richtingaanwijzer knipperen.
Na acht seconden en nadat de
motorfiets nog eens 65 meter heeft
afgelegd, gaat de richtingaanwijzer
automatisch uit.
Wanneer u de automatische
uitschakeling van de richtingaanwijzers
wilt deactiveren, raadpleegt u de
paragraaf 'Motorfietsinstellingen' op
pagina 65.
De richtingaanwijzers kunnen
handmatig worden uitgeschakeld. Om de
richtingaanwijzers handmatig uit te
schakelen, duwt u op de
richtingaanwijzerschakelaar en laat u
deze in de middenstand los.
Joystickknop
De joystick wordt gebruikt om de
volgende functies van de instrumenten
te bedienen:
▼ Omhoog - van onder naar boven
door het menu scrollen
▼ Omlaag - van boven naar onder door
het menu scrollen
▼ Links - naar links door het menu
scrollen
▼ Rechts - naar rechts door het menu
scrollen
▼ Midden - indrukken om selectie te
bevestigen.
Claxonknop
Wanneer de claxonknop wordt
ingedrukt en het contact in de stand ON
(AAN) staat, klinkt de claxon.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
34
Schakelaar handvatverwarming
De handvatverwarming werkt alleen bij
draaiende motor.
Wanneer de handvatverwarming wordt
ingeschakeld, verschijnt het
handgreepverwarmingssymbool op het
display en wordt het geselecteerde
warmteniveau weergegeven.
Er zijn drie warmteniveaus beschikbaar:
laag, medium en hoog. Deze niveaus
worden in het display aangegeven door
symbolen met verschillende kleuren.
1. Symbool verwarmingsstand laag (geel)
2. Symbool verwarmingsstand medium
(oranje)
3. Symbool verwarmingsstand hoog (rood)
Druk voor een maximaal resultaat in
koude omstandigheden, vanuit de stand
UIT, eerst eenmaal op de schakelaar
voor heet en verlaag het warmteniveau
daarna naar warm door nogmaals op de
schakelaar te drukken wanneer de
handgrepen zijn opgewarmd.
Om de handvatverwarming uit te
schakelen drukt u op de schakelaar tot
het symbool van de handvatverwarming
niet langer zichtbaar is op het display.
Uitschakeling bij lage spanning
Als een lage spanning wordt
gedetecteerd, wordt de schakelaar van
de handvatverwarming buiten werking
gesteld. De handvatverwarming kan pas
weer worden gebruikt wanneer de
spanning weer tot een veilig niveau is
toegenomen.
De schakelaar wordt niet automatisch
weer in werking gesteld, ook niet als de
spanning weer tot een veilig niveau is
toegenomen. De gebruiker moet de
schakelaar zelf indrukken om de
handvatverwarming in te schakelen.
Mistlichtschakelaar (indien
gemonteerd)
Om de mistlichten in of uit te schakelen,
moet u met de koplampen aan de
mistlichtschakelaar kort indrukken.
Wanneer de mistlichten zijn
ingeschakeld, brandt het
mistlichtcontrolelampje in het display.
De schakelaar voor de voorste
mistlichten werkt alleen wanneer de
koplampen branden. De
mistlichtschakelaar gaat automatisch
weer uit wanneer de contactschakelaar
uit en weer aan gezet wordt.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
35
Grootlichtknop
De grootlichtknop heeft verschillende
functies; deze zijn ervan afhankelijk of
de dagrijverlichting (DRL) is gemonteerd
of niet. Wanneer het grootlicht is
ingeschakeld, brandt het controlelampje
grootlicht in het display.
Modellen met dagrijverlichting (DRL)
Als de DRL-schakelaar in de stand
dagrijlicht (DRL) staat, kan het grootlicht
worden ingeschakeld door de
grootlichtknop ingedrukt te houden. Dit
blijft branden zolang de knop ingedrukt
wordt gehouden, en gaat uit zodra de
knop wordt losgelaten.
Als de DRL-schakelaar in de stand
dimlicht staat, kan het grootlicht
worden ingeschakeld door op de
grootlichtknop te drukken. Door
nogmaals op de knop te drukken wordt
het dimlicht weer ingeschakeld.
Op dit model is geen aan/uit-schakelaar
voor verlichting aangebracht. Het
achterlicht en de
kentekenplaatverlichting gaan
automatisch branden wanneer het
contact in de stand AAN wordt
gedraaid. De koplamp brandt als het
contact in de stand AAN staat en de
motor draait.
Modellen zonder dagrijverlichting (DRL)
Druk op de grootlichtknop om het
grootlicht in te schakelen. Door
nogmaals op de knop te drukken wordt
het dimlicht weer ingeschakeld.
Op dit model is geen aan/uit-schakelaar
voor verlichting aangebracht. Het
positielicht, achterlicht en de
kentekenplaatverlichting werken
allemaal automatisch wanneer het
contact in de stand AAN wordt
gedraaid. De koplamp brandt als het
contact in de stand AAN staat en de
motor draait.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
36
Schakelaar verwarmd
bestuurderszadel (indien
gemonteerd)
De verwarming van het
bestuurderszadel werkt alleen bij
draaiende motor. Wanneer de
zadelverwarming is ingeschakeld,
verschijnt het symbool van de
zadelverwarming in het display. Tevens
wordt het verwarmingsniveau
weergegeven aan de hand van de kleur
van het symbool. Zie pagina 103 voor
meer informatie.
Gasklepbediening
Dit model van Triumph heeft een
elektronische gashendel waarmee de
gaskleppen via de
motormanagementmodule worden
geopend en gesloten. Het systeem
bevat geen direct werkende kabels.
1. Stand gasklep open
2. Stand gasklep dicht
3. Uitschakelstand cruisecontrol
De gashendel geeft een voelbare
weerstand wanneer hij naar achteren
wordt gedraaid om de gaskleppen open
te zetten. Wanneer de handgreep wordt
losgelaten, keert hij onder invloed van
een inwendige veer terug naar de
gesloten stand en worden de
gaskleppen gesloten.
Vanuit de gesloten stand kan de
gashendel 3 - 4 mm naar voren worden
gedraaid om de cruisecontrol (indien
aanwezig) uit te schakelen (zie
pagina 85).
De gebruiker kan aan de gasklepregeling
niets instellen.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
37
Als er een storing optreedt aan de
gasklepregeling, gaat het storingslampje
(MIL) branden en kan zich een van de
volgende situaties voordoen:
▼ Storingslampje brandt, beperkt
motortoerental en beperkte
gasklepbeweging
▼ Storingslampje brandt, alleen
thuisbrengmodus waarin de motor
met versneld stationair toerental
draait
▼ Storingslampje brandt, motor start
niet.
Neem in alle hierboven genoemde
situaties zo snel mogelijk contact op met
een erkende Triumph-dealer om de
storing te laten inspecteren en
verhelpen.
Waarschuwing
Verlaag de snelheid en rijd niet langer
door dan noodzakelijk wanneer het
storingslampje brandt.
De storing kan de motorprestaties, de
uitstoot van uitlaatgassen en het
brandstofverbruik negatief
beïnvloeden.
Verlaagde motorprestaties kunnen
gevaarlijke rijomstandigheden
veroorzaken, die kunnen leiden tot
verlies van controle en een ongeval.
Neem zo snel mogelijk contact op met
een erkende Triumph-dealer, om de
storing te laten inspecteren en
verhelpen.
Remgebruik
Bij een geringe gasklepopening
(ongeveer 20°), kunnen de remmen en
gashendel tegelijk worden gebruikt.
Bij een grotere gasklepopening (meer
dan 20°) gaan de gaskleppen dicht en
neemt het motortoerental af wanneer
de remmen langer dan twee seconden
worden gebruikt. Om de normale
gasklepwerking te herstellen, laat u de
gashendel en de remmen los en draait u
vervolgens de gashendel weer open.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
38
Stelschroef remhendel
Waarschuwing
Probeer nooit onder het rijden de
hendels af te stellen, dit kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Gebruik na het afstellen van de
hendels de motorfiets eerst ergens
waar geen verkeer is, om vertrouwd te
raken met de nieuwe afstelling.
Leen uw motorfiets niet uit aan
anderen, omdat iemand de hendels
kan afstellen op een manier die u niet
gewend bent en dit kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
De hendel van de voorrem is voorzien
van een stelmechanisme. Met deze
stelschroef kan de afstand tussen de
handgreep en de hendel worden
aangepast aan de spanwijdte van de
hand van de rijder.
1. Remhendel
2. Stelwieltje
Remhendel afstellen:
▼ Draai het stelwiel naar de gewenste
positie.
▼ De afstand van de handgreep tot de
losgelaten hendel is het kortst
wanneer het stelwieltje volledig
linksom gedraaid is. Het is het langst
wanneer het stelwiel volledig met de
klok mee wordt gedraaid.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
39
Stelschroef koppelingshendel
Waarschuwing
Probeer nooit onder het rijden de
hendels af te stellen, dit kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Gebruik na het afstellen van de
hendels de motorfiets eerst ergens
waar geen verkeer is, om vertrouwd te
raken met de nieuwe afstelling.
Leen uw motorfiets niet uit aan
anderen, omdat iemand de hendels
kan afstellen op een manier die u niet
gewend bent en dit kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
De hendel van de voorrem is voorzien
van een stelmechanisme. Met deze
verstelling kan de afstand tussen de
handgreep en de koppelingshendel
worden ingesteld op vier verschillende
standen en worden aangepast aan de
spanwijdte van de hand van de berijder.
1. Pijlmarkering
2. Stelwiel (handbescherming verwijderd voor
de duidelijkheid)
Koppelingshendel afstellen:
▼Duw de remhendel naar voren en
draai het stelwiel tot een van de
nummers tegenover het pijlteken op
de hendelhouder staat.
▼De afstand tussen de handgreep en
de losgelaten koppelingshendel is het
kleinst wanneer het stelwieltje is
ingesteld op stand vier en het
grootst wanneer het is ingesteld op
stand één.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
40
Instrumenten
Overzicht instrumentendisplays
Tiger 850 Sport-modellen zijn uitgerust
met een full colour digitaal TFT-
instrumentendisplay met een 5 inch (12,7
cm) scherm.
TFT-instrumentendisplay - 5 inch (12,7
cm) scherm
Alle modellen behalve Tiger 850 Sport-
modellen zijn uitgerust met een full
colour digitaal TFT-instrumentendisplay
met een 7 inch (17,8 cm) scherm.
TFT-instrumentendisplay - 7 inch (17,8
cm) scherm
Niet alle instrumentfuncties zijn
beschikbaar op alle modellen.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
41
Lay-out instrumentenpaneel
Tiger 850 Sport-modellen zijn uitgerust met een full colour TFT-instrumentendisplay
met een 5 inch (12,7 cm) scherm.
1. Omgevingsluchttemperatuur
2. Titel informatiebalk
3. Locatie van het waarschuwingslampje -
waarschuwingslampje voor
bandspanningscontrolesysteem
4. Pictogram informatievenster
5. Controlelampje status alarminstallatie/
startonderbreker (alarminstallatie is
optionele accessoire)
6. Informatievenster
7. Kilometerteller
8. Klok
9. Richtingaanwijzer rechts en
alarmknipperlicht
10. Dagrijlicht (DRL) (indien gemonteerd)
11. Waarschuwingslampje oliedruk
12. Storingslampje (MIL)
Motormanagementsysteem
13. Huidige rijmodus
14. Koelvloeistoftemperatuurmeter
15. Locatie van het waarschuwingslampje -
ABS-waarschuwingslampje
16. Snelheidsmeter
17. Toerenteller
18. Brandstofmeter
19. Versnellingsstand
20. Waarschuwingslampje laag brandstofpeil
21. Waarschuwingslampje ABS
22. Waarschuwingslampje grootlicht
23. Richtingaanwijzer links en
alarmknipperlicht

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
42
Alle modellen behalve Tiger 850 Sport-modellen zijn uitgerust met een full colour
digitaal TFT-instrumentendisplay met een 7 inch (17,8 cm) scherm.
1. Omgevingsluchttemperatuur
2. Titel informatiebalk
3. Locatie van het waarschuwingslampje -
waarschuwingslampje voor
bandspanningscontrolesysteem
4. Pictogram informatievenster
5. Informatievenster
6. Kilometerteller
7. Klok
8. Indicatielampje voor rechts
9. Waarschuwingslampje ABS
10. Waarschuwingslampje tractiecontrole
11. Waarschuwingslampje tractiecontrole UIT
12. Waarschuwingslampje laag brandstofpeil
13. Controlelampje status alarminstallatie/
startonderbreker (alarminstallatie is
optionele accessoire)
14. Huidige rijmodus
15. Koelvloeistoftemperatuurmeter
16. Locatie van het waarschuwingslampje -
ABS-waarschuwingslampje
17. Snelheidsmeter
18. Toerenteller
19. Brandstofmeter
20. Bluetooth®
21. Alarmknipperlichten
22. Versnellingsstand
23. Waarschuwingslampje oliedruk
24. Storingslampje (MIL)
Motormanagementsysteem
25. Dagrijlicht (DRL) (indien gemonteerd)
26. Waarschuwingslampje grootlicht
27. Controlelampje linker richtingaanwijzer

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
43
Displaystijlen
Er zijn vier verschillende weergavestijlen
om uit te kiezen.
Style 03 wordt gebruikt voor visuele
herkenning en consistentie in deze
handleiding.
Zie pagina 82 voor meer informatie
over het selecteren van een stijl.
Waarschuwingslampjes
Voorzichtig
Als een rood waarschuwingslampje
wordt weergegeven, moet de
motorfiets onmiddellijk worden
stopgezet. Lees eventuele
waarschuwingsberichten en los het
probleem op.
Als een oranje waarschuwingslampje
wordt weergegeven, hoeft de
motorfiets niet onmiddellijk te worden
stopgezet. Lees eventuele
waarschuwingsberichten en los het
probleem op.
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld, lichten de
waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel 1,5 seconde op en
gaan vervolgens weer uit (behalve de
lampjes die blijven branden tot de motor
wordt gestart, zoals beschreven op de
volgende pagina's).
Zie pagina 51 voor aanvullende
waarschuwings- en informatieberichten.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
44
Storingslampje
motormanagementsysteem
Het storingslampje voor het
motormanagementsysteem licht op
wanneer het contact wordt
ingeschakeld (om aan te geven dat het
systeem werkt), maar mag niet gaan
branden wanneer de motor draait.
Als de motor loopt en er een storing is
in het motormanagementsysteem,
brandt de MIL en begint het algemene
waarschuwingssymbool te knipperen. In
dat geval schakelt het
motormanagementsysteem over naar
de 'thuisbrengmodus', zodat de rit kan
worden voortgezet indien de storing
niet zo ernstig is dat de motor niet kan
draaien.
Waarschuwing
Verlaag de snelheid en rijd niet langer
door dan noodzakelijk wanneer het
storingslampje brandt. De storing kan
de motorprestaties, de uitstoot van
uitlaatgassen en het
brandstofverbruik negatief
beïnvloeden.
Verlaagde motorprestaties kunnen
gevaarlijke rijomstandigheden
veroorzaken, die kunnen leiden tot
verlies van controle en een ongeval.
Neem zo snel mogelijk contact op met
een erkende Triumph-dealer, om de
storing te laten inspecteren en
verhelpen.
Let op
Als het storingslampje knippert wanneer
het contact wordt ingeschakeld, neem
dan zo snel mogelijk contact op met een
erkende Triumph-dealer om deze situatie
te verhelpen. Onder deze
omstandigheden zal de motor niet
starten.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
45
Waarschuwingslampje lage oliedruk
Als bij draaiende motor de
oliedruk gevaarlijk daalt, gaat het
waarschuwingslampje lage oliedruk
branden. Het waarschuwingslampje lage
oliedruk gaat ook branden als het
contact wordt ingeschakeld en de motor
niet draait.
Voorzichtig
Schakel de motor direct uit indien het
waarschuwingslampje lage oliedruk
gaat branden. De motor niet opnieuw
starten voordat de storing is
verholpen.
Indien de motor draait terwijl het
waarschuwingslampje lage oliedruk
brandt, kan ernstige motorschade
ontstaan.
Controlelampje startonderbreker/
alarminstallatie
Deze Triumph-motorfiets is uitgerust
met een startonderbreker die
geactiveerd wordt wanneer de
contactschakelaar in de stand OFF (UIT)
wordt gedraaid.
Zonder alarm
Wanneer de contactschakelaar in de
stand OFF (UIT) staat, knippert de lamp
van de startonderbreker gedurende
24 uur om aan te geven dat de
startonderbreker ingeschakeld is.
Wanneer de contactschakelaar in de
stand ON (AAN) staat, zijn
startonderbreker en het controlelampje
uitgeschakeld.
Als het controlelampje blijft branden,
betekent dit dat er een storing in de
startonderbreker is, die nader moet
worden onderzocht. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Triumph-dealer, om de storing te laten
inspecteren en verhelpen.
Met alarm
Het controlelampje van de
startonderbreker/alarminstallatie gaat
alleen branden wanneer is voldaan aan
de voorwaarden zoals beschreven in de
instructies van de originele Triumph-
alarminstallatie (accessoire).

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
46
Waarschuwingslampje
antiblokkeerremsysteem (ABS)
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld, is het normaal dat het
waarschuwingslampje voor het ABS-
systeem gaat knipperen. Het lampje
blijft knipperen nadat de motor gestart
is, totdat de motorfiets een snelheid van
meer dan 10 km/h heeft bereikt, waarna
het lampje dooft.
Tractiecontrole werkt niet bij een storing
aan het ABS-systeem. In dat geval
branden de waarschuwingslampjes voor
de ABS en tractiecontrole en het
storingslampje.
Als het ABS-waarschuwingslampje
continu brandt, betekent dit dat de
ABS-functie niet beschikbaar is omdat:
▼ de ABS-functie door de berijder is
uitgeschakeld;
▼ zich in het ABS-systeem een storing
voordoet die onderzocht dient te
worden.
Als het lampje tijdens het rijden gaat
branden, betekent dit dat er een storing
in het ABS is opgetreden, die nader
moet worden onderzocht.
Bochten-ABS (OCABS) (indien
gemonteerd)
Het waarschuwingslampje knippert
langzaam als Bochten-ABS (OCABS)
wordt uitgeschakeld door de rijmodi
OFF-ROAD of OFF-ROAD PRO. Er wordt
een waarschuwing in het display
weergegeven.
Als het waarschuwingslampje op enig
ander moment onder het rijden gaat
branden, betekent dit dat er een storing
in het ABS-systeem is opgetreden, die
nader moet worden onderzocht.
Waarschuwing
Als het ABS niet werkt, werkt het
remsysteem verder als een
remsysteem zonder ABS.
Rijd niet langer door dan noodzakelijk
wanneer het waarschuwingslampje
brandt.
Neem zo snel mogelijk contact op met
een erkende Triumph-dealer, om de
storing te laten inspecteren en
verhelpen. In deze situatie kan te hard
remmen een blokkering van de wielen
veroorzaken, wat kan leiden tot verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
47
Controlelampje tractiecontrole (TC)
Het TC-controlelampje wordt
gebruikt om aan te geven dat het
tractiecontrolesysteem actief is en bezig
is om slippen van het achterwiel te
beperken bij snelle acceleratie of op
natte of gladde wegen. Tractiecontrole
werkt niet bij een storing aan het ABS-
systeem. In dat geval branden de
waarschuwingslampjes voor de ABS en
tractiecontrole en het storingslampje.
Waarschuwing
Als de tractiecontrole niet werkt, moet
voorzichtigheid in acht worden
genomen bij het accelereren en het
nemen van bochten op een nat of glad
wegoppervlak, om doorslippen van het
achterwiel te voorkomen.
Rijd niet langer door dan noodzakelijk
wanneer het storingslampje voor het
motormanagementsysteem (MIL) en
het waarschuwingslampje van de
tractiecontrole branden. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Triumph-dealer, om de storing te laten
inspecteren.
Snel accelereren en bochten nemen
kan in deze situatie doorslippen van
het achterwiel veroorzaken, wat kan
leiden tot verlies van de controle over
de motorfiets en een ongeluk.
Als tractiecontrole is ingeschakeld:
▼ Onder normale rijomstandigheden
blijft het tractiecontrolelampje uit.
▼ Het tractiecontrolelampje knippert
snel wanneer het
tractiecontrolesysteem in werking is
om slippen van het achterwiel te
beperken bij snelle acceleratie of op
een natte of gladde weg.
Als tractiecontrole is uitgeschakeld:
▼ Het controlelampje brandt niet. In
plaats daarvan gaat het
waarschuwingslampje 'TC
uitgeschakeld' branden.
Waarschuwingslampje
Tractiecontrole (TC) uitgeschakeld
Het waarschuwingslampje
voor uitgeschakelde TC mag alleen gaan
branden bij een storing of als de
tractiecontrole uitgeschakeld is.
Als het waarschuwingslampje tijdens
het rijden gaat branden, betekent dit
dat er in het tractiecontrolesysteem een
storing is opgetreden die nader moet
worden onderzocht.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
48
Richtingaanwijzers
Wanneer de
richtingaanwijzerschakelaar naar links
of naar rechts wordt gedraaid, knippert
het waarschuwingslampje van de
richtingaanwijzer in hetzelfde tempo als
de richtingaanwijzer zelf.
Alarmknipperlichten
Om de alarmknipperlichten aan of uit te
zetten, drukt u kort op de
alarmknipperlichtschakelaar.
De alarmknipperlichten werken alleen
als het contact op ON (AAN) staat.
De alarmknipperlichten blijven aan als
het contact wordt uitgeschakeld, totdat
de alarmknipperlichtschakelaar weer
wordt ingedrukt.
Grootlichtlampje
Wanneer de grootlichtknop
wordt ingedrukt, wordt het grootlicht
ingeschakeld. Door nogmaals op de knop
te drukken wordt het dimlicht weer
ingeschakeld.
Als de motorfiets voorzien is van
dagrijlicht, heeft de grootlichtknop extra
functionaliteit.
Als de DRL-schakelaar in de stand
dagrijlicht staat, kan het grootlicht
worden ingeschakeld door de
grootlichtknop ingedrukt te houden. Dit
blijft branden zolang de knop ingedrukt
wordt gehouden, en gaat uit zodra de
knop wordt losgelaten.
Op dit model is geen aan/uit-schakelaar
voor verlichting aangebracht. Het
achterlicht en de
kentekenplaatverlichting gaan
automatisch branden wanneer het
contact wordt ingeschakeld.
De koplamp gaat branden als het
contact wordt ingeschakeld. De koplamp
gaat uit wanneer de startknop wordt
ingedrukt, totdat de motor start.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
49
Dagrijlichten (DRL) (indien
gemonteerd)
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld en de dagrijlichtschakelaar
op dagrijlicht is ingesteld, gaat het
waarschuwingslampje voor dagrijlicht
branden. Overdag zorgt de
dagrijverlichting (DRL) ervoor dat de
motorfiets beter zichtbaar is voor
andere weggebruikers. In andere
situaties moet het dimlicht worden
gebruikt, tenzij de verkeerssituatie het
gebruik van grootlicht mogelijk maakt.
De dagrijlichten en dimlichten worden
met de hand bediend via een schakelaar
op de linker schakelaarbehuizing, zie
pagina 49.
Waarschuwing
Rij niet langer dan noodzakelijk met
het dagrijlicht (DRL) als het
omgevingslicht zwak is.
Als het donker is, in tunnels, of als de
omgevingsverlichting zwak is, kunnen
de dagrijlichten het zicht belemmeren
of andere weggebruikers verblinden.
Verblinding van andere weggebruikers
of beperkt zicht bij slechte verlichting
kan leiden tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval.
Waarschuwingslampje
brandstofniveau
Het waarschuwingslampje voor
het brandstofniveau gaat branden
wanneer er nog circa 3,5 liter brandstof
in de tank aanwezig is.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
50
Bandenspanningswaarschuwingsla
mpje (mits
bandenspanningscontrolesysteem is
ingebouwd)
Waarschuwing
Zet de motorfiets stil wanneer het
waarschuwingslampje voor de
bandenspanning gaat branden.
Rij niet op de motorfiets tot de banden
gecontroleerd zijn en de juiste
bandenspanning hebben in koude
toestand.
Let op
Het bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS) is op sommige modellen
gemonteerd en is verkrijgbaar als
accessoire voor modellen zonder TPMS.
Het waarschuwingslampje
voor de bandenspanning werkt samen
met het
bandenspanningscontrolesysteem
(TMPS), zie pagina 91.
Het waarschuwingslampje gaat alleen
branden wanneer de bandenspanning
voor of achter onder de aanbevolen
spanningswaarde ligt. Het gaat niet
branden wanneer de bandenspanning
te hoog is.
Wanneer het waarschuwingslampje
brandt, wordt op het display
automatisch het TPMS-symbool
getoond. Daaraan is tevens te zien
welke band te slap is en wat de druk in
die band is.
1. Indicatie achterband
2. Indicatie voorband
3. Waarschuwingslampje bandenspanning
De bandenspanning waarbij het
waarschuwingslampje gaat branden
wordt gecompenseerd tot 20 °C, maar
de bijbehorende digitale drukweergave
niet, (zie pagina 179). Zelfs wanneer het
digitale display precies of ongeveer de
standaard bandenspanning lijkt aan te
geven wanneer het
waarschuwingslampje brandt, wordt een
lage bandenspanning aangegeven. Een
lekke band is dan de meest
waarschijnlijke oorzaak.
Het waarschuwingslampje
bandenspanning brandt ook om aan te
geven dat de batterij van de sensor
bijna leeg is of dat er een signaalverlies
is.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
51
Waarschuwingen en
informatieberichten
Als zich een storing voordoet kunnen er
verschillende waarschuwingen en
informatieberichten verschijnen. In dat
geval hebben waarschuwingsberichten
voorrang boven informatieberichten en
wordt het waarschuwingssymbool op
het display weergegeven. In het
informatievenster wordt het aantal
actieve waarschuwingsberichten
weergegeven.
Wanneer er een storing aan de
motorfiets wordt gedetecteerd, kunnen
de volgende waarschuwingen en
informatieberichten worden
weergegeven.
LAGE OLIEDRUK - ZIE
HANDBOEK
(rode indicatie)
MOTOR CONTROLEREN
(amberkleurige indicatie)
ABS-SYSTEEM
UITGESCHAKELD - ZIE
HANDBOEK
(amberkleurige indicatie)
LAGE ACCUSPANNING - ZIE
HANDBOEK
(rode indicatie)
SENSORSIGNAAL VOOR-/
ACHTERBAND - ZIE
HANDBOEK
(rode indicatie)
ACCU LAAG VOOR-/
ACHTERBAND - ZIE
HANDBOEK
(amberkleurige indicatie)
TC-SYSTEEM UITGESCHAKELD
- ZIE HANDBOEK
(amberkleurige indicatie)
ONDERHOUD NODIG - DEALER
RAADPLEGEN
(amberkleurige indicatie)
LAMPSTORING
RICHTINGAANWIJZER LINKS/
RECHTS VOOR/ACHTER - ZIE
HANDBOEK
(amberkleurige indicatie)
VOORZICHTIG: LAGE
LUCHTTEMP. - RISICO OP
IJSVORMING

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
52
Als er meer dan één bericht wordt
weergegeven, wordt de pijl links/rechts
actief en duwt u de joystick naar links/
rechts om andere berichten weer te
geven.
Druk op de joystick in het midden in om
een bericht te bevestigen en te
verbergen.
Waarschuwing lage bandenspanning
weergegeven
Beweeg de joystick naar links of rechts
om de eerder bevestigde
waarschuwingen te bekijken.
Wanneer er een waarschuwing of
informatiebericht wordt geactiveerd,
wordt ook het bijbehorende
waarschuwings- of informatiesymbool in
het instrumentenpaneel weergegeven.
Waarschuwingen en informatieberichten
worden weergegeven tot de storingen
zijn verholpen.
Waarschuwingsbericht wanneer de
contactschakelaar is ingeschakeld
Duw de joystick naar links/rechts om de
waarschuwingsberichten in stijl 01, 02
en 03 te bekijken. Duw de joystick
omlaag/omhoog om de informatieladen
in stijl 04 te bekijken.
Als een waarschuwingsbericht is
bevestigd maar niet is verholpen,
verschijnt het bericht opnieuw wanneer
de contactschakelaar op AAN wordt
gezet.
De pijl voor toegang tot de
informatievensters is inactief en het is
niet mogelijk om de informatiebalk te
wijzigen totdat het
waarschuwingsbericht is bevestigd of
verholpen.
Als er meer dan één bericht wordt
weergegeven, wordt de pijl links/rechts
actief en duwt u de joystick naar links/
rechts om andere berichten weer te
geven.
Weergegeven waarschuwing
sensorsignaal

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
53
Kilometerteller en snelheidsmeter
De kilometerteller geeft de totale door
de motorfiets afgelegde afstand weer.
De kilometerteller wordt alleen
weergegeven in het service-
informatievenster.
De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid
van de motorfiets aan.
1. Kilometerteller
2. Snelheidsmeter
Toerenteller
De toerenteller geeft het motortoerental
weer in omwentelingen per minuut -
omw/min. Aan het einde van het
toerentellerbereik bevindt zich de rode
zone. Toerentallen in het rode gebied
liggen boven het aanbevolen
maximumtoerental en ook boven het
toerentalbereik waarbij de motor de
beste prestaties levert.
1. Motortoerental (tpm) weergegeven in een
numeriek formaat
2. Motortoerental (tpm) getoond in een
grafisch formaat

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
54
Brandstofmeter
De brandstofmeter geeft de hoeveelheid
brandstof in de tank aan van F (volle
tank) tot E (lege tank).
1. Brandstofmeter
Als het contact is ingeschakeld, wordt
de resterende brandstof in de
brandstoftank aangegeven door het
aantal meetsegmenten dat vol wordt
weergegeven.
Wanneer de brandstoftank vol is,
worden alle meetsegmenten vol
weergegeven. Wanneer de
brandstoftank leeg is, worden alle
meetsegmenten leeg weergegeven.
Andere aanduidingen geven
brandstofniveaus tussen vol en leeg
weer.
Het waarschuwingslampje voor laag
brandstofpeil gaat branden wanneer er
nog circa 3,5 liter brandstof in de tank
zit. U dient dan bij de eerstvolgende
mogelijkheid te tanken. Ook de
resterende actieradius en het actuele
brandstofverbruik worden in het
informatievenster getoond. Druk de
joystick in het midden in om de
waarschuwing voor laag brandstofpeil
te bevestigen en te verbergen.
Na het tanken worden de gegevens van
de brandstofmeter en de resterende
actieradius pas bijgewerkt wanneer de
motorfiets weer rijdt. Afhankelijk van de
rijstijl kan het bijwerken tot vijf minuten
duren.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
55
Koelvloeistoftemperatuurmeter
De koelvloeistoftemperatuurmeter geeft
de temperatuur van de
motorkoelvloeistof aan.
1. Koelvloeistoftemperatuurmeter
Wanneer de motor koud wordt gestart,
toont de koelvloeistoftemperatuurmeter
lege metersegmenten. Naarmate de
temperatuur stijgt, worden meer
metersegmenten vol weergegeven. Als
de motor warm wordt gestart, toont de
meter het bijbehorende aantal verlichte
blokjes, afhankelijk van de
motortemperatuur.
Het normale temperatuurbereik ligt
tussen C (koud) en H (heet) op het
display.
Als de motor draait en de
motorkoelvloeistoftemperatuur
gevaarlijk hoog wordt, gaat het
waarschuwingslampje voor hoge
koelvloeistoftemperatuur branden op de
locatie van het waarschuwingslampje en
wordt de waarschuwingsinformatiebalk
voor hoge koelvloeistoftemperatuur
weergegeven.
De pijl voor toegang tot de
informatievensters is inactief en het is
niet mogelijk om de informatiebalk te
wijzigen totdat het
waarschuwingsbericht is bevestigd of de
storing is verholpen.
1. Waarschuwingslampje voor
koelvloeistoftemperatuur
2. Informatievenster waarschuwing
koelvloeistof
3. Koelvloeistoftemperatuurmeter
Voorzichtig
Schakel de motor direct uit indien het
waarschuwingslampje hoge
koelvloeistoftemperatuur gaat
branden. De motor niet opnieuw
starten voordat de storing is
verholpen.
Indien de motor draait terwijl het
waarschuwingslampje hoge
koelvloeistoftemperatuur brandt, kan
ernstige motorschade ontstaan.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
56
Omgevingsluchttemperatuur
De luchttemperatuur wordt
weergegeven in oC of oF.
Wanneer de motorfiets stilstaat, kan de
hitte van de motor de nauwkeurigheid
van de temperatuurweergave
beïnvloeden.
Zodra de motorfiets weer rijdt, wordt de
weergave na korte tijd weer normaal.
1. Omgevingsluchttemperatuur
Zie pagina 72 om de temperatuur te
veranderen in °C of °F.
Vorstsymbool
Waarschuwing
IJzel kan zich al bij temperaturen van
enkele graden boven het vriespunt
(0°C) vormen, vooral op bruggen en
beschaduwde plaatsen.
Wees altijd extra voorzichtig bij lage
temperaturen en ga langzamer rijden
in potentieel gevaarlijke
omstandigheden zoals slecht weer.
Hard rijden, snel accelereren, hard
remmen of scherpe bochten nemen op
gladde wegen kunnen leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Het vorstsymbool licht op
wanneer de
omgevingsluchttemperatuur 4ºC of
lager is.
Het vorstsymbool blijft branden tot de
temperatuur stijgt tot 6°C.
Er verschijnt ook een bericht in het
informatievenster.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
57
Weergave versnellingsstand
De versnellingsaanduiding geeft aan
welke versnelling (één t/m zes) er
ingeschakeld is. Als de transmissie in
vrijloop staat (er is geen versnelling
gekozen) toont het display 'N'.
1. Versnellingsstandweergave (vrijloopstand
(neutraal) is afgebeeld)
1. Versnellingsweergave (derde versnelling
weergegeven)
Navigatie in het display
De onderstaande tabel geeft een
beschrijving van de pictogrammen en
knoppen die gebruikt kunnen worden
om door de in deze handleiding
beschreven instrumentenmenu's te
navigeren.
HOME-knop (rechter
schakelaarbehuizing).
Modusknop (linker
schakelaarbehuizing).
Joystick links/rechts of
omhoog/omlaag.
Joystick midden (indrukken).
Selectiepijltje (rechterkant
afgebeeld).
Informatievenster - links/
rechts scrollen met joystick.
Informatievenster - omhoog/
omlaag scrollen met joystick.
Optie beschikbaar in het
informatievenster - omhoog/
omlaag scrollen met joystick.
Joystick kort indrukken
(indrukken en loslaten) in de
middelste stand.
Joystick lang indrukken
(ingedrukt houden) in de
middelste stand.
Huidige functie resetten
(alleen beschikbaar bij lang
indrukken van de joystick).

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
58
Rijmodi
Met de rijmodi kunnen de
gaskleprespons (MAP), het
antiblokkeerremsysteem (ABS) en de
tractiecontrole (TTC) worden aangepast
aan verschillende wegomstandigheden
en voorkeuren van de bestuurder. De
beschikbaarheid van instellingen voor
ABS, MAP en TC verschilt per model.
Afhankelijk van de specificatie van het
motorfietsmodel zijn tot zes rijmodi
beschikbaar.
Rijmodi kunnen gemakkelijk worden
geselecteerd met behulp van de
modusknop en de joystick op de
schakelaarbehuizing aan de linker
handgreep, bij stilstaande of rijdende
motorfiets, zie pagina 58. Wanneer een
rijmodus is bewerkt (behalve de modus
RIDER), verandert het pictogram zoals
hieronder aangegeven.
Standaardpi
ctogram
Pictogram
bestuurders
aanpassing
Beschrijving
RAIN
ROAD
SPORT
OFF-ROAD
OFF-ROAD PRO
- RIDER
Rijmodi selecteren
Waarschuwing
Om op een rijdende motor een
rijmodus te selecteren moet de
bestuurder de motorfiets kortstondig
laten freewheelen (motorfiets rijdt,
motor draait, gas dicht,
koppelingshendel ingetrokken en
remmen los).
Selectie van een rijmodus onder het
rijden mag alleen worden geprobeerd:
- Bij lage snelheid
- Op plaatsen waar geen ander
verkeer is
- Op rechte en vlakke wegen of
oppervlakken
- Bij goede weg- en
weersomstandigheden
- Daar waar het veilig is om de
motorfiets kortstondig te laten
freewheelen.
Selectie van een rijmodus onder het
rijden MAG NIET worden geprobeerd:
- Bij hoge snelheid
- Te midden van rijdend verkeer
- Tijdens het nemen van een bocht of
op bochtige wegen of oppervlakken
- Op sterk hellende wegen of
oppervlakken
- Bij slechte weg-/
weersomstandigheden
- Daar waar het onveilig is om de
motorfiets kortstondig te laten
freewheelen.
Wanneer u geen acht slaat op deze
belangrijke waarschuwing, leidt dat tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
59
Waarschuwing
Rijd na het selecteren van een
rijmodus eerst een stukje op een
plaats waar geen verkeer is, om
vertrouwd te raken met de nieuwe
instellingen.
Leen uw motorfiets niet uit aan
anderen, omdat ze de instellingen van
uw vertrouwde rijmodus kunnen
wijzigen, waardoor u de controle over
de motorfiets kunt verliezen en een
ongeval kunt krijgen.
Waarschuwing
Als tractiecontrole zoals beschreven in
pagina 66 in het hoofdmenu is
uitgeschakeld, worden de opgeslagen
instellingen van alle rijmodi
overschreven.
Tractiecontrole blijft uitgeschakeld,
ongeacht welke rijmodus er is
geselecteerd, tot deze weer wordt
ingeschakeld of het contact uit- en
weer ingeschakeld is.
Als de tractiecontrole is uitgeschakeld,
gedraagt de motorfiets zich net als
anders, maar zonder tractiecontrole. In
dat geval kan te snel accelereren op
een nat of glad wegoppervlak leiden
tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Als de modus OFF-ROAD, OFF-ROAD
PRO of RIDER actief was toen het
contact de laatste keer werd
uitgeschakeld met de tractiecontrole
ingesteld op OFF-ROAD, OFF-ROAD PRO
of OFF, wordt na inschakeling van het
contact standaard de modus ROAD
geselecteerd. Er wordt een
waarschuwing weergegeven dat de
rijmodus is gewijzigd.
Hiermee kunt u ook kort de rijmodus
terugzetten naar de oorspronkelijke
rijmodus. Anders wordt de laatst
geselecteerde rijmodus onthouden en
geactiveerd wanneer het contact wordt
ingeschakeld.
Controleer of de motorstopschakelaar in
de stand AAN staat als de
moduspictogrammen niet weergegeven
worden bij ingeschakeld contact.
1. Modusknop
2. Nieuwe rijmodus
3. Huidige rijmodus
Om een rijmodus te selecteren:
▼ Druk kort op de modusknop op de
linker schakelaarbehuizing om het
paneel voor selectie van de rijmodus
te activeren.
▼ Het pictogram van de actieve
rijmodus wordt rechts op het display
weergegeven.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
60
Om van geselecteerde rijmodus te
wisselen:
▼ Druk de joystick naar links of rechts,
of druk herhaaldelijk op de
modusknop totdat de gewenste
rijmodus in het midden van het
informatievenster van de rijmodus
wordt geaccentueerd.
▼ Door kort op de joystick te drukken
wordt de vereiste rijmodus
geselecteerd en verandert het
pictogram aan de rechter kant van
het display.
▼ De geselecteerde modus wordt
geactiveerd zodra aan de volgende
voorwaarden voor moduswijziging is
voldaan:
Motorfiets staat stil - motor uit
▼ Het contact is ingeschakeld.
▼ De motorstopschakelaar staat in de
stand AAN.
Motorfiets staat stil - motor draait
▼ De vrijloopstand is geselecteerd of de
koppeling is ingetrokken.
Motorfiets rijdt
Binnen 30 seconden na het selecteren
van een rijmodus moet de bestuurder
tegelijkertijd de volgende handelingen
uitvoeren:
▼ De gashendel dichtdraaien.
▼ Maak geen gebruik van de remmen
(laat de motor 'freewheelen').
Als de tractiecontrole is ingesteld op
OFF-ROAD, OFF-ROAD PRO of OFF terwijl
de motorfiets rijdt, kunnen de modi OFF-
ROAD, OFF-ROAD PRO of RIDER niet
worden ingesteld. In dat geval moet de
motor tot stilstand gebracht worden
alvorens de rijmodus kan worden
veranderd.
Als een verandering van rijmodus niet is
voltooid, geeft het pictogram
afwisselend de vorige en de onlangs
geselecteerde rijmodus weer tot de
verandering voltooid is of geannuleerd
wordt.
De selectie van een rijmodus is nu
voltooid en er kan weer normaal
gereden worden.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
61
Hoofdmenu
Om het hoofdmenu te openen:
▼ De motorfiets moet stilstaan met
ingeschakeld contact.
▼ Druk op de HOME-knop, op de
schakelaarbehuizing op de rechter
handgreep.
▼ Scrol door het hoofdmenu door de
joystick omlaag/omhoog te duwen
tot de gewenste optie is geselecteerd
en druk de joystick vervolgens in de
middenstand in om de keuze te
bevestigen.
RIDING MODES
MOTOR INSTELLING
TRIP SETUP
DISPLAY SETUP
AFSLUITEN
HOOFDMENU
ALLES RESETTEN
KIESTERUG
BLUETOOTH
Hoofdmenu
Het hoofdmenu geeft toegang tot de
volgende opties:
Rijmodi
In dit menu kunnen de rijmodi worden
geconfigureerd. Zie pagina 58 voor meer
informatie.
Bike Set Up
Met dit menu kunnen de verschillende
functies van de motorfiets worden
geconfigureerd. Zie pagina 64 voor
meer informatie.
Trip Set Up
In dit menu kunnen Trip 1 en Trip 2
ingesteld worden. Zie pagina 67 voor
meer informatie.
Bluetooth® (indien gemonteerd)
In dit menu kan de Bluetooth®-
verbinding worden geconfigureerd. Zie
de
Mijn Triumph-connectiviteitshandboek
voor meer informatie.
De
Mijn Triumph-connectiviteitshandboek is
ook beschikbaar op internet op: https://
www.triumphinstructions.com/
Voer het onderdeelnummer 'A9820200'
in het zoekveld in om toegang te krijgen
tot het handboek.
Display Set Up
In dit menu kunnen de weergave-opties
geconfigureerd worden. Zie pagina 69
voor meer informatie.
Reset to Defaults
In dit menu kunnen de
standaardinstellingen van alle
instrumenten worden teruggezet. Zie
pagina 75 voor meer informatie.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
62
Rijmodi configureren De volgende tabel toont de opties voor
ABS, MAP en TC die voor elke rijmodus
beschikbaar zijn.
Riding Modes
RAIN ROAD SPORT1OFF-ROAD
1OFF-ROAD
PRO2RIDER
1
Antiblokkeerremsysteem (ABS)
Road
Off-Road 1
Uit
MAP (gaskleprespons)
Rain
Road
Sport 1
Off-Road 1
Tractiecontrole (TC)
Rain
Road
Sport 1
Off-Road 1
Off2Via Menu Via Menu Via Menu
Off3Via Menu Via Menu Via Menu
Off4Via Menu Via Menu Via Menu

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
63
1
Alle modellen behalve Tiger 850 Sport
2
Tiger 900 Rally Pro Alleen
3
Tiger 850 Sport Alleen
4
Alle modellen behalve Tiger 850 Sport en Tiger 900 Rally Pro
Sleutel
Standaard (fabrieksinstelling)
Selecteerbare optie
Optie niet beschikbaar
Rijmodi
Om het menu Rijmodi te openen:
▼ Duw vanuit het hoofdmenu de
joystick omlaag en selecteer RIDING
MODES.
▼ Druk in de middenstand op de
joystick in om te bevestigen.
RAIN
ROAD
SPORT
AFSLUITEN
RIDING MODES
ALLES RESETTEN
KIESTERUG
OFF-ROAD
OFF-ROAD PRO
▼ Blader met de joystick omlaag/
omhoog om de gewenste rijmodus te
selecteren. Druk in de middenstand
op de joystick in om te bevestigen.
▼ De relevante instellingsopties voor de
geselecteerde rijmodus worden nu
weergegeven.
ABS-INSTELLING
KAARTINSTELLING
TC-INSTELLING
AFSLUITEN
ALLES RESETTEN
KIESTERUG
RAIN
▼ Blader om een instelling te wijzigen
met de joystick naar beneden/
omhoog tot de gewenste optie is
geaccentueerd en druk op het
midden van de joystick om deze te
selecteren.
RAIN
ROAD
AFSLUITEN
TC-INSTELLING
KIESTERUG

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
64
Menu motorfiets instellen
Het menu Motorinstellingen maakt de
configuratie mogelijk van de
verschillende functies van de motorfiets.
TSA (SHIFT ASSIST)
TC
ONDERHOUD
MOTOR INSTELLING
AFSLUITEN KIESTERUG
RICHTINGAW
Om het menu Motorinstellingen te
openen:
▼ Beweeg vanuit het hoofdmenu de
joystick omlaag en selecteer
MOTORINSTELLINGEN.
▼ Druk in de middenstand op de
joystick in om te bevestigen.
Motorfiets instellen - TSA Shift
Assist (schakelhulp) (indien
gemonteerd)
De schakelhulp (TSA) zorgt voor een
kortstondige wijziging van het
motorkoppel, zodat er kan worden
geschakeld zonder de gasklep te sluiten
of de koppeling te bedienen. Deze
functie werkt bij zowel opschakelen als
terugschakelen.
De koppeling moet worden gebruikt voor
het stoppen en wegrijden.
TSA werkt niet wanneer de koppeling
wordt gebruikt of wanneer er in de 6e
versnelling per vergissing wordt
geprobeerd op te schakelen.
Er moet een positieve pedaaldruk
worden uitgeoefend om soepel
schakelen mogelijk te maken.
INGESCHAKELD
UITGESCHAKELD
TSA (SHIFT ASSIST)
AFSLUITEN KIESTERUG

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
65
Om TSA in/uit te schakelen:
▼ Beweeg vanuit het menu BIKE SETUP
de joystick omlaag/omhoog om TSA
(Schakelhulp) te selecteren en druk
op de joystick in de middenstand in
om de keuze te bevestigen.
▼ Duw de joystick omlaag/omhoog om
te wisselen tussen INGESCHAKELD
en UITGESCHAKELD.
▼ Druk de joystick in de middenstand
in om de gewenste selectie te
bevestigen.
▼ Het display keert vervolgens terug
naar het menu BIKE SETUP.
Zie pagina 117 voor meer informatie
over de schakelhulp van Triumph (TSA).
Motorfiets instellen -
Richtingaanwijzers
De richtingaanwijzers kunnen worden
ingesteld in de modi Auto basis, Auto
geavanceerd of Handmatig.
AUTO BASIS
AUTO GEAVANCEERD
HANDMATIG
RICHTINGAW
AFSLUITEN KIESTERUG
Het selecteren van een
richtingaanwijzermodus
Om de gewenste
richtingaanwijzermodus te selecteren:
▼ Beweeg vanuit het menu
Motorinstellingen de joystick omlaag
om INDICATORS (richtingaanwijzers)
te selecteren en druk op de joystick
in de middenstand om de keuze te
bevestigen.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
66
▼ Duw de joystick omlaag/omhoog om
te wisselen tussen AUTO BASIC,
AUTO ADVANCED en MANUAL.
– Auto Basic - De functie
Automatisch uitschakelen is
actief. De richtingaanwijzers
worden gedurende acht seconden
plus nog eens 65 meter
ingeschakeld.
– Auto Advanced - de functie
automatisch uitschakelen is actief.
Na een korte druk knipperen de
richtingaanwijzers driemaal. Door
langer te drukken, worden de
richtingaanwijzers gedurende
acht seconden plus nog eens 65
meter ingeschakeld.
– Handmatig - De functie
Automatisch uitschakelen is niet
actief. De richtingaanwijzers
moeten handmatig worden
uitgeschakeld met de
richtingaanwijzerschakelaar.
▼ Druk de joystick in de middenstand
in om de gewenste selectie te
bevestigen.
▼ Het display keert vervolgens terug
naar het menu Motorinstellingen.
Motorfiets instellen -
Tractiecontrole (TC)
Het tractiecontrolesysteem (TC) kan
tijdelijk worden uitgeschakeld. De
tractiecontrole kan niet permanent
worden uitgeschakeld; de functie wordt
automatisch weer ingeschakeld
wanneer het contact uit- en weer
ingeschakeld wordt.
INGESCHAKELD
UITGESCHAKELD
TC
AFSLUITEN KIESTERUG
Om het tractiecontrolesysteem uit te
schakelen of in te schakelen:
▼ Druk vanuit het menu
MOTORINSTELLINGEN op het midden
van de joystick om TC te selecteren.
▼ Duw de joystick omlaag/omhoog om
te wisselen tussen INGESCHAKELD
en UITGESCHAKELD.
▼ Druk de joystick in de middenstand
in om de gewenste optie te
selecteren.
▼ Na selectie keert het display terug
naar de weergave BIKE SETUP.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
67
Motorfiets instellen - Onderhoud
Het onderhoudsinterval is ingesteld op
een afstand en/of tijdsperiode.
5450 mi
01-01-2020 (335 DAGEN)
ONDERHOUD
AFSLUITEN KIESTERUG
Om het onderhoudsinterval te bekijken:
▼ Druk in het menu BIKE SETUP op de
joystick en selecteer ONDERHOUD.
▼ Duw de joystick in de middenstand in
om de onderhoudsinformatie weer te
geven.
Dagteller instellen
In dit menu kunnen de dagtellers
geconfigureerd worden.
Om het menu TRIP SETUP te openen:
▼ Druk vanuit het hoofdmenu de
joystick omlaag en selecteer TRIP
SETUP.
▼ Druk in de middenstand op de
joystick om te bevestigen.
TRIP 1 RESET
TRIP 2 RESET
TRIP 2 DISPLAY
TRIP SETUP
AFSLUITEN KIESTERUG
Door TRIP 1 RESET of TRIP 2 RESET te
selecteren, kan de betreffende dagteller
handmatig of automatisch worden
geconfigureerd. De instelprocedure is
voor beide dagtellers gelijk.
HANDMATIG
AUTOMATISCH
TRIP 1 RESET
AFSLUITEN KIESTERUG
Met een handmatige reset wordt alleen
de geselecteerde dagteller gereset. Zie
pagina 68 voor meer informatie.
Bij een automatische reset worden
beide dagtellers gereset nadat het
contact gedurende een ingestelde tijd
uitgeschakeld geweest is. Zie
pagina 68 voor meer informatie.
Trip 2 kan ingeschakeld of uitgeschakeld
worden. Zie pagina 69 voor meer
informatie.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
68
Trip Set Up - handmatige reset
Om de dagteller handmatig op nul te
zetten:
▼ Duw de joystick vanuit het menu
TRIP SETUP omlaag en druk erop in
de middenstand om TRIP 1 RESET of
TRIP 2 RESET te selecteren.
▼ Duw de joystick in de middenstand in
om MANUAL te selecteren.
RESET EN VERDER
VERDER ZONDER RESET
HANDMATIG
AFSLUITEN KIESTERUG
Er zijn twee mogelijkheden:
▼ RESET EN VERDER - reset alle
gegevens van de betreffende
dagteller.
▼ VERDER ZONDER RESET - gegevens
van de betreffende dagteller worden
niet gereset.
Trip Set Up - automatische reset
Om de dagtellers in te stellen op een
automatische reset:
▼ Duw vanuit het menu TRIP SETUP de
joystick omlaag/omhoog en druk
midden op de joystick om TRIP 1
RESET of TRIP 2 RESET te selecteren.
▼ Duw de joystick omlaag/omhoog om
AUTOMATIC te selecteren en druk de
joystick in de middenstand in om de
selectie te bevestigen.
▼ Duw de joystick omhoog/omlaag om
de timerinstelling te selecteren en
druk de joystick in de middenstand in
om de gewenste tijdslimiet te
bevestigen.
▼ De gewenste tijdslimiet wordt dan in
het geheugen van de dagteller
opgeslagen. Bij de geselecteerde
optie wordt een vinkje weergegeven.
▼ Als het contact wordt uitgeschakeld,
wordt de dagteller op nul gesteld
wanneer de tijdsperiode is
verstreken.
1 UUR
2 UUR
AUTOMATISCH
4 UUR
8 UUR
12 UUR
16 UUR
AFSLUITEN KIESTERUG

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
69
De volgende tabel toont twee
voorbeelden van de functionaliteit voor
automatische reset van de dagteller.
Contact
uitgeschak
eld
Geselecteer
de
tijdsvertrag
ing
Dagteller
wordt op
nul gesteld
10.30 uur 4 UUR 14.30 uur
18.00 uur 16 UUR
10.00 uur
(volgende
dag)
Dagteller 2 inschakelen/
uitschakelen
Trip 2 kan worden ingeschakeld of
uitgeschakeld. Als Trip 2 uitgeschakeld
is, wordt deze niet meer in het
informatievenster weergegeven.
INGESCHAKELD
UITGESCHAKELD
TRIP 2 DISPLAY
AFSLUITEN KIESTERUG
Weergave van Trip 2 in- of uitschakelen:
▼ Duw vanuit het menu TRIP SET UP
de joystick omlaag/omhoog om naar
de TRIP 2 DISPLAY te bladeren. Druk
in de middenstand op de joystick in
om te bevestigen.
▼ Duw de joystick omlaag/omhoog om
te wisselen tussen INGESCHAKELD
en UITGESCHAKELD. Druk in de
middenstand op de joystick in om te
bevestigen. Bij de geselecteerde optie
wordt een vinkje weergegeven.
Menu Display instellen
Het menu Display instellen maakt de
configuratie mogelijk van de
verschillende schermopties.
KLEUR
HELDERHEID (HOOG CONTRAST)
HELDERHEID (LAAG CONTRAST)
DISPLAY SETUP
ZICHTBAAR VAK
AFSLUITEN KIESTERUG
TAAL
UNITS
KLOK
DATUM
Om het menu Display instellen te
openen:
▼ Beweeg vanuit het HOOFDMENU de
joystick omlaag en selecteer
INSTELLINGEN DISPLAY. Druk in de
middenstand op de joystick in om te
bevestigen.
▼ Selecteer de gewenste optie in de
lijst om toegang te krijgen tot de
relevante informatie.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
70
Instellingen display - Kleur
Om een andere kleur voor de display-
informatie te selecteren:
▼ Beweeg vanuit het menu
INSTELLINGEN DISPLAY de joystick
omlaag/omhoog om KLEUR te
selecteren.
▼ Druk in de middenstand op de
joystick in om te bevestigen.
KLEUR
AFSLUITEN KIESTERUG
▼ Duw de joystick omlaag/omhoog om
tussen de vier verschillende
gekleurde pictogrammen te bladeren.
Er zijn vier kleurenopties beschikbaar:
blauw, groen, geel en wit.
▼ Druk in de middenstand op de
joystick in om de gewenste kleur te
selecteren.
▼ De nieuwe kleur wordt vervolgens
toegepast op het instrumentdisplay
voor alle stijlen. Druk op de HOME-
knop om het menu af te sluiten.
Weergave instellen - Helderheid
Bij Tiger 850 Sport-modellen is alleen de
optie met hoog contrast beschikbaar.
Er zijn twee helderheidsopties om uit te
kiezen:
▼ HOOG CONTRAST (dagmodus)
▼ LAAG CONTRAST - nachtmodus.
Bij fel zonlicht wordt de lage
instelwaarde voor contrast/helderheid
genegeerd, om ervoor te zorgen dat de
instrumenten altijd zichtbaar zijn.
Om de helderheid aan te passen:
▼ Beweeg vanuit het menu DISPLAY
SETUP de joystick naar beneden om
HELDERHEID (HOOG CONTRAST) of
HELDERHEID (LAAG CONTRAST) te
selecteren.
▼ Druk de joystick in de middenstand
in om het gewenste menu te
selecteren.
HELDERHEID (HOOG CONTRAST)
AFSLUITEN KIESTERUG
Helderheid (hoog contrast) weergave
▼ Duw de joystick omlaag/omhoog om
de helderheid aan te passen.
▼ Druk de joystick in de middenstand
in om het gewenste
helderheidsniveau te bevestigen.
▼ Druk op de HOME-knop om naar het
hoofdscherm terug te keren.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
71
Display instellen - Zichtbaar vak
In het menu Zichtbaar venster kunt u
de items selecteren die in het
informatievenster moeten worden
weergegeven.
TRIP 1
TRIP 2
BRANDSTOFSTATUS
TPMS
ZICHTBAAR VAK
KLEUR
SERVICE-INTERVAL
STIJL
CONTRAST
AFSLUITEN KIESTERUG
Om het menu Zichtbaar vak te
selecteren:
▼ Beweeg vanuit het menu DISPLAY
SETUP de joystick omlaag/omhoog
om de optie ZICHTBARE VAKKEN te
selecteren.
▼ Druk in de middenstand op de
joystick in om de beschikbare opties
weer te geven.
▼ Scrol door het menu door de joystick
omhoog/omlaag te duwen tot de
gewenste optie wordt weergegeven.
▼ Druk de joystick in de middenstand
in om het item van het
informatievenster te (de)selecteren.
▼ Een onderdeel met een vinkje
ernaast wordt in het
informatievenster weergegeven. Een
onderdeel zonder vinkje ernaast
wordt niet in het informatievenster
weergegeven.
Weergave instellen - Taal
In het taalmenu kan de voorkeurstaal
worden gebruikt als weergavetaal voor
het instrumentendisplay.
ENGLISH
FRANCAIS
DEUTSCH
ITALIANO
TAAL
NEDERLANDS
ESPANOL
PORTUGUES
SVENSKA
AFSLUITEN KIESTERUG
Om de gewenste taal voor het
instrumentendisplay te selecteren:
▼ Beweeg in het menu DISPLAY SETUP
de joystick omlaag om de optie TAAL
te selecteren.
▼ Druk op het midden van de joystick
om te bevestigen en de beschikbare
taalopties weer te geven.
▼ Scrol door het menu door de joystick
omhoog/omlaag te duwen tot de
gewenste taaloptie wordt
weergegeven.
▼ Druk in de middenstand op de
joystick in om de juiste TAAL te
(de)selecteren. Bij de geselecteerde
optie wordt een vinkje weergegeven.
▼ Druk de joystick in de middenstand
in om de taaloptie te bevestigen.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
72
Instellingen display - Eenheden
Met het menu Eenheden kunt u een
voorkeurseenheid selecteren.
AFSTAND/VERBRUIK
TEMPERATUUR
DRUK
UNITS
AFSLUITEN KIESTERUG
Om de gewenste eenheden te
selecteren:
▼ Beweeg in het menu INSTELLINGEN
DISPLAY de joystick omlaag om de
optie EENHEDEN te selecteren.
▼ Druk in de middenstand op de
joystick in om te bevestigen.
Om de eenheid te veranderen:
▼ Druk de joystick omlaag/omhoog om
de gewenste optie te selecteren
(AFSTAND/VERBRUIK, TEMPERATUUR
or DRUK).
▼ Druk in de middenstand op de
joystick in om te selecteren. Bij de
geselecteerde optie wordt een vinkje
weergegeven.
▼ Duw de joystick omlaag/omhoog om
de gewenste eenheid te selecteren.
▼ Druk in de middenstand op de
joystick in om te bevestigen. Bij de
geselecteerde optie wordt een vinkje
weergegeven.
De volgende opties zijn beschikbaar:
Verbruik:
▼ Mijlen en MPG (UK)
▼ Mijlen en MPG (US)
▼ KM en L/100KM
▼ KM en KM/L
Temperatuur:
▼ °C
▼ °F
Druk:
▼ PSI
▼ bar
▼ kPa

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
73
Display instellen - Klok
Met het menu Klok kunt u de klok op de
lokale tijd instellen.
Om de klok in te stellen:
▼ Beweeg vanuit het menu
INSTELLINGEN DISPLAY de joystick
omlaag om KLOK te selecteren en
druk op de joystick in de
middenstand om te bevestigen.
▼ Duw de joystick omlaag/omhoog om
de 12-uursweergave of 24-
uursweergave te selecteren en druk
de joystick in de middenstand in om
de selectie te bevestigen. Bij de
geselecteerde optie wordt een vinkje
weergegeven.
▼ De klok geeft de tijd weer per 12 of 24
uur. Als de klokweergave is ingesteld,
keert het display terug naar het
menu KLOK.
Duw de joystick omlaag/omhoog om de
UREN of MINUTEN te selecteren.
Om de uurinstelling aan te passen:
▼ Selecteer UREN op het display en
druk op het midden van de joystick.
Er verschijnt een vinkje naast HOURS
en het uurdisplay knippert zoals
hieronder wordt weergegeven.
▼ Duw de joystick omlaag/omhoog om
het uur in te stellen. Druk in de
middenstand op de joystick in om te
bevestigen.
12 UUR
24 UUR
UREN
MINUTEN
KLOK
1 5 : 5 3
AFSLUITEN KIESTERUG
De minuten gelijkzetten:
▼ Selecteer MINUTEN op het display en
druk op het midden van de joystick.
Er verschijnt een vinkje naast
MINUTES en de minutenweergave
knippert zoals hieronder wordt
getoond.
▼ Duw de joystick omlaag/omhoog om
de minuten in te stellen. Druk in de
middenstand op de joystick in om te
bevestigen.
12 UUR
24 UUR
UREN
MINUTEN
KLOK
1 5 : 5 3
AFSLUITEN KIESTERUG

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
74
Instellingen display - Datum
Met deze functie kunnen de datum en
datumnotatie worden aangepast.
Om de datum en datumnotatie in te
stellen:
▼ Beweeg vanuit het menu DISPLAY
SETUP de joystick omlaag om DATUM
te selecteren en druk op de joystick
in de middenstand om te bevestigen.
▼ Duw de joystick omlaag/omhoog om
de gewenste DATUMINDELING te
selecteren. Druk in de middenstand
op de joystick in om te bevestigen.
DD-MM-JJJJ
MM-DD-JJJJ
JJJJ-MM-DD
DATUMINDELING
AFSLUITEN KIESTERUG
▼ Duw de joystick omlaag/omhoog om
de datumnotatie-opties te selecteren
en druk de joystick in de
middenstand in om de selectie te
bevestigen. Bij de geselecteerde optie
wordt een vinkje weergegeven.
▼ Als de datumnotatie is ingesteld,
schakelt het display terug naar het
menu DATUM.
DATUMINDELING
JAAR
MAAND
DAG
DATUM
07-11-2019
AFSLUITEN KIESTERUG
Om de datum in te stellen:
▼ Beweeg vanuit het menu DISPLAY
SETUP de joystick omlaag om DATUM
te selecteren en druk op de joystick
in de middenstand om te bevestigen.
▼ Beweeg de joystick omlaag/omhoog
om JAAR te selecteren en druk op de
joystick in de middenstand om te
bevestigen. Het JAAR-display
knippert.
▼ Duw de joystick omlaag/omhoog om
het huidige jaar in te stellen en druk
de joystick in de middenstand in om
de selectie te bevestigen.
▼ Herhaal deze procedure om de
MAAND en de DAG in te stellen.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
75
Standaardinstellingen terugzetten
Met de optie ALLES RESETTEN kunnen
de items in het hoofdmenu naar de
standaardinstelling worden teruggezet.
BEVESTIG
ANNULEREN
ALLES RESETTEN
AFSLUITEN KIESTERUG
Om de items in het hoofdmenu te
resetten:
▼ Duw vanuit het hoofdmenu de
joystick omlaag en selecteer ALLES
RESETTEN.
▼ Duw de joystick omlaag/omhoog om
BEVESTIG of ANNULEREN te
selecteren. Druk in de middenstand
op de joystick om de selectie te
bevestigen.
– BEVESTIG - De volgende
instellingen en gegevens uit het
hoofdmenu worden naar de
fabrieksinstellingen teruggezet:
rijmodi,
richtingaanwijzerinstellingen,
tripcomputers, panelen, taal,
tractiecontrole, stijl, helderheid
van display, rondetimer en
gegevens.
– ANNULEREN - De instellingen en
gegevens van het hoofdmenu
worden niet gewijzigd en het
display keert terug naar het
vorige niveau.
Informatievak
Waarschuwing
Als de motorfiets rijdt, is het alleen
onder de volgende voorwaarden
toegestaan om de weergave van het
informatievenster te wijzigen of de
brandstofinformatie te resetten:
- Bij lage snelheid
- Op plaatsen waar geen ander
verkeer is
- Op rechte en vlakke wegen of
oppervlakken
weg- en- Bij goede
weersomstandigheden.
Wanneer u geen acht slaat op deze
belangrijke waarschuwing, kan dat
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Het informatiepaneel biedt gemakkelijke
toegang tot verschillende
motorstatusinformatie.
Waarschuwingsberichten moeten eerst
worden bevestigd voordat toegang tot
de informatiebalk kan worden
verkregen, zie pagina 76.
Het informatiedisplay verschijnt in het
bovenste gedeelte van het scherm voor
de stijlen 01, 02 en 03. Het verschijnt
aan de linkerkant van het scherm voor
stijl 04.
Duw de joystick omlaag/omhoog om de
informatievensters in de stijlen 01, 02 en
03 te bekijken.
Duw de joystick naar links/rechts om de
informatievensters in stijl 04 te bekijken.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
76
Het informatievak bevat de volgende
gegevensitems:
▼ Waarschuwingen en
informatieberichten, zie pagina 76
▼ Toerenteller (indien beschikbaar)
▼ Helderheid - zie pagina 77
▼ Dagteller, zie pagina 77
▼ Verbruik, zie pagina 78
▼ Onderhoudsinterval, zie pagina 79
▼ Zie pagina 79 voor
bandspanningscontrolesysteem
(TPMS)
▼ Contrast, zie pagina 80
▼ Kleur, zie pagina 81
▼ Stijlkeuze, zie pagina 82
▼ Koelvloeistof (alleen stijl 04)
▼ Demping (indien beschikbaar), zie
pagina 82
▼ Vering (alleen Tiger 900 GT Pro), zie
pagina 83
▼ Bluetooth®-functies, zie
Mijn Triumph-connectiviteitshandboek
.
▼ Het My Triumph Connectivity-
handboek is ook beschikbaar op het
internet op: https://
www.triumphinstructions.com/
▼ Voer het onderdeelnummer
'A9820200' in het zoekveld in om
toegang te krijgen tot het handboek.
Het is mogelijk verschillende
gegevensitems te tonen of te verbergen
binnen het informatievak. Zie pagina 71
voor meer informatie.
Waarschuwingen bekijken
Alle waarschuwingen en
informatieberichten worden
weergegeven in het
waarschuwingenvak. Hieronder ziet u
een voorbeeld.
Om de waarschuwingen te bekijken:
▼ Duw de joystick naar links/rechts om
door de verschillende opties te
bladeren, tot de
waarschuwingenweergave verschijnt.
▼ Duw de joystick omlaag/omhoog om
elke waarschuwing (als er meerdere
zijn) te bekijken. De teller geeft aan
hoeveel waarschuwingen er actief
zijn.
▼ Duw de joystick naar links/rechts om
naar het informatievenster terug te
keren.
Waarschuwing lage accuspanning
Als onderdelen zoals
handvatverwarming ingeschakeld zijn bij
stationair toerental, kan de
accuspanning na verloop van tijd onder
een bepaalde waarde zakken en wordt
er een waarschuwing weergegeven in
het waarschuwingenvak.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
77
Helderheid
Met het informatievenster Helderheid
kunt u de helderheid van het scherm
aanpassen. Bij fel zonlicht wordt de
helderheidsinstelling die te weinig
contrast biedt genegeerd, om ervoor te
zorgen dat de instrumenten altijd
zichtbaar zijn.
Om de helderheid van het scherm af te
stellen:
▼ Beweeg de joystick naar links/rechts
om het helderheidsniveau te
verhogen/verlagen.
▼ Druk de joystick in de middenstand
in om het gewenste
helderheidsniveau te bevestigen.
Let op
Bedek de lichtsensor op het display niet.
Hierdoor zal het instellen van het juiste
schermcontrast niet meer correct
werken.
Dagteller
In het informatievak kunnen twee
dagtellers worden opgeroepen en
gereset.
1. Afgelegde afstand
2. Gemiddelde snelheid
3. Duur van de trip
Om een specifieke dagteller te zien:
▼ Duw de joystick naar omlaag/omhoog
om door de items in het
informatievenster te bladeren, tot
dagteller 1 wordt weergegeven.
▼ Selecteer TRIP 1 of TRIP 2 door de
joystick naar links/rechts te duwen.
TRIP 2 kan in het informatievenster
worden weergegeven of verborgen. Zie
pagina 69 voor meer informatie.
Om een dagteller te resetten:
▼ Selecteer de te resetten dagteller.
▼ Duw de joystick in de middenstand in
en houd hem langer dan 1 seconde
ingedrukt.
▼ De dagteller wordt gereset.
De dagteller kan ook gereset worden in
het hoofdmenu, zie pagina 68.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
78
Brandstofverbruik
Het informatievenster Fuel Consumption
toont gegevens over het
brandstofverbruik. Na het tanken
worden de gegevens van de
brandstofmeter en de resterende
actieradius pas bijgewerkt wanneer de
motorfiets weer rijdt. Afhankelijk van de
rijstijl kan het bijwerken tot vijf minuten
duren.
1. Brandstofmeter
2. Huidig brandstofverbruik
3. Gemiddeld brandstofverbruik
4. Resterende actieradius
Huidig brandstofverbruik
Dit is een indicatie van het
brandstofverbruik op een bepaald
moment. Als de motorfiets stilstaat,
wordt --.- op het display getoond.
Gemiddeld brandstofverbruik
Dit is een indicatie van het gemiddelde
brandstofverbruik. Nadat het display is
gereset, geeft het streepjes weer, totdat
er 0,1 kilometer is afgelegd.
Resterende actieradius
Dit is een aanduiding van de afstand die
naar verwachting zal kunnen worden
afgelegd op de brandstof die nog in de
tank aanwezig is.
Reset
Houd de joystick in de middenstand
ingedrukt om het gemiddelde
brandstofverbruik te resetten.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
79
Kilometerteller en Service
In het informatievenster Kilometerteller
en Service worden kilometerteller en de
resterende afstand en dagen tot de
volgende onderhoudsbeurt aangegeven.
1. Kilometerteller
2. Service-informatie
Bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS) (indien gemonteerd)
Waarschuwing
Zet de motorfiets stil wanneer het
waarschuwingslampje voor de
bandenspanning gaat branden.
Rij niet op de motorfiets tot de banden
gecontroleerd zijn en de juiste
bandenspanning hebben in koude
toestand.
Het informatiepaneel
bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS) bevindt zich bij het service-
informatievenster.
Om het
bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS) te bekijken:
▼Duw de joystick omlaag/omhoog om
door het service-informatievenster te
scrollen.
▼Selecteer Bandenspanning door de
joystick naar links/rechts te duwen.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
80
Het informatievenster
Bandspanningscontrolesysteem (TPMS)
toont de bandenspanning in de voor- en
achterband.
1. Indicatie bandenspanning achter
2. Waarschuwingslampje bandenspanning
3. Waarschuwing lage bandenspanning
voorband weergegeven
4. Indicatie bandenspanning voor
Waarschuwingslampje bandenspanning
Het waarschuwingslampje gaat alleen
branden wanneer de bandenspanning
voor of achter onder de aanbevolen
druk ligt. Het gaat niet branden
wanneer de bandenspanning te hoog is.
Indicatie bandenspanning voor
Dit toont de huidige druk in de
voorband.
Indicatie bandenspanning achter
Dit toont de huidige spanning in de
achterband.
Lage bandenspanning
De voor- of achterband wordt
geaccentueerd op de afbeelding van de
motorfiets om aan te geven dat de
bandenspanning lager is dan de
aanbevolen druk.
Zie pagina 179 voor meer informatie
over TPMS en bandenspanningen.
Schermcontrast
Via het informatievenster Contrast kan
het contrast van het display worden
gewijzigd.
1. Hoog contrast optie
2. Auto contrast optie
3. Laag contrast optie
Er zijn drie opties beschikbaar:
▼HOOG - Bij deze optie heeft het
display op elk scherm een witte
achtergrond voor een maximale
zichtbaarheid overdag.
▼AUTO - Bij deze optie wordt de
lichtsensor van het
instrumentenpaneel gebruikt om het
contrast optimaal in te stellen. Bij fel
zonlicht wordt de lage
helderheidsinstelling genegeerd om
ervoor te zorgen dat de
instrumenten altijd afgelezen kunnen
worden.
▼LAAG - Bij deze optie heeft het
display op elk scherm een zwarte
achtergrond voor een maximale
zichtbaarheid bij nacht.
Let op
Bij Tiger 850 Sport-modellen is alleen de
optie met hoog contrast beschikbaar.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
82
Style Select
Met het informatievenster Style Select
kunt u verschillende stijlen op het
display toepassen.
Informatievenster Style Select (stijl 03
geselecteerd)
Om de stijl van het display te wijzigen:
▼Beweeg de joystick naar links/rechts
om de gewenste stijl te selecteren en
druk dan op de joystick in de
middenstand om te bevestigen.
Demping
Alleen Tiger 900 GT Pro
Met het informatievenster Vering kan de
demping van de vering worden ingesteld
voor de rit.
Om de demping van de vering aan te
passen:
▼Beweeg de joystick naar links/rechts
om het dempingsniveau te verlagen/
verhogen. Er zijn 3 niveaus
beschikbaar; comfort, normaal en
sport.
▼Druk de joystick in de middenstand
in om het gewenste
helderheidsniveau te bevestigen.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
83
Vering
Alleen Tiger 900 GT Pro
In het informatiescherm van de
suspensie kunt u vooraf bepaalde
instellingen voor de ophanging
selecteren.
1. Alleen berijder-instelling
2. Berijder en passagier-instelling
3. Berijder en bagage-instelling
4. Berijder-, passagier- en bagage-instelling
Om een vooraf gedefinieerde
veringsinstelling te selecteren:
▼Beweeg de joystick naar links/rechts
om de gewenste veringsinstelling te
markeren.
▼Druk op de joystick in de
middenstand in om de gewenste
veringsinstelling te bevestigen.
Cruisecontrol
Alle modellen behalve Tiger 850 Sport
Waarschuwing
Cruisecontrol mag alleen worden
gebruikt op plaatsen waar u veilig met
constante snelheid kunt rijden.
Cruisecontrol mag niet worden
gebruikt bij druk verkeer, op wegen
met scherpe/blinde bochten of op
gladde wegen.
Wanneer cruisecontrol wordt gebruikt
bij druk verkeer, op wegen met
scherpe of onoverzichtelijke bochten
of op gladde wegen, kan dat leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Waarschuwing
Deze Triumph-motorfiets mag de
wettelijk geldende snelheidslimieten
niet overschrijden.
Het met hoge snelheid op een
motorfiets rijden kan gevaarlijk zijn,
aangezien de tijd om op bepaalde
verkeerssituaties te reageren bij
hogere snelheden aanzienlijk wordt
verkort.
Neem altijd snelheid terug in eventueel
gevaarlijke rijomstandigheden, zoals
slecht weer of druk verkeer.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
85
Cruisecontrol inschakelen
Druk op de knop SET/- om cruisecontrol
in te schakelen. Het
cruisecontrolsymbool wordt op het
display weergegeven. De ingestelde
cruisecontrolsnelheid wordt
weergegeven als ‘--’ om aan te geven
dat er nog geen snelheid is ingevoerd.
Om cruisecontrol in te schakelen, moet
aan de volgende voorwaarden worden
voldaan:
▼De motorfiets moet rijden met een
snelheid tussen 30 en 160 km/h.
▼De motorfiets moet in de in de derde
versnelling of hoger staan.
▼Wanneer aan deze voorwaarden is
voldaan, drukt u op de knop SET/-
om de cruisecontrol in te schakelen.
Het symbool cruisecontrol wordt in
het TFT-display weergegeven in een
groen licht, om aan te geven dat de
cruisecontrol nu actief is.
Het woord SET (instellen) wordt getoond
naast het symbool van de cruisecontrol.
De ingestelde cruisecontrolsnelheid
wordt weergegeven en het
cruisecontrollampje in de toerenteller
gaat branden om aan te geven dat
cruisecontrol ingeschakeld is.
1. Cruisecontrolsymbool
2. Indicatielampje cruisecontrol ingesteld
3. Ingestelde cruisecontrolsnelheid
Het cruisecontrol blijft de ingestelde
snelheid aanhouden totdat:
▼de ingestelde snelheid wordt
gewijzigd zoals beschreven op
pagina 86;
▼cruisecontrol wordt uitgeschakeld
zoals beschreven op pagina 86.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
86
De ingestelde snelheid in
cruisecontrol wijzigen
Om de ingestelde snelheid in
cruisecontrol te wijzigen, drukt u een
van de volgende knoppen in en laat u
deze los:
▼RES/+ om de snelheid te verhogen
▼SET/- om de snelheid te verlagen.
Bij iedere druk op de knop wordt de
snelheid gewijzigd met 1 km/h. Als de
knoppen ingedrukt worden gehouden,
wordt de snelheid continu verhoogd of
verlaagd in stappen van één cijfer.
Laat de wijzigingsknop los wanneer de
gewenste snelheid op het display wordt
weergegeven.
Let op
De weergave van de ingestelde
cruisecontrolsnelheid knippert totdat de
nieuwe ingestelde snelheid wordt
bereikt.
Als de cruisecontrol de ingestelde
snelheid niet kan vasthouden terwijl
tegen een steile helling wordt
opgereden, blijft de weergave van de
ingestelde cruisecontrolsnelheid
knipperen totdat de motorfiets de
ingestelde snelheid bereikt.
Een andere manier om de snelheid in
cruisecontrol te verhogen, is om met
behulp van de gashendel te accelereren
tot de gewenste snelheid en vervolgens
de stelknop SET/- in te drukken.
Cruisecontrol uitschakelen
De cruisecontrol kan op een van de
volgende manieren worden
uitgeschakeld:
▼Helemaal naar voren draaien van de
gashendel.
▼Intrekken van de koppelingshendel.
▼Bedienen van de voor- of achterrem.
▼Verhogen van de snelheid door de
gashendel meer dan 60 seconden te
gebruiken.
Na uitschakeling gaat het
cruisecontrollampje in de toerenteller
uit, maar de SET-indicator en de
ingestelde snelheid worden getoond op
het display om aan te geven dat de
ingestelde cruisecontrolsnelheid is
opgeslagen.
Cruisecontrol kan worden hervat met de
ingestelde snelheid zoals beschreven in
pagina 87, mits cruisecontrol niet is
uitgeschakeld door de contactsleutel in
de stand OFF (UIT) te draaien.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
87
Cruisecontrol hervatten met de
ingestelde snelheid
Waarschuwing
Zorg er altijd voor dat de ingestelde
snelheid past bij de
verkeersomstandigheden voordat u
cruisecontrol hervat.
Wanneer cruisecontrol wordt gebruikt
bij druk verkeer, op wegen met
scherpe of onoverzichtelijke bochten
of op gladde wegen, kan dat leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Na een van de volgende handelingen
wordt de cruisecontrol uitgeschakeld:
▼Helemaal naar voren draaien van de
gashendel.
▼Intrekken van de koppelingshendel.
▼Bedienen van de voor- of achterrem.
▼Verhogen van de snelheid door de
gashendel meer dan 60 seconden te
gebruiken.
Cruisecontrol kan worden hervat met de
ingestelde snelheid door de knop RES/+
kort in te drukken, mits er een
ingestelde snelheid is opgeslagen.
De motorfiets moet een snelheid hebben
tussen 30 en 160 km/h en in de derde
versnelling of hoger geschakeld zijn.
Een opgeslagen snelheidsinstelling
wordt aangegeven met het woord SET
naast het cruisecontrolsymbool op het
display.
De opgeslagen ingestelde snelheid blijft
in het geheugen van de cruisecontrol
totdat het contact in de stand UIT
wordt gedraaid.
Let op
De weergave van de ingestelde
cruisecontrolsnelheid knippert totdat de
hervatte ingestelde snelheid wordt
bereikt.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
88
Tractiecontrole (TC)
Waarschuwing
Tractiecontrole en tractiecontrole voor
optimaal bochtenwerk dienen niet als
vervanging van een gepaste rijstijl die
is afgestemd op de toestand van de
weg en de weersomstandigheden. Ze
kunnen niet voorkomen dat
tractieverlies optreedt als gevolg van:
- te hoge snelheid bij het inrijden van
bochten
- accelereren bij een scherpe
hellingshoek
- remmen.
Tractiecontrole of tractiecontrole voor
optimaal bochtenwerk kan niet
voorkomen dat het voorwiel slipt.
Wanneer een van bovenstaande
punten niet wordt nageleefd, kan dat
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
Als het tractiecontrolesysteem niet
werkt, moet voorzichtigheid in acht
worden genomen bij het accelereren
en het nemen van bochten op een nat
of glad wegoppervlak om doorslippen
van het achterwiel te voorkomen.
Indien er een storing optreedt, brandt
het waarschuwingslampje
Tractiecontrole uitgeschakeld mogelijk
tegelijkertijd met het storingslampje
voor het motormanagementsysteem
en/of het ABS-waarschuwingslampje.
Rijd niet langer door dan noodzakelijk
wanneer een of meer van de
bovenstaande waarschuwingslampjes
branden. Neem zo snel mogelijk
contact op met een erkende Triumph-
dealer, om de storing te laten
inspecteren en verhelpen.
Snel accelereren en bochten nemen
kan in deze situatie doorslippen van
het achterwiel veroorzaken, wat kan
leiden tot verlies van de controle over
de motorfiets en een ongeluk.
Alle motorfietsen zijn uitgerust met
tractiecontrole (TC). Tractiecontrole is
een systeem dat helpt de grip op de
weg te behouden tijdens het
accelereren op natte of gladde wegen.
Als de sensoren detecteren dat het
achterwiel zijn grip op de weg verliest
(slipt), treedt het tractiecontrolesysteem
in werking en wijzigt het
motorvermogen tot de grip van het
achterwiel is hersteld. Het
indicatielampje van de tractiecontrole

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
90
Tractiecontrole voor optimaal
bochtenwerk is een systeem dat is
ontworpen voor meer controle als
tractiecontrole wordt geactiveerd terwijl
de motorfiets schuin in een bocht
hangt.
Het systeem controleert voortdurend de
hellingshoek van de motorfiets en past
het tractieniveau zo aan dat het
achterwiel tractie blijft houden tijdens
het nemen van een bocht.
Tractiecontrole voor optimaal
bochtenwerk is niet actief in Off-Road of
Off-Road Pro modus.
Let op
Tractiecontrole is mogelijk niet altijd
actief, afhankelijk van de geselecteerde
rijmodus.
Tractiecontrole en Tractiecontrole voor
optimaal bochtenwerk (indien
gemonteerd) werken mogelijk niet als er
een storing is in het ABS-systeem. In
dat geval kan waarschuwingslampje
voor het ABS, de tractiecontrole en het
storingslampje gaan branden.
Voor een volledige beschrijving van het
waarschuwingslampje Tractiecontrole
uitgeschakeld en de bijbehorende
waarschuwingen op het
instrumentenpaneel, zie pagina 47.
Instellingen tractiecontrole
Waarschuwing
Als de tractiecontrole is uitgeschakeld,
gedraagt de motorfiets zich net als
anders, maar zonder tractiecontrole.
In dat geval kan te snel accelereren op
een nat of glad wegoppervlak leiden
tot het slippen van het achterwiel wat
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval tot gevolg kan hebben.
Het tractiecontrolesysteem kan worden
uitgeschakeld zoals beschreven in
Motorfietsinstellingen op pagina 66 of
worden aangepast aan de
omstandigheden als beschreven in
Configuratie rijmodus op pagina 62.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
91
Bandspanningscontrolesyste
em (TPMS) (indien
gemonteerd)
Waarschuwing
Het TPMS-systeem ontslaat u niet van
de verplichting dagelijks de
bandenspanning te controleren.
Controleer de bandenspanning als de
banden koud zijn met behulp van een
nauwkeurige bandenspanningsmeter,
zie het hoofdstuk Banden voor meer
informatie.
Gebruik van het TPMS-systeem voor
het instellen van de bandenspanning
kan leiden tot een verkeerde
bandenspanning en bijgevolg tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Functie
Bandenspanningssensoren zijn bij het
voor- en het achterwiel gemonteerd.
Deze sensoren meten de luchtdruk in de
band en verzenden de drukgegevens
naar de instrumenten. Deze sensoren
verzenden de gegevens pas wanneer de
motorfiets harder rijdt dan 20 km/h. In
het weergavegedeelte worden twee
streepjes getoond totdat het
bandspanningssignaal is ontvangen.
Op de velg wordt een sticker
aangebracht om de positie van de
bandenspanningssensor aan te geven,
vlakbij het ventiel.
Let op
Voor alle motorfietsenmodellen die niet
standaard over het
bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS) beschikken, is het verkrijgbaar
als accessoire. Het systeem mag
uitsluitend worden gemonteerd door een
erkende Triumph-dealer. Het TPMS-
display in de instrumentengroep wordt
alleen ingeschakeld wanneer het
systeem ingebouwd is.
Bandenspanningswaarschuwingsla
mpje (mits
bandenspanningscontrolesysteem is
ingebouwd)
Waarschuwing
Zet de motorfiets stil wanneer het
waarschuwingslampje voor de
bandenspanning gaat branden.
Rij niet op de motorfiets tot de banden
gecontroleerd zijn en de juiste
bandenspanning hebben in koude
toestand.
Het waarschuwingslampje
voor de bandenspanning werkt samen
met het
bandspanningscontrolesysteem, zie
pagina 50.
Het waarschuwingslampje gaat alleen
branden wanneer de bandenspanning
voor of achter onder de aanbevolen
spanningswaarde ligt. Het gaat niet
branden wanneer de bandenspanning
te hoog is.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
92
Wanneer het waarschuwingslampje
brandt, geeft het bandendrukdisplay
aan welke band de leeggelopen band is.
Het toont ook de bandenspanning.
1. Indicatie bandenspanning achter
2. TPMS-waarschuwingslampje
3. Waarschuwing lage bandenspanning
voorband weergegeven
4. Indicatie bandenspanning voor
De bandenspanning waarbij het
waarschuwingslampje gaat branden
wordt gecompenseerd tot 20°C, maar de
bijbehorende digitale drukweergave niet
(zie pagina 178). Zelfs wanneer het
digitale display precies of ongeveer de
standaard bandenspanning lijkt aan te
geven wanneer het
waarschuwingslampje brandt, wordt een
lage bandenspanning aangegeven. Een
lekke band is dan de meest
waarschijnlijke oorzaak.
Serienummer bandspanningssensor
Het serienummer van de
bandenspanningssensor is afgedrukt op
een label dat op de sensor is
aangebracht. De erkende Triumph-
dealer kan dit nummer nodig hebben
voor onderhoud of diagnose.
Wanneer het
bandspanningscontrolesysteem op de
motorfiets gemonteerd wordt, zie er dan
op toe dat de erkende Triumph-dealer
de serienummers van de
spanningssensoren van voor- en
achterband in de ruimtes hieronder
noteert.
Bandspanningssensor voor
Bandspanningssensor achter

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
93
Bandspanning
Waarschuwing
Het bandspanningscontrolesysteem
mag niet als bandenspanningsmeter
worden gebruikt tijdens het
aanpassen van de bandenspanningen.
Om de juiste bandenspanning te
verkrijgen, moet u de bandenspanning
altijd controleren met een
nauwkeurige bandspanningsmeter
wanneer de banden koud zijn.
Gebruik van het TPMS-systeem voor
het instellen van de bandenspanning
kan leiden tot een verkeerde
bandenspanning en bijgevolg tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Voorzichtig
Gebruik geen antilekvloeistof of een
ander middel dat vermoedelijk de
luchtstroom naar de openingen van de
TPMS-sensor blokkeert. Verstopping
van de luchtdrukopening van de
TPMS-sensor leidt tot blokkering van
de sensor en bijgevolg tot
onherstelbare schade aan de TPMS-
sensor.
Schade door gebruik van
antilekvloeistof of onjuist onderhoud
wordt niet beschouwd als
fabricagefout en wordt niet gedekt
door de garantie.
Laat uw banden altijd door uw
erkende Triumph-dealer monteren en
vertel de monteur dat er
bandenspanningssensoren op de
wielen zijn gemonteerd.
De bandenspanningen die in uw
instrumentenpaneel worden getoond,
geven de actuele bandenspanning weer
op het moment waarop de weergave is
geselecteerd. Dit kan afwijken van de
bandenspanning die ingesteld is
wanneer de banden koud zijn, omdat de
banden warmer worden tijdens het
rijden, waardoor de lucht in de band
uitzet en de bandenspanning toeneemt.
Bij de koude bandenspanningswaarden
die door Triumph worden opgegeven, is
hiermee rekening gehouden.
Pas de bandenspanningen uitsluitend
aan wanneer de banden koud zijn.
Gebruik hierbij een nauwkeurige
bandenspanningsmeter (zie pagina 179)
en niet de bandenspanningsweergave
op het instrumentenpaneel.
Vervangende banden
Laat banden altijd vervangen door een
erkende Triumph-dealer en vertel hem
dat er bandenspanningssensoren op de
wielen gemonteerd zijn.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
94
Sensorbatterijen
Wanneer de batterijspanning in een
druksensor laag is, wordt een bericht
weergegeven en geeft het TPMS-
symbool of bericht aan welke wielsensor
een lage batterijspanning heeft.
Wanneer de batterijen helemaal leeg
zijn, worden alleen strepen op het
display weergegeven. Het rode TPMS-
waarschuwingslampje brandt en het
TPMS-symbool knippert continu. Neem
contact op met uw erkende Triumph-
dealer om de sensor te laten vervangen
en het nieuwe serienummer te laten
noteren in de daarvoor bestemde ruimte
op pagina 92.
Wanneer het TPMS-symbool continu
knippert of wanneer het TPMS-
waarschuwingslampje blijft branden, is
er een storing in het TPMS-systeem.
Neem contact op met uw erkende
Triumph-dealer om de storing te laten
verhelpen.
Brandstof
Brandstoftype
Triumph-motorfietsen zijn ontworpen
voor loodvrije benzine en leveren
optimale prestaties indien het juiste
type benzine wordt gebruikt. Gebruik
altijd loodvrije benzine met een
octaangehalte (RON) van ten minste 91.
Ethanol
In Europa zijn Triumph-motorfietsen
compatibel met loodvrije benzine van
typen ethanol E5 en E10 (5% en 10%
ethanol).
In alle andere markten kunnen
benzinetypen tot E25 (25% Ethanol)
worden gebruikt.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
95
Motorkalibratie
In sommige gevallen moet de motor
gekalibreerd worden. Wend u altijd tot
een erkende Triumph-dealer.
Voorzichtig
Bij gebruik met een onjuiste brandstof
of onjuiste kalibratie van de motor, kan
de motorfiets permanent beschadigd
raken.
Zorg altijd voor brandstof van het
juiste type en de juiste kwaliteit.
Schade door gebruik van de verkeerde
brandstof of een onjuiste
motorkalibratie wordt niet beschouwd
als fabricagefout en valt niet onder de
garantie.
Voorzichtig
Het uitlaatsysteem van dit model is
voorzien van een katalysator, die zorgt
voor een lagere uitstoot van
schadelijke stoffen.
Het gebruik van gelode benzine
beschadigt de katalysator. Bovendien
kan de katalysator onherstelbaar
beschadigd raken indien de
brandstoftank helemaal of bijna
helemaal leeg wordt gereden.
Zorg ervoor dat u altijd voldoende
brandstof heeft voor uw rit.
Let op
Het gebruik van gelode benzine is in
sommige landen, staten of regio's
verboden.
Tanken
Waarschuwing
Om de gevaren in verband met tanken
te minimaliseren, dienen de volgende
veiligheidsinstructies altijd in acht te
worden genomen:
- Benzine (brandstof) is uiterst
brandbaar en kan onder bepaalde
omstandigheden exploderen. Zet
voordat u gaat tanken de
contactschakelaar in de stand UIT.
- Niet roken.
- Maak geen gebruik van een mobiele
telefoon.
- Zorg ervoor dat de voor het tanken
gebruikte ruimte goed geventileerd is
en geen vlam- of vonkbronnen bevat.
Hieronder valt ook apparatuur met
een waakvlam.
- Vul de tank nooit zo ver, dat het
brandstofpeil stijgt tot in de hals van
de vulpijp. Warmteopname uit zonlicht
of andere bronnen kan leiden tot
uitzetten en uitlopen van de
brandstof, waardoor brandgevaar
ontstaat.
- Controleer na het tanken altijd of de
tankdop goed gesloten is.
- Omdat benzine (brandstof) uiterst
brandbaar is, kan een benzinelek of
het morsen van benzine, of het niet in
acht nemen van de hiervoor
genoemde veiligheidsinstructies, brand
veroorzaken, met schade aan
eigendommen, persoonlijk letsel of de
dood als gevolg.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
96
Tankdop
1. Tankdop
2. Sleutel
Open de afdekklep van het slot om de
tankdop te openen. Steek de sleutel in
het slot en draai de sleutel rechtsom.
Voor sluiten en afsluiten van de
tankdop, de dop met de sleutel in het
slot op zijn plaats drukken tot het slot
'vastklikt'. Verwijder de sleutel en sluit
de klep.
Voorzichtig
Het sluiten van de tankdop wanneer
de sleutel niet in het slot zit, leidt tot
beschadiging van de dop, de tank en
het slotmechanisme.
Brandstoftank vullen
Waarschuwing
Teveel brandstof vullen kan leiden tot
morsen.
Indien brandstof wordt gemorst, dient
deze direct en volledig te worden
opgenomen en dienen de hiervoor
gebruikte materialen op een veilige
manier te worden afgevoerd.
Zorg ervoor dat tijdens het tanken
geen brandstof op de motor, de
uitlaatpijpen, de banden of andere
onderdelen van de motorfiets wordt
gemorst.
Omdat benzine (brandstof) uiterst
brandbaar is, kan een benzinelek of
het morsen van benzine, of het niet in
acht nemen van de hiervoor
genoemde veiligheidsinstructies, brand
veroorzaken, met schade aan
eigendommen, persoonlijk letsel of de
dood als gevolg.
Bij of op de banden gemorste
brandstof vermindert de grip van de
band op de weg. Hierdoor ontstaan
gevaarlijke rijomstandigheden, die
kunnen leiden tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval.
Voorzichtig
Voorkom het vullen van de tank onder
regenachtige of stoffige
omstandigheden, omdat dit kan leiden
tot verontreiniging van de brandstof.
Verontreinigde brandstof kan
onderdelen van het brandstofsysteem
beschadigen.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
97
Vul de brandstoftank langzaam om
morsen te voorkomen. Vul de tank niet
verder dan tot de onderkant van de
vulpijp. Hierdoor blijft er ruimte voor een
luchtlaag, zodat de brandstof in de tank
kan uitzetten door warmteopname uit
de motor of zonlicht.
1. Hals van de vulpijp
2. Maximaal brandstofpeil
Controleer na het tanken altijd of de
tankdop goed gesloten is.
Standaarden
Zijstandaard
Waarschuwing
De motorfiets is voorzien van een
beveiliging die voorkomt dat met de
motorfiets kan worden gereden terwijl
de zijstandaard is uitgeklapt.
Probeer nooit te rijden met de
zijstandaard uitgeklapt en wijzig nooit
iets aan het interlocksysteem, omdat
dit kan leiden tot gevaarlijke
rijomstandigheden, met verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval als gevolg.
Waarschuwing
Leun, zit of klim niet op de motorfiets
wanneer deze op de zijstandaard
staat.
Hierdoor kan de motorfiets omvallen,
wat kan leiden tot schade aan de
motorfiets en een ongeluk.
1. Zijstandaard
De motorfiets is uitgerust met een
zijstandaard waarop de motorfiets kan
worden geparkeerd.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
98
Controleer na gebruik van de
zijstandaard of deze volledig is ingeklapt
voordat u gaat rijden. Ga daartoe eerst
op de motorfiets zitten.
Draai het stuur helemaal naar links als u
de motorfiets op de zijstandaard
parkeert en laat de motorfiets in de
eerste versnelling staan.
Zie voor nadere informatie over veilig
parkeren het hoofdstuk 'Rijden op de
motorfiets'.
Middenbok (indien gemonteerd)
Waarschuwing
Leun, zit of klim niet op de motorfiets
wanneer deze op de middenbok staat.
Hierdoor kan de motorfiets omvallen,
wat kan leiden tot schade aan de
motorfiets en een ongeluk.
1. Middenbok
2. Voetsteun
3. Handgreep achter
Motorfiets op de middenbok zetten:
▼ Houd de motorfiets rechtop.
▼ Duw met de voet stevig op de
voetgeleider van de standaard.
▼ Til de motorfiets omhoog en trek
hem naar achteren, waarbij u de
handsteun als houvast gebruikt.
Zie voor nadere informatie over veilig
parkeren het hoofdstuk 'Rijden op de
motorfiets'.
Voorzichtig
Gebruik nooit de framepanelen of het
zadel als houvast bij het op de
middenbok zetten van de motorfiets,
omdat hierdoor schade wordt
veroorzaakt.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
99
Zadels
Zadelonderhoud
Voorzichtig
Om schade aan de zadels en de
zadelafdekkingen te voorkomen, mag
men de zadels niet laten vallen.
Plaats de zadels niet tegen de
motorfiets of enig ander oppervlak
waardoor zadels of afdekkingen
beschadigd kunnen raken. Plaats de
zadels in plaats daarvan met de
zadelafdekkingen omhoog op een
schone, vlakke ondergrond die is
afgedekt met een zachte doek.
Plaats geen voorwerpen op de zadels,
waardoor de zadelafdekkingen
beschadigd of vervuild kunnen raken.
Zie pagina 204 voor meer informatie
over reiniging van het zadel.
Zadelslot
Waarschuwing
Na montage het zadel stevig
beetpakken en omhoog trekken, om te
controleren of het goed vastzit en te
voorkomen dat het onder het rijden
losschiet.
Indien het zadel niet goed in het slot is
vergrendeld, komt het los uit het slot.
Een loszittend of losgeraakt zadel kan
tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval leiden.
Voorzichtig
De motorfiets mag niet worden
bereden met de sleutel in het
zadelslot.
Vergrendel altijd het zadel en
verwijder de sleutel voordat u op de
motorfiets gaat rijden.
Het zadelslot bevindt zich aan de
linkerzijde van de motorfiets, op het
frame, onder het zadel.
1. Zadelslot
Het zadel kan worden verwijderd om
toegang te krijgen tot accu, opbergvak
en gereedschapsset.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
100
Passagierszadel
Waarschuwing
Het bestuurderszadel wordt alleen
goed geborgd en ondersteund als het
achterzadel goed gemonteerd is.
Rij nooit op de motorfiets wanneer het
achterzadel loszit of verwijderd is,
omdat het voorzadel dan niet goed
vastzit en kan gaan bewegen.
Een loszittend of losgeraakt zadel kan
tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval leiden.
Waarschuwing
Na montage het zadel stevig
beetpakken en omhoog trekken, om te
controleren of het goed vastzit en te
voorkomen dat het onder het rijden
losschiet.
Indien het zadel niet goed in het slot is
vergrendeld, komt het los uit het slot.
Een loszittend of losgeraakt zadel kan
tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval leiden.
Het passagierszadel moeten worden
verwijderd voordat het
bestuurderszadel kan worden
verwijderd. Er is ook een klein opbergvak
onder het passagierszadel, zie
pagina 105.
Passagierszadel verwijderen
Passagierszadel verwijderen:
▼ Steek de contactsleutel in het
zadelslot, zie pagina 99.
▼ Draai de contactsleutel linksom
terwijl u de achterzijde van het zadel
omlaag drukt. Hierdoor komt het
zadel los van de vergrendeling en
kan het naar achteren worden
geschoven.
▼ Indien uitgerust met verwarmde
zadels, draait u het passagierszadel
en laat u deze op het
bestuurderszadel rusten. Koppel de
connector van de zadelverwarming
los.
▼ Verwijder het zadel van de
motorfiets.
1. Connector
2. Klem
3. Verwarmd passagierszadel

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
101
Passagierszadel plaatsen
1. Beugels passagierszadel
2. Plaatsingsslot
3. Bevestigingen van het bestuurderszadel
Passagierszadel monteren:
▼Sluit de connector van de
zadelverwarming (indien aanwezig)
weer aan.
▼Duw stevig op de achterkant van het
bestuurderszadel en houd vast.
▼Plaats de twee beugels van het zadel
in de uitsparingen.
▼Druk stevig op de achterkant zodat
het zadelslot vastklikt.
Bestuurderszadel
Waarschuwing
Het bestuurderszadel wordt alleen
goed geborgd en ondersteund als het
achterzadel goed gemonteerd is.
Rij nooit op de motorfiets wanneer het
achterzadel loszit of verwijderd is,
omdat het voorzadel dan niet goed
vastzit en kan gaan bewegen.
Een loszittend of losgeraakt zadel kan
tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval leiden.
Bestuurderszadel verwijderen
1. Bestuurderszadel
Bestuurderszadel verwijderen:
▼Verwijder het passagierszadel (zie
pagina 100).
▼Pak het bestuurderszadel aan beide
zijden beet en schuif het naar
achteren en omhoog.
▼Verwijder, als de motorfiets is
uitgerust met zadelverwarming, de
connector van de zadelverwarming
om het zadel volledig van de
motorfiets te kunnen verwijderen.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
102
Bestuurderszadel plaatsen
1. Bovenste stang
2. Onderste stang
3. Zadelbrug
4. Zadelsteunen
Om het zadel te installeren:
▼Sluit de connector van de
zadelverwarming (indien aanwezig)
weer aan.
▼Plaats de stoeltong onder de
bovenste stang op de brandstoftank
voor de hoge zitpositie, of onder de
onderste stang op de brandstoftank
voor de lage zitpositie (zie
pagina 102).
▼Schuif de voorste rail van het zadel
in de beugel aan de achterkant van
de brandstoftank en laat de
achterste rail in de achterste
steunen zakken.
▼Druk de achterkant van het zadel
stevig omlaag en houd deze vast.
▼Monteer het passagierszadel (zie
pagina 100).
Hoogteverstelling bestuurderszadel
Waarschuwing
Verstel altijd beide
zadelhoogteverstellingen. Door slechts
één hoogteverstelling te verstellen,
kan het zadel wellicht niet correct
worden bevestigd.
Het gebruik van de motorfiets met een
onjuist gemonteerd zadel kan tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval leiden.
Waarschuwing
Gebruik de motorfiets na afstelling van
het zadel eerst ergens waar geen
verkeer is, om vertrouwd te raken met
de nieuwe zadelstand.
Wanneer u op de motorfiets gaat
rijden terwijl u niet vertrouwd bent
met de zadelstand, kan dat leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
103
Het bestuurderszadel kan ongeveer
20 mm in hoogte worden versteld.
1. Bestuurderszadel
2. Hoogteverstelling voorzadel
3. Hoogteverstelling passagierszadel
4. Stand voor lage zithoogte (achterzijde
getoond)
5. Stand voor hoge zithoogte (achterzijde
getoond)
Bestuurderszadel afstellen:
▼Verwijder het bestuurderszadel (zie
pagina 101).
▼Stel de beide hoogteverstellingen van
het zadel naar wens af in de hoge of
lage stand.
▼Zorg ervoor dat beide stelrails
volledig in de beugels op het zadel
vallen.
▼Plaats het zadel terug en zorg ervoor
dat de tong van de stoel zich onder
de bovenste balk op de
brandstoftank bevindt voor de hoge
zitpositie, of onder de onderste balk
op de brandstoftank voor de lage
zitpositie, (zie pagina 101).
Zadelverwarming (indien
gemonteerd)
De schakelaars van de zadelverwarming
(indien gemonteerd) bevinden zich aan
de linkerkant van de motorfiets.
1. Locatie schakelaar verwarmd
bestuurderszadel
2. Locatie schakelaar verwarmd
passagierszadel
De zadelverwarming werkt alleen bij
draaiende motor. Wanneer de
zadelverwarming is ingeschakeld,
verschijnt het symbool van de
zadelverwarming in het display. Tevens
wordt voor elk zadel het
verwarmingsniveau weergegeven aan
de hand van de kleur van het symbool.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
105
Opbergvak (indien aanwezig)
Voorzichtig
Losse en ongezekerde voorwerpen in
het opbergvak kunnen beschadigd
raken of schade aan de motorfiets
veroorzaken.
Zorg dat er voldoende ruimte rond
elektronische apparaten of overige
voorwerpen overblijft om het
opbergvak te kunnen sluiten zonder
de apparaten of de motorfiets te
beschadigen.
Zet alle elektronische apparaten,
kabels en andere voorwerpen veilig
vast in het opbergvak voordat u gaat
rijden.
Voorzichtig
Zorg er altijd voor dat het deksel van
het opbergvak goed gesloten is
voordat u het zadel terugplaatst om
schade aan het deksel van het
opbergvak te voorkomen.
Er is een klein opbergvak onder het
passagierszadel. Het opbergvak kan
worden gebruikt om elektrische
apparaten op te bergen wanneer u de
USB-aansluiting gebruikt en om kleine
voorwerpen op te bergen tijdens het
rijden.
1. Opbergvak
2. Duwen om te openen
Om het opbergvak te openen:
▼Druk midden op de linkerkant van
het opbergvakdeksel om het slot te
ontgrendelen en het te openen.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
106
Windscherm
Waarschuwing
Probeer nooit het windscherm schoon
te maken tijdens het rijden.
Wanneer de bestuurder tijdens het
rijden zijn handen van het stuur af
neemt, vermindert hij daarmee zijn
vermogen om de controle over de
motorfiets te behouden.
Pogingen om het windscherm te
reinigen tijdens het rijden op de
motorfiets, kunnen leiden tot verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeluk.
Waarschuwing
Zorg dat het windscherm aan
weerszijden op gelijke hoogte is
afgesteld.
Rijden op de motorfiets met een
verkeerd afgesteld windscherm kan
tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval leiden.
Het windscherm dat op deze motorfiets
is gemonteerd, kan zonder het gebruik
van gereedschap handmatig worden
aangepast door vijf hoogtestanden.
1. Hendel hoogteverstelling
2. Aanpassing positie
Om de hoogte van het windscherm af te
stellen:
▼Ga veilig op de motorfiets zitten.
▼Pak de verstelhendel stevig vast.
▼Trek het windscherm iets naar voren
om de spanning in de bevestigingen
weg te nemen.
▼Schuif het windscherm naar boven of
beneden tot de gewenste hoogte is
bereikt.
▼Laat de afstelhendel los.
Voor informatie over het reinigen van
het windscherm, zie pagina 205.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
107
Gereedschapsset
Tiger 850 Sport
De gereedschapsset bevindt zich onder
het passagierszadel en is bevestigd met
een rubberen riem.
1. Gereedschapsset
Verwijder het passagierszadel om
toegang te krijgen tot de
gereedschapsset, zie pagina 100.
Alle modellen behalve Tiger 850 Sport
De gereedschapsset bevindt zich onder
het passagierszadel en is bevestigd met
een rubberen riem.
1. Gereedschapsset
Om toegang te krijgen tot de
gereedschapsset, verwijdert u het
passagierszadel en vervolgens het
bestuurderszadel, zie pagina 100 en
pagina 101.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
109
▼Steek de desbetreffende USB-stekker
in de aansluiting. Adapterkabels
worden niet bij de motorfiets
geleverd.
1. USB-aansluiting
▼Start de motor om toegang te krijgen
tot de voeding naar de USB-
aansluiting.
Aansluitingen voor
elektrische accessoires
Voorste accessoire-aansluiting
Alle modellen hebben een accessoire-
aansluiting naast het
instrumentendisplay.
1. Accessoire-aansluiting (voorzijde)

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
110
Achterste accessoire-aansluiting
Alle modellen behalve Tiger 850 Sport
hebben een accessoire-aansluiting
naast het zadelslot.
1. Accessoire-aansluiting (achter)
De accessoire-aansluitingen leveren een
elektrische voeding van 12 volt.
De accessoire-aansluiting is beveiligd
met een eigen zekering als aangegeven
in de zekeringentabel op pagina 189.
Om de accu te beschermen tegen
overmatige ontlading door het gebruik
van elektrische accessoires, is het
stroomverbruik via elke accessoire-
aansluitingen begrensd op vijf ampère.
Via uw erkende Triumph-dealer is een
stekker verkrijgbaar die met de
accessoire-aansluiting kan worden
gebruikt.
Inrijden
Met inrijden wordt het proces bedoeld
dat tijdens de eerste gebruiksuren van
een nieuwe motorfiets plaatsvindt.
Met name de inwendige wrijving in de
motor is hoger wanneer de onderdelen
nieuw zijn. Later, wanneer de
onderdelen van de motor zijn
'ingereden', wordt deze inwendige
wrijving aanzienlijk minder.
Indien de motorfiets gedurende een
zekere periode voorzichtig wordt
ingereden, blijft de uitstoot laag en
worden de prestaties, de
brandstofbesparing en de levensduur
van de motor en de overige onderdelen
geoptimaliseerd.
Tijdens de eerste 1.000 km:
▼Niet met vol gas rijden.
▼Hoge motortoerentallen beslist
voorkomen.
▼Niet gedurende langere tijd met één
bepaald hoog of laag motortoerental
rijden;
▼Niet agressief wegrijden, stoppen of
accelereren, behalve in noodgevallen;
▼Niet met een hogere snelheid rijden
dan 3/4 van de topsnelheid.
Van 1.000 tot 1.500 km:
▼Het motortoerental mag gedurende
korte tijd worden opgevoerd tot
maximaal.

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
111
Zowel tijdens als na het inrijden:
▼Een koude motor nooit met een hoog
toerental laten draaien;
▼De motor nooit overbelasten. Altijd
een lagere versnelling inschakelen
voordat de motor begint te
'protesteren';
▼Rijd nooit met onnodig hoge
motortoerentallen. Het inschakelen
van een hogere versnelling heeft een
positieve invloed op het
brandstofverbruik, vermindert het
lawaai en is beter voor het milieu.
Dagelijkse veiligheidscontrole
Waarschuwing
Indien deze controles niet elke dag
voordat u gaat rijden worden
uitgevoerd, kan ernstige schade aan
de motorfiets en een ongeval met
persoonlijk letsel of de dood het gevolg
zijn.
Controleer elke dag voordat u gaat
rijden de volgende punten. De hiervoor
benodigde tijd is minimaal, maar de
controles leveren wel een bijdrage aan
de veiligheid en betrouwbaarheid van
uw motorfiets.
Indien u tijdens deze controle een
onregelmatigheid constateert, dient u
het hoofdstuk Onderhoud en afstelling
te raadplegen of contact op te nemen
met een erkende Triumph-dealer, zodat
de vereiste werkzaamheden kunnen
worden uitgevoerd om uw motorfiets in
veilige staat te brengen.
Controleren:
Brandstof: Voldoende brandstof in de
tank, geen brandstoflekkage (zie
pagina 96).
Motorolie: Correct peil op peilstok of in
kijkglas. Voeg indien nodig olie met de
juiste specificatie toe. Geen lekkage uit
de motor of de oliekoeler (zie
pagina 142).
Aandrijfketting: Juiste afstelling (zie
pagina 154).

AL
AL
AL
ALALGEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMA
GEMENE INFORMAGEMENE INFORMATIE
TIE
TIE
TIETIE
112
Banden/wielen: Controleer en corrigeer
de bandenspanning (bij koude banden).
Profieldiepte/slijtage, beschadigingen
aan banden/wielen, losse/gebroken
spaken, lekke banden, enz. (zie
pagina 178).
Moeren, bouten, bevestigingsmiddelen:
Voer een visuele controle uit van alle
onderdelen van de stuurinrichting en de
vering, de assen en de
bedieningselementen, controleer of alle
onderdelen goed vastzitten of bevestigd
zijn. Controleer de gehele motorfiets op
loszittende/beschadigde
bevestigingsmiddelen.
Sturen: Soepel maar niet te los van
aanslag tot aanslag. De
bedieningskabels mogen nergens
belemmering ondervinden (zie
pagina 164).
Remmen: Trek de remhendel in en trap
het rempedaal in om op correcte
weerstand te controleren. Controleer
hendels/pedalen met een te grote vrije
slag voordat weerstand wordt
ondervonden en bedieningselementen
die sponsachtig aanvoelen (zie
pagina 158).
Remblokken: Controleer of er voldoende
remvoering op alle remblokken over is
(zie pagina 158).
Remvloeistofpeil: Geen
remvloeistoflekkage. Het remvloeistofpeil
in beide reservoirs dient zich tussen de
MAX- en MIN-markeringen te bevinden
(zie pagina 160).
Voorvork: Soepele werking. Geen
vorkolielekkage (zie pagina 166).
Gasklepbedieningssysteem: Controleer
of de gashendel terugkeert in de
stationaire stand zonder te blijven
hangen (zie pagina 152).
Koppeling: Soepele werking en de juiste
kabelspeling (zie pagina 152).
Koelvloeistof: Geen koelvloeistoflekkage.
Controleer het koelvloeistofpeil in het
expansiereservoir (bij koude motor) (zie
pagina 149).
Elektrische installatie: Alle lichten en de
claxon werken correct (zie pagina 31).
Motorstopschakelaar: De start-
stopschakelaar schakelt de motor uit
wanneer hij in de stand STOP wordt
gezet (zie pagina 29).
Standaarden: Gaat door veerspanning
terug naar volledig ingeklapte stand.
Terughaalveren niet slap of beschadigd
(zie pagina 97).

RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOTRIJDEN OP DE MOTORFIETS
ORFIETS
ORFIETS
ORFIETSORFIETS
113
Inhoudsopgave
De motor stopzetten .................................................................................................................................. 114
De motor starten ......................................................................................................................................... 114
Wegrijden......................................................................................................................................................... 116
Schakelen......................................................................................................................................................... 116
Triumph schakelhulp (indien gemonteerd) ...................................................................................... 117
Remmen............................................................................................................................................................ 119
Antiblokkeerremsysteem (ABS)............................................................................................................. 121
Bochten-ABS (OCABS)............................................................................................................................... 123
Parkeren.......................................................................................................................................................... 125
Punten van overweging bij het rijden met hoge snelheid ..................................................... 126

RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOTRIJDEN OP DE MOTORFIETS
ORFIETS
ORFIETS
ORFIETSORFIETS
114
De motor stopzetten
1. Motorstopschakelaar
2. Stand STOP
3. Stand RUN (draaien)
4. Startknop
5. Stand OFF (uit)
6. Stand ON (AAN)
7. Contactschakelaar
8. Neutraal-indicator
De motor uitschakelen:
▼Sluit de gasklep volledig.
▼Selecteer neutraal.
▼Zet het contact uit.
▼Selecteer de eerste versnelling.
▼Zet de motorfiets op de zijstandaard
op een stevige, vlakke ondergrond.
▼Schakel het stuurslot in.
Voorzichtig
De motor mag niet gestopt worden
door bij rijdende motorfiets de
contactschakelaar uit te zetten. De
motorstopschakelaar is uitsluitend
bedoeld voor gebruik in een noodgeval.
Wanneer de motor wordt gestopt
terwijl de motorfiets rijdt, kan dat
schade aan onderdelen van de
motorfiets toebrengen.
De motor starten
Waarschuwing
Nooit de motor starten of laten
draaien in een afgesloten ruimte.
Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen
binnen korte tijd bewusteloosheid en
de dood tot gevolg hebben.
Gebruik de motorfiets altijd in de open
lucht of op een plaats met voldoende
ventilatie.
Voorzichtig
Druk de startknop niet langer dan
vijf seconden onafgebroken in, omdat
dit oververhitting van de startmotor
en ontlading van de accu tot gevolg
heeft.
Wacht 15 seconden alvorens de
startknop opnieuw in te drukken,
zodat de startmotor kan afkoelen en
de accuspanning zich kan herstellen.
Laat de motor niet langdurig stationair
draaien, omdat dit oververhitting en
motorschade kan veroorzaken.
Voorzichtig
Het waarschuwingslampje voor lage
oliedruk moet kort na het starten van
de motor uitgaan.
Wanneer het waarschuwingslampje
voor lage oliedruk na het starten van
de motor blijft branden, de motor
onmiddellijk uitschakelen en de
oorzaak vaststellen.
Indien de motor met een te lage
oliedruk draait, ontstaat ernstige
motorschade.

RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOTRIJDEN OP DE MOTORFIETS
ORFIETS
ORFIETS
ORFIETSORFIETS
115
De motor starten:
▼Controleer of de
motorstopschakelaar in de stand
RUN (DRAAIEN) staat.
▼Controleer of de transmissie in
neutraal staat.
▼Zet het contact aan.
▼Trek de koppelingshendel helemaal
tegen de handgreep.
▼Laat de gasklep volledig dicht en
druk op de startknop tot de motor
start.
Deze motorfiets is uitgerust met
startblokkeerschakelaars. De
schakelaars voorkomen dat de
elektrische starter werkt wanneer de
transmissie niet in neutraal staat en de
zijstandaard is uitgeklapt.
Als de zijstandaard bij draaiende motor
omlaag wordt geklapt terwijl de
transmissie niet in vrijloop geschakeld is,
stopt de motor, ongeacht de stand van
de koppeling.
Let op
De waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel gaan branden en
gaan vervolgens weer uit (behalve de
lampjes die blijven branden tot de motor
wordt gestart - zie pagina 43).
In de sleutel is een transponder
aangebracht om de startonderbreker uit
te schakelen. Om er zeker van te zijn dat
de startonderbreker goed werkt, altijd
maar een van de twee contactsleutels in
de buurt van de contactschakelaar
houden. Wanneer twee contactsleutels
in de buurt van de schakelaar worden
gehouden, kan het signaal tussen de
transponder en de startonderbreker
onderbroken worden. In zo'n situatie
blijft de startonderbreker actief, tot een
van de contactsleutels verwijderd
wordt.

RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOTRIJDEN OP DE MOTORFIETS
ORFIETS
ORFIETS
ORFIETSORFIETS
116
Wegrijden
De motorfiets in beweging zetten:
▼Trek de koppelingshendel helemaal
tegen de handgreep en schakel de 1e
versnelling in.
▼Geef een beetje gas en laat de
koppelingshendel langzaam opkomen.
▼Open wanneer de koppeling begint
aan te grijpen de gasklep iets verder,
zodat het toerental van de motor
hoog genoeg is om afslaan van de
motor te voorkomen.
Schakelen
Waarschuwing
Zorg ervoor dat de gasklep in de
lagere versnellingen niet te ver of te
snel wordt geopend, omdat hierdoor
het voorwiel van de grond wordt getild
(een 'wheelie') en het achterwiel grip
verliest (wielspin).
Open de gasklep altijd voorzichtig,
vooral wanneer u niet vertrouwd bent
met de motorfiets, omdat een 'wheelie'
of wielspin kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Waarschuwing
Schakel niet naar een lagere
versnelling bij snelheden die te hoge
motortoerentallen (omw/min)
veroorzaken.
Hierdoor kan het achterwiel blokkeren,
wat leidt tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval.
Bovendien kan motorschade ontstaan.
Schakel alleen naar een lagere
versnelling als het toerental laag
genoeg is.
1. Schakelpedaal

RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOTRIJDEN OP DE MOTORFIETS
ORFIETS
ORFIETS
ORFIETSORFIETS
117
Schakelen:
▼Sluit de gasklep en trek gelijktijdig de
koppelingshendel tegen de
handgreep.
▼Schakel naar de eerstvolgende
hogere of lagere versnelling.
▼Open de gasklep gedeeltelijk en laat
gelijktijdig de koppelingshendel los.
▼Gebruik altijd de koppeling om te
schakelen.
Let op
Het schakelmechanisme is van het
'positive stop'-type. Dit betekent dat
met elke beweging van het
schakelpedaal slechts één versnelling
omhoog of omlaag kan worden
geschakeld.
Triumph schakelhulp (indien
gemonteerd)
Voorzichtig
Triumph schakelhulp (TSA) is
geoptimaliseerd voor gebruik op de
weg.
Het mag niet worden gebruikt tijdens
off-road of rijden.
Voorzichtig
In het geval van een TSA-systeemfout
tijdens het rijden, wordt het TSA-
systeem uitgeschakeld.
Gebruik de koppeling om op de
normale manier te schakelen, anders
kan er schade aan de motor of
versnellingsbak optreden.
Neem zo snel mogelijk contact op met
een erkende Triumph-dealer om de
storing te laten controleren en te
verhelpen.
Voorzichtig
Het schakelen moet worden voltooid
met een snelle en krachtige
pedaalbeweging, waarbij het pedaal
over zijn volledige bereik moet worden
bewogen.
Wees altijd voorzichtig bij het
schakelen. Na het schakelen moet het
pedaal volledig worden losgelaten
voordat weer een andere versnelling
kan worden ingeschakeld.
Verkeerd schakelen kan schade aan de
motor en transmissie tot gevolg
hebben.

RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOTRIJDEN OP DE MOTORFIETS
ORFIETS
ORFIETS
ORFIETSORFIETS
118
De Triumph schakelhulp (TSA) past het
motorkoppel aan zodat er kan worden
geschakeld zonder gas terug te nemen
of te ontkoppelen.
TSA is geen automatisch systeem voor
het schakelen. Versnellingen moeten
worden geselecteerd en op de normale
manier worden gewijzigd met behulp
van het versnellingspedaal zoals
beschreven op pagina 116.
TSA werkt bij zowel opschakelen als bij
terugschakelen. De koppeling moet
worden gebruikt voor het stoppen en
wegrijden. De koppeling moet worden
gebruikt bij het kiezen van een
versnelling vanuit neutraal en ook bij
het selecteren van neutraal vanuit een
andere versnelling.
De Triumph schakelhulp werkt niet als:
▼De koppeling in aangrijping is.
▼Abusievelijk wordt geprobeerd om in
de zesde versnelling op te schakelen.
▼Abusievelijk in de eerste versnelling
wordt geprobeerd om terug te
schakelen.
▼Opgeschakeld wordt bij zeer lage
motortoerentallen.
▼Teruggeschakeld wordt bij zeer hoge
motortoerentallen.
▼Tijdens het rijden in overdrive wordt
geprobeerd op te schakelen.
▼De snelheidsbegrenzer actief is.
▼Cruisecontrol ingeschakeld is.
▼Tractiecontrole in werking is.
▼Als de vorige versnelling niet volledig
is ingeschakeld.
▼Tijdens het schakelen aan de
gashendel wordt gedraaid.
Als TSA niet werkt, kan de koppeling
worden gebruikt om op de normale
manier te schakelen.
Zie pagina 64 voor meer informatie over
het in- en uitschakelen van de TSA-
functionaliteit.

RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOTRIJDEN OP DE MOTORFIETS
ORFIETS
ORFIETS
ORFIETSORFIETS
120
Waarschuwing
Wees bij het remmen, accelereren en
het nemen van bochten altijd uiterst
voorzichtig, omdat onvoorzichtigheid
kan leiden tot verlies van controle en
een ongeval. Het gebruiken van alleen
de voor- of achterrem vermindert de
algehele remkracht. Bijzonder hard
remmen kan blokkeren van een van de
wielen veroorzaken, wat kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval (zie ABS-
waarschuwing).
Indien mogelijk altijd vóór het inrijden
van een bocht de snelheid
terugnemen of remmen, omdat het
terugnemen van gas of remmen in een
bocht wielslip kan veroorzaken, wat
kan leiden tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval.
Bij rijden in natte of regenachtige
omstandigheden en op losse
wegdekken, wordt het stuur- en
remvermogen sterk verminderd. Onder
deze omstandigheden dienen al uw
acties soepel te verlopen. Plotseling
accelereren, remmen of draaien kan
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval veroorzaken.
Waarschuwing
Rem bij het afdalen van een steile
helling of bergpas af op de motor door
terug te schakelen en gebruik met
tussenpozen zowel de voorrem als de
achterrem.
Door voortdurend te remmen of alleen
de achterrem te gebruiken kunnen de
remmen oververhit raken, waardoor ze
minder goed werken. Dat kan leiden
tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
Door tijdens het rijden uw voet op het
rempedaal of uw handen op de
remhendel te houden, kan het remlicht
ingeschakeld worden, waardoor
andere weggebruikers foutieve
informatie krijgen.
Het kan ook oververhitting van de rem
veroorzaken, waardoor de remwerking
achteruitgaat. Dat kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Waarschuwing
Laat de motorfiets niet met
uitgeschakelde motor uitrollen en
sleep de motor niet met een ander
voertuig.
De druksmering van de transmissie
werkt uitsluitend wanneer de motor
draait.
Onvoldoende smering kan schade aan
of vastlopen van de transmissie
veroorzaken, wat kan leiden tot
plotseling verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.

RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOTRIJDEN OP DE MOTORFIETS
ORFIETS
ORFIETS
ORFIETSORFIETS
121
Waarschuwing
Wanneer de motorfiets op losse, natte
of modderige wegen wordt gebruikt,
kan het remvermogen verminderen als
gevolg van stof, modder of vocht dat
zich op de remmen ophoopt.
Rem onder dergelijke omstandigheden
altijd vroeger om ervoor te zorgen dat
de remoppervlakken worden gereinigd
door het remmen.
Het gebruik van de motorfiets met
remmen die verontreinigd zijn met
stof, modder of vocht kan tot verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval leiden.
Antiblokkeerremsysteem
(ABS)
Waarschuwing
De ABS-functie probeert de kansen te
maximaliseren om de motorfiets
tijdens het remmen onder controle te
houden. De mogelijk kortere remweg
die ABS onder bepaalde
omstandigheden mogelijk maakt, zijn
geen alternatief voor goed rijgedrag.
Houd u altijd aan de wettelijke
snelheidslimiet.
Rijd altijd met de nodige
zorgvuldigheid en aandacht en verlaag
de snelheid altijd in overeenstemming
met de weers-, weg- en
verkeersomstandigheden.
Let op in bochten. Als de remmen in
een bocht worden gebruikt, kan ABS
het gewicht en de vaart van de
motorfiets niet compenseren. Hetgeen
kan leiden tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval.
Onder bepaalde omstandigheden kan
een motorfiets met ABS een langere
remweg hebben.
Waarschuwing
Na het off-the-road rijden met
uitgeschakelde ABS, moet u altijd
controleren of het anti-
blokkeerremsysteem is ingeschakeld
wanneer u terugkeert om op de
openbare wegen te rijden.
Rijden op de openbare weg met de
ABS uitgeschakeld, zal bij te hard
remmen leiden tot het blokkeren van
de wielen, wat verlies van controle
over de motorfiets en ongevallen kan
veroorzaken.

RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOTRIJDEN OP DE MOTORFIETS
ORFIETS
ORFIETS
ORFIETSORFIETS
124
Waarschuwing
Houd u altijd aan de wettelijke
snelheidslimiet. Rijd altijd met de
nodige zorgvuldigheid en aandacht en
verlaag de snelheid altijd in
overeenstemming met de weers-,
wegdek- en verkeersomstandigheden.
Let op in bochten.
Als de motor schuin in een bocht
hangt en het ABS wordt geactiveerd,
gebruikt het systeem de door een
sensor gemeten hellingshoek om het
ABS zo toe te passen dat de rijder de
motorfiets het beste onder controle
kan houden. Het bochten-ABS kan
echter niet volledig het gewicht en de
vaart van de motorfiets compenseren
en te hard remmen in bochten kan
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
In bepaalde omstandigheden kan een
motorfiets met bochten-ABS een
langere remafstand hebben dan een
vergelijkbare motorfiets zonder ABS of
een vergelijkbare motorfiets met ABS,
maar zonder bochten-ABS.
Waarschuwing
Als het bochten-ABS niet werkt, gaat
het ABS-waarschuwingslampje
branden en wordt een waarschuwing
weergegeven op het display.
In dit geval blijft het ABS zonder
geoptimaliseerde bochtenfunctie
werken, mits:
- er geen andere ABS-storingen zijn;
- de ABS-functie niet door de berijder
is uitgeschakeld.
Rijd niet langer door dan noodzakelijk
wanneer het waarschuwingslampje
brandt. Neem bij een storing zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Triumph-dealer, om de storing te laten
inspecteren en verhelpen.
In deze situatie kan te hard remmen in
de bochten leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Let op
Bochten-ABS (OCABS) is uitgeschakeld
in de OFF-ROAD-rijmodus of als het ABS
is uitgeschakeld, en kan worden
uitgeschakeld in de OFF-ROAD PRO-
rijmodus.

RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOTRIJDEN OP DE MOTORFIETS
ORFIETS
ORFIETS
ORFIETSORFIETS
125
Parkeren
Waarschuwing
Benzine is uiterst brandbaar en kan
onder bepaalde omstandigheden
exploderen.
Controleer bij parkeren in een garage
of andere ruimte, of deze goed
geventileerd is en de motorfiets niet in
de buurt staat van vlam- of
vonkbronnen. Hieronder valt ook
apparatuur met een waakvlam.
Wanneer bovenstaand advies niet
wordt opgevolgd, kan er brand
ontstaan met schade aan
eigendommen of persoonlijk letsel als
gevolg.
Waarschuwing
De motor en het uitlaatsysteem zijn na
het rijden sterk verhit.
Parkeer NOOIT op plaatsen waar
voetgangers en kinderen de
motorfiets kunnen aanraken.
Het aanraken van een willekeurig deel
van de motor of het uitlaatsysteem
dat heet is kan brandwonden op de
onbeschermde huid veroorzaken.
Waarschuwing
Parkeer nooit op een zacht of op een
hellend oppervlak.
Indien de motorfiets onder deze
omstandigheden wordt geparkeerd,
kan deze omvallen met schade aan
eigendommen of persoonlijk letsel als
gevolg.
De motorfiets parkeren:
▼Zet de transmissie in neutraal en
draai de contactschakelaar in de
"UIT"-stand.
▼Schakel het stuurslot in om diefstal
te bemoeilijken.
▼Parkeer altijd op een stevige, egale
ondergrond om te voorkomen dat de
motorfiets omvalt. Dit is met name
belangrijk wanneer niet op de
verharde weg wordt geparkeerd.
▼Parkeer op een helling altijd met de
voorzijde naar het hogere gedeelte
gericht, om te voorkomen dat de
motorfiets van de standaard rolt. Zet
de motorfiets in de eerste versnelling
om te voorkomen dat deze wegrolt.
▼Parkeer op een zijwaartse helling
altijd zo dat de helling de motorfiets
vanzelf naar de zijstandaard toe
duwt.
▼Parkeer nooit op een zijwaarts
aflopend oppervlak met een helling
van meer dan 6° en parkeer nooit
met de voorzijde van de motorfiets
naar beneden gericht.

RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOTRIJDEN OP DE MOTORFIETS
ORFIETS
ORFIETS
ORFIETSORFIETS
126
Punten van overweging bij
het rijden met hoge snelheid
Waarschuwing
Deze Triumph-motorfiets mag de
wettelijk geldende snelheidslimieten
niet overschrijden.
Het met hoge snelheid op een
motorfiets rijden kan gevaarlijk zijn,
aangezien de tijd om op bepaalde
verkeerssituaties te reageren bij
hogere snelheden aanzienlijk wordt
verkort.
Neem altijd snelheid terug in eventueel
gevaarlijke rijomstandigheden, zoals
slecht weer of druk verkeer.
Waarschuwing
Gebruik deze Triumph-motorfiets
alleen met hoge snelheden tijdens
wedstrijden op voor ander verkeer
afgesloten weggedeelten of gesloten
circuits.
Het rijden met hoge snelheid is
voorbehouden aan rijders die les
hebben gehad in de technieken die
noodzakelijk zijn voor het rijden met
hoge snelheden en die vertrouwd zijn
met de rijkarakteristieken van de
motorfiets onder alle omstandigheden.
Het rijden met hoge snelheden is
onder alle andere omstandigheden
gevaarlijk en kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Waarschuwing
De rijkarakteristieken van een
motorfiets zijn bij hoge snelheden
anders dan bij de vertrouwde
wettelijke snelheden.
Probeer niet met hoge snelheid te
rijden tenzij u hierin geoefend bent en
beschikt over de hiervoor
noodzakelijke vaardigheden, aangezien
incorrecte bediening tot een ernstig
ongeval kan leiden.
Waarschuwing
De genoemde punten zijn uiterst
belangrijk en dienen altijd in acht te
worden genomen. Een probleem, dat
bij normale snelheden wellicht niet
wordt opgemerkt, kan bij hogere
snelheden aanzienlijk worden
verergerd.
Algemeen
Zorg ervoor dat de motorfiets wordt
onderhouden volgens de tabel voor
periodiek onderhoud.
Remmen
Controleer of de voor- en achterrem
correct werken.
Koelvloeistof
Controleer of het koelvloeistofpeil gelijk
ligt met de bovenste peilmarkering in
het expansiereservoir. Controleer het
peil altijd bij een koude motor.
Elektrische installatie
Controleer of alle elektrische apparatuur
zoals de koplamp, het achter-/remlicht,
de richtingaanwijzers en de claxon goed
werken.

RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOTRIJDEN OP DE MOTORFIETS
ORFIETS
ORFIETS
ORFIETSORFIETS
127
Motorolie
Controleer of het motoroliepeil correct
is. Gebruik voor het bijvullen olie van de
juiste kwaliteitsgraad en het juiste type.
Aandrijfketting
Zorg ervoor dat de aandrijfketting goed
afgesteld en gesmeerd is. Inspecteer de
ketting op slijtage en beschadiging.
Brandstof
Zorg voor voldoende brandstof, omdat
rijden met hoge snelheden leidt tot een
hoger brandstofverbruik.
Voorzichtig
In veel landen is het uitlaatsysteem
van dit model voorzien van een
katalysator, die zorgt voor een lagere
uitstoot van schadelijke stoffen.
De katalysator kan onherstelbaar
beschadigen indien de brandstoftank
helemaal leeg wordt gereden of indien
het brandstofpeil zeer laag is.
Zorg ervoor dat u altijd voldoende
brandstof heeft voor uw rit.
Bagage
Controleer of de bagagekoffers dicht en
gesloten zijn en stevig aan de
motorfiets zijn bevestigd.
Overige
Kijk of alle bevestigingsmiddelen stevig
vastzitten.
Stuurinrichting
Controleer of het stuur soepel draait,
zonder overmatige speling of klemmen.
Verifieer dat de bedieningskabels het
sturen niet hinderen.
Banden
Rijden met hoge snelheden leidt tot
snellere bandenslijtage en banden die in
goede staat verkeren zijn van essentieel
belang voor veilig rijden. Controleer de
algehele staat van de banden, pomp ze
op tot de juiste bandspanning (bij koude
banden) en controleer de wielbalans. Zet
na het controleren van de
bandspanning de ventieldoppen goed
vast. Raadpleeg de hoofdstukken
Onderhoud en Specificaties voor
informatie over het controleren van de
banden en veilig gebruik van de banden.

RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOT
RIJDEN OP DE MOTRIJDEN OP DE MOTORFIETS
ORFIETS
ORFIETS
ORFIETSORFIETS
128
Deze pagina is met opzet blanco gelaten

A
A
A
AACCESSOIRES, LADING EN P
CCESSOIRES, LADING EN P
CCESSOIRES, LADING EN P
CCESSOIRES, LADING EN PCCESSOIRES, LADING EN PASSAGIERS
ASSAGIERS
ASSAGIERS
ASSAGIERSASSAGIERS
129
Toevoeging van accessoires en vervoer
van extra gewicht kunnen het rijgedrag
van de motorfiets nadelig beïnvloeden
doordat de stabiliteit verandert,
waardoor rijden met lagere snelheden
noodzakelijk is. De volgende informatie is
samengesteld als leidraad in verband
met de mogelijke gevaren van
toevoeging van accessoires aan een
motorfiets en het vervoer van
passagiers en extra lading.
Accessoires
Waarschuwing
Geen accessoires aanbrengen of
bagage vervoeren die de controle over
de motorfiets in gevaar brengt.
Verifieer dat accessoires en belading
geen belemmering vormen voor
verlichtingscomponenten, de
bodemspeling, de mogelijkheid om over
te hellen in bochten (hellingshoek), de
bediening, wielloop, voorvorkbeweging,
het zicht in eender welke richting of
enig ander aspect van de werking van
de motorfiets.
Waarschuwing
De eigenaar dient zich ervan bewust
te zijn dat onderdelen, accessoires en
aanpassingen voor een Triumph-
motorfiets alleen goedgekeurd zijn
wanneer ze door Triumph voorzien zijn
van een officiële goedkeuring en door
een erkende Triumph-dealer op de
motorfiets zijn aangebracht.
Het is met name bijzonder gevaarlijk
om onderdelen of accessoires aan te
brengen of te vervangen waarvoor het
noodzakelijk is om het elektrische of
het brandstofsysteem te demonteren,
of hierop uitbreidingen aan te
brengen. Dergelijke aanpassingen
kunnen de veiligheid in gevaar
brengen.
Het aanbrengen van niet-
goedgekeurde onderdelen, accessoires
of wijzigingen kan een nadelig effect
hebben op het rijgedrag, de stabiliteit
en andere aspecten van de werking
van de motorfiets. Dat kan leiden tot
een ongeval met letsel of de dood tot
gevolg.
Triumph aanvaardt geen
aansprakelijkheid voor gebreken die
zijn veroorzaakt door het aanbrengen
van niet-goedgekeurde onderdelen,
accessoires of wijzigingen of door het
aanbrengen van goedgekeurde
onderdelen, accessoires of wijzigingen
door onbevoegd personeel.

A
A
A
AACCESSOIRES, LADING EN P
CCESSOIRES, LADING EN P
CCESSOIRES, LADING EN P
CCESSOIRES, LADING EN PCCESSOIRES, LADING EN PASSAGIERS
ASSAGIERS
ASSAGIERS
ASSAGIERSASSAGIERS
130
Waarschuwing
Monteer alleen originele Triumph-
accessoires op het juiste Triumph-
motormodel.
Controleer altijd de Triumph-
montagehandleiding die hoort bij de
originele Triumph-accessoire. Zorg
ervoor dat het Triumph-
motorfietsmodel waarop de Triumph-
accessoire moet worden gemonteerd,
wordt vermeld als goedgekeurd voor
de originele Triumph-accessoire. Zie
www.triumphinstructions.com voor alle
montage-instructies van Triumph.
Monteer nooit originele Triumph-
accessoires op een Triumph-
motorfietsmodel dat niet wordt
vermeld in de bijbehorende Triumph-
montagehandleiding, omdat dit de
bediening, stabiliteit of andere
aspecten van de werking van de
motorfiets kan beïnvloeden, wat kan
leiden tot een ongeval met ernstig
letsel of de dood.
Waarschuwing
Rijd met een van accessoires
voorziene motorfiets, of een motorfiets
die op een of andere wijze beladen is,
nooit harder dan 130 km/h. In geen
van beide omstandigheden mag
harder dan 130 km/h worden gereden,
ook niet wanneer de wettelijke
maximumsnelheid dit toestaat.
De aangebrachte accessoires en/of
lading brengen veranderingen in de
stabiliteit en de hanteerbaarheid van
de motorfiets met zich mee.
Indien geen rekening wordt gehouden
met veranderingen in de stabiliteit van
de motorfiets, kan dat leiden tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval. Denk eraan dat bij
hoge snelheid verschillende
configuraties van de motorfiets en
omgevingsfactoren de stabiliteit van
de motorfiets negatief kunnen
beïnvloeden. Bijvoorbeeld:
- lading die niet goed verdeeld is over
beide zijden van de motorfiets
- onjuiste instellingen van de voor- en
achtervering
- onjuiste bandenspanning
- te sterk of ongelijkmatig versleten
banden
- zijwind en turbulentie van andere
voertuigen
- loszittende kleding.

A
A
A
AACCESSOIRES, LADING EN P
CCESSOIRES, LADING EN P
CCESSOIRES, LADING EN P
CCESSOIRES, LADING EN PCCESSOIRES, LADING EN PASSAGIERS
ASSAGIERS
ASSAGIERS
ASSAGIERSASSAGIERS
133
Passagiers
Waarschuwing
De hanteerbaarheid en het
remvermogen van een motorfiets
worden beïnvloed door de
aanwezigheid van een passagier.
De bestuurder dient rekening te
houden met deze veranderingen
wanneer hij een passagier vervoert.
Het vervoeren van een passagier
wordt afgeraden indien de bestuurder
geen les heeft gehad in het vervoeren
van een passagier en de
veranderingen in rijkarakteristieken
die dit met zich meebrengt niet kent.
Indien geen rekening wordt gehouden
met de aanwezigheid van een
passagier, kan verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval het
gevolg zijn.
Waarschuwing
Geen passagiers vervoeren die niet
lang genoeg zijn om de aangebrachte
voetsteunen te kunnen bereiken.
Een passagier die niet lang genoeg is
om de voetsteunen te bereiken, kan
niet stevig op de motorfiets zitten en
kan instabiliteit veroorzaken, hetgeen
leidt tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
Uw passagier moet worden verteld dat
hij of zij verlies van controle over de
motorfiets kan veroorzaken door
plotselinge bewegingen te maken of
een verkeerde zitpositie in te nemen.
De bestuurder moet de passagier als
volgt instrueren:
- Het is belangrijk dat de passagier
onder het rijden stilzit en de werking
van de motorfiets niet belemmert.
• De passagier moet zijn of haar
voeten op de passagiersvoetsteunen
houden en zich stevig vasthouden aan
de zadelbeugel of het middel of de
heupen van de bestuurder.
- Vertel de passagier hoe hij of zij
tegelijk met de bestuurder in de
bochten moet overhellen, en niet mag
overhellen tenzij de bestuurder dit ook
doet.

A
A
A
AACCESSOIRES, LADING EN P
CCESSOIRES, LADING EN P
CCESSOIRES, LADING EN P
CCESSOIRES, LADING EN PCCESSOIRES, LADING EN PASSAGIERS
ASSAGIERS
ASSAGIERS
ASSAGIERSASSAGIERS
134
Waarschuwing
De hanteerbaarheid en het
remvermogen van een motorfiets
worden beïnvloed door de
aanwezigheid van een passagier.
De bestuurder dient rekening te
houden met deze veranderingen
wanneer hij een passagier vervoert.
Het vervoeren van een passagier
wordt afgeraden indien de bestuurder
geen les heeft gehad in het vervoeren
van een passagier en de
veranderingen in rijkarakteristieken
die dit met zich meebrengt niet kent.
Indien geen rekening wordt gehouden
met de aanwezigheid van een
passagier, kan verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval het
gevolg zijn.
Waarschuwing
Vervoer geen dieren op uw motorfiets.
Een dier kan plotselinge en
onverwachte bewegingen maken die
kunnen leiden tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval.

ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUDONDERHOUD
135
Inhoudsopgave
Periodiek onderhoud ................................................................................................................................. 137
Onderhoudsschema................................................................................................................................... 139
Motorolie..........................................................................................................................................................
Carterbescherming............................................................................................................................. 142
Motoroliepeil inspecteren................................................................................................................ 143
Motorolie verversen en oliefilter vervangen ......................................................................... 145
Afgewerkte motorolie en gebruikte oliefilters afvoeren.................................................. 146
Specificatie en kwaliteit motorolie (10W/40 en 10W/50) .................................................. 147
Koelsysteem................................................................................................................................................... 1
Koelvloeistofpeil inspecteren......................................................................................................... 149
Koelvloeistofpeil corrigeren............................................................................................................ 150
Koelvloeistof verversen..................................................................................................................... 151
Gasklepbediening ........................................................................................................................................ 15
Koppeling.........................................................................................................................................................
Koppeling inspecteren...................................................................................................................... 152
Koppeling afstellen............................................................................................................................. 153
Aandrijfketting ............................................................................................................................................. 15
Kettingsmering..................................................................................................................................... 15
Speling aandrijfketting inspecteren .......................................................................................... 155
Inspectie op slijtage aan de aandrijfketting en het kettingwiel.................................. 157
Remmen...........................................................................................................................................................
Inremmen van nieuwe remblokken en remschijven .......................................................... 159
Compensatie remblokslijtage......................................................................................................... 159
Schijfremvloeistof................................................................................................................................ 16
Remvloeistofpeil voorrem inspecteren en corrigeren........................................................ 161
Remvloeistofpeil achterrem inspecteren en corrigeren.................................................. 162
Remlichtschakelaars.......................................................................................................................... 163
Stuurinrichting inspecteren .................................................................................................................. 164
Voorvering ...................................................................................................................................................... 1
Instelschema's voorvering.............................................................................................................. 166
Afstellen veervoorspanning voorvering .................................................................................. 168
Afstelling compressiedemping voorvering ............................................................................. 169
Afstelling compressiedemping voorvering ............................................................................. 169
De terugveringsdemping van de voorvork instellen ......................................................... 170
De terugveringsdemping van de voorvork instellen ......................................................... 170
Inspectie voorvork............................................................................................................................... 17

ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUDONDERHOUD
136
Achtervering.................................................................................................................................................. 1
Instelschema's achtervering ......................................................................................................... 172
Afstelling veervoorspanning achtervering............................................................................. 175
Afstelling veervoorspanning achtervering............................................................................. 175
Afstellen van de demping van de terugvering van de achtervering........................ 176
Afstellen van de demping van de terugvering van de achtervering........................ 176
Hellingshoekindicators ............................................................................................................................. 177
Banden.............................................................................................................................................................
Bandspanning....................................................................................................................................... 17
Bandenspanningscontrolesysteem (TPMS) (indien gemonteerd) ............................... 179
Bandenslijtage...................................................................................................................................... 18
Aanbevolen minimale profieldiepte ............................................................................................ 180
Banden vervangen............................................................................................................................. 182
Accu..................................................................................................................................................................
Accu verwijderen ................................................................................................................................ 184
Accu afvoeren....................................................................................................................................... 18
Accuonderhoud.................................................................................................................................... 18
Accuontlading....................................................................................................................................... 18
Accuontlading tijdens stalling of onregelmatig gebruik van de motorfiets .......... 186
Accu opladen......................................................................................................................................... 18
Accu plaatsen ....................................................................................................................................... 18
Zekeringen...................................................................................................................................................... 1
Zekeringoverzicht ............................................................................................................................... 190
Zekeringoverzicht ................................................................................................................................ 19
Zekeringoverzicht ............................................................................................................................... 192
Koplampen......................................................................................................................................................
Koplamp afstellen................................................................................................................................ 194
Koplamp vervangen ........................................................................................................................... 194
Dagrijlicht (DRL) (indien gemonteerd) ....................................................................................... 194
Verlichting.......................................................................................................................................................
Lampjes richtingaanwijzers ........................................................................................................... 195
Achterlicht/Kentekenplaatverlichting....................................................................................... 195
Mistlichten (indien gemonteerd).................................................................................................. 195
Spiegels ............................................................................................................................................................

ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUDONDERHOUD
139
Onderhoudsschema
Onderhoudstaak
Kilometerstand of periode, wat het eerst wordt bereikt
Eerste
onderhoud
Jaarlijkse
onderhouds
beurt
Afstandsafhankelijk onderhoud
Dagelijks
Onderhouds
beurt 1.000
km/6
maand
Jaar
Onderhouds
beurt
10.000 en
30.000 km
Onderhouds
beurt
20.000 km
Onderhouds
beurt
40.000 km
Smering
Motor en oliekoeler - controleren op lekkage • • • • • •
Motorolie – verversen • • • • •
Oliefilter – vervangen • • • • •
Brandstofsysteem en motormanagement
Brandstofsysteem – controleren op lekkage •
Brandstofsysteem - brandstofleidingen controleren
op schuurplekken, barsten of schade. Zo nodig
vervangen
• • • • •
AutoScan - voer een volledige autoscan uit met de
Triumph diagnostische tool (druk een kopie af voor
de klant)
• • • • •
Gasklephuizen/carburateurs - balanceren* • • •
Plaat gasklephuis (vlinderklep) - controleren/
schoonmaken • •
Secundair luchtinjectiesysteem - controleren/
reinigen • •
Luchtfilter - vervangen • •
Bougies – vervangen • •
Koelsysteem
Koelsysteem – controleren op lekkage • • • • • •
Koelvloeistofpeil – controleren/corrigeren • • • • • •
Koelvloeistof - verversen - elke 3 jaar, ongeacht de
kilometerstand* Elke 3 jaar, ongeacht de kilometerstand
Motor
Zijstandaard – werking controleren •
Koppelingskabel - werking controleren en zo nodig
afstellen (alleen modellen met een koppelingskabel) • • • • • •
Klepspeling - controleren/afstellen* • •
Kleptiming - controleren/afstellen* •
Wielen en banden
Wielen – inspecteren op beschadiging • • • • • •
Wielen - controleer de wielen op gebroken of
beschadigde spaken en controleer de spaakspanning
(niet bij aluminium wielen)
• • • • • •
Bandenslijtage/bandenbeschadiging – controleren • • • • • •
Bandenspanning – controleren/corrigeren • • • • • •
Wiellagers – controleren op slijtage/soepele werking • • • • •

ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUDONDERHOUD
140
Onderhoudstaak
Kilometerstand of periode, wat het eerst wordt bereikt
Eerste
onderhoud
Jaarlijkse
onderhouds
beurt
Afstandsafhankelijk onderhoud
Dagelijks
Onderhouds
beurt 1.000
km/6
maand
Jaar
Onderhouds
beurt
10.000 en
30.000 km
Onderhouds
beurt
20.000 km
Onderhouds
beurt
40.000 km
Stuurinrichting en vering
Stuurinrichting – controleren op onbelemmerd
bewegen • • • • • •
Voor- en achtervering - controleren op
beschadiging/lekkage/soepele werking • • • • • •
Balhoofdlagers - controleren/afstellen - behalve
eerste onderhoud • • • •
Balhoofdlagers – smeren • •
Achterschokdemper en stangoverbrenging - smeren
(alleen modellen met enkele schokdemper) • •
Vorkolie – verversen •
Remmen
Remsysteem - werking controleren •
Remblokken - slijtageniveau controleren* • • • • • •
Remvloeistofpeil – controleren • • • • • •
Hoofdremcilinders - controleren op vloeistoflekkage • • • • •
Remklauwen - controleren op vloeistoflekkage en
vastzittende zuigers* • • • • •
Remvloeistof - verversen - elke 2 jaar, ongeacht de
kilometerstand* Elke 2 jaar, ongeacht de kilometerstand
Eindaandrijving
Speling aandrijfketting - controleren/afstellen • • • • • •
Slijtstrip aandrijfketting - controleren op slijtage,
barsten of schade* • •
Aandrijfketting – invetten • • • • •
Aandrijfketting - controleren op slijtage* • • • •
Slijtstrip aandrijfketting - vervangen* • • •
Elektrisch
Verlichting, instrumenten en elektrische installatie -
controleren/afstellen • • • • • •
ABS-modulator - controleren op opgeslagen
storingscodes • • • • •

ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUDONDERHOUD
141
Onderhoudstaak
Kilometerstand of periode, wat het eerst wordt bereikt
Eerste
onderhoud
Jaarlijkse
onderhouds
beurt
Afstandsafhankelijk onderhoud
Dagelijks
Onderhouds
beurt 1.000
km/6
maand
Jaar
Onderhouds
beurt
10.000 en
30.000 km
Onderhouds
beurt
20.000 km
Onderhouds
beurt
40.000 km
Algemeen
Hellingshoekindicatoren – controleren op slijtage* • • • • • •
Middenbok of zijstandaard - werking controleren/
inspecteren op slijtage • • • • • •
Instrumenten, managementmodules van chassis,
motor en vering controleren op download van de
nieuwste instellingen met behulp van de Triumph
diagnostische tool
• • • • •
Bevestigingsmiddelen – visueel inspecteren op stevig
vastzitten • • • • •
Voer alle openstaande servicebulletin- en
garantiewerkzaamheden uit • • • • •
Maak een proefrit • • • • •
Vul het onderhoudsboekje in en reset het
onderhoudscontrolelampje (indien gemonteerd) • • • • •
Topkofferdrager (accessoire) – controleren op juiste
werking* • • • •
Kraagbussen middenbok (indien gemonteerd) -
reinigen/invetten • • • •
Koppelmechanisme koffers (accessoire) - controleren
op juiste werking en afstelling* • • • •
Scharnierpen zijstandaard - reinigen/smeren • • •

ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUDONDERHOUD
143
Alle modellen behalve
Tiger 900 Rally Pro
1. Carterbescherming
2. Bevestigingen linkerzijde
3. Bevestigingen onderaan
Om de carterbescherming te
verwijderen:
▼ Verwijder de twee linker
bevestigingen.
▼ Verwijder de twee onderste
bevestigingsbouten en verwijder de
carterbescherming.
Om de carterbescherming terug te
plaatsen:
▼ Lijn de carterbescherming uit op de
motorfiets en zet hem vast met twee
bevestigingen onder. Nog niet
volledig vastdraaien.
▼ Monteer de twee linker bevestigingen
weer en draai deze vast met 6 Nm.
▼ Draai de onderste bevestigingen vast
met 6 Nm.
Motoroliepeil inspecteren
Waarschuwing
Nooit de motor starten of laten
draaien in een afgesloten ruimte.
Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen
binnen korte tijd bewusteloosheid en
de dood tot gevolg hebben.
Gebruik de motorfiets altijd in de open
lucht of op een plaats met voldoende
ventilatie.
Waarschuwing
Als de motor pas nog heeft gedraaid,
kan het uitlaatsysteem heet zijn.
Contact met hete onderdelen kan
huidletsel veroorzaken.
Laat de hete onderdelen altijd afkoelen
voordat u het uitlaatsysteem
aanraakt, om huidletsel te vermijden.

ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUDONDERHOUD
144
Voorzichtig
Het laten draaien van de motor met
onvoldoende motorolie zal
motorschade tot gevolg hebben.
Schakel de motor onmiddellijk uit en
onderzoek de situatie wanneer het
controlelampje voor lage oliedruk blijft
branden.
1. Olievuldop
2. Kijkglas
3. Motoroliepeil (weergegeven is het correcte
peil)
4. Peilmarkeringen motorolie carter
Voor het controleren van het
motoroliepeil:
▼Start de motor en laat deze circa vijf
minuten stationair draaien.
▼Stop de motor en wacht ten minste
drie minuten zodat de motorolie kan
zakken.
▼Let op het motoroliepeil in het
kijkglas.
▼Het oliepeil is correct als het in het
midden van het kijkglas, tussen de
bovenste (maximum) en de onderste
(minimum) horizontale lijn op het
carter staat.
Let op
Een nauwkeurige indicatie van het
oliepeil wordt alleen gegeven wanneer
de motor zijn normale
bedrijfstemperatuur heeft bereikt en de
motorfiets rechtop staat (niet op de
zijstandaard).
▼Indien het nodig is om motorolie bij
te vullen, verwijder de olievulplug en
voeg beetje bij beetje olie toe, totdat
het in het kijkglas weergegeven peil
correct is.
▼Zodra het juiste peil is bereikt de
olievulplug aanbrengen en
vastdraaien.

ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUDONDERHOUD
145
Motorolie verversen en oliefilter
vervangen
Waarschuwing
Langdurig of herhaaldelijk contact met
motorolie kan leiden tot uitdroging,
irritatie en ontsteking van de huid.
Afgewerkte motorolie bevat
schadelijke stoffen, die huidkanker
kunnen veroorzaken.
Draag altijd geschikte beschermende
kleding en vermijd contact van de huid
met afgewerkte motorolie.
Waarschuwing
De motorolie kan heet zijn.
Vermijd contact met de hete motorolie
door geschikte beschermende kleding,
handschoenen en oogbescherming te
dragen.
Contact met hete motorolie kan
brandblaren of brandwonden
veroorzaken.
De motorolie en het filter dienen te
worden ververst/vervangen
overeenkomstig de eisen van het
periodieke onderhoud.
Let op
De carterbeschermer moet worden
verwijderd voordat u deze procedure
start, zie pagina 142.
1. Motoroliefilter
2. Aftapplug motorolie
Om de motorolie te verversen en het
motoroliefilter te vervangen:
▼Laat de motor goed opwarmen,
schakel vervolgens de motor uit en
zet de motorfiets op een egale
ondergrond rechtop vast.
▼Plaats een opvangbak onder de
motor.
▼Verwijder de olieaftapplug.
▼Draai het oliefilter los en verwijder
het met behulp van het Triumph-
onderhoudsgereedschap T3880313.
Voer het oude oliefilter op een
milieuvriendelijke manier af.
▼Smeer een dun laagje schone
motorolie op de afdichtring van het
nieuwe oliefilter. Plaats het oliefilter
en zet het vast met 10 Nm.
▼Monteer nadat de olie volledig is
afgetapt een nieuwe afdichtring op
de carterplug. Plaats de aftapplug en
draai hem vast met 25 Nm.

ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUDONDERHOUD
146
▼Vul de motor met 10W/40 of 10W/50
semisynthetische of geheel
synthetische motorfietsolie die
voldoet aan de specificaties van
API SH (of hoger) en JASO MA, zoals
Castrol Power 1 Racing 4T 10W-40
(geheel synthetische) motorolie.
▼Start de motor en laat hem ten
minste 30 seconden stationair
draaien.
Voorzichtig
Indien het motortoerental wordt
verhoogd tot boven het stationair
toerental voordat de olie alle delen van
de motor heeft bereikt, kan schade
aan de motor of vastlopen van de
motor het gevolg zijn.
Voer het motortoerental pas op nadat
de motor 60 seconden heeft gedraaid,
zodat de motorolie volledig kan
circuleren.
Voorzichtig
Indien de oliedruk te laag is, gaat het
waarschuwingslampje lage oliedruk
branden. Wanneer dit lampje blijft
branden terwijl de motor draait, de
motor onmiddellijk uitschakelen en de
oorzaak vaststellen.
Indien de motor met een te lage
oliedruk draait, ontstaat motorschade.
▼Controleer of het
waarschuwingslampje voor lage
oliedruk uit blijft en er geen melding
over de oliedruk op het
instrumentendisplay wordt
weergegeven.
▼Schakel de motor uit en controleer
nogmaals het oliepeil. Zo nodig
aanpassen.
Afgewerkte motorolie en gebruikte
oliefilters afvoeren
Bescherm het milieu en giet olie nooit op
de grond, in het riool of de afvoer, of in
waterlopen.
Gooi gebruikte oliefilters niet weg met
het normale huisvuil. In geval van twijfel
kunt u contact opnemen met de
plaatselijke autoriteiten.

ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUDONDERHOUD
147
Specificatie en kwaliteit motorolie
(10W/40 en 10W/50)
De highperformancemotoren met
brandstofinspuiting van Triumph zijn
ontwikkeld voor het gebruik van 10W/40
of 10W/50 semisynthetische of geheel
synthetische motorfietsolie die voldoet
aan specificatie API SH (of hoger) en
JASO MA, zoals Castrol Power 1
Racing 4T 10W-40 (geheel synthetische)
motorolie, in sommige landen verkocht
als Castrol Power RS Racing 4T 10W-40
(geheel synthetisch).
Zie onderstaande tabel voor de juiste
viscositeit (10W/40 of 10W/50) van de
olie voor het gebied waarin u rijdt.
Omgevingstemperatuur (°C)
Omgevingstemperatuur (°F)
SAE 10W/50
SAE 10W/40
Temperatuurbereik olieviscositeit
Voeg geen chemische additieven toe
aan de motorolie. De motorolie smeert
ook de koppeling en een additief kan
slippen van de koppeling veroorzaken.
Gebruik geen minerale, plantaardige of
niet-zuiverende olie, geen op castoreum
gebaseerde olie en geen olie die niet
voldoet aan de vereiste specificatie. Het
gebruik van deze oliën kan onmiddellijke
en ernstige schade aan de motor
veroorzaken.
Zorg ervoor dat er geen vuil en stoffen
van buitenaf in het carter terechtkomen
wanneer u de motorolie ververst of
bijvult.

ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUDONDERHOUD
149
Let op
HD4X Hybrid OAT-koelvloeistof die door
Triumph wordt geleverd, is vooraf
gemengd en hoeft voor het vullen of
bijvullen van het koelsysteem niet te
worden verdund.
Het gebruik van roestwerende
chemicaliën in de koelvloeistof is van
essentieel belang om het koelsysteem te
beschermen tegen roestvorming.
Indien de gebruikte koelvloeistof geen
roestwerende middelen bevat, hopen
roest en aanslag zich op in de
koelmantel en de radiateur van het
koelsysteem. Hierdoor raken de
koelvloeistofkanalen verstopt en
verslechtert de werking van het
koelsysteem aanzienlijk.
Koelvloeistofpeil inspecteren
Het expansiereservoir is zichtbaar aan
de linkerzijde van de motorfiets, onder
en aan de voorkant van de
brandstoftank.
Het koelvloeistofpeil moet worden
gecontroleerd wanneer de motor koud is
(op kamer- of omgevingstemperatuur).
1. Expansiereservoir
2. MAX-markering
3. MIN-markering
Koelvloeistofpeil controleren:
▼Zet de motorfiets rechtop (niet op de
standaard) op een vlakke
ondergrond.
▼Controleer het koelvloeistofpeil in het
expansiereservoir.
▼Het koelvloeistofpeil moet zich
tussen de markeringen MAX en de
MIN bevinden. Indien het
koelvloeistofpeil lager is dan het
minimumpeil, moet koelvloeistof
worden bijgevuld.

ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUDONDERHOUD
151
Koelvloeistof verversen
Laat de koelvloeistof bij voorkeur door
een erkende Triumph-dealer verversen
volgens het schema voor periodiek
onderhoud.
Radiateur en slangen
Waarschuwing
De ventilator werkt automatisch
wanneer de motor draait.
Houd handen en kleding altijd uit de
buurt van de ventilator.
Contact met de draaiende ventilator
kan een ongeluk en/of persoonlijk
letsel veroorzaken.
Voorzichtig
Gebruik van hogedrukspuiten, zoals
worden gebruikt in autowasstraten of
voor huishoudelijk gebruik, kunnen de
koelribben van de radiateur
beschadigen, lekkage veroorzaken en
de efficiëntie van de radiateur
verminderen.
De luchtstroom door de radiateur niet
belemmeren of afbuigen door het
aanbrengen van niet-goedgekeurde
accessoires, zowel vóór de radiateur
als achter de koelventilator.
Belemmering van de luchtstroom door
de radiateur kan oververhitting
veroorzaken, hetgeen tot motorschade
kan leiden.
Controleer de radiateurslangen op
scheuren en beschadigingen en kijk of
de slangklemmen goed vastzitten
overeenkomstig de eisen van het
periodiek onderhoud. Laat defecte
onderdelen vervangen door uw erkende
Triumph-dealer.
Controleer de grille en de koelribben van
de radiateur op verontreiniging door
insecten, bladeren of modder. Verwijder
eventuele verontreinigingen door deze
met water onder lage druk weg te
spoelen.

ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUDONDERHOUD
152
Gasklepbediening
Waarschuwing
Let altijd op veranderingen in hoe de
gashendel 'aanvoelt' en laat het
gasklepsysteem door een erkende
Triumph-dealer controleren zodra u
veranderingen merkt.
Veranderingen kunnen worden
veroorzaakt door slijtage in het
mechanisme, wat kan leiden tot het
blijven hangen van het
gasklepbedieningssysteem.
Een vastzittend
gasklepbedieningssysteem kan tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval leiden.
Koppeling
De motorfiets is uitgerust met een via
een kabel bediende koppeling.
Als de koppelingshendel te veel speling
heeft, ontkoppelt de koppeling mogelijk
niet volledig. Daardoor ontstaan
problemen bij het schakelen en het
selecteren van de vrijloopstand.
Daardoor kan de motor afslaan en kan
de motorfiets moeilijk te besturen zijn.
Als de koppelingshendel daarentegen
onvoldoende speling heeft, koppelt de
koppeling mogelijk niet volledig, hetgeen
slippen van de koppeling veroorzaakt en
dientengevolge prestatievermindering
en vroegtijdige slijtage van de koppeling.
De speling van de koppelingshendel
moet worden gecontroleerd in
overeenstemming met de eisen voor
periodiek onderhoud.
Koppeling inspecteren
Controleer of de koppelingshendel 2 -
3 mm speling heeft.
Als de speling onjuist is, moet deze
afgesteld worden.

ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUDONDERHOUD
153
Koppeling afstellen
Koppeling afstellen:
▼Draai de stelbus tot de juiste mate
van speling in de koppelingshendel is
bereikt.
▼ Controleer of de koppelingshendel 2 -
3 mm speling heeft.
▼Als de speling onjuist is, moet deze
afgesteld worden.
1. Stelbus (borgmoer helemaal losgedraaid)
2. Juiste speling 2-3 mm
3. Koppelingshendel
▼Als de juiste afstelling niet met de
stelbus aan de hendel kan worden
bereikt, dient de stelmoer aan de
onderkant van de kabel te worden
gebruikt.
▼Draai de borgmoer van de versteller
los.
▼Draai de stelbus voor de buitenkabel
tot de speling aan de
koppelingshendel 2 - 3 mm bedraagt.
▼Draai de borgmoer vast met 3,5 Nm.
1. Koppelingskabel
2. Borgmoer
3. Stelmoer

ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUDONDERHOUD
154
Aandrijfketting
Waarschuwing
Een losse of versleten ketting of een
ketting die breekt of van de
kettingwielen afloopt, kan vastslaan op
het voorste aandrijfkettingwiel of het
achterwiel blokkeren.
Een ketting die vastloopt op het
aandrijfkettingwiel, verwondt de
bestuurder en leidt tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Ook een blokkerend achterwiel leidt tot
verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
Voor de veiligheid en ter voorkoming
van overmatige slijtage dient de
aandrijfketting te worden gecontroleerd,
afgesteld en gesmeerd overeenkomstig
de eisen van het periodiek onderhoud.
Controleren, afstellen en smeren
moeten vaker worden uitgevoerd bij
extreme omstandigheden, zoals rijden
met hoge snelheid of op met zout
bestrooide en zanderige wegen.
Indien de ketting ernstig versleten of
onjuist afgesteld is (te strak of te los),
kan de ketting van de kettingwielen
springen of breken. Daarom moet een
versleten of beschadigde ketting altijd
worden vervangen door een origineel
Triumph-reserveonderdeel geleverd door
een erkende Triumph-dealer.
Kettingsmering
De ketting moet elke 300 km worden
gesmeerd en ook na het rijden in nat
weer, op natte wegen of als de ketting
droog lijkt.
Aandrijfketting smeren:
▼Gebruik het speciale smeermiddel
voor de aandrijfketting zoals
aanbevolen in het hoofdstuk
Specificaties.
▼Breng smeermiddel op de zijkanten
van de rollen aan en laat de
motorfiets vervolgens ten minste
acht uur ongebruikt staan (bij
voorkeur ’s nachts). Zo kan de olie in
de O-ringen van de aandrijfketting
doordringen.
▼Veeg overtollige olie weg voordat u
gaat rijden.
▼Als de aandrijfketting erg vuil is,
moet deze eerst gereinigd worden.
Breng daarna olie aan zoals
hierboven beschreven.
Voorzichtig
Reinig de aandrijfketting niet met een
hogedrukreiniger, omdat daardoor
schade aan de onderdelen van de
aandrijfketting kan ontstaan.

ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUDONDERHOUD
155
Speling aandrijfketting inspecteren
Waarschuwing
Zorg dat de motorfiets stabiel staat en
voldoende wordt ondersteund.
Door de motorfiets correct te
ondersteunen voorkomt u dat deze
valt.
Een instabiele motorfiets kan vallen,
wat letsel bij de bestuurder of schade
aan de motorfiets kan veroorzaken.
1. Positie van maximale uitslag
Speling aandrijfketting inspecteren:
▼Plaats de motorfiets op een vlakke
ondergrond en hou hem rechtop,
zonder gewicht op de motorfiets.
▼Draai het achterwiel door de
motorfiets te duwen, om de plaats te
vinden waar de ketting het strakst
staat. Meet vervolgens de verticale
beweging van de aandrijfketting in
het midden tussen de kettingwielen.

ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUDONDERHOUD
158
▼Inspecteer ook de kettingwielen op
ongelijkmatig of overmatig versleten
of beschadigde tanden.
Versleten tand
(aandrijfkettingwiel)
Versleten tand
(achterste kettingwiel)
(Slijtage van kettingwiel overdreven
ter illustratie)
▼Laat bij onregelmatigheden de
aandrijfketting en/of kettingwielen
door een erkende Triumph-dealer
vervangen.
▼Plaats de kettingbeschermer terug
en draai de bevestigingen vast met
9 Nm.
Remmen
Remslijtage inspecteren
1. Remblokken
2. Minimale dikte van de voering
De remblokken dienen te worden
gecontroleerd overeenkomstig de eisen
van het periodiek onderhoud en te
worden vervangen indien ze zijn
afgesleten tot de minimale dikte of
minder.
Indien de voeringdikte van ongeacht
welk remblok (voorrem of achterrem)
minder is dan 1,5 mm en het remblok dus
is afgesleten tot de onderzijde van de
groeven, moeten alle remblokken voor
dat wiel worden vervangen.

ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUDONDERHOUD
159
Inremmen van nieuwe remblokken
en remschijven
Waarschuwing
Remblokken dienen altijd als wielset te
worden vervangen. Aan de voorzijde,
waar twee remklauwen op hetzelfde
wiel zijn bevestigd, moeten alle
remblokken in beide remklauwen
worden vervangen.
Het vervangen van afzonderlijke
remblokken verlaagt de remkracht en
kan een ongeval veroorzaken.
Na het vervangen van de remblokken
dient u uiterst voorzichtig te rijden tot
de nieuwe remblokken zijn 'ingereden'.
Nieuwe remschijven en/of remblokken
moeten gedurende enige tijd voorzichtig
worden ingeremd om de prestaties en
levensduur van de remschijven en
remblokken te optimaliseren. De
aanbevolen afstand voor het inremmen
van nieuwe remblokken en remschijven
is 300 km.
Rij en rem in deze periode voorzichtig en
houd rekening met een langere remweg.
Compensatie remblokslijtage
Waarschuwing
Indien de remhendel of het rempedaal
zacht aanvoelt wanneer dit wordt
gebruikt, of indien de hendel of het
pedaal een bijzonder grote vrije slag
hebben, kan er lucht in de
remleidingen aanwezig zijn of kunnen
de remmen defect zijn.
Het is gevaarlijk om de motorfiets
onder dergelijke omstandigheden te
gebruiken, een erkende Triumph-
dealer dient het defect te verhelpen
voordat u gaat rijden.
Het rijden met defecte remmen kan
tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval leiden.
De slijtage van remschijven en
remblokken wordt automatisch
gecompenseerd en is niet van invloed op
de werking van de remhendel of het
rempedaal. De voor- en achterremmen
bevatten geen onderdelen die afstelling
behoeven.

ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUDONDERHOUD
160
Schijfremvloeistof
Waarschuwing
Remvloeistof is vochtaantrekkend, dat
betekent dat vocht uit de lucht door
remvloeistof wordt geabsorbeerd.
Het geabsorbeerde vocht verlaagt het
kookpunt van de remvloeistof
aanzienlijk, waardoor de remmen aan
remkracht verliezen.
Ververs de remvloeistof daarom altijd
overeenkomstig de eisen van het
periodiek onderhoud.
Gebruik altijd nieuwe remvloeistof uit
een verzegelde container, gebruik
nooit vloeistof uit een onverzegelde
container of uit een container die al
was geopend.
Meng geen remvloeistof van
verschillende merken of kwaliteiten.
Controleer de aansluitingen,
afsluitingen en verbindingsstukken
van het remsysteem op
vloeistoflekkage en controleer ook de
remleidingen op barsten, slijtage en
beschadigingen.
Verhelp altijd alle defecten voordat u
gaat rijden.
Indien een van deze instructies niet
wordt opgevolgd, kunnen gevaarlijke
rijomstandigheden ontstaan, die
kunnen leiden tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
Als het ABS niet werkt, werkt het
remsysteem verder als een
remsysteem zonder ABS.
In deze situatie kan te hard remmen
een blokkering van de wielen
veroorzaken, hetgeen kan leiden tot
verlies van controle en een ongeval.
Verlaag de snelheid en rijd niet langer
door dan noodzakelijk wanneer het
controlelampje brandt. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Triumph-dealer, om de storing te laten
inspecteren en verhelpen.
Inspecteer het peil van de remvloeistof
in beide reservoirs en ververs de
remvloeistof overeenkomstig de eisen
van het periodiek onderhoud. Gebruik
uitsluitend DOT 4-vloeistof zoals
aanbevolen in het hoofdstuk
Specificaties. De remvloeistof dient ook
te worden ververst indien deze
verontreinigd is, of als het vermoeden
bestaat dat deze verontreinigd is, door
vocht of een andere vervuilende stof.
Let op
Om het ABS-systeem te ontluchten is
speciaal gereedschap nodig. Neem
contact op met een erkende Triumph-
dealer wanneer de remvloeistof ververst
moet worden of wanneer er onderhoud
aan het hydraulische systeem nodig is.

ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUDONDERHOUD
161
Remvloeistofpeil voorrem
inspecteren en corrigeren
Waarschuwing
Indien er een aanzienlijke daling van
het vloeistofpeil in een van beide
reservoirs heeft plaatsgevonden, dient
u uw erkende Triumph-dealer te
raadplegen voordat u gaat rijden.
Het gebruik van de motorfiets met een
te laag remvloeistofpeil of
remvloeistoflekkage is gevaarlijk en
vermindert de remkracht aanzienlijk,
hetgeen kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Het voorste remvloeistofreservoir
bevindt zich aan de rechterkant van het
stuur.
1. Schroeven van reservoirdeksel
2. BOVENSTE peilmarkering
3. ONDERSTE peilmarkering
Ga als volgt te werk om het
remvloeistofpeil te controleren:
▼Controleer visueel het
remvloeistofpeil in het reservoir.
▼Het remvloeistofpeil in het reservoir
dient zich tussen de bovenste en de
onderste markeringen te bevinden
(indien de reservoirs zich in
horizontale stand bevinden).
Het corrigeren van het remvloeistofpeil
van de voorrem:
▼Draai de bevestigingsschroeven van
het deksel los en verwijder het deksel
en de membraandichting.
▼Vul het reservoir tot de bovenste
peilmarkering met nieuwe DOT 4-
remvloeistof uit een verzegelde fles.
▼Plaats de membraanafdichting in de
reservoirdop en zorg ervoor dat de
gaten voor de bevestigingsschroeven
in de dop en de membraanafdichting
correct zijn uitgelijnd.
1. Tankdop
2. Membraanafdichting
3. Schroefgaten van reservoirdop
▼Plaats de bevestigingsschroeven van
de reservoirdop in de reservoirdop
plus membraanafdichting.

ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUDONDERHOUD
163
Ga als volgt te werk om het
remvloeistofpeil van de achterrem te
controleren:
▼Controleer visueel het
remvloeistofpeil in het reservoir.
▼Het remvloeistofpeil dient zich tussen
de bovenste (UPPER) en onderste
(LOWER) markering te bevinden
(reservoir in horizontale stand).
Ga als volgt te werk om het
remvloeistofpeil van de achterrem te
corrigeren:
▼Draai de bevestigingsbouten van de
reservoirdop los.
▼Verwijder de reservoirdop en de
membraanafdichting en let op de
positie van de membraanafdichting
voor montage.
▼Vul het reservoir tot de bovenste
peilmarkering met nieuwe DOT 4-
remvloeistof uit een verzegelde fles.
▼Plaats het deksel terug op het
reservoir en let daarbij op dat de
membraandichting correct tussen
het deksel en het reservoir is
geplaatst.
▼Plaats de schroeven van de
reservoirdop terug en zet deze met
1,5 Nm vast.
Remlichtschakelaars
Waarschuwing
Het rijden op een motorfiets met
defecte remlichten is verboden en
gevaarlijk.
Het gebruik van een motorfiets met
defecte remlichten kan een ongeval en
verwonding van de bestuurder en
medeweggebruikers veroorzaken.
Het remlicht wordt onafhankelijk door
ofwel de voorrem of de achterrem in
werking gesteld. Indien het contact in
de stand ON (AAN) staat en het remlicht
niet werkt wanneer de voorremhendel
wordt gebruikt of het rempedaal voor de
achterrem wordt ingetrapt, dient de
storing door een erkende Triumph-
dealer te worden opgespoord en
verholpen.

ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUDONDERHOUD
164
Stuurinrichting inspecteren
Waarschuwing
Het gebruik van de motorfiets met
onjuist afgestelde of defecte lagers
van de stuurinrichting (balhoofdlagers)
is gevaarlijk en kan tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval leiden.
Waarschuwing
Zorg ervoor dat de motorfiets stevig
op een geschikte steun staat, om
tijdens de inspectie het risico op letsel
door een omvallende motorfiets te
voorkomen.
Geen extreme kracht uitoefenen op de
wielen of de wielen krachtig heen en
weer slingeren, omdat dit de
motorfiets uit evenwicht kan brengen
en letsel kan veroorzaken doordat de
motorfiets van zijn steun valt.
Zorg ervoor dat het steunblok geen
schade aan de motorfiets kan
veroorzaken.
Inspectie van de stuurlagers
De lagers van de stuurinrichting
(spilkop) moeten worden gesmeerd en
geïnspecteerd in overeenstemming met
de geplande onderhoudsvoorschriften.
Inspecteer de wiellagers altijd gelijktijdig
met de lagers van de stuurinrichting.
Stuurinrichting op speling controleren
Ga als volgt te werk om de
stuurinrichting te controleren:
▼Zet de motorfiets rechtop op een
vlakke ondergrond.
▼Licht het voorwiel van de grond en
ondersteun de motorfiets.
▼Staande aan de voorzijde van de
motorfiets, het onderste gedeelte
van de voorvork vasthouden en
proberen dit heen en weer te
bewegen.
▼Indien er speling wordt
geconstateerd in de lagers van de
stuurinrichting (balhoofdlagers), dient
een erkende Triumph-dealer deze te
inspecteren en te corrigeren voordat
u gaat rijden.
▼Verwijder de steun en zet de
motorfiets op de zijstandaard.

ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUDONDERHOUD
165
Wiellagers inspecteren
Waarschuwing
Het gebruik van de motorfiets met
versleten of beschadigde voor- of
achterwiellagers is gevaarlijk en kan
verminderde hanteerbaarheid en
instabiliteit veroorzaken, wat tot een
ongeval kan leiden.
In geval van twijfel dient de motorfiets
door een erkende Triumph-dealer te
worden geïnspecteerd voordat u gaat
rijden.
Wiellagers inspecteren:
▼Indien de wiellagers in het voor- of
achterwiel speling in de wielnaaf
toestaan, lawaai maken of als het
wiel niet soepel ronddraait, dient een
erkende Triumph-dealer de wiellagers
te inspecteren.
▼De wiellagers dienen te worden
geïnspecteerd binnen de in het
schema voor periodiek onderhoud
aangegeven intervallen.
▼Zet de motorfiets rechtop op een
vlakke ondergrond.
▼Licht het voorwiel van de grond en
ondersteun de motorfiets.
▼Staande aan de zijkant van de
motorfiets de bovenzijde van het
voorwiel voorzichtig heen en weer
bewegen.
▼Indien er speling wordt
geconstateerd, dient een erkende
Triumph-dealer deze te inspecteren
en te corrigeren voordat u gaat
rijden.
▼Verander de positie van de
hefinrichting en herhaal de
procedure voor het achterwiel.
▼Verwijder de steun en zet de
motorfiets op de zijstandaard.

ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUDONDERHOUD
166
Voorvering
Waarschuwing
Het gebruik van de motorfiets met
defecte of beschadigde vering is
gevaarlijk en kan tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval leiden.
Waarschuwing
Probeer nooit delen van de vering te
demonteren
Alle veringen bevatten olie onder druk.
Onder druk staande olie kan huid- en
oogletsel veroorzaken.
Voorvering afstellen
Tiger 850 Sport-model
De voorvering van deze motorfiets kan
niet worden afgesteld.
Alle modellen behalve Tiger 850 Sport
De motorfietsen worden af fabriek
geleverd met de voorvering ingesteld op
de solo-instelling (normaal), zoals
aangegeven in de desbetreffende
afstelschema's voor de vering. De
voorvering is instelbaar en wordt in de
volgende paragrafen beschreven.
Instelschema's voorvering
Waarschuwing
Zorg ervoor dat de juiste balans
tussen voor- en achtervering in stand
wordt gehouden.
Een onjuiste balans in de vering kan
de hanteerbaarheid aanzienlijk
veranderen en leiden tot verlies van
controle en een ongeval.
Zie de tabel voor meer informatie of
neem contact op met uw erkende
Triumph-dealer.
De motorfiets wordt af fabriek geleverd
met de voorvering ingesteld op de solo-
instelling (normaal), zoals getoond in het
desbetreffende afstelschema voor de
voorvering. De solo-instellingen van de
vering zorgen voor een comfortabele rit
en goede hanteerbaarheid bij algemeen
sologebruik.
De instelschema's voor de vering geven
aanbevolen instellingen voor de
voorvering en dienen slechts als
richtlijn. De instelling kan aan het
gewicht van de motorrijder en
persoonlijke voorkeuren worden
aangepast.

ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUDONDERHOUD
167
Tiger 900 GT, Tiger 900 GT (LRH) and
Tiger 900 GT Pro Instellingen voorvering
Belasting Compressied
emping1
Uitgaande
demping1
Solo rijden -
normaal 8 10
Solo rijden -
comfortabel
(zachter)
15 15
Solo rijden -
sportief (stugger) 2 2
Solo rijden -
offroad (ruw
terrein)
18 18
Solo rijden -
offroad (glad
terrein)
8 6
Bestuurder en
bagage 8 10
Bestuurder en
passagier 8 10
Berijder,
passagier en
bagage (zonder
overschrijding
limieten)
8 10
1 Aantal klikken linksom vanuit de volledig
ingeschroefde positie (gesloten), waarbij de
eerste stop (klik) wordt geteld als 1.
Tiger 900 Rally, Tiger 900 Rally Pro and
Tiger 900 Bond Edition Instellingen voorvering
Belasting Veervoorspa
nning1
Solo rijden - normaal MIN
Solo rijden - comfortabel
(zachter) MIN
Solo rijden - sportief (stugger) MIN
Solo rijden - offroad (alle
terreinen) MAX
Bestuurder en bagage MIN
Bestuurder en passagier MIN
Berijder, passagier en bagage
(zonder overschrijding limieten) MIN
1 Aantal slagen van de afsteller rechtsom vanuit
de volledig linksom gedraaide stand.

ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUDONDERHOUD
170
De terugveringsdemping van de
voorvork instellen
Tiger 900 Rally, Tiger 900 Rally Pro and
Tiger 900 Bond Edition
De stelschroef voor de demping van de
terugvering bevindt zich aan de
bovenzijde van de linker vorkpoot.
1. Versteller uitgaande demping
2. Dop bovenop voorvork
Om de instelling van de
terugveerdemping voor te wijzigen:
▼Draai de stelschroef voor de
uitgaande demping rechtsom voor
een hogere waarde of linksom voor
een lagere waarde.
▼Tel altijd het aantal klikken linksom
vanuit een volledig ingeschroefde
positie (gesloten).
De terugveringsdemping van de
voorvork instellen
Tiger 900 GT, Tiger 900 GT (LRH) en
Tiger 900 GT Pro
De stelschroef voor de uitgaande
demping bevindt zich aan de bovenzijde
van de rechter vorkpoot.
1. Versteller uitgaande demping
2. Dop bovenop voorvork
Om de instelling van de
terugveerdemping voor te wijzigen:
▼Draai de stelschroef voor de
uitgaande demping rechtsom voor
een hogere waarde of linksom voor
een lagere waarde.
▼Tel altijd het aantal klikken linksom
vanuit een volledig ingeschroefde
positie (gesloten).

ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUDONDERHOUD
171
Inspectie voorvork
Waarschuwing
Het gebruik van de motorfiets met
defecte of beschadigde vering is
gevaarlijk en kan tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval leiden.
Waarschuwing
Probeer nooit delen van de vering te
demonteren
Alle veringen bevatten olie onder druk.
Onder druk staande olie kan huid- en
oogletsel veroorzaken.
Tiger 900 GT Pro afgebeeld
Controleer als volgt of de vork soepel
beweegt:
▼Zet de motorfiets op een vlakke
ondergrond.
▼De handgrepen vasthouden, de
voorremhendel aantrekken en de
vork een paar keer op en neer
pompen.
▼Indien u stroefheid of overmatige
stugheid constateert, dient een
erkende Triumph-dealer te worden
geraadpleegd.
▼Neem contact op met uw erkende
Triumph-dealer als er schade of
lekkage wordt geconstateerd.
▼Inspecteer elke vorkpoot op tekenen
van beschadiging, krassen op het
schuifstuk en olielekkage.

ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUDONDERHOUD
174
Instellingen achtervering Tiger 900 GT (LRH)
Belasting Veervoorspan
ning1
Uitgaande
demping2
Solo rijden -
normaal MIN 1,5
Solo rijden -
comfortabel
(zachter)
MIN 2,5
Solo rijden -
sportief
(stugger)
MIN 1
Solo rijden -
offroad (ruw
terrein)
MIN 1,25
Solo rijden -
offroad (glad
terrein)
MIN 0,5
Bestuurder en
bagage 17 1
Bestuurder en
passagier 21 1
Berijder,
passagier en
bagage
(zonder
overschrijding
limieten)
MAX 0,5
1 Aantal slagen van de afsteller rechtsom vanuit
de volledig linksom gedraaide stand.
2
Aantal slagen van de stelmoer linksom vanuit
de volledig ingeschroefde positie (gesloten).
Tiger 900 Rally, Tiger 900 Rally Pro and
Tiger 900 Bond Edition Instellingen
achtervering
Belasting Veervoorspa
nning1
Uitgaande
demping2
Solo rijden -
normaal 10,5 1,25
Solo rijden -
comfortabel
(zachter)
10,5 2
Solo rijden -
sportief (stugger) 10,5 0,75
Solo rijden -
offroad (ruw
terrein)
MIN 1
Solo rijden -
offroad (glad
terrein)
MIN 0,5
Bestuurder en
bagage MAX 1
Bestuurder en
passagier MAX 0,75
Berijder,
passagier en
bagage (zonder
overschrijding
limieten)
MAX 0,5
1 Aantal slagen van de afsteller rechtsom vanuit
de volledig linksom gedraaide stand.
2
Aantal slagen van de stelmoer linksom vanuit
de volledig ingeschroefde positie (gesloten).

ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUD
ONDERHOUDONDERHOUD
176
Afstellen van de demping van de
terugvering van de achtervering
Tiger 900 GT en Tiger 900 GT (LRH)
De stelschroef voor de
terugveringsdemping bevindt zich
onderaan de achterschokdemper en is
vanaf de linkerkant van de motorfiets
bereikbaar.
1. Versteller uitgaande demping
Uitgaande demping wijzigen:
▼Draai de stelschroef rechtsom voor
een hogere waarde (hardere vering)
en linksom voor een lagere waarde
(zachtere vering).
▼De instelling wordt gemeten als het
aantal slagen linksom van de
stelschroef vanuit de volledig
rechtsom gedraaide stand.
Afstellen van de demping van de
terugvering van de achtervering
Tiger 900 Rally, Tiger 900 Rally Pro and
Tiger 900 Bond Edition
De stelschroef voor de
terugveringsdemping bevindt zich
onderaan de achterschokdemper en is
vanaf de linkerkant van de motorfiets
bereikbaar.
1. Versteller uitgaande demping
Uitgaande demping wijzigen:
▼Draai de stelschroef rechtsom voor
een hogere waarde (hardere vering)
en linksom voor een lagere waarde
(zachtere vering).
▼De instelling wordt gemeten als het
aantal slagen linksom van de
stelschroef vanuit de volledig
rechtsom gedraaide stand.
Product specificaties
Merk: | Triumph |
Categorie: | Motor |
Model: | Tiger 900 GT Pro (2020) |
Heb je hulp nodig?
Als je hulp nodig hebt met Triumph Tiger 900 GT Pro (2020) stel dan hieronder een vraag en andere gebruikers zullen je antwoorden
Handleiding Motor Triumph

24 Mei 2024

24 Mei 2024

7 Juli 2023

18 Juni 2023

15 Juni 2023

15 Juni 2023

10 Juni 2023

4 Juni 2023

3 Juni 2023

27 Mei 2023
Handleiding Motor
- Motor Yamaha
- Motor Aprilia
- Motor Benelli
- Motor BMW
- Motor BodyCraft
- Motor Danfoss
- Motor Derbi
- Motor Ducati
- Motor Elac
- Motor Emco
- Motor Harley Davidson
- Motor Honda
- Motor Husqvarna
- Motor Kawasaki
- Motor Kettler
- Motor KTM
- Motor Mercedes-Benz
- Motor Metabo
- Motor Milwaukee
- Motor Mitsubishi
- Motor Moto Guzzi
- Motor MV Agusta
- Motor Nautilus
- Motor Piaggio
- Motor Reebok
- Motor SMC
- Motor Suzuki
- Motor Texas
- Motor Victory
- Motor Zero
- Motor Joy-it
- Motor Juki
- Motor Mahindra
- Motor Beta
- Motor Hyosung
- Motor TVS
- Motor GasGas
- Motor Indian
- Motor Bajaj
- Motor Mash
- Motor Hero
- Motor Cagiva
- Motor Chang Jiang
- Motor Ridley
- Motor Sherco
- Motor Royal Enfield
- Motor Anova
- Motor CRRCpro
Nieuwste handleidingen voor Motor

2 Februari 2025

8 Januari 2025

8 Januari 2025

27 December 2024

14 December 2024

14 December 2024

14 December 2024

3 December 2024

26 November 2024

16 November 2024