REMKO VRS 100 Handleiding

REMKO Heater VRS 100

Lees hieronder de 📖 handleiding in het Nederlandse voor REMKO VRS 100 (24 pagina's) in de categorie Heater. Deze handleiding was nuttig voor 39 personen en werd door 2 gebruikers gemiddeld met 4.5 sterren beoordeeld

Pagina 1/24
3
*
Deze gebruiksaanwijzing moet altijd in de onmiddellijke
nabijheid van het apparaat bewaard worden! *
pagina
Veiligheidsinstructies 4
Beschrijving van de apparaten 4
Veiligheidsinrichting 5
Voorwaarden voor de opstelling 6
Afvoergasinstallatie 9
Opstelling en montage 10
Ingebruikname 11
Buitenbedrijfstelling 12
Verzorging en onderhoud 13
pagina
Technische gegevens 14
Voorstelling van het apparaat 16
Lijst van vervangingsonderdelen 17
Schakelschema 230 V 18
Schakelschema 400V directe start 19
Schakelschema 400V Y/∆ start 20
Schakelschema 400V ventilatormotor 21
Eliminering van storingen 22
Onderhouds- en verzorgingsprotocol 23
Voor ingebruikname / gebruik van het apparaat moet deze handleiding zorgvuldig
worden doorgelezen!
Bij niet-doelmatig gebruik, opstelling, onderhoud enz. of eigenmachtige
veranderingen aan de vanuit de fabriek geleverde uitvoering
van het apparaat vervalt elk recht op garantie.
Wijzigingen voorbehouden!
Staand apparaat Liggend apparaat
4
Bij de inzet van het apparaat moeten in principe altijd
de plaatselijke bouw- en brandveiligheidsvoorschriften
en de voorschriften van de beroepsvereniging in acht
genomen worden.
Voor onderhouds- of reparatiewerkzaamheden moe-
ten de apparaten in principe van het stroomnet geï-
soleerd worden.
Zekeringen eruit draaien resp. de hoofdschakelaar
op de plaats van installatie uitschakelen.
*
Het is niet voldoende om de apparaten uit te scha-
kelen via de bedrijfsschakelaar!
De apparaten mogen alleen bediend worden door
personen die geïnstrueerd zijn in de bediening van
de apparaten.
De apparaten moeten zo worden opgesteld en wer-
ken, dat personen niet in gevaar kunnen worden ge-
bracht door stralingswarmte en er geen brand kan
ontstaan.
De apparaten mogen in gesloten ruimtes alleen
worden opgesteld en werken, als de apparaten een
voor de verbranding toereikende hoeveelheid lucht
wordt toegevoerd.
Als dit niet gegarandeerd kan worden, dan moet
voor de brander een aparte aanzuiging van frisse
lucht uit de open lucht geïnstalleerd worden.
De apparaten mogen alleen op een niet-brandbare
ondergrond worden opgesteld.
De apparaten mogen alleen bevestigd worden aan
stabiele constructies van niet-brandbare materialen
met voldoende draagvermogen.
De bevestiging moet worden uitgevoerd met draag-
krachtige ankers, die aan het apparaat bevestigd
moeten worden.
De apparaten mogen niet in een omgeving worden
opgesteld en werken waar brand- of explosiegevaar
bestaat.
De apparaten moeten buiten verkeerszones, b.v.
ook van kranen, worden opgesteld.
Er moet een veiligheidszone van 1 m worden vrijge-
houden.
De aanzuigbeschermroosters moeten altijd vrij van
vuil en losse voorwerpen zijn.
Nooit vreemde voorwerpen in de apparaten steken.
De apparaten mogen niet worden blootgesteld aan
een directe waterstraal.
Nooit water laten binnendringen in het inwendige
van de apparaten.
Alle elektrische kabels van de apparaten moeten te-
gen beschadigingen (ook door dieren) beschermd
worden.
*
De apparaten zijn niet bedoeld voor de verwarming
van woonruimtes en dergelijke.
*
Veiligheidsinrichtingen mogen tijdens het bedrijf
niet overbrugd noch geblokkeerd worden.
Werking en opbouw
De apparaten (warmeluchtgenerators) zijn geconcipi-
eerd voor een universeel, volautomatisch en probleem-
loos bedrijf. Ze worden direct gestookt met stookolie EL
of aard-/vloeibaar gas.
De apparaten zijn geconcipieerd voor het bedrijf met
een aparte ventilatorbrander in het 1-traps bedrijf. Bran-
ders voor een 2-traps bedrijf mogen ter vermijding van
condensaatvorming alleen tijdens het startproces in het
deellastbereik werken.
De aansluiting van de apparaten aan een door de bou-
winspectie toegelaten gasafvoerinstallatie is absoluut
vereist.
De apparaten zijn uitgerust met 1-traps, geluids- en on-
derhoudsarme radiale ventilators met aandrijfmotor en
aangebouwde schakel- en regelapparatuur.
De fundamentele veiligheids- en gezondheidseisen van
de geldende EU-voorschriften worden door de appara-
ten volledig vervuld. Ze zijn bedrijfsveilig en eenvoudig
te bedienen.
Garanties voor een langdurig, foutloos bedrijf zijn de ro-
buuste constructie en de schone verwerking van de uit
hoogwaardige materialen vervaardigde apparaten. An-
dere pluspunten zijn de eenvoudige, snelle en voordeli-
ge montage en de onderhoudsvriendelijkheid van de
apparaten.
Doelmatig gebruik
De apparaten zijn omwille van hun conceptie en uitrus-
ting uitsluitend geconcipieerd voor verwarmings- en
ventilatiedoeleinden in de industrie of de nijverheid.
Bij niet-naleving van de opgaven van de fabrikant of de
wettelijke voorschriften of bij eigenmachtige veranderin-
gen aan de apparaten is de fabrikant niet aansprakelijk
voor de daaruit resulterende schade.
REMKO verwarmingsautomaten verwarmen of tempe-
reren:
werkplaatsen
opslaghallen
expositiehallen
beurshallen
hallen met een lichte constructie
verkoopruimtes
kassen enz.
Plaats van inzet van de apparaten
De apparaten leveren, als direct gestookte warmeluch-
generators (WLG), onmiddellijk warmte. Ze worden uit-
sluitend ingezet voor industriële en ambachtelijke doel-
einden. Voor de inzet ervan bestaan ten aanzien van
de opstellingsplaats in de regel minimale beperkingen.
5
Werkwijze
Na het inschakelen van het apparaat door activering
van de bedrijfsschakelaar in de stand „Verwarmen
resp. „I” schakelt de ventilatorbrander zich in.
Bij de 400 V uitvoering licht ter controle de bedrijfs-lamp
„Brander” aan de schakelkast op. De brandkamer met
warmtewisselaar wordt nu opgewarmd.
Na het bereiken van de vast ingestelde gewenste tem-
peratuur schakelt de luchttoevoerventilator zich auto-
matisch in. Bij de 400 V uitvoering licht bovendien ter
controle de bedrijfslamp „Ventilator” aan de schakelkast
op. Er wordt warme lucht uitgeblazen.
Afhankelijk van de warmtebehoefte wordt het beschre-
ven proces herhaald.
Bij een verwarmingsbedrijf via ruimtethermostaat
(bedrijfsschakelaar in de stand „Verwarmen” resp. „I”)
geschiedt het proces, zoals hiervoor beschreven, volau-
tomatisch al naargelang de betreffende warmtebehoefte.
Door de drievoudige combinatieregelaar en de brander-
automaat (bestanddeel van de ventilatorbrander) wor-
den alle functies van het apparaat volautomatisch uitge-
voerd en veilig bewaakt.
Na het uitschakelen van het apparaat via de bedrijfs-
schakelaar of door de ruimtethermostaat loopt de lucht-
toevoerventilator nog een bepaalde tijd na tot de brand-
kamer resp. de warmtewisselaar zijn afgekoeld, en
schakelt dan automatisch uit.
Drievoudige combinatieregelaar volgens DIN 3440
Bij olie- of gasgestookte warmeluchtgenerators moeten
conform DIN 3440 een temperatuurbewaker (brander-
thermostaat) en een veiligheidstemperatuurbegrenzer
(VTB) bij het overschrijden van een bepaalde uitblaas-
temperatuur (grenswaarde) de brandstoftoevoer zelf-
standig uitschakelen en vergrendelen.
De 3 functies van de combinatieregelaar
1. Ventilatorregelaar (TR)
Regelt het in- en uitschakelen van de circulatie-
luchtventilator. Het schakelpunt wordt ingesteld via
de „Stelhefboom TR”.
Gewenste waarde ca. 40 °C.
2. Temperatuurbewaker voor de brander (TB)
De temperatuurbewaker begrenst de apparaat-/
uitblaastemperatuur. Het schakelpunt wordt inge-
steld via de „Stelhefboom TW”.
Gewenste waarde ca. 80 – 85 °C.
3. Veiligheidstemperatuurbegrenzer (VTB)
Zorgt voor de controlefunctie van de temperatuurbe-
waker.
Schakelpunt vast ingesteld op 100 °C.
Een herinschakelblokkering verhindert na reactie
een nieuwe start van de brander.
De reset-knop (RESET) moet van buiten, bij geslo-
ten behuizingsdeksel, manueel geactiveerd worden.
*
Het apparaat mag nooit, behalve in noodsituaties,
voor het aflopen van de hele nakoelfase van het
stroomnet geïsoleerd worden.
Bij eventuele onregelmatigheden of het doven van de
vlam wordt de brander uitgeschakeld door de brander-
automaat.
De stoorlamp van de automaat en de rode stoorlamp
„Brander” (alleen 400 V uitvoering) aan de schakelkast
lichten op. Een nieuwe start kan pas geschieden na
manuele ontgrendeling van de branderautomaat.
De veiligheidstemperatuurbegrenzer (VTB) onderbreekt
de branderfunctie bij oververhitting. De manuele ont-
grendeling van de VTB kan pas geschieden na afkoe-
ling van het apparaat.
De ventilatormotor (400 V uitvoering) wordt bewaakt
door een thermisch overstroomrelais.
Bij overbelasting van de motor wordt het bedrijf onder-
broken door het relais en de rode stoorlamp „Ventilator”
aan de schakelkast licht op. Een ontgrendeling is pas
mogelijk na het openen van de schakelkast.
*
Voor het terugzetten van de VTB moeten de bedrijfs-
voorwaarden van het apparaat gecontroleerd worden
om te vermijden dat de VTB-temperatuur opnieuw
wordt overschreden.
*
Voor de ontgrendeling van het overstroomrelais
moeten de mogelijke oorzaken voor de stooruit-
schakeling onderzocht worden.
REMKO drievoudige combinatieregelaar
TB TR
VTB
Afb. zonder behuizingsdeksel
6
Belangrijke informatie over de combinatieregelaar
De drievoudige combinatieregelaar heeft een voeler-
zelfbewaking en is koudebestendig tot -20°C. Onder
-20°C schakelt het apparaat uit, bij temperatuurstijging
echter weer in. Het apparaat is weer volledig operatio-
neel.
Bij beschadiging van de voeler of van de capillaire buis
en bij het bereiken van een temperatuur van ca. 220 °C
loopt het vulmedium weg en de combinatieregelaar
schakelt naar de veiligheidskant toe uit. De combinatie-
regelaar is niet meer operationeel en moet vervangen
worden.
Neem de volgende instructies voor de vervanging van
de drievoudige combinatieregelaar in acht.
De capillaire buizen mogen bij de inbouw niet be-
schadigd of scherphoekig geknikt worden.
Er mag alleen worden gebogen aan de capillaire
buis en niet aan de voeler.
Voor een betrouwbare werking van het apparaat moe-
ten de voelers altijd vrij in de warmeluchtstroom liggen.
De voelers moeten altijd vrij van stof en vuil zijn.
Capillaire buizen en voel n enkele be-ers mogen gee
schadiging vertonen.
De voelers mogen niet tegen de brandkamer of an-
dere metalen delen aan liggen.
*
Bij een vervanging van de drievoudige combinatie-
regelaar mag uitsluitend een origineel REMKO ver-
vangingsonderdeel gebruikt worden!
*
Een zorgvuldige en deskundige installatie resp.
montage moet absoluut gegarandeerd worden.
Bij de opstelling van de apparaten moeten in principe
de richtlijnen van de bouwverordening en de stookin-
stallatieverordening van de betreffende deelstaat wor-
den nageleefd.
De Eerste verordeningen voor de uitvoering van de
(Duitse) immissiebeschermingswet (1. BImSchG) en de
daarna uitgevaardigde wetgeving van de verordening
over kleine stookinstallaties (1. BImSchV) moeten even-
eens toegepast worden.
Hierbij zijn warmeluchtgenerators echter speciaal uitge-
zonderd van sommige punten.
*
De veiligheidsinrichtingen mogen tijdens het bedrijf
van het apparaat niet overbrugd noch geblokkeerd
worden!
*
Er mogen uitsluitend bouwmodelgecontroleerde
oliebranders (volgens DIN EN 267) in WLG uitvoering
of gasbranders (volgens DIN EN 676) gebruikt wor-
den.
*
Bij levering van de apparaten vanuit de fabriek met
een olie- of gasventilatorbrander is een aparte ge-
bruiksaanwijzing voor de brander bijgevoegd.
Keuze van de opstellingsplaats
Bij de keuze van de opstellingsplaats moeten de eisen
worden afgestemd met het oog op:
1. brandveiligheid en bedrijfsgevaren
2. werking
ruimteverwarming, vrijblazend of kanaalsysteem,
(rekening houden met de drukverhouding in de op-
stellingsruimte)
3. Bedrijfsvoorwaarden
warmtebehoefte, nominale luchtvolumestroom, be-
hoefte aan omgevings- of buitenlucht, luchtvochtig-
heid, luchtverdeling, ruimtetemperatuur, plaatsbe-
hoefte
4. aansluitmogelijkheid aan een gasafvoerinstallatie
Olie- en gasgestookte warmeluchtgenerators (ook met
een nominale warmtecapaciteit van meer dan 50 kW)
mogen in de regel met inachtneming van de stookin-
stallatieverordening buiten verwarmingsruimtes worden
opgesteld.
De richtlijn van de bouwinspectie voor de „Opstelling en
installatie van stookplaatsen“ moet in acht worden ge-
nomen.
Voor ruimtes waarin licht ontvlambare stoffen of meng-
sels in zulke hoeveelheden verwerkt, opgeslagen of ge-
produceerd worden, dat door een ontsteking gevaren
ontstaan, mogen uitzonderingen gemaakt worden, als
door adequate maatregelen gegarandeerd is, dat de
stoffen of mengsels niet door de stookplaats kunnen
ontbranden.
*
De apparaten moeten zo opgesteld en gemonteerd
worden, dat ze gemakkelijk toegankelijk zijn voor be-
wakings-, reparatie- en onderhoudswerkzaamheden.
Verbrandingsluchttoevoer
In het algemeen moet door de betreffende eisen van de
bouwinspectie de toereikende toevoer van de verbran-
dingslucht gegarandeerd worden.
Uittreksel van de M-FeuVO
(Kan al naargelang de deelstaat enigszins afwijken.)
(1) Voor van de ruimtelucht afhankelijke stookplaatsen
met een totale nominale warmtecapaciteit van maxi-
maal 35 kW geldt de verbrandingsluchttoevoer als
aangetoond als de stookplaatsen zijn opgericht in
een ruimte die:
1. minstens één deur naar de open lucht of een raam
dat kan worden geopend (ruimtes met verbinding
naar de open lucht), en een ruimte-inhoud van min-
stens 4 m3 per kW totale warmtecapaciteit heeft, of
2. een naar de open lucht leidende opening met een
binnenwerks diameter van minstens 150 cm 2 of
twee openingen van elk 75 cm2 of leidingen naar
de open lucht met stromingstechnisch equivalente
diameters heeft.
(2) Voor van de ruimtelucht afhankelijke stookplaatsen
met een totale nominale warmtecapaciteit van meer
dan 35 kW en niet meer dan 50 kW geldt de ver-
brandingsluchttoevoer als aangetoond als de stook-
plaatsen zijn opgericht in ruimtes, die de eisen vol-
gens paragraaf 1 nr. 2 vervullen.
7
(3) Voor van de ruimtelucht afhankelijke stookplaatsen
met een totale nominale warmtecapaciteit van meer
dan 50 kW geldt de verbrandingsluchttoevoer als
aangetoond als de stookplaatsen zijn opgericht in
ruimtes die een naar de open lucht leidende opening
of leiding hebben.
De diameter van de opening moet minstens 150 cm2
en voor elke boven 50 kW nominale warmtecapaci-
teit uit gaande kW nominale warmtecapaciteit 2 cm2
meer bedragen.
De leidingen moeten stromingstechnisch equivalen-
te afmetingen hebben.
De vereiste diameter mag ten hoogste verdeeld zijn
over twee openingen resp. leidingen.
(4) Verbrandingsluchtopeningen en -leidingen mogen
niet afgesloten of dichtgezet worden, voorzover niet
door speciale veiligheidsinrichtingen gegarandeerd
is dat de stookplaats alleen kan werken bij geopen-
de afsluiting.
De vereiste diameter mag door de afsluiting of tra-
lies niet vernauwd worden.
(5) Afwijkend van de paragrafen 1 tot 3 kan voor van de
ruimtelucht afhankelijke stookplaatsen een toerei-
kende verbrandingsluchttoevoer op een andere ma-
nier worden aangetoond.
Bijvoorbeeld door:
Een aan de brander of de bekleding ervan aangeslo-
ten doorlopende leiding met een toereikende diame-
ter naar de open lucht. Deze moet zijn aangepast
aan de beschikbare zuigcapaciteit van de brander
en de leidingweerstanden (inclusief die van het aan-
zuigbeschermrooster), zodat een foutloze verbran-
ding gegarandeerd is.
Opstelling
Gelieve de volgende punten in acht te nemen.
De apparaten mogen in ruimtes alleen dan worden
opgesteld en werken als de apparaten een voor de
verbranding toereikende hoeveelheid lucht wordt
toegevoerd en de afvoergassen via een gasafvoerin-
stallatie naar de open lucht worden geleid.
Van de ruimtelucht afhankelijke apparaten mogen in
ruimtes of gebouwen waaruit lucht met behulp van
ventilators, zoals beluchtings- of afzuigsystemen enz.,
wordt afgezogen, alleen dan worden opgesteld als:
1. een gelijktijdig bedrijf van de apparaten en de
luchtafzuigende installatie(s) door veiligheidsin-
richtingen verhinderd wordt,
2. de gasafvoer door speciale veiligheidsinrichtingen
bewaakt wordt,
3. de afvoergassen van de apparaten via de luchtaf-
zuigende installatie(s) afgevoerd worden of
4. door de constructie of de afmetingen van de in-
stallatie gegarandeerd is dat er geen gevaarlijke
onderdruk kan ontstaan.
De apparaten moeten stabiel op een geschikte, niet-
brandbare ondergrond en buiten verkeerszones, b.v.
ook van kranen, opgesteld worden.
De apparaten moeten zo worden opgesteld en
werken, dat personen niet in gevaar worden
gebracht door afvoergassen en stralingswarmte en
er geen brand kan ontstaan.
De apparaten moeten zo worden opgesteld, dat er
geen gevaren of ontoelaatbare belastingen, b.v.
schokken, slingeringen of geluiden, van uitgaan.
De apparaten moeten zo opgesteld en gemonteerd
worden, dat ze gemakkelijk toegankelijk zijn voor
reparatie- en onderhoudswerkzaamheden .
Bedieningselementen die als ze ondeskundig
geactiveerd worden, tot gevaarlijke bedrijfstoestan-
den kunnen leiden, moeten, voorzover ze algemeen
toegankelijk zijn, tegen onbevoegde activering
beschermd worden.
Een directe aanzuiging van de buitenlucht is met de
standaard brandkamer niet aanbevelenswaardig. Bij
de montage van mengluchtkleppen (toebehoren)
moeten deze contraroterend gekoppeld zijn. Het
aandeel toegevoerde frisse lucht mag 30 % niet
overschrijden.
De apparaten mogen niet worden opgesteld en
werken in ruimtes en omgevingen waar brand- of
explosiegevaar bestaat.
*
De apparaten zijn geschikt voor het gebruik van
toebehoren aan aanzuig- en uitblaaskant.
*
De apparaten zijn niet geschikt voor de uitsluitende
inzet als luchttoevoerapparaten.
Montage op de vloer
De apparaten moeten stabiel, op een niet-brandbare
ondergrond en buiten verkeerszones, b.v. van kranen,
worden opgesteld.
Om de apparaten te beschermen tegen beschadigingen
in industriële ruimtes, voor het ongehinderde
onderhoud en reparatie aan het apparaat en de brander
en evt. voor het ongehinderde aanzuigen en uitblazen
van de lucht moet er een veiligheidszone van 1 m rond
de apparaten vrijgehouden worden.
De veiligheidszone moet door een informatiebord met
het volgende opschrift worden aangeduid:
Een vaste afgrenzing voor vaak bereden zones wordt
aanbevolen.
„Veiligheidszone, 1 m afstand
vrijhouden.”
8
Montage aan de muur
De voor de montage voorziene muur moet uit niet-
brandbare materialen bestaan. De belastbaarheid er-
van moet gecontroleerd worden, eventueel moeten er
versterkingen worden aangebracht.
De consoles moeten voldoende aan de muur verankerd
en de apparaten er veilig op bevestigd zijn.
Er moet voldoende vrije ruimte voor onderhoudsmoge-
lijkheden voorzien worden voor warmtewisselaar, bran-
der, ventilator en gasafvoerinstallatie.
Neem absoluut de volgende instructies in acht.
Bedieningsinrichtingen voor apparaat en brandstof-
toevoer moeten van op de grond geactiveerd kun-
nen worden.
Als er hulpmiddelen nodig zijn voor bewakings-, on-
derhouds- en reparatiewerkzaamheden, dan moeten
deze door de exploitant beschikbaar worden ge-
steld.
Montage van hangende apparaten
De apparaten mogen alleen aan draagkrachtige con-
structies of plafonds van niet-brandbare materialen met
voldoende draagvermogen bevestigd worden.
De bevestiging moet worden uitgevoerd met draag-
krachtige ankers, die aan het apparaat bevestigd moe-
ten worden.
Bovendien moeten de in de paragraaf „Montage aan de
muur” opgesomde eisen in acht worden genomen.
Brandstoftoevoer
De brandstoftoevoer moet geïnstalleerd worden met in-
achtneming van DIN 4755 voor oliegestookte WLG, van
DIN 4756 resp. van het DVGW werkblad G 600 voor
gasgestookte WLG en van de TRF voor vloeibaar gas.
Met name bij stookolieleidingen moet men ervoor zor-
gen dat de diameter ervan voldoende groot wordt geko-
zen. Bij de vastlegging ervan moet men rekening hou-
den met de zuighoogte, de totale leidingweerstanden
en verhoogde viscositeit bij lagere temperaturen. Onder
bepaalde omstandigheden moeten er olietransportag-
gregaten voorzien worden.
De leidingen moeten zo gelegd worden, dat ze gemakke-
lijk ontlucht kunnen worden en tegen corrosie en mecha-
nische beschadigingen beschermd zijn.
*
De gemeten druk van de zuigleiding mag -0,3 bar
niet overschrijden. Hij mag ten hoogste -0,4 bar
bedragen.
Ruimteverwarming
De apparaten mogen in gesloten ruimtes of hallen al-
leen werken met een ruimtethermostaat.
Elektrische installatie
Voor de volgens DIN EN 60335-1 en VDE 0116 uit te
voeren elektrische installatie moet gecontroleerd wor-
den of een ontoelaatbare onderspanning als gevolg van
ook maar kortstondige netoverbelasting mogelijk is.
Voor de aansluiting van de apparaten moeten leidingdi-
ameters gelegd worden, die ook bij het starten van de
ventilator geen ontoelaatbare daling van de spanning
tot gevolg hebben.
Bij de aansluiting van de apparaten in 400 V uitvoering
moet op de correcte fasevolgorde van het draaiveld
gelet worden. Een niet correct uitgevoerde aansluiting
kan een verkeerde draairichting van de ventilator tot ge-
volg hebben.
Bij apparaten met een nominale warmtecapaciteit van
meer dan 50 kW moet er een noodschakelaar worden
aangebracht op een goed toegankelijke plaats in de op-
stellingsruimte.
*
Alle schakelaars moeten, indien algemeen
toegankelijk, tegen beschadiging en onbevoegd
gebruik beschermd worden!
Jaarlijkse controle en onderhoud
De apparaten moeten al naargelang de inzetvoorwaar-
den indien nodig, minstens echter eenmaal per jaar,
door een deskundige op werkveilige toestand gecontro-
leerd worden.
De exploitant moet de installatie omwille van de operati-
onaliteit, bedrijfsveiligheid, zuinigheid en de naleving
van de emissiegrenzen minstens eenmaal per jaar door
iemand die daar van de fabrikant opdracht toe heeft ge-
kregen, of door een andere deskundige laten controle-
ren. Voor de meting van de verbrandingswaarden moet
te werk worden gegaan volgens de wetgeving van de
BImSchV.
Bij geconstateerde gebreken moet de exploitant erop
gewezen worden dat hij een onmiddellijke reparatie
resp. een vervanging van modules laat uitvoeren.
Hiervoor geldt:
Reparatiewerkzaamheden aan begrenzingsinrichtin-
gen, zelfinstelorganen en vlambewakingsinrichtin-
gen en aan andere veiligheidsinrichtingen mogen
alleen door de betreffende fabrikant of diegene die
hij daar opdracht toe heeft gegeven, aan de betref-
fende inrichting worden uitgevoerd.
*
De apparaten worden uitsluitend industrieel en
ambachtelijk gebruikt. Ze zijn niet bedoeld voor de
verwarming van woonruimtes en dergelijke.
9
WS-1000-E
WS-ÜGI-D
AS-ME-D
AS-1000-D
AS-T90-D
AS-RT-D
AS-GI-D
AS-WK-D
Staande montage
AS-500-E
AS-ÜGI-D
AS-ME-D
AS-1000-D
AS-T90-D
AS-RT-D
AS-GI-D
AS-WK-D
AS-RB90-E
Liggende montage
wandconsole
Gasafvoerinstallaties zijn constructies in of aan gebou-
wen, die er uitsluitend voor bestemd zijn om afvoergas-
sen van stookplaatsen veilig af te voeren boven het dak.
Voor de planning en installatie van gasafvoersystemen
zijn van bijzonder belang:
de betreffende stookinstallatieverordening (FeuVo)
de betreffende bouwverordening
DIN 18160 deel 1, planning en uitvoering
DIN 4705 Teil 1, stooktechnische berekening
Technische regels voor gasinstallatie DVGW-TRGI
1996
*
Voor de installatie van het gasafvoersysteem moet
in elk geval een vergunning worden aangevraagd.
Het apparaat moet in de regel worden aangesloten aan
een geschikte en qua constructie toegelaten gasafvoer-
installatie.
Houd bij de planning van de gasafvoerinstallatie reke-
ning met de volgende punten:
De installatie en montage van de gasafvoerinstalltie
moet worden uitgevoerd volgens de geldende voor-
schriften.
Elke stookplaats moet een eigen schoorsteen heb-
ben. Het samenstellen van schoorstenen uit staal-
plaat is niet toegelaten.
De afmetingen van de gasafvoerleiding moeten zijn
aangepast aan de capaciteit en de bouwhoogte van
de apparaten.
Gasafvoerinstallaties moeten wat betreft binnen-
werks diameter en hoogte zulke afmetingen hebben,
dat de afvoergassen bij alle doelmatige bedrijfstoe-
standen naar de open lucht worden afgevoerd en er
tegenover ruimtes geen gevaarlijke positieve druk
kan optreden. Daarvoor moet, voorzover vereist, ook
rekening worden gehouden met de weerstand tegen
warmtedoorgang en het inwendig oppervlak.
De mondingen van gasafvoerinstallaties moeten min-
stens 40 cm boven de nok uitsteken of ten minste 1
m verwijderd zijn van het dakoppervlak.
Als er stuwdrukken, b.v. door valwinden of van aan-
grenzende gebouwen, te verwachten zijn, dan moet
de schoorsteenkop dienovereenkomstig ontworpen
worden.
In dakconstructies moet de gasafvoerinstallatie door
een mantelbuis of een schacht geleid worden om
een vrije uitzetting van de gasafvoerleiding bij ver-
warming mogelijk te maken.
De aansluiting van de apparaten moet dicht uitge-
voerd en door een klinknagel resp. schroef tegen on-
opzettelijk loskomen beveiligd worden.
Er moet bij voorkeur een zo kort mogelijk horizontaal
gasafvoertraject voorzien worden.
Er moet een herafsluitbare meetopening op een af-
stand van 2 x gasafvoerbuis achter de aansluiting
van de apparaten voorzien worden.
Onder bepaalde omstandigheden is ook een meting
aan de monding van de gasafvoer mogelijk.
De dubbelwandige roestvrij stalen gasafvoersystemen
van REMKO zijn door het Instituut voor Bouwtechniek
volgens DIN 18160 deel 1 algemeen toegelaten door
de bouwinspectie.
Toepassingsvoorbeeld:
Roestvrij stalen schoorsteen, dubbelwandig,
buitenmontage
10
Thermostaataansluiting
De ruimtethermostaat (toebehoren) moet worden aan-
gebracht op een voor de temperatuurregeling gunstige
plaats.
De thermostaatvoeler mag niet rechtstreeks zijn bloot-
gesteld aan een bijzondere koude of warme lucht-
stroom.
Bij de installatie van een automatische dag / nacht tem-
peratuurregeling (toebehoren) moet eveneens zo te
werk worden gegaan.
400 V / 3~ uitvoeringen
De aansluiting van een ruimtethermostaat of een dag /
nacht temperatuurregeling gebeurt bij deze uitvoerin-
gen aan de betreffende contactstrips.
Voer de aansluiting als volgt uit:
Verwijder de brug en bezet de klemmen met de bijho-
rende draden van de regeling.
Aansluiting van de ventilatormotor
De apparaten zijn in de fabriek volledig bedraad.
Bij evt. veranderingen aan of vervanging van de ventila-
tormotoren moet op de juiste motoraansluiting gelet
worden.
Opstelling van het apparaat
Bij de opstelling van het apparaat moeten in principe de
voor de betreffende deelstaat geldende voorschriften
en verordeningen in acht worden genomen.
Neem bovendien de volgende punten in acht.
Verwijder in principe het transportpalet resp. het
hout voor de opstelling.
Stel de apparaten stabiel op.
Stel de apparaten bij een montage op de vloer veilig
en spanningsvrij op, bij voorkeur op een aparte sokkel.
Zorg ervoor dat de ventilatorcapaciteit (nominale
druk) wordt aangepast aan de betreffende weer-
standen aan luchtkant.
Nominale stroom meten.
Zorg voor een vrije luchtaanzuiging en -uitblazing.
Zorg voor een toereikende toevoer van verbran-
dingslucht.
Installeer een frisseluchtaanzuiging voor de brander,
indien in de opstellingsruimte over- of onderdruk
resp. sterke luchtverontreinigingen optreden.
Leid de aangezogen lucht via adequate filters
(toebehoren), indien in de opstellingsruimte reke-
ning moet worden gehouden met sterke luchtvervui-
lingen.
Er moet rekening worden gehouden met de weer-
stand aan zuigkant en de ventilatorcapaciteit moet
dienovereenkomstig worden aangepast.
Trek de brugstekker eraf en verbind de
thermostaatstekker 2 met de thermo-
staatcontactdoos 1 aan de schakelkast.
Bij gebruik van regelapparaten zonder
standaard thermostaatstekker is deze
verkrijgbaar als toebehoren (EDV-nr.
1101020).
2
1
Gasafvoeraansluiting
De uitvoering moet overeenkomen met DIN 18160 deel
1, de afmetingen met DIN 4705 deel 1.
Een reglementaire afvoergasgeleiding moet gega-
randeerd zijn.
De gasafvoeraansluiting moet deskundig volgens de
geldende voorschriften worden uitgevoerd.
De gasafvoeraansluiting mag alleen gebeuren aan
een reeds goedgekeurde gasafvoerinstallatie.
*
De lucht mag uitsluitend worden aangezogen via
de voorziene aanzuigopeningen. Als de bodem van
het apparaat niet is ontworpen als aanzuigvariant,
dan moet deze in principe ter vermijding van de
aanzuiging van valse lucht afgesloten zijn.
Elektrische installatie
De elektrische aansluiting van de apparaten moet wor-
den uitgevoerd door geautoriseerd vakpersoneel vol-
gens DIN EN 60335-1 en VDE 0116.
Er moet een noodschakelaar worden aangebracht
op een goed toegankelijke plaats bij apparaten met
een nominale warmtecapaciteit van meer dan 50 kW.
De noodschakelaar moet beschermd worden tegen
onbevoegde activering!
230 V / 1~ uitvoering
De aansluiting van een ruimtethermostaat of een dag /
nacht temperatuurregeling gebeurt bij de schakelkasten
van de 230 V / 1~ uitvoering aan de standaard voorhan-
den thermostaatcontactdoos.
Voer de aansluiting als volgt uit:
1
brug
2
contactstrip X2
400 V / 3~ directe start
400 V / 3~ Y / start
1
brug
2
contactstrip X2
11
Gasaansluiting
Al naargelang de capaciteit van het apparaat moet tij-
dens het bedrijf van het apparaat een toereikende hoe-
veelheid gas en de vereiste gasdruk voortdurend be-
schikbaar zijn.
De installatie van de gasaansluiting moet worden
uitgevoerd door geautoriseerd vakpersoneel.
DIN 4756 resp. het DVGW-werkblad G 600 voor
gasgestookte warmeluchtgenerators en de TRF voor
vloeibaar gas moeten in acht worden genomen.
Gasdrukregelapparaten en afsluitkranen moeten in
principe op de plaats van installatie beschikbaar
worden gesteld.
De leidingdiameter moet gekozen worden met het
oog op de aansluitwaarde van het apparaat, de tota-
le leidingweerstand en de hoogte van de gasvoordruk.
Ingebruikname van de ventilatormotor
Controle van de aandrijving
1. Controleer de goede bevestiging van de bevesti-
gingsschroeven van de hele aandrijving.
2. Controleer de voorspanning van de aandrijfriem.
3. Controleer de draairichting van de ventilator.
Meten van de nominale stroom en van de krachtont-
neming
1. Open ter vermijding van foutieve metingen de roos-
ters in het luchtkanaal resp. de uitblaaskap en mon-
teer alle voorziene aanzuig- resp. blinde platen aan
het apparaat.
2. Controleer de netspanning.
3. Voer de vereiste metingen en instellingen uit.
Directe start
De gemeten nominale stroom mag de op het type-
plaatje van de motor opgegeven waarde niet over-
schrijden.
Het thermische overstroomrelais instellen over-
eenkomstig de nominale stroom van de aandrijf-
motor.
Y / start
De gemeten nominale stroom mag de op het type-
plaatje van de motor opgegeven waarde niet over-
schrijden.
De nominale stroom vermenigvuldigen met de fac-
tor 0,58 en het thermische overstroomrelais instel-
len op de berekende waarde.
*
Voor de eerste ingebruikname moet de gastoevoer-
leiding grondig gereinigd en op dichtheid gecontro-
leerd worden!
Stookolieaansluiting
Er moet worden gezorgd voor voldoende brandstoftoe-
voer.
De zuigleiding moet in de tank in principe van een
voetklep voorzien worden.
Ook bij lage buitentemperaturen moet een toerei-
kende hoeveelheid vloeiende stookolie beschikbaar
zijn. Paraffinevorming kan reeds (al naargelang de
stookoliekwaliteit) optreden vanaf ca. 5 °C.
Om dit te vermijden moeten er adequate maatrege-
len worden getroffen.
Installatie van de brander
De vanuit de fabriek geleverde ventilator-oliebrander
wordt aan de voorkant van het apparaat gemonteerd
met een klemflens.
Neem absoluut de volgende instructies in acht:
Er mogen uitsluitend bouwmodelgecontroleerde olie-
branders (volgens DIN EN 267) in WLG-uitvoering of
gasbranders (volgens DIN EN 676) gebruikt worden.
Een capaciteitsbegrenzing in het 1-traps branderbe-
drijf voor warmeluchtgenerators (WLG) is niet vereist.
De brander moet absoluut worden ingesteld op de
volle warmtecapaciteit van het apparaat.
De brandkamer mag niet onderbelast worden.
De afvoergastemperatuur moet ca. 160 Kelvin bo-
ven de ruimtetemperatuur liggen.
Er bestaat het gevaar van condensaatvorming.
Neem de gebruiksaanwijzing van de vanuit de fa-
briek geleverde brander in acht.
Bij de inzet van branders van andere fabrikaten
moet absoluut gegarandeerd zijn dat ze bruikbaar
zijn voor het apparaat.
Thermisch overstroomrelais
Door een zekering eruit te nemen kan de werking van
het overstroomrelais resp. de instelwaarde ervan ge-
controleerd worden. Bij goede werking resp. instelling
moet het relais na ca. 30 seconden reageren.
Opgelet, belangrijke aanwijzing!
Het thermisch overstroomrelais mag alleen in hand-
stand (H) bediend worden. Het relais mag na afkoeling
niet automatisch weer inschakelen.
In de automatische stand (A) kan motorschade het ge-
volg zijn. Er bestaat geen recht op garantie.
*
Om meetfouten uit te sluiten moet elke fase apart
gemeten worden.
Te hoge krachtontneming
Als de motor ondanks reglementaire elektrische aan-
sluiting en voldoende spanningsvoeding te veel kracht
ontneemt, dan mag het thermisch overstroomrelais in
geen geval hoger gezet of overbrugd worden.
Controleer in dit geval de luchtuitlaten en de luchtaan-
zuiging (eventuele kanalen) op hun luchtweerstanden
en tref adequate maatregelen om het probleem op te
lossen.
12
Eerste ingebruikname
De eerste ingebruikname van het apparaat en zijn ven-
tilatorbrander moet gebeuren door de fabrikant of een
andere door deze aangewezen geautoriseerde deskun-
dige. Daarbij moeten alle regel-, besturings- en veilig-
heidsinrichtingen op hun werking en juiste instel-ling
gecontroleerd worden.
De ingebruikname van olie- en gasgestookte ap-
paraten moet altijd gebeuren door geautoriseerd
vakpersoneel.
Controleer de goede bevestiging van alle schroe-
ven en moeren van de ventilator- en branderbe-
vestiging.
Open evt. de uitblaasroosterlamellen en stel deze
in conform de eisen.
Controleer de instellingen aan de drievoudige
combinatieregelaar.
Schakel de hoofdschakelaar op de plaats van in-
stallatie resp. de zekering in.
Stel de ruimtethermostaat hoger in dan de ruim-
tetemperatuur.
Open de brandstoftoevoer en zet de bedrijfsscha-
kelaar in de stand „Verwarmen“.
Bij een vanuit de fabriek geleverde oliebrander
start de brander, door de standaard olievoorver-
warming (tot VRS 50), met een vertraging.
Stel het stookolie- resp. gasdebiet in conform de
warmtebelasting van het apparaat.
Zie typeplaatje van het apparaat.
Stel de brander conform de opgaven van de fa-
brikant in op optimale waarden, minstens echter
op die van de (Duitse) immissiebeschermingswet.
Meet de schoorsteentrek in koude en warme toe-
stand.
Stel een meetprotocol op en overhandig het de
exploitant ter bewaring en maak de exploitant
vertrouwd met de installatie.
Leg de bevoegde autoriteiten de verklaring van
het vakbedrijf en het ondernemerattest van de
betreffende installatievakbedrijven voor.
De luchttoevoerventilator loopt voor de afkoeling van
de warmtewisselaar verder en kan tot aan het definitie-
ve uitschakelen meermaals starten.
Verwarmingsbedrijf
Het apparaat werkt volautomatisch, overeenkomstig de
gewenste ruimtetemperatuur.
Breng het apparaat als volgt in het verwarmingsbedrijf.
1. Schakel de hoofdschakelaar op de plaats van
installatie resp. de zekering in.
2. Open de brandstoftoevoer.
Bij langere bedrijfsonderbrekin-
gen moet de hoofdschakelaar op
de plaats van installatie resp. de
zekering na de buitenbedrijfstel-
ling uitgeschakeld en de brand-
stoftoevoer afgesloten worden.
5. Houd er rekening mee dat de ventilatorbrander bij
warmtebehoefte automatisch inschakelt, de luchttoe-
voerventilator echter pas na het bereiken van de ge-
wenste temperatuur ingeschakeld wordt.
Hierdoor wordt het ongewenste uitblazen van koude
lucht vermeden.
3. Schakel de bedrijfsschake-
laar aan de schakelkast in
stand Verwarmen, resp. I“.
4. Stel de ruimtethermostaat
in op de gewenste
ruimtetemperatuur.
Ventileren
Het apparaat werkt als continue ventilatie.
Een thermostatische regeling is niet mogelijk.
Schakel de bedrijfsschakelaar
aan de schakelkast in de stand
„0“.
Schakel de bedrijfsschakelaar
aan de schakelkast in de stand
„Ventileren” resp. „II“.
*
Het apparaat mag nooit voor het aflopen van de he-
le nakoelfase (behalve in noodgevallen) uitgescha-
keld worden met de hoofd- of noodschakelaar.
Belangrijke informatie over corrosie in de
warmtewisselaar
Houd er rekening mee dat het afvoergastempera-
tuurverschil niet lager mag zijn dan 160 Kelvin.
U verhindert zo het gevaar van een daling onder het
dooipunt en de daaruit resulterende corrosie in de
warmtewisselaar.
Als het apparaat niet wordt ingesteld op zijn nomina-
le warmtecapaciteit of voor de vereiste warmtebe-
hoefte te groot ontworpen is, dan werkt de brander
alleen in het klokbedrijf. Aangezien de vereiste be-
drijfstemperatuur in het klokbedrijf niet wordt bereikt,
ontstaat er een verhoogde vorming van condensaat
en een versterkte corrosie in de warmtewisselaar.
13
Roetafzettingen
Reeds door geringe afzettingen van roet vindt er een
isolatie van de verwarmingsoppervlakken en zo een
verslechtering van het stooktechnisch rendement plaats.
Een roetlaag met een dikte van 1 mm heeft reeds een
verhoging van de afvoergastemperatuur met ca. 50 K
tot gevolg (z. diagram).
Reiniging van brandkamer en warmtewisselaar
1. Isoleer het apparaat van het stroomnet.
2. Demonteer de brander met de branderplaat 6 en de
dichting 7.
3. Demonteer de volgende onderdelen:
bekledingsplaat resp. -platen, vooraan boven
(niet afgebeeld),
revisiedeksel vooraan 1,
bekledingsplaat, aan de zijkant bovenaan (niet
afgebeeld),
revisiedeksel aan de zijkant 4.
4. Trek de rookgasremmen 3 uit de warmtewisselaar-
buizen en reinig resp. vervang de rookgasremmen.
5. Reinig de warmtewisselaarbuizen met een geschik-
te reinigingsborstel van resten.
6. Verwijder de verbrandingsresten met een stofzuiger
uit de voorste en achterste verzamelbak.
Een speciale ketelreinigingsset is als toebehoren ver-
krijgbaar bij de industriële zuiger van REMKO.
7. Verwijder de verbrandingsresten in de brandkamer
door de brandkameropening.
Met reinigingsborstel en REMKO industriële zuiger.
8. Monteer alle delen weer in omgekeerde volgorde.
9. Let op de correcte bezetting van de wisselbuizen en
de correcte zitting van de dichtingen 2 + 5.
Beschadigde of vervormde dichtingen moeten ver-
vangen worden.
10. Monteer de brander met branderplaat.
Indien vereist, de dichting 7 vervangen.
11. Voer een branderonderhoud conform de aparte ge-
bruiksaanwijzing uit.
Het hele apparaat, inclusief warmtewisselaar, brand-
kamer en ventilatorbrander, moet ontdaan worden
van aanhechtend stof en vuil. De verbrandingsres-
ten in de brandkamer en in de warmtewisselaar
moeten verwijderd worden.
De V-riemspanning en de motorbevestiging moeten
regelmatig gecontroleerd worden.
Slijtageonderdelen, zoals b.v. rookgasremmen, dich-
tingen, oliefilterelement, olieverstuivers enz., moeten
gecontroleerd en evt. vervangen worden.
De begrenzing van de afvoergasverliezen moet con-
form § 1 lid 1 van de verordening over kleine stook-
installaties 1. BImSchV nageleefd worden.
Als de bedrijfsafhankelijke reinigings- en branderin-
stelintervallen niet worden aangehouden, dan ver-
valt elk recht op garantie.
Het bewijs van de uitgevoerde werkzaamheden door
geautoriseerd vakpersoneel, naast de gebruikelijke
protocollen, is daarom dwingend vereist.
Het wordt aanbevolen om voor de regelmatig terug-
kerende onderhouds- en reinigingswerkzaamheden
een onderhoudscontract af te sluiten.
*
Instel- en onderhoudswerkzaamheden aan het ap-
paraat en aan de ventilatorbrander mogen alleen
worden uitgevoerd door geautoriseerd vakpersoneel!
De exploitant moet de installatie omwille van de operati-
onaliteit, bedrijfsveiligheid, zuinigheid en de naleving
van de emissiewaarden minstens eenmaal per jaar
door een geautoriseerde deskundige laten controleren.
*
Voor onderhouds- of reparatiewerkzaamheden
moeten de apparaten in principe van het stroomnet
geïsoleerd worden.
Het is niet voldoende om de apparaten uit te scha-
kelen via de bedrijfsschakelaar!
*
Controleer de foutloze werking van de brander en
alle regelinrichtingen en stel de brander in conform
de 1. BImSchV.
3 2
4
5
1
6+7
Afb. VRS 130
Stijging van de afvoergastemperatuur [K]
Roetlaagdikte [mm]
Rendementsverlies [%]
14
REMKO VRS I
standaarduitvoering
Type
25
Type
50
Type
75
Type
100
Type
130
Type
170
Type
200
Nominale warmtebelasting kW 33 62 89 125 160 208 249
Nominale warmtecapaciteit kW 29 57 83 116 149 193 232
Nominale luchtvolumestroom 1) m³/h 1.760 3.950 5.270 7.950 9.800 12.000 13.900
Brandstof s t o o k o l i e E L o f a a r d - / v l o e i b a a r g a s
Oliedebiet (stookolie EL) kg/h 2,8 5,2 7,5 10,6 13,5 17,5 21,0
Gasdebiet (aardgas H) m³/h 3,2 6,0 8,6 12,1 15,4 20,0 24,0
Gasdebiet (aardgas L) m³/h 3,8 7,0 10,1 14,2 18,1 23,5 28,2
Gasdebiet (vloeibaar gas) m³/h 1,3 2,4 3,4 4,9 6,2 8,0 9,6
Afvoergasmassastroom VAf 2) kg/h 60 115 170 220 290 380 440
Afvoergastemperatuur ca. 3) °C 160–190
Vereiste schoorsteentrek Pa 0
Afvoergasverlies VA min./max. % 7 / 9
Stookruimteweerstand Pa 6 8 18 20 25 31 38
Geluidsdrukniveau LpA 1m 4) dB(A) 57 58 63 60 65 65 65
Elektrische aansluiting V 230 / 1~ 400 / 3~ N
Frequentie Hz
Nominale stroom 5) A 2,2 4,5 2,8 3,7 3,7 3,7 5,2
Krachtontneming 5) kW 0,20 0,515 1,1 1,5 1,5 1,5 2,2
Krachtontneming 6) kW 0,21 0,21 0,45 0,45 0,45 0,34 0,34
Gasafvoeropening Ø mm 150 150 180 180 200 200 200
Gewicht 7) kg 150 240 310 360 550 730 820
50
1) Luchtstroom bij t 40K / 1,2 kg/m³
2) Ca. hoeveelheid bij oliebedrijf
3) Gemeten temperatuur min ruimtetemperatuur
4) Geluidsmeting (zonder brander) DIN 45635-01-KL3
5) Apparaat zonder brander
6) Voor branders uit de fabriek
7) Bij standaarduitvoering, zonder brander en ander toebehoren
max. aanzuigtemperatuur 40 °C / max. uitblaastemperatuur 100 °C
Maat- en constructiewijzigingen die de technische vooruitgang dienen, voorbehouden.
15
VRS-I Elektromotor Ventilator(s)
Type Externe nominale
druk Aantal Toerental Elektrische aanslui-
ting Krachtont-
neming
Nominale
stroom Aantal
Toerental Geluids-
drukniveau 4)
Pa min-1 V kW A min-1 dB(A)
25
110 * 1 1 840 230 / 1~ 0,20 2,20 900 57
170 860 900 58 1 230 / 1~ 0,245 2,60 1
220 1410 1000 62 1 400 / 3~ N 0,37 1,10 1
280 1410 1130 64 1 400 / 3~ N 0,37 1,10 1
50
60 * 1 1 800 230/1~ N 0,515 4,50 900 58
140 1420 1140 64 1 400 / 3~ N 1,1 2,80 1
200 1420 1260 65 1 400 / 3~ N 1,5 3,70 1
330 1440 1420 66 1 400 / 3~ N 2,2 5,20 1
470 1450 1 Y / 400 / 3~ N 3,0 7,00 1 1620 69
75
100 * 1 1 1420 400 / 3~ N 1,1 2,80 880 63
160 1420 1010 64 1 400 / 3~ N 1,5 3,70 1
230 1420 1140 65 1 400 / 3~ N 1,5 3,70 1
300 1440 1290 67 1 400 / 3~ N 2,2 5,20 1
430 1450 1 Y / 400 / 3~ N 3,0 7,00 1 1440 69
100
80 * 1 1 1420 400 / 3~ N 1,5 3,70 1010 60
170 1440 1150 62 1 400 / 3~ N 2,2 5,20 1
240 1450 1 Y / 400 / 3~ N 3,0 7,00 1 1300 63
350 1450 1 Y / 400 / 3~ N 3,0 7,00 1 1440 64
130
100 * 1 1 1420 400 / 3~ N 1,5 3,70 780 65
170 1440 900 67 1 400 / 3~ N 2,2 5,20 1
260 1440 1010 69 1 400 / 3~ N 2,2 5,20 1
170
50 * 1 1 1420 400 / 3~ N 1,5 3,70 630 65
130 1440 720 66 1 400 / 3~ N 2,2 5,20 1
170 1450 1 Y / 400 / 3~ N 3,0 7,00 1 810 68
260 1450 1 Y / 400 / 3~ N 3,0 7,00 1 900 71
410 1445 1 Y / 400 / 3~ N 4,0 8,80 1 1030 73
200
70 * 1 1 1440 400 / 3~ N 2,2 5,20 720 65
140 1450 1 Y / 400 / 3~ N 3,0 7,00 1 830 66
220 1445 1 Y / 400 / 3~ N 4,0 8,80 1 920 68
340 1460 1 Y / 400 / 3~ N 5,5 12,00 1 1030 71
Maat- en constructiewijzigingen die de technische vooruitgang dienen, voorbehouden.
*) Standaarduitvoering
Verwarmingswaarde Hi in de
normale toestand:
Stookolie EL 11,86 kWh/kg
Aardgas H 10,38 kWh/m³
Aardgas L 8,83 kWh/m³
Propaangas 25,89 kWh/m³
Propaangas 12,87 kWh/kg
16
Afb. VRS 50 in
standaarduitvoering
Vervanging voor pos. 6
vanaf bouwgrotte 130
Afb. ventilator met riemaandrijving
Maat- en constructiewijzigingen die de technische vooruitgang dienen, voorbehouden.
17
Gelieve bij de bestelling van vervangingsonderdelen ook altijd het apparaatnummer te vermelden!
Pos. Benaming VRS 25-I
EDV-Nr. VRS 50-I
EDV-Nr. VRS 75-I
EDV-Nr. VRS 100-I
EDV-Nr. VRS 130-I
EDV-Nr. VRS 170-I
EDV-Nr. VRS 200-I
EDV-Nr.
1 apparaatframe, cpl. 1103200 1103201 1103202 1103203 1103204 1103205 1103205
2 bekledingsplaat, geïsoleerd 1103210 1103211 1103212 1103213 1103214 1103215 1103215
3 brandkamer, cpl. 1103170 1103171 1103172 1103173 1103174 1103175 1103176
4 schroefkap 1103219 1103220 1103220 1103220 1103220 1103220 1103220
5 dichting voor brandkamerfl. 1102948 1102949 1102949 1102949 1102949 1102949 1102949
6 bekledingsplaat, geïsoleerd 1103231 1103232 1103232 1103233 ----------- ----------- -----------
7 dichting 1102950 1102951 1102951 1102951 1102951 1102951 1102951
8 branderplaat 1103235 1103236 1103236 1103236 1103236 1103236 1103236
9 drievoudige combinatierege-
laar 1102572 1102572 1102572 1102572 1102572 1102572 1102572
10 blinde plaat 1103238 1103239 1103239 1103240 1103241 1103242 1103242
11 blinde plaat 1103256 1103257 1103258 1103259 ----------- ----------- -----------
12 revisiedeksel, voor 1103245 1103246 1103247 1103248 1103249 1103250 1103250
13 sleufplaat, aanzuiging 1103260 1103261 1103261 1103262 1103263 1103264 1103264
14 dichting, str. m. 1103255 1103255 1103255 1103255 1103255 1103255 1103255
15 rookgasrem 1102953 1102954 1102955 1102956 1102967 1102957 1102957
17 sleufplaat, aanzuiging 1103260 1103261 1103261 1103262 1103268 1103269 1103269
18 dichting voor revisiedeksel 1103273 1103273 1103274 1103274 1103275 1103275 1103275
19 revisiedeksel, zijkant 1103278 1103278 1103279 1103279 1103280 1103280 1103280
20 dichting voor gasafvoerope-
ning 1102947 1102947 1102947 1102947 ----------- ----------- -----------
21 gasafvoeropening 1103283 1103283 1103284 1103284 ----------- ----------- -----------
22 rozet voor gasafvoeropening 1103285 1103285 1103286 1103286 1103287 1103287 1103287
23 bekledingsplaat, geïsoleerd 1103290 1103291 1103291 1103292 1103293 1103294 1103294
24 luchtgeleidingsplaat, zijkant 1103180 1103181 1103182 1103182 1103183 1103184 1103184
25 bekledingsplaat, geïsoleerd ----------- ----------- ----------- ----------- 1103190 1103191 1103191
26 tussenplaat, geïsoleerd ----------- ----------- ----------- ----------- 1103195 1103196 1103196
29 ventilator, cpl. (230 V/1~)
afhankelijk van de betreffende uitvoering en stansing van het apparaat
30 riemschijf, ventilator
31 ventilatormotor
32 V-riem
33
34
- schakelkast, cpl.
riemschijf, motor
ventilator
Maat- en constructiewijzigingen die de technische vooruitgang dienen, voorbehouden.
18
Ventilatormotor: 230 V / 1~
Brandermotor: 230 V / 1~
C condensator
KB REMKO drievoudige combinatieregelaar
KL contactstrip in de schakelkast
M ventilatormotor
RT thermostaatcontactdoos
S bedrijfsschakelaar
SK schakelkast
VTB veiligheidstemperatuurbegrenzer
TR ventilatorregelaar
TB temperatuurbewaker
WS Wieland-stekker
(alleen bij branderlevering vanuit de fabriek)
Er moet een noodschakelaar worden aangebracht op
een goed toegankelijke plaats van de opstellingsruimte
(maar wel buiten een evt. gevarenzone).
Deze moet tegen beschadiging en onbevoegd gebruik
beschermd worden!
*
De elektrische aansluiting van de apparaten moet
gebeuren door geautoriseerd vakpersoneel
volgens DIN 57116 / VDE 0116.
Maat- en constructiewijzigingen die de technische vooruitgang dienen, voorbehouden.
Wieland-bus van de
brander
Wieland-stekker
Meegeleverd met de
brander uit de fabriek
Branderkabel
Vanuit de fabriek
voorbereid voor de
aansluiting van de
Wieland-stekker
L1 NT1 T2 S3 B4
2
3
1
5B 2A
#2
#3
#4
#1
schwarz
blau
blau
braun
L1 N T1 T2 S3 B4
1
4
2
1
4
2
1
1
4
2
schw.1
schw.2
schw.4
schw.3
M
4B 1A
6B 3A
1 2 3 4 5 6 7 8
23456
L1 N
230V / 50 Hz
SKL
SK
WS
RT
TR TW STB
KB
VTB
TB TR
blauw
zwart 1
zwart 2
zwart 4
zwart 3
bruin
blauw
zwart
19
Ventilatormotor: 400 V / 3~ (tot 2,2 kW)
Brandermotor: 230 V / 1~
F1 zekeringblok (ventilatormotor)
F2 therm. overstroomrelais (ventilatormotor)
F3 regelzekering
H1 stoorlamp ventilator
H2 bedrijfslamp ventilator
H3 bedrijfslamp brander
H4 stoorlamp brander
K1 ventilatorbeveiliging
KB REMKO drievoudige combinatieregelaar
M ventilatormotor
P bedrijfsurenteller (optioneel)
RT ruimtethermostaat resp. regeling (optioneel)
S1 bedrijfsschakelaar
VTB veiligheidstemperatuurbegrenzer
TR ventilatorregelaar
TB temperatuurbewaker
X1 contactstrip 1 in de schakelkast
X2 contactstrip 2 in de schakelkast
*
De elektrische aansluiting van de apparaten mag
alleen worden uitgevoerd door geautoriseerd vak-
personeel volgens DIN 57116 / VDE 0116.
Maat- en constructiewijzigingen die de technische vooruitgang dienen, voorbehouden.
Als er een ruimtethermostaat
resp. een dag / nacht regeling
wordt aangesloten, dan moet
de brug uit de fabriek tussen de
klemmen 1 en 2 van de contact-
strip X2 verwijderd worden.
X1 1 2 3 4 5 6 PE7PE
U V WPEL1 L2 L3 N
b
auseitige Zuleitung
Ventilatormotor
PE
X2 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
nummeriertes
Brennerkabel
Raumthermostat bzw.
Tag / Nacht Regelung
Dreifach
Kombinationsregler
PE
S3 B4 PEL1 N
PE PE
Werkseitig vorbereitet zum
Anschluß des Wielanssteckers
lokale
voedingsleiding
ventilatormotor
ruimtethermostaat resp.
dag/nacht regeling
drievoudige
combinatieregelaar
genummerde
branderkabel
vanuit de fabriek voorbereid
vvoor de aansluiting van de
Wieland-stekker
N PE
X1
1 2 3 PE4
F1
1
2
3
4
5
6
K1
1
2
3
4
5
6
F2
1
2
3
4
5
6
95
9698
97
M
U V W
X2
5 6 7 PE
F3
1
2
S1
1
2 3
H1
1
2
H2
1
2
Aus
Lüften Heizen
K1
A1
A2
H3
1
2
5 6
TR
43
TW STB
C° C°C°
KB
PE
C°
RT
X2
1 2 PE
L1 L2 L3
H4
1
2
Optional
h
P
7 8 9 10 PE
L1 N T1 T2 S3 B4 PE
400 V / 50 Hz /
3~ N PE
motor optioneel:
ruimtethermostaat resp.
dag / nacht regeling
drievoudige combinatieregelaar Wieland-stekker
meegeleverd met de
brander vanuit de fabriek
# 1
# 2
# 3
# 4
verwarmen venti-
lieren
uit
optioneel
TB VTB TR
20
Ventilatormotor: 400 V / 3~ (vanaf 3,0 kW)
Brandermotor: 230 V / 1~
Y /
Maat- en constructiewijzigingen die de technische vooruitgang dienen, voorbehouden.
contactstrips in de schakelkast
X1 1 2 3 4 6 7 PE
U1 V1 W1PEL1 L2 L3 N
bauseitige Zuleitung
Ventilatormotor
8 9PE 5 10 11 12
V2 U2 W2
PE
PE
13 14
PEL1 L2 L3 N
Ü
berstromrelais
Brenner
Als er een ruimtethermostaat
resp. een dag / nacht
regeling wordt aangesloten,
dan moet de brug uit de
fabriek tussen de klemmen 1
en 2 van de contactstrip X2
verwijderd worden.
X2 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
nummeriertes
Brennerkabel
Raumthermostat bzw.
Tag / Nacht Regelung
Dreifach
Kombinationsregler
PE
S3 B4 PEL1 N
PE PE
Werkseitig vorbereitet zum
Anschluß des Wielanssteckers
lokale
voedingsleiding
ventilatormotor
ruimtethermostaat resp.
dag/nacht regeling
drievoudige
combinatieregelaar
genummerde
branderkabel
vanuit de fabriek voorbereid
vvoor de aansluiting van de
Wieland-stekker
overstroomrelais
brander
Lüften
Aus
Hei zen
K4
F4
1
2
S1
23
24
13
14
16
15
18
K3
21
22
A1
A2
K2
21
22
F3
97
98
H1
X1
X2
X1
X2
K1
A1
A2
K3
A1
A2
K2
A1
A2
F3
95
96
H3
1
2
N
PE
L1
7 8 9 10
L1 N T1 T2 S3 B4 PE
PE6
TR
C°
K4
3
TW
C°
RT
X2
1 2
C°
PE
H4
1
2
h
Optional
P
4
STB
C°
KB
PE5
drievoudige combinatieregelaar optioneel:
ruimtethermostaat resp.
dag / nacht regeling
Wieland-stekker
meegeleverd met de
brander vanuit de fabriek
# 1
# 2
# 3
# 4
ver-
ventilieren
uit
optioneel
TB VTB TR
21
F1 zekeringblok, ventilatormotor
F2 zekeringblok, brandermotor (optioneel)
F3 therm. overstroomrelais, ventilatormotor
F4 regelzekering
H1 stoorlamp ventilator
H2 bedrijfslamp ventilator
H3 bedrijfslamp brander
H4 stoorlamp brander
KB REMKO drievoudige combinatieregelaar
K1 schakelbeveiliging net
K2 schakelbeveiliging driehoek
K3 schakelbeveiliging ster
K4 tijdrelais
M1 ventilatormotor
RT ruimtethermostaat resp. regeling (optioneel)
Ventilatormotor: 400 V / 3~ (vanaf 3,0 kW)
Brandermotor: (400 V / 3~ optioneel)
P bedrijfsurenteller (optioneel)
S1 bedrijfsschakelaar
VTB veiligheidstemperatuurbegrenzer
TR ventilatorregelaar
TB temperatuurbewaker
X1 contactstrip 1 in de schakelkast
X2 contactstrip 2 in de schakelkast
Bij apparaten met een nominale warmtebelasting vanaf
50 kW moet er een noodschakelaar worden aange-
bracht op een goed toegankelijke plaats in de opstel-
lingsruimte.
De noodschakelaar moet tegen beschadiging en onbe-
voegd activeren beschermd worden!
*
De elektrische aansluiting van de apparaten moet
gebeuren door geautoriseerd vakpersoneel vol-
gens DIN 57116 / VDE 0116.
L1
PEL1 L2 L3 N L1 L2 L3 N PE
U1
V1
W1
PE
W2
U2
V2
N
PE
X1
M1
F3
K1 K2 K3
F1 F2
1 2 3 4 PE 5 6 7 8 9 10PE 11 12 13 14 P
E
2 4 6
1 3 5
2 4 6
1 3 5
2 4 6
1 3 5
2 4 6
1 3 5
2 4 6
1 3 5
2 4 6
1 3 5
97 96
98 95
400V / 50 Hz / 3~ N PE ventilatormotor
Maat- en constructiewijzigingen die de technische vooruitgang dienen, voorbehouden.
400V / 50 Hz / 3~ N PE
voor optionele
3~ brandermotor
22
Controleer de capillaire buizen resp. voelers van de
drievoudige combinatieregelaar op beschadiging en
correcte positionering van de voelers.
Controleer of de stoorlamp van de branderautomaat
brandt.
Ontgrendel de branderautomaat door de stoorknop
in te drukken, indien de stoorlamp brandt.
De stoorlamp dooft en de brander doet een startpo-
ging.
Houd er rekening mee dat de brander bij de appara-
ten tot VRS 50 vertraagd start.
Vanwege de olievoorverwarming.
Opgelet, belangrijke instructies!
Als de brander na de startfase nog eens een stooruit-
schakeling uitvoert, dan mag er pas na een wachttijd
van vijf minuten nog eens ontgrendeld worden.
Meer ontgrendelingspogingen moeten absoluut worden
nagelaten, aangezien er ontploffingsgevaar bestaat.
Reparatie- en onderhoudswerkzaamheden aan de brander
mogen om veiligheidstechnische redenen alleen worden
uitgevoerd door geautoriseerd vakpersoneel!
Het apparaat start niet
Controleer de netaansluiting.
Controleer de zekeringen in de schakelkast.
Alleen 400 V draaistroomuitvoering.
Controleer de temperatuurbewaker.
Controleer de veiligheidstemperatuurbegrenzer.
Analyseer absoluut de oorzaken van de oververhit-
ting indien de VTB gereageerd heeft.
De volgende oorzaken zijn mogelijk:
Het apparaat kon niet nakoelen, aangezien de
stroomtoevoer onderbroken was. Ook kortstondi-
ge onderbrekingen van de stroomtoevoer kunnen
een reactie van de VTB tot gevolg hebben.
Te hoge uitblaastemperatuur door ondeskundige
roosterinstelling.
De ventilator was overbelast en het thermisch
overstroomrelais van de 400 V uitvoering resp. de
thermocontacten in de ventilatormotor van de 230
V uitvoering hebben gereageerd.
De V-riem voor de aandrijving van de ventilator is
los resp. defect.
De luchtin- of -uitlaat is niet vrij.
Controleer de bedrijfs- resp. hoofdschakelaar.
Controleer de ruimtethermostaat.
De ingestelde temperatuur aan de ruimtethermo-
staat moet hoger zijn dan de ruimtetemperatuur.
Schakel de bedrijfsschakelaar aan de schakelkast in
de standVentileren resp. „II.
Als de luchttoevoerventilator nu start, dan moet de
fout gezocht worden bij de brander.
De brander start niet
Controleer het brandstoffilter op vervuilingen.
Open evt. de afsluitkraan aan het brandstoffilter.
Controleer de vulhoeveelheid van de brandstoftank.
Controleer de brandstof en het filter op paraffineaf-
scheiding.
Paraffineafscheidingen kunnen reeds optreden bij
temperaturen onder 5 °C.
Controleer de olieslangen op beschadigingen.
Misschien wordt er lucht mee aangezogen.
Controleer de veiligheidstemperatuurbegrenzer.
Controleer de temperatuurbewaker met geschikte
middelen.
*
Reparatiewerkzaamheden aan de elektrische instal-
latie mogen alleen worden uitgevoerd door geauto-
riseerd vakpersoneel!
De luchttoevoerventilator start niet
Schakel de bedrijfsschakelaar in de stand
„Ventileren“ resp. „II.
De luchttoevoerventilator moet nu starten.
Controleer ventilator en aandrijving op lichte loop.
Controleer de V-riem van de ventilatoraandrijving.
Controleer de elektrische leidingen aan de ventila-
tormotor op beschadigingen.
Controleer of de ventilator overbelast was en het
thermisch overstroomrelais van de 400 V uitvoering
resp. de thermocontacten in de ventilatormotor van
de 230 V uitvoering gereageerd hebben.
Controleer de bedrijfscondensator van de ventilator
van de 230 V uitvoering.
Controleer met geschikte middelen de ventilatorre-
gelaar (TR) in de drievoudige combinatieregelaar.
*
Veiligheidsinrichtingen mogen tijdens het bedrijf
van het apparaat niet overbrugd noch geblokkeerd
worden!
*
Gelieve u tot een geautoriseerd onderhoudsbedrijf
te wenden als alle functiecontroles zonder resultaat
werden uitgevoerd.
Belangrijke informatie!
Voorwaarde voor eventuele garantieclaims is dat de be-
steller of diens afnemer binnen een redelijke tijd ten
aanzien van verkoop en ingebruikname het bij elk
REMKO apparaat gevoegde Garantiecertificaat“ vol-
ledig ingevuld heeft teruggezonden aan REMKO GmbH
& Co. KG.
23
Opmerkingen: ...............................................................................................................................................................
......................................................................................................................................................................................
1. Datum …………… 2. Datum: ................... 3. Datum: ................... 4. Datum: ................... 5. Datum: ...............
………………………. ................................... ................................... ................................... ................................
Handtekening Handtekening Handtekening Handtekening Handtekening
6. Datum: ................ 7. Datum: ................... 8. Datum: ................... 9. Datum: ................... 10. Datum: .............
................................. ................................... ................................... ................................... ................................
Handtekening Handtekening Handtekening Handtekening Handtekening
11. Datum: .............. 12. Datum: ................. 13. Datum: ................. 14. Datum: ................. 15. Datum: .............
................................. ................................... ................................... ................................... ................................
Handtekening Handtekening Handtekening Handtekening Handtekening
16. Datum: .............. 17. Datum: ................. 18. Datum: ................. 19. Datum: ................. 20. Datum: .............
................................. ................................... ................................... ................................... ................................
Handtekening Handtekening Handtekening Handtekening Handtekening
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Apparaat buiten gereinigd
Apparaat binnen gereinigd
Ventilatorwaaiers gereinigd
V-riemspanning gecontroleerd
V-riem vervangen
Brandkamer gereinigd
Warmtewisselaar gereinigd
Rookgasremmen vervangen
Dichtingen revisiedeksel vervangen
Flensdichting brander vervangen
Brandstoffilter vervangen
Veiligheidsinrichtingen gecontroleerd
Elektrische veiligheid gecontroleerd
Bescherminrichtingen gecontroleerd
Branderonderhoud )
Proefdraaien
Apparaattype : ................................ Apparaatnummer : ..................................
Brandertype : ................................ Brandernummer : ..................................
*) Ventilatoroliebrander alleen door geautoriseerd vakpersoneel laten onderhouden en conform de wettelijke
voorschriften (1. BImSchV.) laten instellen. Er moet een dienovereenkomstig meetprotocol worden opgesteld.
REMKO GmbH & Co. KG
Klimaat- en Warmtetechniek
D-32791 Lage Im Seelenkamp 12
D-32777 Lage Postbus 1827
Telefoon +49 5232 606-0
Telefax +49 5232 606-260
E-mail: info@remko.de
Internet: www.remko.de


Product specificaties

Merk: REMKO
Categorie: Heater
Model: VRS 100

Heb je hulp nodig?

Als je hulp nodig hebt met REMKO VRS 100 stel dan hieronder een vraag en andere gebruikers zullen je antwoorden




Handleiding Heater REMKO

REMKO

REMKO CLK 50 Handleiding

18 November 2024
REMKO

REMKO CLK 120 Handleiding

18 November 2024
REMKO

REMKO CLK 30 Handleiding

18 November 2024
REMKO

REMKO CLK 150 Handleiding

18 November 2024
REMKO

REMKO CLK 70 Handleiding

18 November 2024
REMKO

REMKO ATK 25 Handleiding

18 November 2024

Handleiding Heater

Nieuwste handleidingen voor Heater