Gardena Smart SILENO life 75 Handleiding

Gardena Grasmaaier Smart SILENO life 75

Lees hieronder de 📖 handleiding in het Nederlandse voor Gardena Smart SILENO life 75 (64 pagina's) in de categorie Grasmaaier. Deze handleiding was nuttig voor 92 personen en werd door 2 gebruikers gemiddeld met 4.5 sterren beoordeeld

Pagina 1/64
gardena.com
Gebruiksaanwijzing
SILENO city, smart SILENO city
SILENO life, smart SILENO life
Inhoud
Inhoud
Inhoud
InhoudInhoud
1 Inleiding
1.1 Inleiding......................................................3
1.2 Productoverzicht.........................................4
1.3 Symbolen op het product........................... 5
1.4 Symbolen op het display............................ 5
1.5 Symbolen op de accu.................................6
1.6 Algemene gebruiksinstructies.................... 6
1.7 Overzicht menustructuur 1......................... 7
1.8 Overzicht menustructuur 2......................... 8
1.9 Display........................................................9
1.10 Toetsenbord ............................................ 9
2 Veiligheid
2.1 BELANGRIJK. ZORGVULDIG
LEZEN VOOR GEBRUIK. BEWAREN
OM LATER TE KUNNEN RAADPLEGEN......10
2.2 Veiligheidsdefinities..................................11
2.3 Veiligheidsinstructies voor bediening....... 11
3 Installatie
3.1 Inleiding - installatie..................................15
3.2 Belangrijkste onderdelen voor de
installatie........................................................ 15
3.3 Algemene voorbereidingen...................... 15
3.4 Vóór de installatie van de draden.............15
3.5 Montage van het product..........................21
3.6 De draad positioneren met krammen....... 23
3.7 De begrenzingsdraad of
geleidingsdraad ingraven............................... 23
3.8 De begrenzingsdraad of
geleidingsdraad verlengen............................. 23
3.9 Na de installatie van het product.............. 24
3.10 De productinstellingen uitvoeren............ 25
4 Werking
4.1 De knop ON/OFF..................................... 34
4.2 Product starten.........................................34
4.3 Bedieningsmodi........................................34
4.4 Product stoppen....................................... 35
4.5 Het product uitschakelen..........................35
4.6 Schema en Stand-by................................36
4.7 De accu opladen...................................... 37
4.8 Maaihoogte aanpassen............................ 37
5 Onderhoud
5.1 Introductie - onderhoud............................ 38
5.2 Product reinigen....................................... 38
5.3 Messen vervangen................................... 39
5.4 Firmware-update...................................... 39
5.5 Accu......................................................... 40
5.6 Winterbeurt...............................................41
6 Probleemoplossing
6.1 Introductie - problemen oplossen............. 42
6.2 Foutmeldingen..........................................42
6.3 Informatiemeldingen.................................48
6.4 Indicatielampje in het laadstation............. 50
6.5 Symptomen.............................................. 51
6.6 Breuken in de lusdraad opsporen............ 52
7 Vervoer, opslag en verwerking
7.1 Transport.................................................. 55
7.2 Opslag...................................................... 55
7.3 Afvoeren................................................... 55
8 Technische gegevens
8.1 Technische gegevens.............................. 56
9 Garantie
9.1 Garantievoorwaarden...............................59
10 EG verklaring van overeenstemming
10.1 EG verklaring van overeenstemming..... 60
2
2
2
22 1298 - 003 - 13.12.2019
1 Inleiding
1 Inleiding
1 Inleiding
1 Inleiding1 Inleiding
1.1 Inleiding
1.1 Inleiding
1.1 Inleiding
1.1 Inleiding1.1 Inleiding
Serienummer:
Serienummer:
Serienummer:
Serienummer:Serienummer:
PIN-code:
PIN-code:
PIN-code:
PIN-code:PIN-code:
Productregistratiecode:
Productregistratiecode:
Productregistratiecode:
Productregistratiecode:Productregistratiecode:
Het serienummer staat op het productplaatje en op de productverpakking.
Gebruik het serienummer om uw product te registreren op www.gardena.com.
1.1.1 Ondersteuning
1.1.1 Ondersteuning
1.1.1 Ondersteuning
1.1.1 Ondersteuning1.1.1 Ondersteuning
Neem contact op met uw GARDENA Central
Service voor ondersteuning met betrekking tot
het GARDENA-product.
1.1.2 Productbeschrijving
1.1.2 Productbeschrijving
1.1.2 Productbeschrijving
1.1.2 Productbeschrijving1.1.2 Productbeschrijving
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: GARDENA werkt het uiterlijk en de
werking van producten regelmatig bij. Zie
Ondersteuning op pagina 3
.
Het product is een robotmaaier. Het product
bevat een accu en maait het gras automatisch.
Hierbij wisselen maaien en laden elkaar continu
af. Het bewegingspatroon is willekeurig, wat
betekent dat het gazon gelijkmatig en met minder
slijtage wordt gemaaid. De begrenzingsdraad en
de geleidingsdraad regelen de beweging van het
product binnen het werkgebied. Sensoren in het
product detecteren wanneer het product de
begrenzingsdraad nadert. De voorzijde van het
product rijdt altijd een bepaalde afstand voorbij
de begrenzingsdraad voordat het product
omkeert. Wanneer het product een obstakel raakt
of de begrenzingsdraad nadert, kiest het een
nieuwe richting.
De gebruiker selecteert de instellingen voor de
werking met de toetsen op het toetsenblok. Het
display toont de geselecteerde en mogelijke
instellingen voor de werking, en de bedrijfsmodus
van het product.
1.1.2.1 Maaitechniek
1.1.2.1 Maaitechniek
1.1.2.1 Maaitechniek
1.1.2.1 Maaitechniek1.1.2.1 Maaitechniek
De robotmaaier is efficiënt en energiezuinig. In
tegenstelling tot veel traditionele gazonmaaiers
maait de robotmaaier het gras door dit af te
snijden in plaats van het af te hakken.
Het gras hoeft niet te worden verzameld. Deze
regelmatige maaitechniek verbetert de kwaliteit
van het gras en vermindert de behoefte aan
meststoffen. Bovendien komen er geen emissies
vrij, is de robotmaaier gebruiksvriendelijk en zal
het gazon er altijd goed uitzien.
1.1.2.2 Laadstation zoeken
1.1.2.2 Laadstation zoeken
1.1.2.2 Laadstation zoeken
1.1.2.2 Laadstation zoeken1.1.2.2 Laadstation zoeken
Het product maait totdat de accu bijna leeg is.
Vervolgens volgt het de geleidingsdraad naar het
laadstation. De geleidingsdraad wordt vanaf het
laadstation naar bijvoorbeeld een afgelegen deel
van het werkgebied of door een smalle doorgang
gelegd. De geleidingsdraad wordt aangesloten
op de begrenzingsdraad waardoor de
robotmaaier het laadstation veel gemakkelijker
en sneller kan vinden.
1298 - 003 - 13.12.2019 Inleiding -
3
3
3
33
1.2 Productoverzicht
1.2 Productoverzicht
1.2 Productoverzicht
1.2 Productoverzicht1.2 Productoverzicht
1
5
4
3
9
28
21
27
10
22 23
29
26
30
25
24
19
68
7
2
18
15
14
17
16
20
13
12 11
De nummers in de afbeelding geven het
volgende aan:
1. Behuizing
2. Klep voor display en toetsenbord
3. Stopknop
4. Achterwiel (SILENO city)/achterwielen
(SILENO life)
5. Voorwielen
6. Laadstation
7. Contactplaten
8. Led voor controle van de werking van het
laadstation, de begrenzingsdraad en de
geleidingsdraad
9. Maaihoogteafstelling
10. Productplaatje
11. Display
12. Toetsenbord
13. Knop ON/OFF
14. Maaisysteem
15. Maaischijf
16. Hendel
17. Chassiskast met elektronica, accu en
motoren
18. Accudeksel
19. Voeding (het uiterlijk van de voeding kan
verschillen, afhankelijk van de markt)
20. Lusdraad voor begrenzings- lus en
geleidings- draad
21. Koppelingen voor de lusdraad
22. Staken
4
4
4
44 - Inleiding 1298 - 003 - 13.12.2019
23. Connector voor de lusdraad
24. Schroeven voor bevestiging van het
laadstation
25. Meetlat als hulpmiddel bij het installeren van
de begrenzingsdraad (de meetlat wordt van
de doos losgemaakt)
26. voeding Smart Gateway (alleen voor smart-
model)
27. Laagspanningskabel
28. Smart Gateway (alleen voor smart-model)
29. LAN-kabel Smart Gateway (alleen voor
smart-model)
30. Bedieningshandleiding en beknopte
handleiding
1.3 Symbolen op het product
1.3 Symbolen op het product
1.3 Symbolen op het product
1.3 Symbolen op het product1.3 Symbolen op het product
Deze symbolen staan op het product. Bestudeer
ze zorgvuldig.
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:WAARSCHUWING: Lees
de gebruikersinstructies
voordat u het product ge-
bruikt.
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:WAARSCHUWING:
Schakel het product uit
voordat u werkzaamhe-
den aan het product uit-
voert of het product optilt.
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:WAARSCHUWING: Be-
waar een veilige afstand
tot het product als dit in
gebruik is. Houd uw han-
den en voeten uit de
buurt van de roterende
messen.
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:WAARSCHUWING: Ga
niet op het product zitten
of staan. Plaats uw han-
den of voeten nooit in de
buurt van of onder het
product.
Gebruik een losse voe-
ding zoals aangegeven
op het typeplaatje naast
het symbool.
Dit product voldoet aan
de geldende EG- richtlij-
nen.
Geluidsemissie naar de omgeving. De
emissies van het product zijn
opgenomen in
Technische gegevens
op pagina 56
en op het
productplaatje.
Het is niet toegestaan om dit product
als normaal huishoudelijk afval af te
voeren. Zorg dat het product wordt
gerecycled volgens de lokale wettelijke
voorschriften.
De laagspanningskabel mag niet
worden ingekort, verlengd of gesplitst.
Gebruik geen trimmer in de buurt van
de laagspanningskabel. Wees
voorzichtig bij het knippen van randen
waar de kabels liggen.
1.4 Symbolen op het display
1.4 Symbolen op het display
1.4 Symbolen op het display
1.4 Symbolen op het display1.4 Symbolen op het display
De schemafunctie bepaalt wanneer het
product het gazon maait.
De functie SensorControl past
automatisch de maai-intervallen aan
de grasgroei aan.
Hier worden de algemene
productinstellingen ingesteld.
Alleen voor smart SILENO city en
smart SILENO life.
Het GARDENA smart system maakt
draadloze interactie mogelijk tussen
uw smart product en het GARDENA
smart system.
Het product maait het gras niet door de
schemafunctie.
Het product overschrijft de
schemafunctie.
1298 - 003 - 13.12.2019 Inleiding -
5
5
5
55
De accu-indicator geeft de laadstatus
van de accu aan. Wanneer het product
wordt opgeladen, knippert het
symbool.
Het product wordt in het laadstation
geplaatst, maar de accu wordt niet
opgeladen.
Het product staat in de ECO-modus.
1.5 Symbolen op de accu
1.5 Symbolen op de accu
1.5 Symbolen op de accu
1.5 Symbolen op de accu1.5 Symbolen op de accu
Lees de gebruikersinstructies goed
door.
Dank de accu niet af door deze in een
vuur te gooien en stel de accu niet
bloot aan een warmtebron.
Dompel de accu niet onder in water.
1.6 Algemene gebruiksinstructies
1.6 Algemene gebruiksinstructies
1.6 Algemene gebruiksinstructies
1.6 Algemene gebruiksinstructies1.6 Algemene gebruiksinstructies
Voor het gemak wordt het volgende systeem in
de bedieningshandleiding gebruikt:
Cursief
gedrukte tekst geeft schermteksten
van het product aan of is een verwijzing
naar een ander gedeelte in de
bedieningshandleiding.
Vet gedrukte
Vet gedrukte
Vet gedrukte
Vet gedrukteVet gedrukte tekst geeft de toetsen op het
toetsenbord van het product aan.
Tekst gedrukt in
HOOFDLETTERS
en
cursieve letters
verwijst naar de
verschillende bedrijfsmodi die beschikbaar
zijn in het product.
6
6
6
66 - Inleiding 1298 - 003 - 13.12.2019
1.7 Overzicht menustructuur 1
1.7 Overzicht menustructuur 1
1.7 Overzicht menustructuur 1
1.7 Overzicht menustructuur 11.7 Overzicht menustructuur 1
Schema
Weekoverzicht
Periode 1 Periode 2 Kopiëren
Zo Huidige
dag
Heel de weekZaVrDoWoDiMaAlle
dagen
Resetten
* smart SILENO city en smart SILENO life
Wizard Uitgebreid
smart system*
Goed Matig Slecht
Verbonden
Ja/Nee
Signaal-
sterkte
StatusUitsluiten
apparaat
SensorControl
Laag/mid./hoog
MaaitijdGebruik
SensorControl
1298 - 003 - 13.12.2019 Inleiding - 7
7
7
77
1.8 Overzicht menustructuur 2
1.8 Overzicht menustructuur 2
1.8 Overzicht menustructuur 2
1.8 Overzicht menustructuur 21.8 Overzicht menustructuur 2
Instellingen
Tijd &
datum
Ingestelde
tijd
Ingestelde
datum
Tijdnotatie Datumnotatie
Taal Land
Alle gebruikers-
instellingen
resetten
Info
Veiligheid Tuindekking Installatie
Algemeen
Laag Midden*
Wijzig
pincode
Nieuw
lussignaal
Veiligheidsniveau Uitgebreid
Gebied 1-3
Hoe? Hoe
vaak?
Hoe
ver?
Uitschakelen
ResettenTesten
Meer
Uitgangssituatie Rijd over
draad
ECO-
modus
Maaierhuis
Hoog
* SILENO life, smart SILENO life
Vorstsensor
Eenheid
In doorgang
maaien
8
8
8
88 - Inleiding 1298 - 003 - 13.12.2019
1.9 Display
1.9 Display
1.9 Display
1.9 Display1.9 Display
Op het display op het product wordt informatie
over de instellingen van het product
weergegeven.
Om toegang te krijgen tot het display drukt u op
de knop STOP
STOP
STOP
STOPSTOP en opent u de klep.
1.10 Toetsenbord
1.10 Toetsenbord
1.10 Toetsenbord
1.10 Toetsenbord 1.10 Toetsenbord
Met het toetsenbord op het product kan de
gebruiker navigeren in het menu. Om toegang te
krijgen tot het toetsenblok, drukt u op de knop
STOP
STOP
STOP
STOPSTOP en opent u de klep.
Gebruik de knop
ON/OFF
ON/OFF
ON/OFF
ON/OFFON/OFF (A) om het
product in en uit te schakelen. Het
indicatielampje op het toetsenbord is een
belangrijke statusindicator. Zie
Het
indicatielampje op pagina 34
.
Gebruik de knop
Start
Start
Start
StartStart (B) om het product te
starten.
Gebruik de knop
Menu
Menu
Menu
MenuMenu (C) om naar het
hoofdmenu te gaan.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Menu
Menu
Menu
MenuMenuU kunt de knop op dezelfde
manier gebruiken als de knop
Terug
Terug
Terug
TerugTerug om
omhoog te gaan in de menulijsten.
Gebruik de knop (D) om de
Mode
Mode
Mode
ModeMode
bedrijfsmodus te selecteren.
Gebruik de knop
OK
OK
OK
OKOK (E) om de instellingen
te bevestigen die u in de menu's selecteert.
Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen (F) voor navigatie in
het menu. Gebruik de pijltoetsen omhoog/
pijltoetsen omhoog/
pijltoetsen omhoog/
pijltoetsen omhoog/pijltoetsen omhoog/
omlaag
omlaag
omlaag
omlaagomlaag om de pincode, de tijd en de datum
in te voeren.
A
B
DC
E
F
1298 - 003 - 13.12.2019 Inleiding - 9
9
9
99
2 Veiligheid
2 Veiligheid
2 Veiligheid
2 Veiligheid2 Veiligheid
2.1 BELANGRIJK. ZORGVULDIG LEZEN
2.1 BELANGRIJK. ZORGVULDIG LEZEN
2.1 BELANGRIJK. ZORGVULDIG LEZEN
2.1 BELANGRIJK. ZORGVULDIG LEZEN2.1 BELANGRIJK. ZORGVULDIG LEZEN
VOOR GEBRUIK. BEWAREN OM LATER
VOOR GEBRUIK. BEWAREN OM LATER
VOOR GEBRUIK. BEWAREN OM LATER
VOOR GEBRUIK. BEWAREN OM LATERVOOR GEBRUIK. BEWAREN OM LATER
TE KUNNEN RAADPLEGEN
TE KUNNEN RAADPLEGEN
TE KUNNEN RAADPLEGEN
TE KUNNEN RAADPLEGENTE KUNNEN RAADPLEGEN
De gebruiker is verantwoordelijk voor ongelukken met andere
mensen of beschadigingen van hun eigendommen.
Het apparaat is niet bedoeld voor gebruik door personen
(waaronder kinderen) met fysieke, zintuiglijke of geestelijke
beperkingen (die van invloed kunnen zijn op het veilig bedienen
van het product), of een gebrek aan kennis en ervaring, tenzij ze
begeleiding bij of aanwijzingen voor het gebruik van het apparaat
hebben ontvangen van een persoon die verantwoordelijk is voor
hun veiligheid.
Het apparaat kan worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar en
ouder en andere personen die ondanks hun fysieke, sensorische
of geestelijke handicap of gebrek aan ervaring en kennis onder
toezicht of instructie van een verantwoordelijke persoon in staat
zijn veilig gebruik te maken van het apparaat en op de hoogte zijn
van alle gevaren. Er kunnen plaatselijke regels zijn met betrekking
tot de minimumleeftijd voor het bedienen van dit apparaat.
Kinderen mogen het apparaat niet zonder toezicht reinigen of
onderhouden.
Sluit de voeding nooit aan op een stopcontact als de stekker of het
snoer beschadigd is. Een versleten of beschadigd snoer verhoogt
het risico op een elektrische schok.
Laad de accu alleen op in het meegeleverde laadstation. Onjuist
gebruik kan leiden tot elektrische schokken, oververhitting of
lekkage van corroderende vloeistof uit de accu. Spoelen met
water/neutralisatiemiddel in geval van lekkage van elektrolyt.
Raadpleeg een arts in geval van contact met de ogen.
Gebruik alleen originele accu's die door de fabrikant worden
aanbevolen. De veiligheid van het product kan niet worden
10
10
10
1010 - Veiligheid 1298 - 003 - 13.12.2019
gegarandeerd met niet-originele accu's. Gebruik geen niet-
oplaadbare accu's.
Het apparaat moet zijn losgekoppeld van de voeding wanneer de
accu wordt verwijderd.
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: Het
product kan gevaarlijk
zijn wanneer het
verkeerd wordt gebruikt.
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:WAARSCHUWING:
Gebruik het product niet
als personen, met name
kinderen, of huisdieren
zich in het werkgebied
bevinden.
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:WAARSCHUWING:
Houd uw handen en
voeten uit de buurt van
de roterende messen.
Plaats uw handen of
voeten niet in de buurt
van of onder het product
wanneer de motor draait.
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:WAARSCHUWING:
Roep bij letsel of een
ongeval medische hulp
in.
2.2 Veiligheidsdefinities
2.2 Veiligheidsdefinities
2.2 Veiligheidsdefinities
2.2 Veiligheidsdefinities2.2 Veiligheidsdefinities
Waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en
opmerkingen worden gebruikt om te wijzen op
belangrijke delen van de handleiding.
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: Wordt gebruikt om
te wijzen op de kans op ernstig of
fataal letsel voor de gebruiker of
omstanders wanneer de instructies in
de handleiding niet worden gevolgd.
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET: OPGELET: Wordt gebruikt indien er
een risico bestaat op schade aan het
product en andere eigendommen of
aan de omgeving wanneer de
instructies in de handleiding niet
worden gevolgd.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Geven verdere informatie die nodig is in
een bepaalde situatie.
2.3 Veiligheidsinstructies voor
2.3 Veiligheidsinstructies voor
2.3 Veiligheidsinstructies voor
2.3 Veiligheidsinstructies voor2.3 Veiligheidsinstructies voor
bediening
bediening
bediening
bedieningbediening
2.3.1 Gebruik
2.3.1 Gebruik
2.3.1 Gebruik
2.3.1 Gebruik2.3.1 Gebruik
Het product mag uitsluitend worden gebruikt
in combinatie met door de fabrikant
aanbevolen apparatuur. Elk ander gebruik is
onjuist. De instructies van de fabrikant over
bediening/onderhoud moeten nauwkeurig
worden gevolgd.
Er moeten waarschuwingsborden worden
geplaatst rondom het werkgebied van het
product als het in openbare gebieden wordt
gebruikt. De borden moeten de volgende
tekst bevatten:
Waarschuwing!
Waarschuwing!
Waarschuwing!
Waarschuwing!Waarschuwing!
Automatische gazonmaaier! Blijf uit de buurt
Automatische gazonmaaier! Blijf uit de buurt
Automatische gazonmaaier! Blijf uit de buurt
Automatische gazonmaaier! Blijf uit de buurtAutomatische gazonmaaier! Blijf uit de buurt
van de machine! Houd toezicht op kinderen!
van de machine! Houd toezicht op kinderen!
van de machine! Houd toezicht op kinderen!
van de machine! Houd toezicht op kinderen!van de machine! Houd toezicht op kinderen!
1298 - 003 - 13.12.2019 Veiligheid -
11
11
11
1111
Waarschuwing!
Automatische ga zonma aier!
Blijf uit de buurt van de ma chine!
Houd toezic ht op kinderen!
Waarschuwing!
Automatische gazonmaaier!
Blijf uit de buurt van de machine!
Houd toezicht op kinderen!
Gebruik de bedieningsmodus
Parkeren
of
schakel het product uit wanneer personen,
met name kinderen, of huisdieren zich in het
werkgebied bevinden. Het verdient
aanbeveling het product te programmeren
voor gebruik tijdens uren wanneer geen
activiteit in het gebied plaatsvindt,
bijvoorbeeld 's nachts. Zie
Het schema
instellen op pagina 25
. Houd er rekening
mee dat bepaalde diersoorten, bijvoorbeeld
egels, 's nachts actief zijn. Deze diersoorten
kunnen potentieel gewond raken door het
product.
Het product mag uitsluitend worden
bediend, onderhouden en gerepareerd door
personen die volledig vertrouwd zijn met de
speciale kenmerken van en
veiligheidsregels voor het product. Lees de
bedieningshandleiding zorgvuldig door en
zorg dat u de instructies hebt begrepen
voordat u het product gebruikt.
Het is niet toegestaan het originele ontwerp
van het product aan te passen. Alle
wijzigingen zijn op eigen risico.
Controleer of er geen stenen, takken,
gereedschap, speelgoed of andere
voorwerpen op het gazon liggen die de
messen kunnen beschadigen. Objecten op
het gazon kunnen er toe leiden dat het
product vast komt te zitten. Er kan hulp
nodig zijn om het object te verwijderen
voordat het product verder kan gaan met
maaien. Schakel altijd eerst het product uit
met de knop ON/OFF
ON/OFF
ON/OFF
ON/OFFON/OFF voordat u een
blokkade verwijdert.
Start het product volgens de instructies.
Wanneer het product is ingeschakeld, dient
u ervoor te zorgen dat u uw handen en
voeten uit de buurt van de roterende
messen houdt. Plaats uw handen of voeten
nooit onder het product.
Raak nooit bewegende gevaarlijke
onderdelen, zoals de maaischijf, aan
voordat de maaier volledig tot stilstand is
gekomen.
Til het product nooit op en draag het niet
rond terwijl het is ingeschakeld.
Sta niet toe dat het product wordt gebruikt
door personen die niet weten hoe het werkt
en zich gedraagt.
Het product mag nooit in aanraking komen
met personen of andere levende wezens.
Als een persoon of ander levend wezen in
de baan van het product komt, moet dit
onmiddellijk worden gestopt. Zie
Product
stoppen op pagina 35
.
Zet niets boven op het product of het
laadstation.
Voorkom dat het product wordt gebruikt
wanneer de kap, maaischijf of behuizing
beschadigd is. De maaier mag ook niet
worden gebruikt als de messen, schroeven,
moeren of kabels defect zijn. Sluit nooit een
beschadigde kabel aan en raak deze ook
niet aan voordat de kabel is losgekoppeld
van de voeding.
Gebruik het product niet als de knoppen
ON/OFF
ON/OFF
ON/OFF
ON/OFFON/OFF STOP
STOP
STOP
STOPSTOP en niet werken.
Schakel het product altijd uit met de knop
ON/OFF
ON/OFF
ON/OFF
ON/OFFON/OFF wanneer het product niet in gebruik
is. Het product kan alleen worden gestart als
de knop ON/OFF
ON/OFF
ON/OFF
ON/OFFON/OFF is ingeschakeld en de
juiste pincode is ingevoerd.
12
12
12
1212 - Veiligheid 1298 - 003 - 13.12.2019
GARDENA staat niet garant voor volledige
compatibiliteit tussen het product en andere
typen draadloze systemen, zoals
afstandsbedieningen, radiozenders,
ringleidingen, ondergrondse elektrische
afrasteringen of dergelijke.
Metalen voorwerpen in de bodem (zoals
wapeningsnetten of antimollennetten)
kunnen de robotmaaier tot stilstand
brengen. De metalen voorwerpen kunnen
storing van het lussignaal veroorzaken en
de robotmaaier tot stilstand brengen.
Bedrijfs- en opslagtemperatuur is 0-50 °C/
32-122 °F. Temperatuurbereik voor het
opladen is 0-45 °C/32-113 °F. Te hoge
temperaturen kunnen schade aan het
product veroorzaken.
2.3.2 Veiligheid bij accu's
2.3.2 Veiligheid bij accu's
2.3.2 Veiligheid bij accu's
2.3.2 Veiligheid bij accu's2.3.2 Veiligheid bij accu's
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: Lithium-ionaccu's
kunnen ontploffen of brand
veroorzaken, indien gedemonteerd,
kortgesloten, blootgesteld aan water,
brand of hoge temperaturen. Behandel
de accu voorzichtig, demonteer de
accu niet, open de accu niet en
voorkom elektrisch/mechanisch
misbruik. Zet een accu niet in direct
zonlicht.
Voor meer informatie over de accu, raadpleeg
Accu op pagina 40
2.3.3 Het product optillen en verplaatsen
2.3.3 Het product optillen en verplaatsen
2.3.3 Het product optillen en verplaatsen
2.3.3 Het product optillen en verplaatsen2.3.3 Het product optillen en verplaatsen
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: Het product moet
worden uitgeschakeld voordat het
wordt opgetild. Het product is
uitgeschakeld wanneer het
indicatielampje op het toetsenblok niet
brandt.
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET: OPGELET: Til het product niet op als
het in het laadstation is geparkeerd.
Hierdoor kan het laadstation en/of het
product worden beschadigd. Druk op
STOP
STOP
STOP
STOPSTOP en trek het product uit het
laadstation voordat u het optilt.
Voor het veilig verplaatsen uit of binnen het
werkgebied:
1. Druk op de knop STOP
STOP
STOP
STOPSTOP om het product te
stoppen.
2. Druk 3 seconden lang op de knop ON/OFF
ON/OFF
ON/OFF
ON/OFFON/OFF
en zorg ervoor dat het product is
uitgeschakeld. Controleer of het
indicatielampje op het toetsenblok niet
brandt. Dit betekent dat het product is
uitgeschakeld. Zie
Indicatielampje in het
laadstation op pagina 50
.
3. Draag het product aan de hendel met de
maaischijf uit de buurt van uw lichaam.
1298 - 003 - 13.12.2019 Veiligheid - 13
13
13
1313
2.3.4 Onderhoud
2.3.4 Onderhoud
2.3.4 Onderhoud
2.3.4 Onderhoud2.3.4 Onderhoud
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: Het product moet
worden uitgeschakeld voordat er
onderhoudswerkzaamheden aan
worden uitgevoerd. Het product is
uitgeschakeld wanneer het
indicatielampje op het toetsenblok niet
brandt.
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: Ontkoppel het
laadstation met de stekker voordat u
reinigings- of
onderhoudswerkzaamheden verricht
aan het laadstation of de lusdraad.
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET: OPGELET: Gebruik nooit een
hogedrukreiniger om het product
schoon te maken. Gebruik nooit
oplosmiddelen voor de reiniging.
Inspecteer het product wekelijks en vervang
beschadigde of versleten onderdelen. Zie
Introductie - onderhoud op pagina 38
.
2.3.5 Bij onweer
2.3.5 Bij onweer
2.3.5 Bij onweer
2.3.5 Bij onweer2.3.5 Bij onweer
Om het risico op schade aan de elektrische
componenten in het product en het laadstation te
beperken, adviseren we om alle aansluitingen op
het laadstation (voeding, begrenzingsdraad en
geleidingsdraad) los te koppelen als er kans op
onweer is.
1. Markeer de draden om eenvoudig opnieuw
verbinding te maken. De aansluitingen op
het laadstation zijn gemarkeerd met R, L en
GUIDE.
2. Koppel alle aangesloten kabels en de
voeding los.
3. Sluit alle kabels en de voeding weer aan als
er geen onweer meer dreigt. Het is
belangrijk dat elke draad op de juiste plaats
wordt aangesloten.
14
14
14
1414 - Veiligheid 1298 - 003 - 13.12.2019
3 Installatie
3 Installatie
3 Installatie
3 Installatie3 Installatie
3.1 Inleiding - installatie
3.1 Inleiding - installatie
3.1 Inleiding - installatie
3.1 Inleiding - installatie3.1 Inleiding - installatie
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: Zorg dat u het
hoofdstuk over veiligheid hebt gelezen
en begrepen voordat u het product
monteert.
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET: OPGELET: Gebruik originele
reserveonderdelen en origineel
installatiemateriaal.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Zie www.gardena.com voor meer
informatie over de installatie.
3.2 Belangrijkste onderdelen voor de
3.2 Belangrijkste onderdelen voor de
3.2 Belangrijkste onderdelen voor de
3.2 Belangrijkste onderdelen voor de3.2 Belangrijkste onderdelen voor de
installatie
installatie
installatie
installatieinstallatie
De installatie bestaat uit de volgende onderdelen:
Een robotmaaier die het gazon automatisch
maait.
Een laadstation met 3 functies:
Controlesignalen door de
begrenzingsdraad verzenden.
Stuursignalen langs de geleidingsdraad
sturen, zodat het product naar
specifieke afgelegen gebieden in de
tuin kan worden gestuurd en terug kan
keren naar het laadstation.
Het product opladen.
Een voeding, die is aangesloten tussen het
laadstation en een stopcontact van 100
V-240V.
De lusdraad, die langs de randen van het
werkgebied wordt gelegd en ook rondom
voorwerpen en planten die de robotmaaier
niet mag raken. De lusdraad dient als
begrenzingsdraad en ook als
geleidingsdraad.
3.3 Algemene voorbereidingen
3.3 Algemene voorbereidingen
3.3 Algemene voorbereidingen
3.3 Algemene voorbereidingen3.3 Algemene voorbereidingen
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET: OPGELET: Gaten met water in het
gazon kunnen schade aan het product
veroorzaken.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Lees het hoofdstuk Installatie volledig
door voordat u met de installatie begint. De wijze
waarop de installatie is uitgevoerd, bepaalt hoe
goed het product functioneert. Het is daarom
belangrijk om de installatie zorgvuldig te plannen.
Maak een blauwdruk van het werkgebied en
neem hierin alle obstakels op. Zo vindt u
eenvoudiger de beste posities voor het
laadstation, de begrenzingsdraad en de
geleidingsdraad.
Breng een markering aan op de blauwdruk
waar het laadstation, de begrenzingsdraad
en de geleidingsdraad moeten worden
geplaatst.
Breng een markering op de blauwdruk aan
waar de geleidingsdraad aansluit op de
begrenzingsdraad. Zie
De geleidingsdraad
installeren op pagina 22
.
Vul de gaten in het gazon.
Maai het gras voordat u het product
installeert. Zorg ervoor dat het gras
maximaal 4 cm/1.6 inch is.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: De eerste weken na installatie kan het
waargenomen geluidsniveau bij het maaien van
het gras hoger zijn dan verwacht. Wanneer het
product het gras enige tijd heeft gemaaid, is het
waargenomen geluidsniveau veel lager.
3.4 Vóór de installatie van de draden
3.4 Vóór de installatie van de draden
3.4 Vóór de installatie van de draden
3.4 Vóór de installatie van de draden3.4 Vóór de installatie van de draden
U kunt kiezen om de draden met staken te
bevestigen of om ze in te graven. U kunt de 2
procedures voor hetzelfde werkgebied gebruiken.
Graaf de begrenzings- of geleidingsdraad in
als u een verticuteermachine in het
werkgebied gaat gebruiken. Zo niet, dan
bevestigt u de begrenzings- of
geleidingsdraad met staken.
3.4.1 Onderzoeken waar het laadstation
3.4.1 Onderzoeken waar het laadstation
3.4.1 Onderzoeken waar het laadstation
3.4.1 Onderzoeken waar het laadstation3.4.1 Onderzoeken waar het laadstation
moet worden geplaatst
moet worden geplaatst
moet worden geplaatst
moet worden geplaatstmoet worden geplaatst
Zorg voor minimaal 2 m/6.6 ft vrije ruimte
vóór het laadstation. Zie
Onderzoeken waar
de geleidingsdraad moet worden gelegd op
pagina 20
.
1298 - 003 - 13.12.2019 Installatie - 15
15
15
1515
Houd een minimum aan van 0.3 m/1 ft. vrije
ruimte rechts en links van het midden van
het laadstation.
60- cm / 24- in.
Plaats het laadstation in de buurt van een
stopcontact.
Plaats het laadstation op een vlakke
ondergrond.
Max 5 c m / 2"
Max 5 c m / 2"
Max +/- 2 cm / 0.8 in.
Plaats het laadstation in het laagste
gedeelte van het werkgebied.
Plaats het laadstation in een gebied met
bescherming tegen de zon.
Als het laadstation op een eiland is
geplaatst, dient u ervoor te zorgen dat u de
geleidingsdraad met het eiland verbindt. Zie
Een eiland maken op pagina 19
.
3.4.2 Onderzoeken waar de voeding moet
3.4.2 Onderzoeken waar de voeding moet
3.4.2 Onderzoeken waar de voeding moet
3.4.2 Onderzoeken waar de voeding moet3.4.2 Onderzoeken waar de voeding moet
worden geplaatst
worden geplaatst
worden geplaatst
worden geplaatstworden geplaatst
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: U mag de
laagspanningskabel niet doorsnijden of
verlengen. Er bestaat een gevaar voor
elektrische schokken.
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET: OPGELET: Zorg ervoor dat de messen
op het product niet de
laagspanningskabel doorsnijden.
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET: OPGELET: Plaats de
laagspanningskabel niet in een spoel
of onder de plaat van het laadstation.
De bobine veroorzaakt interferentie
met het signaal van het laadstation.
Plaats de voeding in een gebied met een
dak en bescherming tegen de zon en de
regen.
Plaats de voeding in een gebied met een
goede luchtstroom.
Gebruik een aardlekschakelaar wanneer u
de voeding aansluit op het stopcontact.
Laagspanningskabels van verschillende lengtes
zijn verkrijgbaar als accessoires.
16
16
16
1616 - Installatie 1298 - 003 - 13.12.2019
3.4.3 Onderzoeken waar u de
3.4.3 Onderzoeken waar u de
3.4.3 Onderzoeken waar u de
3.4.3 Onderzoeken waar u de3.4.3 Onderzoeken waar u de
begrenzingsdraad plaatst
begrenzingsdraad plaatst
begrenzingsdraad plaatst
begrenzingsdraad plaatstbegrenzingsdraad plaatst
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET: OPGELET: Als het werkgebied aan
een waterpartij, helling, afgrond of
openbare weg grenst, moet behalve de
begrenzingsdraad ook een
beschermende muur worden geplaatst.
De muur moet minimaal 15 cm/6 inch
hoog zijn.
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET: OPGELET: Laat het product niet
werken op grind.
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET: OPGELET: Maak geen scherpe
bochten wanneer u de
begrenzingsdraad installeert.
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET: OPGELET: Voor een zorgvuldige
werking zonder geluid isoleert u alle
obstakels zoals bomen, wortels en
stenen.
De begrenzingsdraad moet als een lus om het
werkgebied worden geplaatst. De sensoren in het
product detecteren wanneer het product de
begrenzingsdraad nadert en het product een
andere richting selecteert.
Om de verbinding tussen de geleidingsdraad en
de begrenzingsdraad eenvoudiger te maken, is
het raadzaam een oogje te maken op de plaats
waar de geleidingsdraad wordt aangesloten.
Maak het oogje met circa 20 cm/8 inch van de
begrenzingsdraad.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Maak een blauwdruk van het werkgebied
voordat u de begrenzingsdraad en de
geleidingsdraad installeert.
D
E
B
C
F
A
Plaats de begrenzingsdraad rond de hele
werkzone (A). Pas de afstand tussen de
begrenzingsdraad en de obstakels aan.
Zet de begrenzingsdraad 35 cm/14 inch (B)
van een hindernis af die meer dan 5 cm/2
inch hoog is.
35 cm /14
"
> 5 cm / 2
"
Zet de begrenzingsdraad 30 cm/12 inch (C)
van een obstakel af dat 1-5 cm/0.4-2 inch
hoog is.
1298 - 003 - 13.12.2019 Installatie -
17
17
17
1717
1-5 cm / 0.4 - 2"
30 cm / 12 "
Zet de begrenzingsdraad 10 cm/4 inch (D)
van een hindernis af die kleiner is dan 1
cm/0.4 inch.
10 cm / 4"
max 1 cm / 0.4"
Als u een tegelpad op niveau van het gazon
hebt, plaatst u de begrenzingsdraad lager
dan de tegels.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Indien het tegelpad minimaal 30
cm/12 inch breed is, gebruikt u de
fabrieksinstelling voor de functie
Rijd over
draad
om al het gras naast het tegelpad te
maaien. Zie
De functie Rijd over draad
instellen op pagina 30
.
Als u een eiland maakt, zet u de
begrenzingsdraden die naar en van het
eiland lopen dicht bij elkaar (E). Plaats de
kabels in dezelfde staak. Zie
Een eiland
maken op pagina 19
.
Maak een oogje (F) op de plaats waar de
geleidingsdraad met de begrenzingsdraad
moet worden verbonden.
3.4.3.1 De begrenzingsdraad op een helling
3.4.3.1 De begrenzingsdraad op een helling
3.4.3.1 De begrenzingsdraad op een helling
3.4.3.1 De begrenzingsdraad op een helling3.4.3.1 De begrenzingsdraad op een helling
plaatsen
plaatsen
plaatsen
plaatsenplaatsen
Het product kan gebruikt worden op hellingen
van 35%. Hellingen die te steil zijn, moeten
worden geïsoleerd met de begrenzingsdraad. De
hellingsgraad (%) wordt berekend als hoogte per
m. Voorbeeld: 10 cm/100 cm = 10%.
10 cm/4"
100 cm /40"
10%
Voor hellingen steiler dan 35% binnen het
werkgebied isoleert u de helling met
begrenzingsdraad.
Voor hellingen steiler dan 10% langs de
buitenrand van het gazon plaatst u de
begrenzingsdraad 20 cm/8 inch (A) van de
rand.
A
>10% 0-25%
Voor hellingen grenzend aan een openbare
weg plaatst u een hek of een beschermende
muur langs de buitenrand van de helling.
3.4.3.2 Doorgangen
3.4.3.2 Doorgangen
3.4.3.2 Doorgangen
3.4.3.2 Doorgangen3.4.3.2 Doorgangen
Een doorgang is een sectie met
begrenzingsdraad aan elke kant die 2
werkgebieden verbindt. De doorgang tussen de
begrenzingsdraden moet minimaal 60 cm/24 inch
breed zijn.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Als een doorgang minder dan 2 m/6.5 ft
breed is, installeert u een geleidingsdraad door
de doorgang.
18
18
18
1818 - Installatie 1298 - 003 - 13.12.2019
>1 m / 3.3 ft
Max.
distance
>60 cm / 12"
>30 cm / 12"
3.4.3.3 Een eiland maken
3.4.3.3 Een eiland maken
3.4.3.3 Een eiland maken
3.4.3.3 Een eiland maken3.4.3.3 Een eiland maken
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET: OPGELET: Kruis geen gedeelte van
de begrenzingsdraad over een ander
gedeelte. De
begrenzingsdraadgedeelten moeten
evenwijdig lopen.
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET: OPGELET: Kruis de geleidingsdraad
niet over de begrenzingsdraad,
bijvoorbeeld een begrenzingsdraad die
naar een eiland gaat.
Sommige obstakels kunnen een botsing
weerstaan, zoals bomen of struiken die langer
zijn dan15 cm /5.9 inch. Het product zal botsen
en dan bij dit soort obstakels omdraaien.
Obstakels met een lichte helling zoals stenen of
grote bomen met bovengrondse wortels, moeten
echter worden geïsoleerd of verwijderd. De
robotmaaier kan anders tegen zulke obstakels
oprijden, met als gevolg dat de messen
beschadigd raken. Gebruik de begrenzingsdraad
om gebieden binnen het werkgebied te isoleren
door eilanden te creëren. Als de
begrenzingsdraden naar en vanaf het eiland dicht
bij elkaar worden gelegd, kan het product over de
draad rijden.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Voor een veilige en stille werking is het
raadzaam alle vaste voorwerpen in het
werkgebied te isoleren.
Plaats de begrenzingsdraad op en rond het
obstakel om een eiland te maken.
Plaats de 2 stukken begrenzingsdraad die
naar en van het obstakel lopen dicht bij
elkaar zonder deze te kruisen.
Zet de 2 stukken begrenzingsdraad in
dezelfde staak vast.
0 cm / 0
"
3.4.3.4 Een bijgebied maken
3.4.3.4 Een bijgebied maken
3.4.3.4 Een bijgebied maken
3.4.3.4 Een bijgebied maken3.4.3.4 Een bijgebied maken
Maak een bijgebied (B) als het werkgebied 2
gebieden heeft die niet zijn verbonden met een
doorgang. Het werkgebied met het laadstation is
het hoofdgebied (A).
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Het product moet handmatig worden
verplaatst tussen het hoofdgebied en het
secundaire gebied.
1298 - 003 - 13.12.2019 Installatie - 19
19
19
1919
B
A
Plaats de begrenzingsdraad rond het
bijgebied (B) om een eiland te maken. Zie
Een eiland maken op pagina 19
.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: De begrenzingsdraad moet als 1 lus
rond het gehele werkgebied (A + B) worden
geplaatst.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Wanneer het product gras maait in
het bijgebied, moet de modus
Bijgebied
worden geselecteerd. Zie
Bedieningsmodi
op pagina 34
.
3.4.4 Onderzoeken waar de
3.4.4 Onderzoeken waar de
3.4.4 Onderzoeken waar de
3.4.4 Onderzoeken waar de3.4.4 Onderzoeken waar de
geleidingsdraad moet worden gelegd
geleidingsdraad moet worden gelegd
geleidingsdraad moet worden gelegd
geleidingsdraad moet worden gelegdgeleidingsdraad moet worden gelegd
Leg de geleidingsdraad van het laadstation door
het werkgebied en sluit deze aan op de
begrenzingsdraad. De installatie van de
geleidingsdraad is belangrijk voor een
succesvolle geleidingskalibratie, zie
Geleidingskalibratie op pagina 24
.
F
D
C E
A
B
Plaats de geleidingsdraad in een lijn op
minimaal 1 m/3.3 ft afstand vóór het
laadstation (A).
Plaats de geleidingsdraad minimaal 30
cm /1 inch van de begrenzingsdraad (B).
Startpunt (C). Zie
Start punt op pagina 30
.
Minimale afstand 60 cm/2 ft. loodrecht op de
geleidingsdraad (D). Als de afstand kleiner
is, wordt het kalibratieproces onderbroken.
Voor de grootst mogelijke doorrijbreedte
moet een minimale afstand van 1.35 m / 4.5
ft worden aangehouden. Zie
Geleidingskalibratie op pagina 24
.
Waar de geleidingsdraad op de
begrenzingsdraad is aangesloten (E).
Doorrijbreedte (F). Het product loopt altijd
links van de geleidingsdraad, gezien in de
richting van het laadstation. Zorg voor zo
veel mogelijk vrije ruimte links van de
geleidingsdraad.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Het product loopt op verschillende
afstanden van de geleidingsdraad, maar
blijft binnen de doorrijbreedte.
3.4.5 Voorbeelden van werkgebieden
3.4.5 Voorbeelden van werkgebieden
3.4.5 Voorbeelden van werkgebieden
3.4.5 Voorbeelden van werkgebieden3.4.5 Voorbeelden van werkgebieden
Als het laadstation in een klein gebied (A)
wordt geplaatst, zorgt u ervoor dat de
afstand tot de begrenzingsdraad minimaal 2
m/6.6 ft vóór het laadstation bedraagt.
Als het werkgebied een doorgang (B) heeft,
zorgt u ervoor dat de afstand tot de
begrenzingsdraad minimaal 2 m/ 6.5 ft
bedraagt. Als de doorgang kleiner is dan 2
m/ 6.5 ft, plaatst u een geleidingsdraad door
de doorgang. De minimale doorgang tussen
de begrenzingsdraad is 60 cm/24 inch.
Als het werkgebied gebieden heeft die door
middel van een smalle doorgang (B) met
elkaar zijn verbonden, kunt u het product
zodanig instellen dat dit eerst de
geleidingsdraad volgt en deze dan na een
bepaalde afstand (C) verlaat. De instellingen
kunnen worden gewijzigd in
Tuindekking en
Maaien in een doorgang op pagina 28
.
Indien het werkgebied een bijgebied (D)
omvat, raadpleegt u
Een bijgebied maken
op pagina 19
. Zet het product in het
bijgebied en selecteer
de modus Bijgebied
.
20
20
20
2020 - Installatie 1298 - 003 - 13.12.2019
B
D
A
C
3.5 Montage van het product
3.5 Montage van het product
3.5 Montage van het product
3.5 Montage van het product3.5 Montage van het product
3.5.1 Installatiegereedschappen
3.5.1 Installatiegereedschappen
3.5.1 Installatiegereedschappen
3.5.1 Installatiegereedschappen3.5.1 Installatiegereedschappen
Hamer/kunststof hamer: om het plaatsen
van de krammen te vereenvoudigen.
Combinatietang: voor het knippen van de
begrenzingsdraad en het samenknijpen van
de connectoren.
Instelbare tang: voor het samenknijpen van
de koppelingen.
Kantensnijder/rechte spade: om de
begrenzingsdraad te begraven.
3.5.2 Laadstation monteren
3.5.2 Laadstation monteren
3.5.2 Laadstation monteren
3.5.2 Laadstation monteren3.5.2 Laadstation monteren
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: Volg de nationale
voorschriften voor elektrische
veiligheid.
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: Het product mag
alleen worden gebruikt met de
voedingseenheid die is geleverd door
GARDENA.
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: Zet de voeding
niet op een hoogte waar er een risico
bestaat dat deze in het water komt te
staan. Zet de voeding niet op de
grond.
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: Kapsel de voeding
niet in. Condenswater kan de voeding
beschadigen en het risico op
elektrische schokken vergroten.
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: Risico van
elektrische schok. Gebruik altijd een
aardlekschakelaar (RCD) bij het
aansluiten van de voeding op het
stopcontact. Van toepassing voor
USA/Canada. Als de voedingseenheid
buiten is opgesteld: Risico van
elektrische schok. Alleen aansluiten op
een afgedekt GFCI-stopcontact (RCD),
klasse A, dat voorzien is van een
behuizing die waterdicht is, ongeacht
of de kap van de aansluitstekker is
geplaatst.
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET: OPGELET: Het is niet toegestaan om
nieuwe gaten in de plaat van het
laadstation te maken.
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET: OPGELET: Plaats uw voeten niet op
de bodemplaat van het laadstation.
Gebruik bij het aansluiten van de voeding alleen
een stopcontact dat is aangesloten op een
aardlekschakelaar.
1. Lees en begrijp de instructies over het
laadstation. Zie
Onderzoeken waar het
laadstation moet worden geplaatst op
pagina 15
.
2. Plaats het laadstation in het geselecteerde
gebied.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Bevestig de schroeven van het
laadstation pas aan de grond als de
geleidingsdraad is aangebracht. Zie
De
geleidingsdraad installeren op pagina 22
.
1298 - 003 - 13.12.2019 Installatie - 21
21
21
2121
3. Sluit de laagspanningskabel aan op het
laadstation.
4. Zet de voeding op een minimale hoogte van
30 cm/12 inch.
min 30 cm / 12”
5. Sluit de voedingskabel aan op een
stopcontact van 100-240 V.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Wanneer het laadstation is
aangesloten, kunt u het product opladen.
Plaats het product in het laadstation terwijl
de begrenzingsdraad en de geleidingsdraad
worden gelegd. Druk 3 seconden lang op de
knop om het product in te
ON/OFF
ON/OFF
ON/OFF
ON/OFFON/OFF
schakelen. Ga pas verder met de
productinstellingen als de installatie is
voltooid.
6. Plaats de laagspanningskabel met staken in
de grond of graaf de kabel in. Zie
De draad
positioneren met krammen op pagina 23
of
De begrenzingsdraad of geleidingsdraad
ingraven op pagina 23
.
7. Sluit de draden aan op het laadstation nadat
de installatie van de begrenzingsdraad en
de geleidingsdraad is voltooid. Zie
De
begrenzingsdraad installeren op pagina 22
en
De geleidingsdraad installeren op pagina
22
.
8. Bevestig het laadstation aan de grond met
de meegeleverde schroeven nadat de
geleidingsdraad is geïnstalleerd. Zie
De
geleidingsdraad installeren op pagina 22
.
3.5.3 De begrenzingsdraad installeren
3.5.3 De begrenzingsdraad installeren
3.5.3 De begrenzingsdraad installeren
3.5.3 De begrenzingsdraad installeren3.5.3 De begrenzingsdraad installeren
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET: OPGELET: Plaats geen ongewenste
draad in een spoel. De spoel
veroorzaakt interferentie met het
product.
1. Plaats de begrenzingsdraad rond het
volledige werkgebied. Start en voltooi de
installatie achter het laadstation.
2. Open de connector en leg de
begrenzingsdraad in de connector.
3. Sluit de connector met een tang.
4. Snijd de begrenzingsdraad 1-2 cm/0.4-0.8
inch boven elke connector.
5. Druk de rechterconnector op de metalen
pen van het laadstation met de markering
"R".
6. Druk de linkerconnector op de metalen pen
van het laadstation met de markering "L".
3.5.4 De geleidingsdraad installeren
3.5.4 De geleidingsdraad installeren
3.5.4 De geleidingsdraad installeren
3.5.4 De geleidingsdraad installeren3.5.4 De geleidingsdraad installeren
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET: OPGELET: Een tweeaderige kabel of
een kroonsteentje geïsoleerd met
isolatietape levert geen adequate
lassen op. Het vocht in de grond zorgt
ervoor dat de draden gaan oxideren,
waardoor het circuit na een tijdje wordt
onderbroken.
1. Open de connector en leg de draad in de
connector.
2. Sluit de connector met een tang.
3. Knip de geleidingsdraad 1-2 cm/0.4-0.8 inch
boven elke connector af.
4. Druk de geleidingsdraad door de sleuf in de
plaat van het laadstation.
5. Druk de connector op de metalen pen van
het laadstation met de markering "G".
6. Ontkoppel het laadstation van het
stopcontact.
7. Plaats het uiteinde van de geleidingsdraad
in het oogje op de begrenzingsdraad.
22
22
22
2222 - Installatie 1298 - 003 - 13.12.2019
8. Knip de begrenzingsdraad door met een
draadtang.
9. Sluit de geleidingsdraad met behulp van een
koppeling op de begrenzingsdraad aan.
a) Plaats de 2 uiteinden van de
begrenzingsdraad en het uiteinde van
de geleidingsdraad in de koppeling.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Zorg ervoor dat u de
draaduiteinden kunt zien door het
transparante gedeelte van de
koppeling.
b) Druk met een verstelbare tang op de
knop op de koppeling.
10. Bevestig de geleidingsdraad aan de grond
met behulp van staken of begraaf de
geleidingsdraad in de grond. Zie
De draad
positioneren met krammen op pagina 23
of
De begrenzingsdraad of geleidingsdraad
ingraven op pagina 23
.
11. Sluit het laadstation aan op het stopcontact.
3.6 De draad positioneren met
3.6 De draad positioneren met
3.6 De draad positioneren met
3.6 De draad positioneren met3.6 De draad positioneren met
krammen
krammen
krammen
krammenkrammen
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET: OPGELET: Zorg ervoor dat de staken
de begrenzingsdraad en de
geleidingsdraad tegen de grond
houden.
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET: OPGELET: De kabelisolatie kan
beschadigd raken wanneer het gras
meteen na de installatie te kort wordt
gemaaid. Beschadigingen aan de
isolatie zorgen soms pas weken of
maanden later voor problemen.
1. Plaats de begrenzingsdraad en de
geleidingsdraad op de grond.
2. Zet de staken maximaal 75 cm/30 inch van
elkaar.
3. Bevestig de staken in de grond met een
(kunststof) hamer.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: De draad is na enkele weken overgroeid
met gras en niet meer zichtbaar.
3.7 De begrenzingsdraad of
3.7 De begrenzingsdraad of
3.7 De begrenzingsdraad of
3.7 De begrenzingsdraad of3.7 De begrenzingsdraad of
geleidingsdraad ingraven
geleidingsdraad ingraven
geleidingsdraad ingraven
geleidingsdraad ingravengeleidingsdraad ingraven
Snijd met een kantsnijder of een rechte
schop een groef in de grond.
Plaats de begrenzingsdraad of de
geleidingsdraad 1-20 cm/0.4-8 inch in de
grond.
3.8 De begrenzingsdraad of
3.8 De begrenzingsdraad of
3.8 De begrenzingsdraad of
3.8 De begrenzingsdraad of3.8 De begrenzingsdraad of
geleidingsdraad verlengen
geleidingsdraad verlengen
geleidingsdraad verlengen
geleidingsdraad verlengengeleidingsdraad verlengen
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Verleng de begrenzingsdraad of
geleidingsdraad als deze te kort is voor het
werkgebied. Gebruik originele
reserveonderdelen, bijvoorbeeld koppelingen.
1. Ontkoppel het laadstation van het
stopcontact.
2. Knip de begrenzingsdraad of
geleidingsdraad af met een draadtang op de
plaats waar het verlengstuk moet worden
geplaatst.
1298 - 003 - 13.12.2019 Installatie -
23
23
23
2323
3. Voeg draad toe aan de locatie waar het
verlengstuk moet worden geplaatst.
4. Plaats de begrenzingsdraad of de
geleidingsdraad in positie.
5. Plaats de draaduiteinden in een koppeling.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Zorg ervoor dat u de uiteinden van
de begrenzingsdraad of de geleidingsdraad
door het transparante gedeelte van de
koppeling heen kunt zien.
6. Druk met een verstelbare tang op de knop
op de koppeling.
7. Positioneer de begrenzingsdraad of de
geleidingsdraad met staken.
8. Sluit het laadstation aan op het stopcontact.
3.9 Na de installatie van het product
3.9 Na de installatie van het product
3.9 Na de installatie van het product
3.9 Na de installatie van het product3.9 Na de installatie van het product
3.9.1 Visuele controle van het laadstation
3.9.1 Visuele controle van het laadstation
3.9.1 Visuele controle van het laadstation
3.9.1 Visuele controle van het laadstation3.9.1 Visuele controle van het laadstation
uitvoeren
uitvoeren
uitvoeren
uitvoerenuitvoeren
1. Controleer of de led-indicator op het
laadstation groen brandt.
2. Als de led-indicator niet groen is, controleert
u de installatie. Zie
Indicatielampje in het
laadstation op pagina 50
en
Laadstation
monteren op pagina 21
.
3.9.2 De basisinstellingen uitvoeren
3.9.2 De basisinstellingen uitvoeren
3.9.2 De basisinstellingen uitvoeren
3.9.2 De basisinstellingen uitvoeren3.9.2 De basisinstellingen uitvoeren
Voordat u het product voor de eerste keer gaat
gebruiken, moet u de basisinstellingen opgeven.
1. Plaats het product in het laadstation.
2. Druk 3 seconden lang op de knop
AAN/UIT
AAN/UIT
AAN/UIT
AAN/UITAAN/UIT.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Als de accu bijna leeg is, moet het
product worden opgeladen voordat u het
product kunt inschakelen.
3. Druk op de en de knop .
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK
Selecteer taal, land, datum, tijd en stel een
pincode in.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Het is niet mogelijk om 0000 als
pincode te gebruiken.
4. Druk op de knop en sluit de klep om de
Start
Start
Start
StartStart
geleidingskalibratie te starten.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Als de accu bijna leeg is, moet het
product de accu's opladen voordat de
geleidingskalibratie wordt gestart. Zie
Geleidingskalibratie op pagina 24
.
3.9.3 Geleidingskalibratie
3.9.3 Geleidingskalibratie
3.9.3 Geleidingskalibratie
3.9.3 Geleidingskalibratie3.9.3 Geleidingskalibratie
Het kalibratieproces verloopt automatisch en stelt
een zo breed mogelijke doorrijbreedte in om het
risico van spoorvorming op het gazon te
beperken.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Het product beweegt altijd binnen de
doorrijbreedte, maar de afstand tot de
geleidingsdraad wordt afgewisseld.
De geleidingskalibratie begint wanneer het
product het beginpunt bereikt. Het product
beweegt aan de linkerkant loodrecht van de
geleidingsdraad af (gezien in de richting van het
laadstation) op een maximale afstand van 1.35
m / 4.4 ft. of tot het de begrenzingsdraad of een
obstakel raakt. Deze afstand wordt ingesteld als
de maximale doorrijbreedte. Wanneer de
geleidingskalibratie is voltooid, beweegt het
product langs de geleidingsdraad naar het punt
waar de geleidingsdraad is aangesloten op de
begrenzingsdraad. Wanneer de
geleidingskalibratie succesvol is voltooid, begint
het product te maaien.
24
24
24
2424 - Installatie 1298 - 003 - 13.12.2019
3.9.3.1 De kalibratie opnieuw uitvoeren
3.9.3.1 De kalibratie opnieuw uitvoeren
3.9.3.1 De kalibratie opnieuw uitvoeren
3.9.3.1 De kalibratie opnieuw uitvoeren3.9.3.1 De kalibratie opnieuw uitvoeren
1. Houd de knop Terug
Terug
Terug
TerugTerug 3 seconden ingedrukt
om het menu
Snelle info
te openen.
2. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om de
menustructuur
Geavanceerd > Kalibreren >
Geleidingskalibratie
te doorlopen.
3. Plaats het product in het laadstation.
4. Druk op de knop
Start
Start
Start
StartStart om de automatische
kalibratie uit te voeren.
3.10 De productinstellingen uitvoeren
3.10 De productinstellingen uitvoeren
3.10 De productinstellingen uitvoeren
3.10 De productinstellingen uitvoeren3.10 De productinstellingen uitvoeren
Alle commando's en instellingen voor het product
worden opgegeven via het bedieningspaneel. Het
bedieningspaneel bestaat uit een display en een
toetsenblok, en alle functies zijn toegankelijk via
de menu's. De functies hebben
fabrieksinstellingen voor de meeste
werkgebieden, maar de instellingen kunnen
worden aangepast aan de unieke situatie van elk
werkgebied.
3.10.1 Menustructuur
3.10.1 Menustructuur
3.10.1 Menustructuur
3.10.1 Menustructuur3.10.1 Menustructuur
Het hoofdmenu bevat het volgende:
• Schema
• SensorControl
Smart system (alleen voor smart SILENO
city en smart SILENO life)
• Instellingen
Zie
Overzicht menustructuur 1 op pagina 7
en
Overzicht menustructuur 2 op pagina 8
.
3.10.2 Toegang krijgen tot het menu
3.10.2 Toegang krijgen tot het menu
3.10.2 Toegang krijgen tot het menu
3.10.2 Toegang krijgen tot het menu3.10.2 Toegang krijgen tot het menu
1. Druk op STOP
STOP
STOP
STOPSTOP.
2. Gebruik de pijltoetsen omhoog/omlaag
pijltoetsen omhoog/omlaag
pijltoetsen omhoog/omlaag
pijltoetsen omhoog/omlaagpijltoetsen omhoog/omlaag en
de knop OK
OK
OK
OKOK om de pincode in te voeren.
3. Druk op MENU
MENU
MENU
MENUMENU.
3.10.3 De schema-instellingen uitvoeren
3.10.3 De schema-instellingen uitvoeren
3.10.3 De schema-instellingen uitvoeren
3.10.3 De schema-instellingen uitvoeren3.10.3 De schema-instellingen uitvoeren
U kunt het schema op twee manieren instellen:
Het schema instellen met behulp van de
wizard. Zie
Wizard op pagina 25
.
Het schema instellen in het menu
Geavanceerd. Zie
Het schema instellen op
pagina 25
.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Voor een optimaal resultaat mag het
gazon niet te vaak worden gemaaid. Als u het
product te veel laat maaien, kan het gazon er
geplet uitzien. Ook wordt het product blootgesteld
aan onnodige slijtage.
3.10.3.1 Wizard
3.10.3.1 Wizard
3.10.3.1 Wizard
3.10.3.1 Wizard3.10.3.1 Wizard
De wizard is een snelle tool om geschikte
schema-instellingen voor uw gazon te vinden.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 25
.
2. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om de
menustructuur
Schema > Wizard
te
doorlopen.
3. Voer de geschatte grootte van uw gazon in.
Het is niet mogelijk om een groter gazon in
te voeren dan de maximale werkcapaciteit.
4. Druk op OK
OK
OK
OKOK om de grootte van het gazon te
bevestigen. Bij het invoeren van de grootte
van uw gazon komt de wizard met een
geschikt dagelijks schema (zie stap 7) of
vraagt om gegevens voor inactieve dagen.
5. Kies welke dag(en) het product inactief moet
zijn. Gebruik de
pijltoetsen omhoog/omlaag
pijltoetsen omhoog/omlaag
pijltoetsen omhoog/omlaag
pijltoetsen omhoog/omlaagpijltoetsen omhoog/omlaag
om tussen dagen te wisselen.
6. Druk op OK
OK
OK
OKOK om de gekozen inactieve
dag(en) te bevestigen.
7. De wizard stelt een dagelijks schema voor
de actieve dagen voor. Als u het schema-
interval naar eerder of later op de dag wilt
verplaatsen, drukt u op de
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen
omhoog/omlaag
omhoog/omlaag
omhoog/omlaag
omhoog/omlaagomhoog/omlaag.
8. Druk op OK
OK
OK
OKOK om het dagschema te
bevestigen. Er wordt een overzicht van het
dagelijkse schema weergegeven. Druk op
OK
OK
OK
OKOK om terug te gaan naar het hoofdmenu.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Als u de schema-instellingen voor
bepaalde werkdagen wilt wijzigen, gebruikt u het
menu
Schema > Geavanceerd
.
3.10.3.2 Het schema instellen
3.10.3.2 Het schema instellen
3.10.3.2 Het schema instellen
3.10.3.2 Het schema instellen3.10.3.2 Het schema instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 25
.
2. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om de
menustructuur
Schema > Geavanceerd >
Overzicht
te doorlopen.
1298 - 003 - 13.12.2019 Installatie - 25
25
25
2525
3. Gebruik de en de knop om de
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK
dag te selecteren.
4. Gebruik de pijltoets
pijltoets
pijltoets
pijltoetspijltoets links om de periode te
selecteren.
5. Druk op de knop
OK
OK
OK
OKOK.
6. Bereken de geschikte bedrijfsuren. Zie
De
geschikte bedrijfsuren berekenen op pagina
26
.
7. Voer de tijd in met de
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen. Het
product kan het gras 1 of 2 perioden per dag
maaien.
8. Als het product op een bepaalde dag niet
moet maaien, maakt u de selectie van het
vakje naast de 2 perioden ongedaan.
3.10.3.3 De geschikte bedrijfsuren berekenen
3.10.3.3 De geschikte bedrijfsuren berekenen
3.10.3.3 De geschikte bedrijfsuren berekenen
3.10.3.3 De geschikte bedrijfsuren berekenen3.10.3.3 De geschikte bedrijfsuren berekenen
Als het werkgebied kleiner is dan de maximale
productcapaciteit, gebruikt u de schemafunctie
om de slijtage van het gras en het product tot een
minimum te beperken. De wizard helpt u bij het
instellen van geschikte schema-instellingen,
maar u kunt ook de instellingen handmatig
wijzigen.
Als u het schema handmatig wilt instellen, begint
u met het berekenen van de geschikte
bedrijfsuren en volgt u vervolgens de stappen in
Het schema instellen op pagina 25
en
De
schema-instelling kopiëren op pagina 26
.
1. Bereken de afmeting van uw gazon in m
2/ft2.
2. Deel de m2/ft2 van het gazon door de
geschatte dagelijkse werkcapaciteit. Zie de
onderstaande tabel.
3. Het resultaat is gelijk aan het aantal uren dat
het product elke dag moet maaien. Het
aantal uren omvat zowel de maai-, zoek-, als
de oplaadtijd.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: De dagelijkse bedrijfscapaciteit is een
schatting en is afhankelijk van de ingebouwde
stand-byperiode. Zie
Schema en Stand-by op
pagina 36
.
Werkcapaciteit
Werkcapaciteit
Werkcapaciteit
WerkcapaciteitWerkcapaciteit
van het product
van het product
van het product
van het productvan het product
Geschatte dagelijkse werk-
Geschatte dagelijkse werk-
Geschatte dagelijkse werk-
Geschatte dagelijkse werk-Geschatte dagelijkse werk-
capaciteit, m
capaciteit, m
capaciteit, m
capaciteit, mcapaciteit, m2
2
2
22/u, ft
/u, ft
/u, ft
/u, ft/u, ft2
2
2
22/u
/u
/u
/u/u
1250 m260 / 650
1000 m261 / 660
750 m262 / 670
500 m241 / 440
250 m245 / 480
Voorbeeld: Een gazon van 500 m
2/5400 ft2,
gemaaid met een SILENO life gespecificeerd
voor 1250 m2.
500 m2/60 ≈ 8.5 u.
5400 ft2/650 ≈ 8.5 u.
Dagen/
Dagen/
Dagen/
Dagen/Dagen/
week
week
week
weekweek
u/dag
u/dag
u/dag
u/dagu/dag Voorgestelde sche-
Voorgestelde sche-
Voorgestelde sche-
Voorgestelde sche-Voorgestelde sche-
ma-instelling
ma-instelling
ma-instelling
ma-instellingma-instelling
7 8.5 07:00-15:30 / 7:00
am-3:30 pm
3.10.3.4 De schema-instelling kopiëren
3.10.3.4 De schema-instelling kopiëren
3.10.3.4 De schema-instelling kopiëren
3.10.3.4 De schema-instelling kopiëren3.10.3.4 De schema-instelling kopiëren
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 25
.
2. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om de
menustructuur
Schema > Geavanceerd >
Overzicht > Kopiëren
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om de
schema-instelling te kopiëren. U kunt de
schema-instellingen van dag tot dag of voor
de volledige week kopiëren.
3.10.3.5 De schema-instelling herstellen
3.10.3.5 De schema-instelling herstellen
3.10.3.5 De schema-instelling herstellen
3.10.3.5 De schema-instelling herstellen3.10.3.5 De schema-instelling herstellen
U kunt alle schema-instellingen verwijderen en
de fabrieksinstelling gebruiken.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 25
.
2. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om de
menustructuur
Schema > Geavanceerd >
Overzicht > Reset
te doorlopen.
26
26
26
2626 - Installatie 1298 - 003 - 13.12.2019
a) Druk op de om
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen
Huidige dag
te selecteren om alleen de huidige dag
terug te zetten naar de
fabrieksinstellingen.
b) Druk op de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen om
Heel de week
te selecteren om alle schema-
instellingen terug te zetten naar de
fabrieksinstellingen.
3. Druk op de knop
OK
OK
OK
OKOK.
3.10.4 SensorControl
3.10.4 SensorControl
3.10.4 SensorControl
3.10.4 SensorControl3.10.4 SensorControl
De functie
SensorControl
past de maaitijd
automatisch aan de groei van het gras aan. Het
product mag niet meer dan volgens de schema-
instellingen worden gebruikt.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Bij gebruik van
SensorControl
is het
raadzaam om zoveel mogelijk bedrijfstijd
beschikbaar te maken voor
SensorControl
.
Beperk het schema niet meer dan nodig is.
De eerste activiteit van de dag wordt ingesteld op
basis van de schema-instellingen. Het product
voltooit altijd 1 maaicyclus en vervolgens
selecteert
SensorControl
of het product blijft
werken of niet.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op:
SensorControl
wordt gereset als het
product langer dan 50 uur stilstaat of als een
Reset van alle gebruikersinstellingen
wordt
uitgevoerd.
SensorControl
blijft ongewijzigd bij
een
reset van schema-instellingen
.
3.10.4.1 SensorControl instellen
3.10.4.1 SensorControl instellen
3.10.4.1 SensorControl instellen
3.10.4.1 SensorControl instellen3.10.4.1 SensorControl instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 25
.
2. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om de
menustructuur
SensorControl >
SensorControl gebruiken
te doorlopen.
3. Druk op de knop
OK
OK
OK
OKOK om de functie
SensorControl
te selecteren.
4. Druk op de knop
TERUG
TERUG
TERUG
TERUGTERUG.
3.10.4.2 Frequentie SensorControl instellen
3.10.4.2 Frequentie SensorControl instellen
3.10.4.2 Frequentie SensorControl instellen
3.10.4.2 Frequentie SensorControl instellen3.10.4.2 Frequentie SensorControl instellen
Stel in hoe vaak het product het gras moet
maaien wanneer
SensorControl
in gebruik is. Er
zijn 3 frequentieniveaus:
Laag, Midden
en
Hoog
.
Hoe hoger de frequentie, hoe gevoeliger het
product is voor de grasgroei. Dat betekent dat het
product langer mag werken als de grasgroei
hoog is.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Als de maairesultaten bij gebruik van de
SensorControl
niet optimaal zijn, kan het nodig
zijn om de schema-instellingen aan te passen.
Beperk het schema niet meer dan nodig is.
Controleer ook of de maaischijf schoon is en of
de messen in goede staat verkeren.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 25
.
2. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om de
menustructuur
SensorControl > Maaitijd
te
doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen om de frequentie
Laag, Midden
of
Hoog
te selecteren.
4. Druk op de knop TERUG
TERUG
TERUG
TERUGTERUG.
3.10.5 Beveiligingsniveau
3.10.5 Beveiligingsniveau
3.10.5 Beveiligingsniveau
3.10.5 Beveiligingsniveau3.10.5 Beveiligingsniveau
Er zijn 2 beveiligingsniveaus voor SILENO city en
3 beveiligingsniveaus voor SILENO life.
Werking
Werking
Werking
WerkingWerking Laag
Laag
Laag
LaagLaag
Midden
Midden
Midden
MiddenMidden
(SILENO life)
(SILENO life)
(SILENO life)
(SILENO life)(SILENO life)
Hoog
Hoog
Hoog
HoogHoog
(SILENO city)
(SILENO city)
(SILENO city)
(SILENO city)(SILENO city)
Hoog
Hoog
Hoog
HoogHoog
(SILENO li-
(SILENO li-
(SILENO li-
(SILENO li-(SILENO li-
fe)
fe)
fe)
fe)fe)
Alarm X
Pincode X X
Tijdsslot X X X
- Een alarm gaat af als de pincode
Alarm
Alarm
Alarm
AlarmAlarm
niet binnen 10 seconden wordt ingevoerd
nadat op de knop STOP
STOP
STOP
STOPSTOP is gedrukt. Het
alarm gaat ook af wanneer het product
wordt opgetild. Het alarm stopt wanneer de
pincode wordt ingevoerd.
Pincode
Pincode
Pincode
PincodePincode - de juiste pincode moet worden
ingevoerd om toegang te krijgen tot de
menustructuur van het product. Wanneer 5
keer achter elkaar de verkeerde pincode
wordt ingevoerd, wordt het product enige tijd
1298 - 003 - 13.12.2019 Installatie -
27
27
27
2727
vergrendeld. De vergrendeling wordt voor
elke nieuwe onjuiste poging verlengd.
Tijdsslot
Tijdsslot
Tijdsslot
TijdsslotTijdsslot - het product wordt vergrendeld als
de pincode 30 dagen niet is ingevoerd. Voer
de pincode in om toegang te krijgen tot het
product.
3.10.5.1 Het beveiligingsniveau instellen
3.10.5.1 Het beveiligingsniveau instellen
3.10.5.1 Het beveiligingsniveau instellen
3.10.5.1 Het beveiligingsniveau instellen3.10.5.1 Het beveiligingsniveau instellen
Selecteer 1 van de beveiligingsniveaus voor uw
product.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 25
.
2. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om de
menustructuur
Instellingen > Beveiliging >
Beveiligingsniveau
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om
het beveiligingsniveau te selecteren.
4. Druk op de knop
OK
OK
OK
OKOK.
3.10.6 Beveiliging - Geavanceerd
3.10.6 Beveiliging - Geavanceerd
3.10.6 Beveiliging - Geavanceerd
3.10.6 Beveiliging - Geavanceerd3.10.6 Beveiliging - Geavanceerd
3.10.6.1 Een nieuw lussignaal maken
3.10.6.1 Een nieuw lussignaal maken
3.10.6.1 Een nieuw lussignaal maken
3.10.6.1 Een nieuw lussignaal maken3.10.6.1 Een nieuw lussignaal maken
Het lussignaal wordt willekeurig geselecteerd om
een unieke koppeling tussen het product en het
laadstation te creëren. In uitzonderlijke gevallen
kan het nodig zijn om een nieuw signaal te
genereren, bijvoorbeeld als twee aangrenzende
installaties signalen gebruiken die erg op elkaar
lijken.
1. Plaats het product in het laadstation.
2. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 25
.
3. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om de
menustructuur
Beveiliging > Geavanceerd >
Nieuw lussignaal
te doorlopen.
4. Wacht op de bevestiging dat het lussignaal
is gegenereerd. Dit duurt gewoonlijk
ongeveer 10 seconden.
3.10.6.2 De pincode wijzigen
3.10.6.2 De pincode wijzigen
3.10.6.2 De pincode wijzigen
3.10.6.2 De pincode wijzigen3.10.6.2 De pincode wijzigen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 25
.
2. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om de
menustructuur
Instellingen > Beveiliging >
Geavanceerd > Pincode wijzigen
te
doorlopen.
3. Voer de nieuwe pincode in.
4. Druk op de knop
OK
OK
OK
OKOK.
5. Voer de nieuwe PIN-code in.
6. Druk op de knop OK
OK
OK
OKOK.
7. Noteer de nieuwe pincode. Zie
Inleiding op
pagina 3
.
3.10.7 Tuindekking en Maaien in een
3.10.7 Tuindekking en Maaien in een
3.10.7 Tuindekking en Maaien in een
3.10.7 Tuindekking en Maaien in een3.10.7 Tuindekking en Maaien in een
doorgang
doorgang
doorgang
doorgangdoorgang
Als het werkgebied afgelegen delen bevat die via
smalle doorgangen met elkaar zijn verbonden,
zijn de functies
Tuindekking
en
Maaien in een
doorgang
handig om alle delen van het gazon
goed te maaien. De functie
Tuindekking
wordt
gebruikt om het product te geleiden naar
verafgelegen delen van het werkgebied. De
functie
Maaien in een doorgang
wordt gebruikt
voor het maaien van smalle doorgangen. Er moet
een geleidingsdraad geïnstalleerd zijn om deze
functies te kunnen gebruiken. U kunt maximaal 3
afgelegen delen instellen.
Met de functie
Tuindekking
volgt het product
eerst de geleidingsdraad, om deze vervolgens na
een bepaalde afstand te verlaten om het gazon
te gaan maaien.
De functie
Maaien in een doorgang
is geschikt
voor het maaien van smalle doorgangen met een
breedte van 60 cm - 1.5 m / 23 inch - 4.9 ft. Het
product beweegt in een patroon om de
doorgangsbreedte te bestrijken. Het product start
met
Maaien in een doorgang
op de ingestelde
afstand van het laadstation. Wanneer het product
het einde van de smalle doorgang bereikt, gaat
het product door met het gazon op de normale
wijze te maaien.
Gebied A, ongeveer 50%
Gebied B, ongeveer 30%
Gebied C, ongeveer 20%
A
C
B
28
28
28
2828 - Installatie 1298 - 003 - 13.12.2019
3.10.7.1 Functie Tuindekking instellen
3.10.7.1 Functie Tuindekking instellen
3.10.7.1 Functie Tuindekking instellen
3.10.7.1 Functie Tuindekking instellen3.10.7.1 Functie Tuindekking instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 25
.
2. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om de
menustructuur
Instellingen > Tuindekking >
Gebied 1-3
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoets
pijltoets
pijltoets
pijltoetspijltoets om het gebied te
selecteren.
4. Druk op de knop
OK
OK
OK
OKOK.
5. Meet de afstand van het laadstation naar het
begin van het gebied. Meet langs de
geleidingsdraad. Zie
De afstand van het
laadstation meten op pagina 29
.
6. Druk op de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen om de afstand te
selecteren, gemeten in m.
7. Druk op de knop
OK
OK
OK
OKOK.
8. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen om het percentage
van de maaitijd te selecteren dat het product
het gebied moet maaien. Het percentage is
gelijk aan het percentage van het gebied ten
opzichte van het volledige werkgebied.
a) Meet het gebied.
b) Deel het gebied door het volledige
werkgebied.
c) Zet het resultaat om in een percentage.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: De som van gebied 1-3 moet 100%
of minder zijn. Als de som minder is dan
100%, volgt het product soms nauwgezet de
geleidingsdraad en begint dan bij het
beginpunt te maaien. Zie
Start punt op
pagina 30
.
9. Druk op de knop .
TERUG
TERUG
TERUG
TERUGTERUG
3.10.7.2 De functie Maaien in een doorgang
3.10.7.2 De functie Maaien in een doorgang
3.10.7.2 De functie Maaien in een doorgang
3.10.7.2 De functie Maaien in een doorgang3.10.7.2 De functie Maaien in een doorgang
instellen
instellen
instellen
instelleninstellen
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Om te voorkomen dat het gras in de
smalle doorgang afgesleten raakt GARDENA, is
het raadzaam om een laag percentage in te
stellen voor de functie
Maaien in een doorgang
.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 25
.
2. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om de
menustructuur
Instellingen > Tuindekking >
Gebied 1-3
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen om het gebied te
selecteren.
4. Druk op de knop OK
OK
OK
OKOK.
5. Meet de afstand van het laadstation naar het
begin van de smalle doorgang. Meet langs
de geleidingsdraad. Zie
De afstand van het
laadstation meten op pagina 29
.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Zorg ervoor dat de afstand tot
Maaien in een doorgang
binnen de smalle
doorgang is ingesteld.
6. Druk op de om de afstand te
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen
selecteren.
7. Druk op de knop OK
OK
OK
OKOK.
8. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen om het percentage
van de maaitijd te selecteren die het product
in het gebied moet maaien.
9. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om
Meer > Maaien in een doorgang
te
selecteren.
10. Druk op OK
OK
OK
OKOK om
Maaien in een doorgang
te
activeren.
11. Druk op de knop TERUG
TERUG
TERUG
TERUGTERUG.
3.10.7.3 De functie Tuindekking testen
3.10.7.3 De functie Tuindekking testen
3.10.7.3 De functie Tuindekking testen
3.10.7.3 De functie Tuindekking testen3.10.7.3 De functie Tuindekking testen
1. Plaats het product in het laadstation.
2. Voer stap 1-3 uit in
Toegang krijgen tot het
menu op pagina 25
.
3. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om de
menustructuur
Instellingen > Tuindekking >
Gebied 1-3 > Meer > Testen
te doorlopen.
4. Druk op de knop OK
OK
OK
OKOK.
5. Druk op de knop START
START
START
STARTSTART.
6. Sluit de klep.
7. Zorg ervoor dat het product het gebied kan
vinden.
3.10.7.4 De afstand van het laadstation meten
3.10.7.4 De afstand van het laadstation meten
3.10.7.4 De afstand van het laadstation meten
3.10.7.4 De afstand van het laadstation meten3.10.7.4 De afstand van het laadstation meten
1. Plaats het product in het laadstation.
2. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 25
.
3. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om de
menustructuur
Instellingen > Tuindekking >
Gebied 1-3 > Hoe ver?
te doorlopen.
4. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen om 500 m als afstand
in te stellen.
5. Druk op de knop OK
OK
OK
OKOK.
6. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om de
menustructuur
Instellingen > Tuindekking >
Gebied 1-3 > Meer > Testen
te doorlopen.
1298 - 003 - 13.12.2019 Installatie - 29
29
29
2929
7. Druk op de knop .
OK
OK
OK
OKOK
8. Druk op de knop
STOP
STOP
STOP
STOPSTOP wanneer het product
op de afstand is die u selecteert om te
meten. De afstand wordt weergegeven in
het display.
3.10.7.5 De functie Tuindekking uit- of
3.10.7.5 De functie Tuindekking uit- of
3.10.7.5 De functie Tuindekking uit- of
3.10.7.5 De functie Tuindekking uit- of3.10.7.5 De functie Tuindekking uit- of
inschakelen
inschakelen
inschakelen
inschakeleninschakelen
Hiermee schakelt u de functie
Tuindekking
in of
uit voor elk gebied.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 25
.
2. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om de
menustructuur
Instellingen > Tuindekking >
Gebied 1-3 > Uitschakelen
te doorlopen.
3. Druk op de knop
OK
OK
OK
OKOK.
4. Druk op de knop
TERUG
TERUG
TERUG
TERUGTERUG.
3.10.7.6 De instellingen Tuindekking terugzetten
3.10.7.6 De instellingen Tuindekking terugzetten
3.10.7.6 De instellingen Tuindekking terugzetten
3.10.7.6 De instellingen Tuindekking terugzetten3.10.7.6 De instellingen Tuindekking terugzetten
U kunt de instellingen
Tuindekking
voor elk
gebied terugzetten en de fabrieksinstelling
gebruiken.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 25
.
2. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om de
menustructuur
Instellingen > Tuindekking >
Gebied 1-3 > Meer > Resetten
te doorlopen.
3. Druk op de knop
OK
OK
OK
OKOK.
3.10.8 Start punt
3.10.8 Start punt
3.10.8 Start punt
3.10.8 Start punt3.10.8 Start punt
Via deze functie bepaalt u hoe ver het product
vanuit het laadstation langs de geleidingsdraad
rijdt voordat het met maaien begint. De
fabrieksinstelling is 60 cm en de maximale
afstand is 300 cm.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Het product volgt nauwkeurig de
geleidingsdraad van het laadstation naar het
startpunt. Houd een zo kort mogelijk afstand aan
tot het startpunt om het risico op spoorvorming
op het gazon te verminderen.
Als het laadstation in een krappe ruimte is
geplaatst, bijvoorbeeld onder een veranda, is het
belangrijk om een goed startpunt te kiezen om
het proces van geleidingskalibratie optimaal te
laten verlopen. Zie
Geleidingskalibratie op pagina
24
.
BA
A) Startpunt
B) Minimale afstand 60 cm / 2 ft (loodrecht op de
geleidingsdraad). Als de afstand kleiner is, wordt
het kalibratieproces onderbroken. Voor de grootst
mogelijke doorrijbreedte moet een minimale
afstand van 1.35 m / 4.5 ft worden aangehouden.
Zie
Geleidingskalibratie op pagina 24
.
3.10.8.1 Het beginpunt instellen
3.10.8.1 Het beginpunt instellen
3.10.8.1 Het beginpunt instellen
3.10.8.1 Het beginpunt instellen3.10.8.1 Het beginpunt instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 25
.
2. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om de
menustructuur
Instellingen > Installatie >
Startpunt
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen om de afstand in cm
te specificeren.
4. Druk op de knop TERUG
TERUG
TERUG
TERUGTERUG.
3.10.9 De functie Rijd over draad
3.10.9 De functie Rijd over draad
3.10.9 De functie Rijd over draad
3.10.9 De functie Rijd over draad3.10.9 De functie Rijd over draad
De voorzijde van het product beweegt zich altijd
over een bepaalde afstand langs de
begrenzingsdraad voordat het product weer naar
het werkgebied beweegt. De fabrieksinstelling is
32 cm. U kunt een afstand van 20-40 cm
selecteren.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Als de afstand voor de functie
Rijd over
draad
wordt gewijzigd, verandert de afstand
langs de begrenzingsdraad op elk punt van het
terrein.
3.10.9.1 De functie Rijd over draad instellen
3.10.9.1 De functie Rijd over draad instellen
3.10.9.1 De functie Rijd over draad instellen
3.10.9.1 De functie Rijd over draad instellen3.10.9.1 De functie Rijd over draad instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 25
.
2. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om de
menustructuur
Instellingen > Installatie >
Rijd over draad
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen om de afstand in cm
in te stellen.
30
30
30
3030 - Installatie 1298 - 003 - 13.12.2019
4. Druk op de knop .
TERUG
TERUG
TERUG
TERUGTERUG
3.10.10 ECO-modus
3.10.10 ECO-modus
3.10.10 ECO-modus
3.10.10 ECO-modus3.10.10 ECO-modus
Wanneer de
ECO-modus
is geactiveerd, schakelt
deze het signaal uit in de begrenzingslus, de
geleidingsdraad en het laadstation wanneer het
product geparkeerd staat of wordt opgeladen.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Gebruik de
ECO-modus
om energie te
besparen en interferentie met andere apparatuur,
zoals ringleidingen of garagedeuren, te
voorkomen.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Om het product handmatig in het
werkgebied te starten, drukt u op de knop
STOP
STOP
STOP
STOPSTOP
voordat u het product uit het laadstation
verwijdert. Zo niet, dan kan het product niet
worden gestart in het werkgebied.
3.10.10.1 De ECO-modus instellen
3.10.10.1 De ECO-modus instellen
3.10.10.1 De ECO-modus instellen
3.10.10.1 De ECO-modus instellen3.10.10.1 De ECO-modus instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 25
.
2. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om de
menustructuur
Instellingen > Installatie >
ECO-modus
te doorlopen.
3. Druk op OK
OK
OK
OKOK om de
ECO-modus
te
selecteren.
4. Druk op de knop
TERUG
TERUG
TERUG
TERUGTERUG.
3.10.11 Botsingen met het maaierhuis
3.10.11 Botsingen met het maaierhuis
3.10.11 Botsingen met het maaierhuis
3.10.11 Botsingen met het maaierhuis3.10.11 Botsingen met het maaierhuis
vermijden
vermijden
vermijden
vermijdenvermijden
Als u een maaierhuis hebt geïnstalleerd
(beschikbaar als accessoire), neemt de slijtage
van het product en het maaierhuis af wanneer u
Botsingen tegen het huis vermijden
selecteert.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 25
.
2. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om de
menustructuur
Instellingen > Installatie >
Maaierhuis > Botsingen tegen het huis
vermijden
te doorlopen.
3. Druk op de knop
TERUG
TERUG
TERUG
TERUGTERUG.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Als
Botsingen tegen het huis vermijden
is
geselecteerd, kan dit ertoe leiden dat het gras
rond het laadstation niet wordt gemaaid.
3.10.12 Vorstsensor
3.10.12 Vorstsensor
3.10.12 Vorstsensor
3.10.12 Vorstsensor3.10.12 Vorstsensor
Het gras is extra gevoelig voor slijtage als het
terrein met rijp is bedekt. Als de
vorstsensor
is
geactiveerd, mag het product het gras niet
maaien als de temperatuur lager is dan 5 °C / 41
°F.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: De vorstsensor bevindt zich in het chassis
en er kan een vertraging zijn ten opzichte van de
omgevingstemperatuur.
3.10.12.1 De vorstsensor instellen
3.10.12.1 De vorstsensor instellen
3.10.12.1 De vorstsensor instellen
3.10.12.1 De vorstsensor instellen3.10.12.1 De vorstsensor instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 25
.
2. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om de
menustructuur
Instellingen > Installatie >
Vorstsensor
te doorlopen.
3. Druk op OK
OK
OK
OKOK om de
Vorstsensor
te
selecteren.
4. Druk op de knop TERUG
TERUG
TERUG
TERUGTERUG.
3.10.13 Algemeen
3.10.13 Algemeen
3.10.13 Algemeen
3.10.13 Algemeen3.10.13 Algemeen
In
Algemeen
kunt u de algemene instellingen van
het product wijzigen.
3.10.13.1 De datum en tijd instellen
3.10.13.1 De datum en tijd instellen
3.10.13.1 De datum en tijd instellen
3.10.13.1 De datum en tijd instellen3.10.13.1 De datum en tijd instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 25
.
2. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om de
menustructuur
Instellingen > Algemeen >
Tijd en datum
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen om de tijd in te stellen
en druk vervolgens op de knop
TERUG
TERUG
TERUG
TERUGTERUG.
4. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen om de datum in te
stellen en druk vervolgens op de knop
TERUG
TERUG
TERUG
TERUGTERUG.
5. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen om de tijdnotatie in te
stellen en druk vervolgens op de knop
TERUG
TERUG
TERUG
TERUGTERUG.
6. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen om de datumnotatie
in te stellen en druk vervolgens op de knop
TERUG
TERUG
TERUG
TERUGTERUG.
3.10.13.2 De taal instellen
3.10.13.2 De taal instellen
3.10.13.2 De taal instellen
3.10.13.2 De taal instellen3.10.13.2 De taal instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 25
.
2. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om de
menustructuur
Instellingen > Algemeen >
Taal
te doorlopen.
1298 - 003 - 13.12.2019 Installatie - 31
31
31
3131
3. Gebruik de om de taal te
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen
selecteren en druk vervolgens op de knop
TERUG
TERUG
TERUG
TERUGTERUG.
3.10.13.3 Het land instellen
3.10.13.3 Het land instellen
3.10.13.3 Het land instellen
3.10.13.3 Het land instellen3.10.13.3 Het land instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 25
.
2. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om de
menustructuur
Instellingen > Algemeen >
Land
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen om het land te
selecteren en druk vervolgens op de knop
TERUG
TERUG
TERUG
TERUGTERUG.
3.10.13.4 Eenheid instellen
3.10.13.4 Eenheid instellen
3.10.13.4 Eenheid instellen
3.10.13.4 Eenheid instellen3.10.13.4 Eenheid instellen
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 25
.
2. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om de
menustructuur
Instellingen > Algemeen >
Eenheid
te doorlopen.
3. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen om de eenheid te
selecteren en druk vervolgens op de knop
TERUG
TERUG
TERUG
TERUGTERUG.
3.10.13.5 Alle gebruikersinstellingen resetten
3.10.13.5 Alle gebruikersinstellingen resetten
3.10.13.5 Alle gebruikersinstellingen resetten
3.10.13.5 Alle gebruikersinstellingen resetten3.10.13.5 Alle gebruikersinstellingen resetten
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 25
.
2. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om de
menustructuur
Instellingen > Algemeen >
Alle gebruikersinstellingen resetten
te
doorlopen.
3. Gebruik de pijl naar rechts
pijl naar rechts
pijl naar rechts
pijl naar rechtspijl naar rechts om
Doorgaan
met het resetten van alle
gebruikersinstellingen?
te selecteren.
4. Druk op
OK
OK
OK
OKOK om alle gebruikersinstellingen te
resetten.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op:
Beveiligingsniveau, Pincode, Lussignaal,
Berichten, Datum en tijd, Taal
en
Landinstellingen
worden niet gereset.
3.10.13.6 Het menu Over
3.10.13.6 Het menu Over
3.10.13.6 Het menu Over
3.10.13.6 Het menu Over3.10.13.6 Het menu Over
Het menu
Over
geeft informatie weer over het
product, bijvoorbeeld het serienummer en de
firmwareversies.
3.10.14 GARDENA smart system
3.10.14 GARDENA smart system
3.10.14 GARDENA smart system
3.10.14 GARDENA smart system3.10.14 GARDENA smart system
Alleen voor smart SILENO city en smart SILENO
life.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Zorg ervoor dat het smart product volledig
is geïnstalleerd voordat u dit opneemt in de
GARDENA smart system-app. Zie
Installatie op
pagina 15
.
Het product kan verbinding maken met mobiele
apparaten waarop de GARDENA smart system-
app is geïnstalleerd. Het GARDENA smart
system maakt draadloze interactie mogelijk
tussen uw smart product en het GARDENA smart
system.
In het smart system-menu van het product kunt
u:
uw smart product opnemen in of uitsluiten
van de GARDENA smart system-app.
de status van de draadloze verbinding met
het smart system controleren.
Wanneer het smart product deel uitmaakt van het
smart system, zijn sommige menu's in het display
van het product uitgeschakeld. U kunt nog steeds
alle instellingen in het product zien, maar
sommige daarvan kunnen alleen worden
gewijzigd met de GARDENA smart system-app.
De volgende instellingen in de menuselectie van
het smart product worden geblokkeerd:
• Schema
Tijd & datum
• Taal
• Land
3.10.14.1 Integratiemodus activeren instellen
3.10.14.1 Integratiemodus activeren instellen
3.10.14.1 Integratiemodus activeren instellen
3.10.14.1 Integratiemodus activeren instellen3.10.14.1 Integratiemodus activeren instellen
Ga als volgt te werk om uw smart product in de
GARDENA smart system-app te integreren:
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 25
.
2. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om
naar het menu
smart system
te gaan.
3. Gebruik de pijltoets
pijltoets
pijltoets
pijltoetspijltoets OK
OK
OK
OKOK rechts en de knop
om
Ja
te selecteren voor de functie
Integratiemodus activeren
.
4. Gebruik de pijltoetsen omhoog/omlaag
pijltoetsen omhoog/omlaag
pijltoetsen omhoog/omlaag
pijltoetsen omhoog/omlaagpijltoetsen omhoog/omlaag om
de pincode in te voeren en druk op de knop
OK
OK
OK
OKOK.
5. De integratiecode wordt weergegeven in het
display van het product.
32
32
32
3232 - Installatie 1298 - 003 - 13.12.2019
6. Volg de instructies in de GARDENA smart
system-app.
De procedure voor het opnemen kan meerdere
minuten duren. Zodra het opnemen is gelukt,
keert u automatisch terug naar het beginscherm
van het product. Indien het opnemen om de een
of andere reden mislukt, probeer het dan
opnieuw.
3.10.14.2 Integratie in de app
3.10.14.2 Integratie in de app
3.10.14.2 Integratie in de app
3.10.14.2 Integratie in de app3.10.14.2 Integratie in de app
De integratie van alle GARDENA smart-
apparaten vindt plaats via de smart system app.
De GARDENA smart system-app downloaden
De GARDENA smart system-app downloaden
De GARDENA smart system-app downloaden
De GARDENA smart system-app downloadenDe GARDENA smart system-app downloaden
1. Download de GARDENA smart system-app
uit App Store of Google Play.
2. Open de app en registreer uzelf als
gebruiker.
3. Meld u aan en kies
Apparaat integreren
op
de startpagina in de app.
4. Volg de instructies in de app.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: De smart gateway heeft een
internetverbinding nodig om het product in de
app te kunnen opnemen.
3.10.14.3 Apparaat uitsluiten selecteren
3.10.14.3 Apparaat uitsluiten selecteren
3.10.14.3 Apparaat uitsluiten selecteren
3.10.14.3 Apparaat uitsluiten selecteren3.10.14.3 Apparaat uitsluiten selecteren
Als u het apparaat uitsluit, is er geen
communicatie tussen het product en het
GARDENA smart system.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 25
.
2. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om de
menustructuur
Instellingen > Apparaat
uitsluiten
te doorlopen.
3. Druk op de knop
OK
OK
OK
OKOK.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Het product moet handmatig worden
verwijderd uit de lijst van producten in de
GARDENA smart system-app.
3.10.14.4 De status van het GARDENA smart
3.10.14.4 De status van het GARDENA smart
3.10.14.4 De status van het GARDENA smart
3.10.14.4 De status van het GARDENA smart3.10.14.4 De status van het GARDENA smart
system controleren
system controleren
system controleren
system controlerensystem controleren
Wanneer het product is verbonden met de smart
system gateway, kunt u de verbindingsstatus
controleren.
1. Voer stappen 1-3 uit in
Toegang krijgen tot
het menu op pagina 25
.
2. Gebruik de pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsen
pijltoetsenpijltoetsen OK
OK
OK
OKOK en de knop om de
menustructuur
smart system > Status
te
doorlopen.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: De
Status
is verbonden
Ja
of niet
verbonden
Nee
. De
signaalsterkte
is
Goed, Matig
of
Slecht
. Plaats het laadstation op een locatie
met
Signaalsterkte - Goed
voor optimale
prestaties van het smart system.
1298 - 003 - 13.12.2019 Installatie - 33
33
33
3333
4 Werking
4 Werking
4 Werking
4 Werking4 Werking
4.1 De knop ON/OFF
4.1 De knop ON/OFF
4.1 De knop ON/OFF
4.1 De knop ON/OFF4.1 De knop ON/OFF
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: Lees de
veiligheidsinstructies zorgvuldig door
voordat u het product start.
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: Houd uw handen
en voeten uit de buurt van de
roterende messen. Plaats uw handen
of voeten nooit in de buurt van of
onder de machine wanneer de motor
draait.
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: Gebruik het
product niet als personen, met name
kinderen, of huisdieren zich in het
werkgebied bevinden.
Druk 3 seconden lang op de knop ON/OFF
ON/OFF
ON/OFF
ON/OFFON/OFF
om het product in te schakelen. Het product
is actief wanneer het indicatielampje op het
toetsenblok brandt.
Druk 3 seconden lang op de knop
ON/OFF
ON/OFF
ON/OFF
ON/OFFON/OFF
om het product uit te schakelen.
4.1.1 Het indicatielampje
4.1.1 Het indicatielampje
4.1.1 Het indicatielampje
4.1.1 Het indicatielampje4.1.1 Het indicatielampje
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: Het is alleen veilig
om een inspectie of onderhoud aan het
product uit te voeren als dit is
uitgeschakeld. Het product is
uitgeschakeld wanneer het lampje op
het toetsenblok niet brandt.
Het indicatielampje op het toetsenblok is een
belangrijke statusindicator:
Het product is actief als het indicatielampje
continu brandt.
Het product is in stand-by als het
indicatielampje knippert. Dit betekent dat de
gebruiker voor 3 seconden op de knop
ON/OFF
ON/OFF
ON/OFF
ON/OFFON/OFF moet drukken om het product weer
te activeren.
Het product is uitgeschakeld wanneer het
indicatielampje niet brandt.
4.2 Product starten
4.2 Product starten
4.2 Product starten
4.2 Product starten4.2 Product starten
1. Open de klep voor het toetsenbord.
2. Druk 3 seconden lang op de knop
ON/OFF
ON/OFF
ON/OFF
ON/OFFON/OFF.
Het display wordt verlicht.
3. Gebruik de pijltoetsen omhoog/omlaag
pijltoetsen omhoog/omlaag
pijltoetsen omhoog/omlaag
pijltoetsen omhoog/omlaagpijltoetsen omhoog/omlaag en
de knop OK
OK
OK
OKOK om de pincode in te voeren.
4. Selecteer de gewenste bedieningsmodus en
bevestig deze met de knop
OK
OK
OK
OKOK. Zie
Bedieningsmodi op pagina 34
.
5. Sluit de klep.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Als het product in het laadstation is
geparkeerd, verlaat het product het laadstation
alleen wanneer de accu volledig is opgeladen en
wanneer het schema toestaat dat het product
werkt.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: De eerste weken na installatie kan het
waargenomen geluidsniveau bij het maaien van
het gras hoger zijn dan verwacht. Wanneer het
product het gras enige tijd heeft gemaaid, is het
waargenomen geluidsniveau veel lager.
4.3 Bedieningsmodi
4.3 Bedieningsmodi
4.3 Bedieningsmodi
4.3 Bedieningsmodi4.3 Bedieningsmodi
Druk op de knop Modus
Modus
Modus
ModusModus om de volgende
bedieningsmodi te selecteren:
Hoofdgebied
34
34
34
3434 - Werking 1298 - 003 - 13.12.2019
Bijgebied (2e gebied)
Parkeren
Parkeren / Schema
Negeer schema
Intens maaien
4.3.1 Hoofdgebied
4.3.1 Hoofdgebied
4.3.1 Hoofdgebied
4.3.1 Hoofdgebied4.3.1 Hoofdgebied
Hoofdgebied
is de standaardbedieningsmodus
waarbij het product automatisch maait en wordt
opgeladen.
4.3.2 Bijgebied (2e gebied)
4.3.2 Bijgebied (2e gebied)
4.3.2 Bijgebied (2e gebied)
4.3.2 Bijgebied (2e gebied)4.3.2 Bijgebied (2e gebied)
Voor het maaien van bijgebieden moet de
bedieningsmodus
Bijgebied (2e gebied)
worden
gekozen. In deze modus moet de gebruiker het
product handmatig verplaatsen tussen het
hoofdgebied en het bijgebied. Het product maait
totdat de accu leeg is. Als de accu leeg is, stopt
het product en wordt het bericht
Handmatig laden
vereist
weergegeven op het display van het
product. Plaats het product in het laadstation om
de accu op te laden. Als de accu is opgeladen,
rijdt het product het laadstation uit en stopt het.
Het product is nu klaar om te beginnen met
werken, maar heeft eerst bevestiging van de
gebruiker nodig.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Als u het hoofdgebied wilt maaien nadat
de accu is opgeladen, zet u het product in de
modus
Hoofdgebied
voordat u het in het
laadstation plaatst.
4.3.3 Parkeren
4.3.3 Parkeren
4.3.3 Parkeren
4.3.3 Parkeren4.3.3 Parkeren
De bedieningsmodus
Parkeren
betekent dat het
product terugkeert naar het laadstation, waar het
blijft totdat een andere bedieningsmodus wordt
geselecteerd.
4.3.4 Parkeren / Schema
4.3.4 Parkeren / Schema
4.3.4 Parkeren / Schema
4.3.4 Parkeren / Schema4.3.4 Parkeren / Schema
De bedieningsmodus
Parkeren/Schema
betekent
dat het product terugkeert naar het laadstation,
waar het blijft tot de volgende keer dat het
schema of de stand-bymodus het toestaat dat het
product werkt. Zie
Schema en Stand-by op
pagina 36
.
4.3.5 Negeer schema
4.3.5 Negeer schema
4.3.5 Negeer schema
4.3.5 Negeer schema4.3.5 Negeer schema
De schema-instellingen kunnen tijdelijk worden
genegeerd door
Negeer schema
te selecteren.
Het is mogelijk om het schema voor 3 uur te
overschrijven. Het is niet mogelijk om een stand-
byperiode te overschrijven.
4.3.6 Intens maaien
4.3.6 Intens maaien
4.3.6 Intens maaien
4.3.6 Intens maaien4.3.6 Intens maaien
De functie
Intens maaien
wordt geactiveerd met
de knop START
START
START
STARTSTART en is handig voor het snel
maaien van een gebied waar het gras minder
gemaaid is dan in andere delen van het terrein. U
moet het product handmatig verplaatsen naar het
gekozen gebied.
Intens maaien betekent dat het product in een
spiraalvormig patroon maait om het gras te
maaien in het gebied waar het is gestart.
Wanneer dit is gebeurd, schakelt het product
automatisch terug naar
Hoofdgebied
of
Bijgebied
.
4.4 Product stoppen
4.4 Product stoppen
4.4 Product stoppen
4.4 Product stoppen4.4 Product stoppen
1. Druk op de knop STOP
STOP
STOP
STOPSTOP boven op het
product.
Het product stopt en de maaimotor stopt.
4.5 Het product uitschakelen
4.5 Het product uitschakelen
4.5 Het product uitschakelen
4.5 Het product uitschakelen4.5 Het product uitschakelen
1. Druk op STOP
STOP
STOP
STOPSTOP.
2. Open de klep.
3. Druk 3 seconden lang op de knop
ON/OFF
ON/OFF
ON/OFF
ON/OFFON/OFF.
1298 - 003 - 13.12.2019 Werking -
35
35
35
3535
4. Het product wordt uitgeschakeld.
5. Controleer of het indicatielampje op het
toetsenblok niet brandt.
4.6 Schema en Stand-by
4.6 Schema en Stand-by
4.6 Schema en Stand-by
4.6 Schema en Stand-by4.6 Schema en Stand-by
Het product heeft een voorgeprogrammeerde
stand-bytijd conform de tabel voor rusttijden.
Deze stand-bytijd biedt bijvoorbeeld een goede
mogelijkheid om het gazon te besproeien of erop
te spelen.
De stand-bytijd is afhankelijk van de actieve tijd
(maaien en zoeken) die het product elke dag
heeft. De actieve tijd is op zijn beurt weer
afhankelijk van bijvoorbeeld de accucapaciteit,
hellingen en grasgroei. Wanneer het product de
toegestane actieve periode per dag heeft
gewerkt, wordt het bericht
Vandaag maaien
voltooid
weergegeven op het display. Het product
staat dan in de stand-bymodus tot de volgende
dag.
Als de schema-instelling wordt opgedeeld in 2
werkperiodes, kan de stand-byperiode worden
opgedeeld in een aantal periodes. De minimale
stand-byperiode dient echter overeen te komen
met de tabel voor rusttijden.
Werkcapaciteit van het
Werkcapaciteit van het
Werkcapaciteit van het
Werkcapaciteit van hetWerkcapaciteit van het
product
product
product
productproduct
Stand-bytijd, minimaal
Stand-bytijd, minimaal
Stand-bytijd, minimaal
Stand-bytijd, minimaalStand-bytijd, minimaal
aantal uren per dag
aantal uren per dag
aantal uren per dag
aantal uren per dagaantal uren per dag
1250 m2/13500 ft23
1000 m2/10500 ft28
500 m2/5500 ft212
250 m2/2500 ft219
4.6.1 Voorbeeld 1
4.6.1 Voorbeeld 1
4.6.1 Voorbeeld 1
4.6.1 Voorbeeld 14.6.1 Voorbeeld 1
Dit voorbeeld is van toepassing op producten met
een gespecificeerd werkgebied van 500 m
2,
maar het principe is hetzelfde voor de andere
modellen.
Schema-instelling, periode 1: 8:00-22:00.
Actieve periode (A): 8:00-20:00.
De schema-instellingen zorgen ervoor dat het
product om 08:00 uur begint met maaien. Om
20:00 heeft het product het maximum aantal
beschikbare bedrijfsuren bereikt en is daarom
geparkeerd in de stand-bymodus. Het product
begint het gras de volgende dag opnieuw te
maaien om 08:00 .
24 uur
Bediening
Stand-by
Opladen
Maaien
B
A
Voorbeeld: Een gespecificeerd werkgebied van
Voorbeeld: Een gespecificeerd werkgebied van
Voorbeeld: Een gespecificeerd werkgebied van
Voorbeeld: Een gespecificeerd werkgebied vanVoorbeeld: Een gespecificeerd werkgebied van
500 m
500 m
500 m
500 m500 m2
2
2
22
Bedrijf, A = max. uren 12
Laden/stand-by, B = min. uren 12
4.6.2 Voorbeeld 2
4.6.2 Voorbeeld 2
4.6.2 Voorbeeld 2
4.6.2 Voorbeeld 24.6.2 Voorbeeld 2
Dit voorbeeld is van toepassing op producten met
een gespecificeerd werkgebied van 500 m
2,
maar het principe is hetzelfde voor de andere
modellen.
Schema-instelling periode 1 (A): 8:00-17:00.
Schema-instelling periode 2 (C): 19:00-23:00.
Actieve periode (A): 8:00-17:00
Actieve periode (C): 19:00-22:00.
Het product werkt tussen 08:00 en 17:00. Het
begint opnieuw om 20:00 maar om 22:00 heeft
het product het maximum aantal beschikbare
bedrijfsuren bereikt en wordt daarom in de stand-
bymodus geparkeerd. Het product begint het
gras de volgende dag opnieuw te maaien om
08:00 .
36
36
36
3636 - Werking 1298 - 003 - 13.12.2019
Opladen
Maaien
24 uur
Stand-by
Stand-by
Bedien
ing
Bediening
Voorbeeld: Een gespecificeerd werkgebied van
Voorbeeld: Een gespecificeerd werkgebied van
Voorbeeld: Een gespecificeerd werkgebied van
Voorbeeld: Een gespecificeerd werkgebied vanVoorbeeld: Een gespecificeerd werkgebied van
500 m
500 m
500 m
500 m500 m2
2
2
22
Bedrijf, A + C = max. uren 12
Laden/stand-by, B + D = min. uren 12
4.7 De accu opladen
4.7 De accu opladen
4.7 De accu opladen
4.7 De accu opladen4.7 De accu opladen
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: Laad het product
alleen op met een laadstation dat
daarvoor bedoeld is. Onjuist gebruik
kan leiden tot elektrische schokken,
oververhitting of lekkage van
corroderende vloeistof uit de accu.
Bij lekkage van elektrolyt spoelt u deze
weg met water. Raadpleeg
onmiddellijk een arts indien de
elektrolyt in aanraking komt met uw
ogen etc.
Wanneer het product nieuw is of langere tijd is
opgeslagen, is de accu mogelijk leeg en moet
deze vóór gebruik worden geladen. In de modus
Hoofdgebied
wisselt het product automatisch
tussen maaien en opladen.
1. Druk 3 seconden lang op de knop
ON/OFF
ON/OFF
ON/OFF
ON/OFFON/OFF
om het product te starten.
2. Plaats het product in het laadstation. Schuif
het product zo ver mogelijk naar binnen om
voor een goed contact tussen het product en
het laadstation te zorgen. Zie Contact- en
laadplaatjes in
Productoverzicht op pagina 4
3. Op het display wordt aangegeven dat de
accu wordt opgeladen.
4.8 Maaihoogte aanpassen
4.8 Maaihoogte aanpassen
4.8 Maaihoogte aanpassen
4.8 Maaihoogte aanpassen4.8 Maaihoogte aanpassen
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET: OPGELET: In de eerste week na een
nieuwe installatie moet de maaihoogte
worden ingesteld op MAX om schade
aan de lusdraad te voorkomen. Hierna
kan de maaihoogte elke week
geleidelijk worden verlaagd totdat de
gewenste maaihoogte is bereikt.
De maaihoogte kan worden ingesteld van MIN
(2 cm/0.8 inch) tot MAX (5 cm/2 inch).
4.8.1 De maaihoogte aanpassen
4.8.1 De maaihoogte aanpassen
4.8.1 De maaihoogte aanpassen
4.8.1 De maaihoogte aanpassen4.8.1 De maaihoogte aanpassen
1. Druk op de knop STOP
STOP
STOP
STOPSTOP om het product te
stoppen.
2. Open de klep.
3. Draai de knop in de gewenste stand.
Draai rechtsom om de maaihoogte te
verhogen.
Draai linksom om de maaihoogte te
verlagen.
4. Sluit de klep.
1298 - 003 - 13.12.2019 Werking -
37
37
37
3737
5 Onderhoud
5 Onderhoud
5 Onderhoud
5 Onderhoud5 Onderhoud
5.1 Introductie - onderhoud
5.1 Introductie - onderhoud
5.1 Introductie - onderhoud
5.1 Introductie - onderhoud5.1 Introductie - onderhoud
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: Het product moet
worden uitgeschakeld voordat er
onderhoudswerkzaamheden worden
uitgevoerd. Het product is
uitgeschakeld wanneer het
indicatielampje op het toetsenbord niet
brandt.
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: Draag
veiligheidshandschoenen.
Voor een betere werking en langere levensduur,
controleert en reinigt u het product regelmatig en
vervangt u versleten onderdelen. Alle onderhoud
en reparaties moeten worden uitgevoerd volgens
de instructies van GARDENA. Zie
Garantie op
pagina 59
.
Na de ingebruikname van het product moet u de
maaischijf en de messen één keer per week
inspecteren. Als de mate van slijtage in deze
periode laag is, kan het controle-interval worden
vergroot.
Het is belangrijk dat de maaischijf soepel draait.
De randen van de messen mogen niet
beschadigd zijn. De levensduur van de messen
kan sterk uiteenlopen en hangt bijvoorbeeld af
van:
de rijtijd en de grootte van het werkgebied.
de grassoort en seizoensgebonden groei.
grond, zand en het gebruik van kunstmest.
de aanwezigheid van voorwerpen zoals
dennenappels, afgewaaide vruchten,
speelgoed, gereedschap, stenen, wortels en
dergelijke.
De normale levensduur is 4 tot 7 weken bij
gebruik onder gunstige voorwaarden. Zie
Messen
vervangen op pagina 39
voor het vervangen
van de messen.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Werken met botte messen geeft een
slechter maairesultaat. Het gras wordt niet goed
gemaaid en er is meer energie nodig, waardoor
het product een kleiner oppervlak dan normaal
kan maaien.
5.2 Product reinigen
5.2 Product reinigen
5.2 Product reinigen
5.2 Product reinigen5.2 Product reinigen
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET: OPGELET: Gebruik nooit een
hogedrukreiniger om het product
schoon te maken. Gebruik nooit
oplosmiddelen voor de reiniging.
Het product werkt niet naar behoren op hellingen
als de wielen door gras worden geblokkeerd.
Gebruik een zachte borstel om het product
schoon te maken.
GARDENA biedt een speciale set voor reiniging
en onderhoud aan als accessoire. Neem contact
op met GARDENA Central Service.
5.2.1 Chassis en maaischijf
5.2.1 Chassis en maaischijf
5.2.1 Chassis en maaischijf
5.2.1 Chassis en maaischijf5.2.1 Chassis en maaischijf
Inspecteer de maaischijf en de messen één keer
per week.
1. Druk op STOP
STOP
STOP
STOPSTOP.
2. Druk 3 seconden lang op de knop
ON/OFF
ON/OFF
ON/OFF
ON/OFFON/OFF
om het product uit te schakelen.
3. Controleer of het indicatielampje op het
toetsenblok niet brandt.
4. Als het product vuil is, maakt u het schoon
met een borstel of een waterslang. Gebruik
geen hogedrukreiniger.
5. Til het product op z'n kant.
6. Reinig de maaischijf en het chassis met
bijvoorbeeld een afwasborstel. Controleer
ook of de maaischijf vrij kan draaien ten
opzichte van de voetbeschermer. Controleer
ook of de messen intact zijn en vrij kunnen
draaien.
5.2.2 Wielen
5.2.2 Wielen
5.2.2 Wielen
5.2.2 Wielen5.2.2 Wielen
Reinigen rondom de wielen. Gras op de wielen
kan van invloed zijn op de wijze waarop het
product op hellingen werkt.
38
38
38
3838 - Onderhoud 1298 - 003 - 13.12.2019
5.2.3 De behuizing van het product
5.2.3 De behuizing van het product
5.2.3 De behuizing van het product
5.2.3 De behuizing van het product5.2.3 De behuizing van het product
Gebruik een vochtige, zachte spons of doek om
de behuizing van het product te reinigen. Als de
behuizing vuil is, kunt u indien nodig ook een
zeepoplossing of afwasmiddel gebruiken.
5.2.4 Laadstation
5.2.4 Laadstation
5.2.4 Laadstation
5.2.4 Laadstation5.2.4 Laadstation
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: Ontkoppel het
laadstation met de stekker voordat u
onderhoudswerkzaamheden verricht,
of het laadstation of de voeding reinigt.
Ontdoe het laadstation regelmatig van gras,
bladeren, takjes en andere objecten die het
dokken kunnen belemmeren.
5.3 Messen vervangen
5.3 Messen vervangen
5.3 Messen vervangen
5.3 Messen vervangen5.3 Messen vervangen
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: Gebruik altijd
messen en schroeven van het juiste
type. GARDENA kan de veiligheid
alleen garanderen als originele
messen worden gebruikt. Als u alleen
de messen vervangt en de schroef
opnieuw gebruikt, kan er slijtage aan
de schroef optreden tijdens het
maaien. De messen kunnen
vervolgens uit de behuizing losraken
en ernstig letsel veroorzaken.
Vervang veiligheidshalve versleten of
beschadigde onderdelen. Zelfs als de messen
intact zijn, moeten ze regelmatig worden
vervangen voor het beste maairesultaat en een
laag energieverbruik. De 3 messen en de
schroeven moeten allemaal op hetzelfde moment
worden vervangen zodat het maaisysteem
uitgebalanceerd blijft. Gebruik originele messen
van GARDENA waarop het H-logo met het
kroontje staat, raadpleeg
Garantie op pagina
59
.
5.3.1 Messen vervangen
5.3.1 Messen vervangen
5.3.1 Messen vervangen
5.3.1 Messen vervangen5.3.1 Messen vervangen
1. Druk op STOP
STOP
STOP
STOPSTOP.
2. Open de klep.
3. Druk 3 seconden lang op de knop
ON/OFF
ON/OFF
ON/OFF
ON/OFFON/OFF
om het product uit te schakelen.
4. Controleer of het indicatielampje op het
toetsenbord niet brandt.
5. Draai het product ondersteboven. Plaats het
product op een zachte en schone
ondergrond om krassen op de behuizing en
de klep te voorkomen.
6. Verwijder de 3 schroeven. Gebruik een
platte of kruiskopschroevendraaier.
7. Verwijder alle messen en schroeven.
8. Breng nieuwe messen en schroeven aan.
9. Controleer of de messen vrij kunnen
draaien.
5.4 Firmware-update
5.4 Firmware-update
5.4 Firmware-update
5.4 Firmware-update5.4 Firmware-update
Als het onderhoud wordt uitgevoerd door de
klantenservice van GARDENA, worden
beschikbare firmware-updates door de
servicemonteur naar het product gedownload.
Eigenaren van GARDENA-producten kunnen de
firmware updaten als dit door GARDENA wordt
geïnitieerd. Geregistreerde gebruikers zullen in
dat geval op de hoogte gesteld worden.
1298 - 003 - 13.12.2019 Onderhoud -
39
39
39
3939
5.4.1 De firmware bijwerken
5.4.1 De firmware bijwerken
5.4.1 De firmware bijwerken
5.4.1 De firmware bijwerken5.4.1 De firmware bijwerken
1. Open de accuklep. Zie
Accu vervangen op
pagina 40
.
2. Sluit een USB-printerkabel (USB A- en USB
B-contacten) aan op het product en op uw
computer. De USB-printerkabel is
verkrijgbaar als accessoire.
3. Ga naar www.gardena.com, zoek en
download het firmware-updateprogramma
en volg de instructies.
4. Verwijder de USB-printerkabel en sluit de
accuklep.
5.5 Accu
5.5 Accu
5.5 Accu
5.5 Accu5.5 Accu
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: Laad het product
alleen op met een laadstation dat
daarvoor bedoeld is. Onjuist gebruik
kan leiden tot elektrische schokken,
oververhitting of lekkage van
corroderende vloeistof uit de accu. Bij
lekkage van elektrolyt spoelt u deze
weg met water. Raadpleeg
onmiddellijk een arts indien de
elektrolyt in aanraking komt met uw
ogen etc.
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: Gebruik alleen
originele accu's die door de fabrikant
worden aanbevolen. De veiligheid van
het product kan niet worden
gegarandeerd met andere accu's.
Gebruik geen niet-oplaadbare
batterijen.
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET: OPGELET: De accu moet volledig
worden geladen vóór de winteropslag.
Als de accu niet volledig is opgeladen,
kan hij beschadigd raken en in
sommige gevallen onbruikbaar
worden.
Als de rijtijd van het product tussen twee
laadbeurten korter dan is normaal, geeft dit aan
dat de accu oud wordt en uiteindelijk moet
worden vervangen.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: De levensduur van de accu hangt af van
de lengte van het seizoen en het aantal uren dat
het product dagelijks actief is. Een lang seizoen
of veel bedrijfsuren per dag betekent dat de accu
vaker moet worden vervangen. De accu is in
orde zolang het product blijft zorgen voor een
goed gemaaid gazon.
5.5.1 Accu vervangen
5.5.1 Accu vervangen
5.5.1 Accu vervangen
5.5.1 Accu vervangen5.5.1 Accu vervangen
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING:
WAARSCHUWING: WAARSCHUWING: Gebruik alleen
originele accu's die door de fabrikant
worden aanbevolen. De veiligheid van
het product kan niet worden
gegarandeerd met andere accu's.
Gebruik geen niet-oplaadbare accu's.
Het apparaat moet zijn losgekoppeld
van de voeding wanneer de accu
wordt verwijderd.
1. Druk 3 seconden lang op de knop ON/OFF
ON/OFF
ON/OFF
ON/OFFON/OFF
om het product uit te schakelen. Controleer
of het indicatielampje op het toetsenbord
niet brandt.
2. Stel de maaihoogte in op MIN.
3. Draai het product ondersteboven. Plaats het
product op een zachte en schone
ondergrond om krassen op de behuizing en
de afdekking van het display te voorkomen.
4. Reinig de zone rond het accudeksel.
5. Draai de schroeven (Torx 20) van het
accudeksel los en verwijder het accudeksel.
40
40
40
4040 - Onderhoud 1298 - 003 - 13.12.2019
6. Maak de vergrendeling van de connector (A)
los en trek hem omhoog.
B
A
B
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET:
OPGELET: OPGELET: Trek niet aan de
kabels.
7. Maak de vergrendeling van de accu los en til
de accu (B) op.
8. Plaats de nieuwe accu in het product.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Plaats het accudeksel zonder de
kabels vast te klemmen. Als de afdichting op
het accudeksel zichtbaar beschadigd is,
moet het volledige accudeksel worden
vervangen.
9. Sluit de kabel aan.
10. Draai de schroeven (Torx 20) van het
accudeksel voorzichtig vast.
5.6 Winterbeurt
5.6 Winterbeurt
5.6 Winterbeurt
5.6 Winterbeurt5.6 Winterbeurt
Breng uw product voor een servicebeurt naar uw
GARDENA Central Service Station voordat u het
stalt voor de winter. Regelmatig winteronderhoud
houdt het product in goede staat en zorgt ervoor
dat dit het nieuwe seizoen optimaal en storingvrij
kan beginnen.
Een servicebeurt omvat gewoonlijk het volgende:
Grondige reiniging van de behuizing, het
chassis, de maaischijf en alle andere
bewegende delen.
Testen van de functies en componenten van
het product.
Controle en eventuele vervanging van aan
slijtage onderhevige onderdelen, zoals
messen en lagers.
Testen van de accucapaciteit van het
product en een aanbeveling voor vervanging
van de accu indien nodig.
Als er nieuwe firmware beschikbaar is, wordt
het product bijgewerkt.
1298 - 003 - 13.12.2019 Onderhoud -
41
41
41
4141
6 Probleemoplossing
6 Probleemoplossing
6 Probleemoplossing
6 Probleemoplossing6 Probleemoplossing
6.1 Introductie - problemen oplossen
6.1 Introductie - problemen oplossen
6.1 Introductie - problemen oplossen
6.1 Introductie - problemen oplossen6.1 Introductie - problemen oplossen
In dit hoofdstuk worden storingen en symptomen beschreven en vindt u informatie indien het product
niet naar verwachting werkt. Meer suggesties voor uit te voeren stappen bij storingen of symptomen
zijn te vinden www.gardena.com.
6.1.1 Het menu Snelle info weergeven
6.1.1 Het menu Snelle info weergeven
6.1.1 Het menu Snelle info weergeven
6.1.1 Het menu Snelle info weergeven6.1.1 Het menu Snelle info weergeven
Technische gegevens, waarden en informatie
over de geschiedenis van het product vindt u in
het menu
Snelle info
. Als u met een medewerker
van GARDENA Central Service spreekt over de
oplossing voor een probleem, kunt u gevraagd
worden om de informatie in dit menu weer te
geven.
Houd de Menu
Menu
Menu
MenuMenu-knop 3 seconden ingedrukt
om het
Snelle info
-menu te openen.
6.2 Foutmeldingen
6.2 Foutmeldingen
6.2 Foutmeldingen
6.2 Foutmeldingen6.2 Foutmeldingen
De foutmeldingen in de onderstaande tabel worden weergegeven op het display van het product.
Neem contact op met de klantenservice van GARDENA als hetzelfde bericht vaak wordt weergegeven.
Melding
Melding
Melding
MeldingMelding Oorzaak
Oorzaak
Oorzaak
OorzaakOorzaak Actie
Actie
Actie
ActieActie
Maaisysteem ge-
blokkeerd
Er zit gras of ander materiaal rond de
maaischijf gewikkeld.
Controleer de maaischijf en verwijder
het gras of ander materiaal.
De maaischijf ligt in een plas water. Verplaats het product en neem maatre-
gelen om het ophopen van water in het
werkgebied te voorkomen.
Het gras is te lang. Maai het gras voordat u het product in-
stalleert. Zorg ervoor dat het gras maxi-
maal 4 cm/1.6 inch is.
Buiten maaigebied
De aansluitingen van de begrenzings-
draad op het laadstation zijn gekruist.
Controleer of de begrenzingsdraad cor-
rect is aangesloten.
De begrenzingsdraad ligt te dicht bij de
rand van het werkgebied.
Controleer of de begrenzingsdraad is
gelegd volgens de instructies. Zie
De
begrenzingsdraad installeren op pagina
22
.
Het werkgebied is te steil voor de be-
grenzingslus.
De begrenzingsdraad is in de verkeer-
de richting om een eiland heen gelegd.
Storingen door metalen voorwerpen
(hekwerk, wapeningsstaal) of onder-
grondse kabels in de nabijheid.
Probeer de begrenzingsdraad te ver-
leggen.
Het product kan moeilijk onderscheid
maken tussen het eigen signaal en het
signaal van een installatie van een an-
der product.
Plaats het product in het laadstation en
genereer een nieuw lussignaal.
42
42
42
4242 - Probleemoplossing 1298 - 003 - 13.12.2019
Melding
Melding
Melding
MeldingMelding Oorzaak
Oorzaak
Oorzaak
OorzaakOorzaak Actie
Actie
Actie
ActieActie
Vastgelopen
Het product is ergens in vastgelopen. Maak het product los en neem de oor-
zaak voor het vastlopen weg.
Het product is blijven steken achter een
aantal obstakels.
Ga na of er obstakels zijn die het voor
het product moeilijk maken om weg te
rijden van deze plek. Verwijder de ob-
stakels of maak een eiland rondom de
obstakels. Zie
Een eiland maken op pa-
gina 19
.
Lege accu
Het product kan het laadstation niet
vinden.
Controleer of het laadstation en de ge-
leidingsdraad zijn geïnstalleerd volgens
de instructies. Zie
De geleidingsdraad
installeren op pagina 22
.
De geleidingsdraad is gebroken of niet
aangesloten.
Controleer of het indicatielampje op het
laadstation geel knippert. Zie
Indicatie-
lampje in het laadstation op pagina
50
. Lokaliseer de plaats van de breuk
en hef de fout op.
De accu is versleten. Vervang de accu. Zie
Accu op pagina
40
.
De antenne van het laadstation is de-
fect.
Controleer of het indicatielampje in het
laadstation rood knippert. Zie
Indicatie-
lampje in het laadstation op pagina
50
.
Verkeerde PIN-co-
de
Er is een verkeerde PIN-code inge-
voerd. Na vijf mislukte pogingen wordt
het toetsenbord gedurende vijf minuten
vergrendeld.
Voer de juiste PIN-code in. Neem con-
tact op met de klantenservice van
GARDENA als u de PIN-code bent ver-
geten.
Geen aandrijving
Het product is ergens in vastgelopen. Maak het product los en neem de oor-
zaak van het niet kunnen bewegen
weg. Als nat gras de oorzaak is, wacht
dan tot het gazon weer droog is voor-
dat u het product opnieuw gebruikt.
Het werkgebied bevat een steile hel-
ling.
Steilere hellingen moeten worden geï-
soleerd. Zie
Onderzoeken waar u de
begrenzingsdraad plaatst op pagina 17
.
De geleidingsdraad is niet onder een
hoek op een helling gelegd.
Wanneer de geleidingsdraad op een
helling wordt geïnstalleerd, moet deze
onder een hoek op de helling worden
gelegd. Zie
Onderzoeken waar de ge-
leidingsdraad moet worden gelegd op
pagina 20
.
1298 - 003 - 13.12.2019 Probleemoplossing - 43
43
43
4343
Melding
Melding
Melding
MeldingMelding Oorzaak
Oorzaak
Oorzaak
OorzaakOorzaak Actie
Actie
Actie
ActieActie
Wielmotor overbe-
last, links/rechts
Het product is ergens in vastgelopen. Maak het product los en neem de oor-
zaak van het niet kunnen bewegen
weg. Als nat gras de oorzaak is, wacht
dan tot het gazon weer droog is voor-
dat u het product opnieuw gebruikt.
Wielmotor geblok-
keerd, links/rechts
Er zit gras of iets anders rond het aan-
drijfwiel.
Controleer het aandrijfwiel en verwijder
het gras of ander materiaal.
Laadstation ge-
blokkeerd
Het contact tussen de laadplaatjes
(product) en de contactplaatjes (laad-
station) is mogelijk slecht en het pro-
duct heeft een aantal pogingen om te
laden gedaan.
Plaats het product in het laadstation en
controleer of de laadplaatjes en de con-
tactplaatjes goed contact maken.
Er is een obstakel dat het product blok-
keert.
Verwijder het voorwerp.
Het laadstation is gekanteld of verbo-
gen.
Controleer of het laadstation is ge-
plaatst op een volledig vlakke en hori-
zontale ondergrond. Het laadstation
mag niet gekanteld of verbogen zijn.
De geleidingsdraad is niet correct geïn-
stalleerd.
Controleer of de geleidingsdraad vol-
gens de instructies is aangebracht. Zie
De geleidingsdraad installeren op pagi-
na 22
.
Vast in laadstation
Er is een obstakel dat ervoor zorgt dat
het product het laadstation niet kan ver-
laten.
Verwijder het voorwerp.
Op zijn kop
Het product helt te ver over of is onder-
steboven komen te liggen.
Draai het product in de juiste richting.
Moet handmatig
laden
Het product staat in de bedieningsmo-
dus
Bijgebied
.
Plaats het product in het laadstation.
Dit gedrag is normaal en er hoeft geen
actie te worden ondernomen.
Volgende start
hh:mm
De schema-instelling belet het product
om te werken.
Wijzig de schema-instellingen. Zie
De
schema-instellingen uitvoeren op pagi-
na 25
.
De rustperiode is bezig. Het product
heeft een voorgeprogrammeerde
stand-bytijd die overeenkomt met de ta-
bel voor rusttijden.
Dit gedrag is normaal en er hoeft geen
actie te worden ondernomen.
De tijd of datum van het product is on-
juist.
Stel de tijd in. Zie
De datum en tijd in-
stellen op pagina 31
.
De maaiwerk-
zaamheden voor
vandaag zijn afge-
rond
Het product heeft een voorgeprogram-
meerde stand-bytijd die overeenkomt
met de tabel voor rusttijden.
Dit gedrag is normaal en er hoeft geen
actie te worden ondernomen. Zie
Sche-
ma en Stand-by op pagina 36
.
44
44
44
4444 - Probleemoplossing 1298 - 003 - 13.12.2019
Melding
Melding
Melding
MeldingMelding Oorzaak
Oorzaak
Oorzaak
OorzaakOorzaak Actie
Actie
Actie
ActieActie
Opgetild
De tilsensor is geactiveerd omdat het
product is opgetild.
Controleer of de behuizing van het pro-
duct vrij rond het chassis kan bewegen.
Verwijder of creëer een eiland rondom
objecten die ervoor zorgen dat het
chassis wordt opgetild. Als het pro-
bleem zich blijft voordoen, vereist de
melding actie door een bevoegde servi-
cemonteur.
Aandrijfwiel pro-
bleem, rechts/links
Er zit gras of iets anders rond het aan-
drijfwiel.
Reinig de wielen en het gebied rondom
de wielen.
Veiligheidsfunctie
defect
Tijdelijk probleem met de elektronica of
firmware van het product.
Start het product opnieuw op.
Als het probleem zich blijft voordoen,
dan vereist de melding actie door een
bevoegde servicemonteur.
Elektronisch pro-
bleem
Lussensorpro-
bleem, voor/achter
Laadsysteem pro-
bleem
Kantelsensorpro-
bleem
Tijdelijk probleem
Tijdelijk accupro-
bleem
Tijdelijk probleem met de accu of firm-
ware van het product.
Start het product opnieuw op.
Verwijder de accu en sluit hem weer
aan.
Als het probleem zich blijft voordoen,
dan vereist de melding actie door een
bevoegde servicemonteur.
Accuprobleem
Het product mag niet werken als de
temperatuur van de accu te hoog of te
laag is.
Het product begint te werken volgens
het schema wanneer de temperatuur
binnen de ingestelde limieten ligt.
Controleer of het laadstation in een te-
gen zonlicht beschermd gebied is ge-
plaatst.
Laadstroom te
hoog
Verkeerde of defecte voedingseenheid. Start het product opnieuw op.
Als het probleem zich blijft voordoen,
dan vereist de melding actie door een
bevoegde servicemonteur.
1298 - 003 - 13.12.2019 Probleemoplossing - 45
45
45
4545
Melding
Melding
Melding
MeldingMelding Oorzaak
Oorzaak
Oorzaak
OorzaakOorzaak Actie
Actie
Actie
ActieActie
Verbindingspro-
bleem
Potentieel probleem op de connectivi-
teitsprintplaat in het product.
Start het product opnieuw op.
Als het probleem zich blijft voordoen,
dan vereist de melding actie door een
bevoegde servicemonteur.
Verbindingsinstel-
lingen hersteld
De verbindingsinstellingen zijn hersteld
vanwege een storing.
Controleer de instellingen en wijzig ze
waar nodig.
Kwaliteit signaal
slecht
De connectiviteitsprintplaat in het pro-
duct is ondersteboven geassembleerd
of het product is gekanteld of ligt onder-
steboven.
Controleer of het product niet onderste-
boven ligt of gekanteld is. Als dit niet
het geval is, dan vereist de melding ac-
tie door een bevoegde servicemonteur.
46
46
46
4646 - Probleemoplossing 1298 - 003 - 13.12.2019
Melding
Melding
Melding
MeldingMelding Oorzaak
Oorzaak
Oorzaak
OorzaakOorzaak Actie
Actie
Actie
ActieActie
Geen lussignaal
De voeding is niet aangesloten. Controleer de aansluiting op het stop-
contact en controleer tevens of er een
aardlekschakelaar is geactiveerd of
niet. Controleer of de laagspanningska-
bel is aangesloten op het laadstation.
De laagspanningskabel is beschadigd
of niet aangesloten.
Controleer of de laagspanningskabel
niet is beschadigd. Controleer tevens of
hij correct is aangesloten op het laad-
station en de voeding.
De begrenzingsdraad is niet aangeslo-
ten op het laadstation.
Controleer of de aansluitklemmen van
de begrenzingsdraad correct zijn aan-
gesloten op het laadstation. Vervang
de connectoren indien ze zijn bescha-
digd. Zie
De begrenzingsdraad installe-
ren op pagina 22
.
De begrenzingsdraad is gebroken. Lokaliseer de plaats van de breuk. Ver-
vang het beschadigde deel van de lus
met een nieuwe lusdraad en maak een
las met behulp van een originele kop-
peling. Zie
Breuken in de lusdraad op-
sporen op pagina 52
.
De
ECO-modus
is geactiveerd en het
product heeft geprobeerd om buiten het
laadstation te starten.
Plaats het product in het laadstation en
druk op de knop STOP
STOP
STOP
STOPSTOP. Zie
ECO-mo-
dus op pagina 31
.
De begrenzingsdraad is gekruist op het
traject van en naar een eiland.
Controleer of de grens draad is gelegd
volgens de instructies, bijv. in de juiste
richting rond het eiland. Zie
Een eiland
maken op pagina 19
.
Het signaal tussen het product en het
laadstation is verbroken.
Plaats het product in het laadstation en
genereer een nieuw lussignaal. Zie
Een
nieuw lussignaal maken op pagina 28
.
Storingen door metalen voorwerpen
(hekwerk, wapeningsstaal) of onder-
grondse kabels in de nabijheid.
Probeer de begrenzingsdraad te ver-
leggen.
1298 - 003 - 13.12.2019 Probleemoplossing - 47
47
47
4747
6.3 Informatiemeldingen
6.3 Informatiemeldingen
6.3 Informatiemeldingen
6.3 Informatiemeldingen6.3 Informatiemeldingen
De informatieberichten in de onderstaande tabel worden weergegeven op het display van het product.
Neem contact op met de klantenservice van GARDENA als hetzelfde bericht vaak wordt weergegeven.
Melding
Melding
Melding
MeldingMelding Oorzaak
Oorzaak
Oorzaak
OorzaakOorzaak Actie
Actie
Actie
ActieActie
Accu bijna leeg
Het product kan het laadstation niet
vinden.
Controleer of het laadstation en de ge-
leidingsdraad zijn geïnstalleerd volgens
de instructies. Zie
De geleidingsdraad
installeren op pagina 22
.
De geleidingsdraad is gebroken of niet
aangesloten.
Controleer of de geleidingsdraad cor-
rect op het laadstation is aangesloten.
Lokaliseer de plaats van de breuk en
hef de fout op.
De accu is versleten. Vervang de accu. Zie
Accu op pagina
40
.
De antenne van het laadstation is de-
fect.
Controleer of het indicatielampje in het
laadstation rood knippert. Zie
Indicatie-
lampje in het laadstation op pagina
50
.
De laadplaatjes op het product of de
contactplaatjes op het laadstation zijn
gecorrodeerd.
Reinig de laad- en contactplaatjes met
fijn schuurlinnen. Als het probleem zich
blijft voordoen, dan vereist de melding
actie door een bevoegde servicemon-
teur.
Instellingen her-
steld
Bevestiging dat de functie
Alle gebrui-
kersinstellingen resetten
is uitgevoerd.
Geen actie nodig.
Begeleiding niet
gevonden
De geleidingsdraad is niet aangesloten
op het laadstation.
Controleer of de geleidingsdraad stevig
op het laadstation is aangesloten. Zie
De geleidingsdraad installeren op pagi-
na 22
.
Breuk in de geleidingsdraad. Controleer of het indicatielampje op het
laadstation geel knippert. Zie
Indicatie-
lampje in het laadstation op pagina
50
. Lokaliseer de plaats van de breuk.
Vervang het beschadigde deel van de
geleidingsdraad door een nieuwe lus-
draad en maak een las met behulp van
een originele koppeling.
De geleidingsdraad is niet aangesloten
op de begrenzingslus.
Controleer of de geleidingsdraad cor-
rect is aangesloten op de begrenzings-
lus. Zie
De geleidingsdraad installeren
op pagina 22
.
48
48
48
4848 - Probleemoplossing 1298 - 003 - 13.12.2019
Melding
Melding
Melding
MeldingMelding Oorzaak
Oorzaak
Oorzaak
OorzaakOorzaak Actie
Actie
Actie
ActieActie
Geleidingskalibra-
tie mislukt
Het product heeft de geleidingsdraad
niet kunnen kalibreren.
Controleer of de geleidingsdraad vol-
gens de instructies is aangebracht. Zie
De geleidingsdraad installeren op pagi-
na 22
. Controleer ook of er voldoende
afstand is aan de linkerkant van de ge-
leidingsdraad. Zie
Onderzoeken waar
de geleidingsdraad moet worden ge-
legd op pagina 20
.
Geleidingskalibra-
tie afgerond
Het product heeft de geleidingsdraad
met succes gekalibreerd.
Geen actie nodig.
1298 - 003 - 13.12.2019 Probleemoplossing - 49
49
49
4949
6.4 Indicatielampje in het laadstation
6.4 Indicatielampje in het laadstation
6.4 Indicatielampje in het laadstation
6.4 Indicatielampje in het laadstation6.4 Indicatielampje in het laadstation
Het indicatielampje in het laadstation moet continu branden of groen knipperen voor een correcte
installatie. Als dit niet het geval is, volgt u de instructies in de onderstaande foutopsporingsgids.
U kunt ook informatie vinden op www.gardena.com. Neem voor meer informatie contact op met de
GARDENA klantenservice.
Licht
Licht
Licht
LichtLicht Oorzaak
Oorzaak
Oorzaak
OorzaakOorzaak Actie
Actie
Actie
ActieActie
Constant groen
licht
Goede signalen Geen actie nodig
Groen knipperend
licht
De signalen zijn goed en de
ECO-mo-
dus
is geactiveerd.
Geen actie nodig. Voor meer informatie
over de
ECO-modus
. Zie
ECO-modus
op pagina 31
.
Blauw knipperend
licht
De begrenzingslus is niet aangesloten
op het laadstation.
Controleer of de aansluitklemmen van
de begrenzingsdraad correct zijn aan-
gesloten op het laadstation. Zie
De be-
grenzingsdraad installeren op pagina
22
.
Breuk in de begrenzingslus. Lokaliseer de plaats van de breuk. Ver-
vang het beschadigde deel van de lus
met een nieuwe lusdraad en maak een
las met behulp van een originele kop-
peling.
Geel knipperend
licht
De geleidingsdraad is niet aangesloten
op het laadstation.
Controleer of de connector van de ge-
leidingsdraad correct is aangesloten op
het laadstation. Zie
De geleidingsdraad
installeren op pagina 22
Breuk in de geleidingsdraad. Lokaliseer de plaats van de breuk. Ver-
vang het beschadigde deel van de ge-
leidingsdraad door een nieuwe lus-
draad en maak een las met behulp van
een originele koppeling.
Rood knipperend
licht
Onderbreking in de antenne van het
laadstation.
Neem contact op met de klantenservice
van GARDENA.
Constant rood licht
Storing in de printplaat of onjuiste voe-
ding in het laadstation. De storing moet
worden verholpen door een erkende
servicemonteur.
Neem contact op met de klantenservice
van GARDENA.
50
50
50
5050 - Probleemoplossing 1298 - 003 - 13.12.2019
6.5 Symptomen
6.5 Symptomen
6.5 Symptomen
6.5 Symptomen6.5 Symptomen
Als uw product niet naar verwachting werkt, volgt u de onderstaande symptoomgids.
Kijk op www.gardena.com voor FAQ (veelgestelde vragen) voor meer gedetailleerde antwoorden op
een aantal standaardvragen. Neem contact op met klantenservice van GARDENA als u de oorzaak
van de fout nog steeds niet kunt vinden.
Symptomen
Symptomen
Symptomen
SymptomenSymptomen Oorzaak
Oorzaak
Oorzaak
OorzaakOorzaak Actie
Actie
Actie
ActieActie
Het product heeft
moeite met koppe-
len.
De geleidingsdraad is niet in een lange
rechte lijn gelegd en komt niet ver ge-
noeg uit het laadstation.
Controleer of het laadstation is geïn-
stalleerd volgens de instructies in
Laad-
station monteren op pagina 21
De geleidingsdraad is niet in de sleuf
onder het laadstation gestoken.
Voor een goede werking is het van cru-
ciaal belang dat de geleidingsdraad
perfect recht ligt en zich in de juiste po-
sitie onder het laadstation bevindt. Zorg
er daarom voor dat de geleidingsdraad
altijd in de sleuf in het laadstation is ge-
stoken. Zie
De geleidingsdraad installe-
ren op pagina 22
.
Het laadstation is niet op een vlakke
ondergrond geplaatst.
Plaats het laadstation op een volledig
vlakke ondergrond. Zie
Onderzoeken
waar het laadstation moet worden ge-
plaatst op pagina 15
.
Het product werkt
op het verkeerde
tijdstip
De klok of datum van het product is on-
juist.
Stel de klok of datum in. Zie
De datum
en tijd instellen op pagina 31
.
De start- en stoptijden voor het maaien
zijn verkeerd.
Wijzig de schema-instellingen. Zie
De
schema-instelling herstellen op pagina
26
.
Het product trilt. Beschadigde messen leiden tot onba-
lans in het maaisysteem.
Controleer de messen en schroeven en
vervang ze indien nodig. Zie
Messen
vervangen op pagina 39
.
Te veel messen in dezelfde positie lei-
den tot onbalans in het maaisysteem.
Controleer of er bij elke schroef slechts
één mes is gemonteerd.
Er worden verschillende uitvoeringen
(dikte) van messen gebruikt.
Controleer of de messen van verschil-
lende uitvoeringen zijn.
Het product rijdt,
maar de maaischijf
draait niet.
Het product zoekt naar het laadstation
of rijdt naar het beginpunt.
Geen actie. De maaischijf draait niet
als het product het laadstation zoekt.
Het product maait
minder lang dan
gewoonlijk tussen
laadcycli.
Messchijf geblokkeerd door gras of an-
der vreemd voorwerp.
Verwijder en reinig de maaischijf. Zie
Product reinigen op pagina 38
.
De accu is versleten. Vervang de accu. Zie
Accu op pagina
40
.
Botte messen. Er is meer energie nodig
bij het maaien van het gras.
Vervang de messen. Zie
Messen ver-
vangen op pagina 39
.
1298 - 003 - 13.12.2019 Probleemoplossing - 51
51
51
5151
Symptomen
Symptomen
Symptomen
SymptomenSymptomen Oorzaak
Oorzaak
Oorzaak
OorzaakOorzaak Actie
Actie
Actie
ActieActie
Zowel de maaitijd
als de laadtijd is
korter dan nor-
maal.
De accu is versleten. Vervang de accu. Zie
Accu op pagina
40
.
Het product staat
urenlang gepar-
keerd in het laad-
station.
Het product heeft een voorgeprogram-
meerde stand-bytijd conform de tabel
voor rusttijden. Zie
Schema en Stand-
by op pagina 36
.
Geen actie.
De knop STOP
STOP
STOP
STOPSTOP is geactiveerd. Open de klep, voer de pincode in en
bevestig deze met de knop
OK
OK
OK
OKOK. Druk
op de knop Start
Start
Start
StartStart en sluit de klep.
De parkeermodus is geactiveerd. Wijzig de bedieningsmodus. Zie
Bedie-
ningsmodi op pagina 34
.
Het product mag niet werken als de
temperatuur van de accu te hoog of te
laag is.
Controleer of het laadstation in een te-
gen zonlicht beschermd gebied is ge-
plaatst.
Ongelijkmatige
maairesultaten.
Het product werkt te weinig uren per
dag.
Verleng de maaitijd. Zie
De geschikte
bedrijfsuren berekenen op pagina 26
.
Vanwege de vorm van het werkgebied
moet
Gebied 1-3
worden gebruikt, zo-
dat het product de weg naar alle afge-
legen gebieden vindt.
Stuur het product naar een afgelegen
gebied. Zie
Functie Tuindekking instel-
len op pagina 29
.
De instelling
Hoe vaak?
is onjuist voor
de indeling van het werkgebied.
Controleer of
Hoe vaak?
is ingesteld op
de juiste waarde.
Het werkgebied is te groot. Probeer het werkgebied te verkleinen
of de schema-instelling uit te breiden.
Zie
Het schema instellen op pagina 25
.
Botte messen. Vervang alle messen. Zie
Messen ver-
vangen op pagina 39
.
Lang gras ten opzichte van de ingestel-
de maaihoogte.
Verhoog de maaihoogte en verlaag de-
ze vervolgens successievelijk.
Grasophoping bij de maaischijf of rond
de motoras.
Controleer of de maaischijf vrij en soe-
pel draait. Als dat niet het geval is,
schroeft u de maaischijf los en verwij-
dert u gras en vreemde voorwerpen.
Zie
Product reinigen op pagina 38
.
6.6 Breuken in de lusdraad opsporen
6.6 Breuken in de lusdraad opsporen
6.6 Breuken in de lusdraad opsporen
6.6 Breuken in de lusdraad opsporen6.6 Breuken in de lusdraad opsporen
Breuken in de lusdraad zijn meestal te wijten aan
onbedoelde fysieke beschadigingen van de
draad, bijvoorbeeld door het gebruik van een
schop bij het tuinieren. In landen met nachtvorst
kan de draad ook beschadigd raken door
scherpe stenen die in de grond bewegen.
Breuken in de draad kunnen ook worden
veroorzaakt door overmatig strekken tijdens het
installeren.
De kabelisolatie kan worden beschadigd
wanneer het gras meteen na de installatie te kort
wordt gemaaid. Beschadigingen aan de isolatie
zorgen soms pas weken of maanden later voor
52
52
52
5252 - Probleemoplossing 1298 - 003 - 13.12.2019
problemen. Om dit te voorkomen, moet u de
eerste weken na het installeren altijd de
maximale maaihoogte selecteren en de
maaihoogte vervolgens elke tweede week een
stap verlagen totdat de gewenste maaihoogte is
bereikt.
Een foutieve las in de lusdraad kan soms weken
nadat de las werd gemaakt voor problemen
zorgen. Een foutieve las kan onder meer worden
veroorzaakt doordat de originele koppeling niet
stevig genoeg met een tang werd samengedrukt
of doordat een koppeling van een mindere
kwaliteit dan de originele koppeling werd
gebruikt. Controleer eerst alle bij u bekende
lassen voordat u verder gaat met de
foutopsporing.
Een draadbreuk kan worden opgespoord door de
afstand van de lus waar de breuk kan zijn
opgetreden steeds te halveren, totdat er nog
maar een kort stuk draad over is.
De volgende methode werkt niet wanneer de
ECO-modus
actief is. Zorg dat de
ECO-modus
eerst wordt uitgeschakeld. Zie
ECO-modus op
pagina 31
.
1. Controleer of het indicatielampje in het
laadstation blauw knippert, wat een breuk in
de begrenzingslus aangeeft. Zie
Indicatielampje in het laadstation op pagina
50
.
2. Controleer of de aansluitingen van de
begrenzingsdraad naar het laadstation
correct zijn aangesloten en niet zijn
beschadigd. Controleer of het
indicatielampje in het laadstation nog steeds
blauw knippert.
R
GUIDE
L
POWER
3. Verwissel de aansluitingen van de
geleidingsdraad en de begrenzingsdraad in
het laadstation.
Begin door aansluiting L en GUIDE te
verwisselen.
Als het indicatielampje geel knippert, bevindt
de breuk zich ergens in de
begrenzingsdraad tussen L en het punt waar
de geleidingsdraad is aangesloten op de
begrenzingsdraad (dikke zwarte lijn op de
afbeelding).
GUIDE L
Guide
Om de storing te verhelpen hebt u
begrenzingsdraad, connectoren en
koppelingen nodig:
a) Als de vermoedelijk defecte
begrenzingsdraad kort is, dan kunt u het
gemakkelijkst de hele begrenzingsdraad
1298 - 003 - 13.12.2019 Probleemoplossing -
53
53
53
5353
vervangen tussen L en het punt waar de
geleidingsdraad is aangesloten op de
begrenzingsdraad (dikke zwarte lijn).
b) Als de vermoedelijk defecte
begrenzingsdraad lang is (dikke zwarte lijn),
ga dan als volgt te werk: Zet L en GUIDE
terug in hun oorspronkelijke posities. Koppel
daarna R los. Sluit een nieuwe lusdraad aan
op R. Sluit het andere uiteinde van de
nieuwe lusdraad aan op een punt in het
midden van het vermoedelijk defecte deel
van de draad.
R
Als het indicatielampje nu geel knippert,
bevindt de breuk zich ergens in de draad
tussen het losgekoppelde uiteinde en het
punt waar de nieuwe draad is aangesloten
(dikke zwarte lijn hieronder). Verplaats de
aansluiting voor de nieuwe draad in dat
geval dichter bij het losgekoppelde uiteinde
(grofweg in het midden van het verdachte
draaddeel) en controleer opnieuw of het
indicatielampje groen is.
Ga zo verder totdat er nog een heel kort
stuk draad over is, wat het verschil betekent
tussen een constant groen licht en een
knipperend blauw licht. Volg vervolgens de
instructies in stap 5 hieronder.
4. Als het indicatielampje in stap 3 hierboven
blauw blijft knipperen: Zet L en GUIDE terug
in hun oorspronkelijke posities. Verwissel
vervolgens R en GUIDE. Als het
indicatielampje nu continu groen brandt
koppel dan L los en sluit een nieuwe
begrenzingsdraad aan op L. Sluit het andere
uiteinde van de nieuwe draad aan op een
punt in het midden van het vermoedelijk
defecte deel van de draad. Volg dezelfde
procedure als bij 3a) en 3 b) hierboven.
5. Wanneer de breuk is gevonden, moet het
beschadigde deel worden vervangen door
een nieuw stuk draad. Gebruik altijd
originele koppelingen.
54
54
54
5454 - Probleemoplossing 1298 - 003 - 13.12.2019
7 Vervoer, opslag en verwerking
7 Vervoer, opslag en verwerking
7 Vervoer, opslag en verwerking
7 Vervoer, opslag en verwerking7 Vervoer, opslag en verwerking
7.1 Transport
7.1 Transport
7.1 Transport
7.1 Transport7.1 Transport
De meegeleverde Li-ion-accu's voldoen aan de
wettelijke vereisten voor gevaarlijke goederen.
Neem alle van toepassing zijnde nationale
voorschriften in acht.
Neem de bijzondere voorschriften op de
verpakking en labels voor commercieel
transport in acht. Dit geldt ook voor derden
en expediteurs.
7.2 Opslag
7.2 Opslag
7.2 Opslag
7.2 Opslag7.2 Opslag
Laad het product volledig op. Zie
De accu
opladen op pagina 37
.
Schakel het product uit met de knop
ON/
ON/
ON/
ON/ON/
OFF
OFF
OFF
OFFOFF. Zie
De knop ON/OFF op pagina 34
.
Reinig het product. Zie
Product reinigen op
pagina 38
.
Bewaar het product in een droge, vorstvrije
ruimte.
Laat het product met alle wielen op een
vlakke ondergrond staan tijdens opslag of
gebruik een wandhanger.
Als u het laadstation binnen zet, koppelt u
de voeding en alle connectoren los van het
laadstation. Plaats het uiteinde van elke
connectordraad in een bak met vet.
Let op:
Let op:
Let op:
Let op: Let op: Als u het laadstation buiten zet,
koppelt u de voeding en de connectoren niet
los.
Neem contact op met de
verkoopvertegenwoordiger van GARDENA
voor informatie over de accessoires die voor
uw product beschikbaar zijn.
7.3 Afvoeren
7.3 Afvoeren
7.3 Afvoeren
7.3 Afvoeren7.3 Afvoeren
Neem de plaatselijk geldende wet- en
regelgeving voor recycling in acht.
Raadpleeg
Accu vervangen op pagina 40
voor vragen over het verwijderen van de
accu.
1298 - 003 - 13.12.2019 Vervoer, opslag en
verwerking - 55
55
55
5555
8 Technische gegevens
8 Technische gegevens
8 Technische gegevens
8 Technische gegevens8 Technische gegevens
8.1 Technische gegevens
8.1 Technische gegevens
8.1 Technische gegevens
8.1 Technische gegevens8.1 Technische gegevens
Gegevens
Gegevens
Gegevens
GegevensGegevens SILENO city
SILENO city
SILENO city
SILENO citySILENO city
smart SILENO city
smart SILENO city
smart SILENO city
smart SILENO citysmart SILENO city
SILENO life
SILENO life
SILENO life
SILENO lifeSILENO life
smart SILENO life
smart SILENO life
smart SILENO life
smart SILENO lifesmart SILENO life
Afmetingen
Afmetingen
Afmetingen
AfmetingenAfmetingen
Lengte, cm/inch 55 / 21,7 58 / 22,8
Breedte, cm/inch 38 / 15,0 39 / 15,4
Hoogte, cm/inch 23 / 9,1 23 / 9,1
Gewicht, kg/lb 7,3 / 16 8,3 / 18
Elektrisch systeem
Elektrisch systeem
Elektrisch systeem
Elektrisch systeemElektrisch systeem SILENO city
SILENO city
SILENO city
SILENO citySILENO city
smart SILENO city
smart SILENO city
smart SILENO city
smart SILENO citysmart SILENO city
SILENO life
SILENO life
SILENO life
SILENO lifeSILENO life
smart SILENO life
smart SILENO life
smart SILENO life
smart SILENO lifesmart SILENO life
Accu, lithium-ion 18 V/2,0 Ah art.nr. 590 21 42-02, 593 11 40-01, 593 11 40-02
Accu, lithium-ion 18,25 V/2,0 Ah art.nr. 590 21 42-03
Voeding, V/28 V DC 100-240 100-240
Lengte laagspanningskabel, m / ft 5/16,4 5/16,4
Gemiddeld energieverbruik bij maximaal gebruik 4 kWh/maand bij een
500 model werkgebied
van 500 m2
7 kWh/maand bij een
1250 model werkgebied
van 1250 m2
Laadstroom, A DC 1 / 1,3 1,3
Gemiddelde maaitijd, min 65 65
Gemiddelde laadtijd, min 60 60
Antenne begrenzingsdraad
Antenne begrenzingsdraad
Antenne begrenzingsdraad
Antenne begrenzingsdraadAntenne begrenzingsdraad SILENO city
SILENO city
SILENO city
SILENO citySILENO city
smart SILENO city
smart SILENO city
smart SILENO city
smart SILENO citysmart SILENO city
SILENO life
SILENO life
SILENO life
SILENO lifeSILENO life
smart SILENO life
smart SILENO life
smart SILENO life
smart SILENO lifesmart SILENO life
Bedrijfsfrequentieband, Hz 300-80000 300-80000
Max. radiofrequentievermogen, mW op 60 m
1<25 <25
1Maximaal actief uitgangsvermogen naar antennes in de frequentieband waarop de radioappara-
tuur is ingesteld.
56
56
56
5656 - Technische gegevens 1298 - 003 - 13.12.2019
Geluidsemissie gemeten in de omgeving als ge-
Geluidsemissie gemeten in de omgeving als ge-
Geluidsemissie gemeten in de omgeving als ge-
Geluidsemissie gemeten in de omgeving als ge-Geluidsemissie gemeten in de omgeving als ge-
luidsvermogen
luidsvermogen
luidsvermogen
luidsvermogenluidsvermogen
2
SILENO city
SILENO city
SILENO city
SILENO citySILENO city
smart SILENO city
smart SILENO city
smart SILENO city
smart SILENO citysmart SILENO city
SILENO life
SILENO life
SILENO life
SILENO lifeSILENO life
smart SILENO life
smart SILENO life
smart SILENO life
smart SILENO lifesmart SILENO life
Gemeten geluidsvermogensniveau, dB (A) 56 56
Gegarandeerd geluidsvermogensniveau, dB (A) 58 58
Geluidsdrukniveau bij het oor van de gebruiker,
dB (A) 3
45 45
De geluidsemissiedeclaraties zijn conform EN 50636-2-107:2015
Maaien
Maaien
Maaien
MaaienMaaien SILENO city
SILENO city
SILENO city
SILENO citySILENO city
smart SILENO city
smart SILENO city
smart SILENO city
smart SILENO citysmart SILENO city
SILENO life
SILENO life
SILENO life
SILENO lifeSILENO life
smart SILENO life
smart SILENO life
smart SILENO life
smart SILENO lifesmart SILENO life
Maaisysteem 3 scharnierende messen
Toerental maaimotor, t/min 2500 2500
Energieverbruik tijdens maaien, W +/- 20% 20 20
Maaihoogte, cm/inch 2-5 / 0,8-2 2-5 / 0,8-2
Maaibreedte, cm/inch 16 / 6,3 22 / 8,7
Smalst mogelijke doorgang, cm/inch 60 / 24 60 / 24
Maximale helling voor maaigebied, % 35 35
Maximale helling voor begrenzingsdraad, % 10 10
Maximale lengte begrenzingsdraad, m / ft 300/980 300 / 980
Maximale lengte geleidingslus, m / ft 150 / 490 150 / 490
IP-classificatie
IP-classificatie
IP-classificatie
IP-classificatieIP-classificatie SILENO city
SILENO city
SILENO city
SILENO citySILENO city
smart SILENO city
smart SILENO city
smart SILENO city
smart SILENO citysmart SILENO city
SILENO life
SILENO life
SILENO life
SILENO lifeSILENO life
smart SILENO life
smart SILENO life
smart SILENO life
smart SILENO lifesmart SILENO life
Product IPX5 IPX5
Laadstation IPX5 IPX5
Voeding IPX4 IPX4
Bluetooth
Bluetooth
Bluetooth
BluetoothBluetooth®
®
®
®® SILENO city
SILENO city
SILENO city
SILENO citySILENO city
smart SILENO city
smart SILENO city
smart SILENO city
smart SILENO citysmart SILENO city
SILENO life
SILENO life
SILENO life
SILENO lifeSILENO life
smart SILENO life
smart SILENO life
smart SILENO life
smart SILENO lifesmart SILENO life
Bedrijfsfrequentieband, MHz 2400 - 2484 2400 - 2484
Maximaal uitgezonden vermogen, dBm 8 8
2Geluidsemissies in de omgeving gemeten als geluidsvermogen (L
WA) volgens EG-richtlijn
2000/14/EG en de wetgeving van Nieuw-Zuid-Wales (Protection of the Environment Operations
Regulation 2017, Noise Control). Het gewaarborgde geluidsvermogensniveau omvat productie-
verschillen en afwijking van de testcode met 1-3 dB (A). De geluidsemissiegegevens vindt u op
het typeplaatje en in het hoofdstuk Technische gegevens.
3Onzekerheidsmarge geluidsdrukniveau K
pA 2-4 dB (A)
1298 - 003 - 13.12.2019 Technische gegevens -
57
57
57
5757
Interne SRD (short range device)
Interne SRD (short range device)
Interne SRD (short range device)
Interne SRD (short range device)Interne SRD (short range device) SILENO city, SILENO
SILENO city, SILENO
SILENO city, SILENO
SILENO city, SILENOSILENO city, SILENO
life
life
life
lifelife
smart SILENO city,
smart SILENO city,
smart SILENO city,
smart SILENO city,smart SILENO city,
smart SILENO life
smart SILENO life
smart SILENO life
smart SILENO lifesmart SILENO life
Bedrijfsfrequentieband, MHz - 863-870
Maximaal uitgezonden vermogen, dBm - 14
Zendbereik in het vrije veld, ca. m - 100
Husqvarna AB staat niet garant voor volledige compatibiliteit tussen het product en andere typen
draadloze systemen, zoals afstandsbedieningen, radiozenders, ringleidingen, ondergrondse elektrische
afrasteringen of dergelijke.
De producten zijn geproduceerd in Engeland of Tsjechië. Zie de informatie op het productplaatje. Zie
Inleiding op pagina 3
.
58
58
58
5858 - Technische gegevens 1298 - 003 - 13.12.2019
9 Garantie
9 Garantie
9 Garantie
9 Garantie9 Garantie
9.1 Garantievoorwaarden
9.1 Garantievoorwaarden
9.1 Garantievoorwaarden
9.1 Garantievoorwaarden9.1 Garantievoorwaarden
De GARDENA-garantie dekt de werking van dit
product gedurende een periode van 2 jaar vanaf
de aankoopdatum. De garantie dekt ernstige
materiaal- of productiefouten. Binnen de
garantieperiode zullen wij kosteloos het product
vervangen of repareren, indien aan de volgende
voorwaarden is voldaan:
Het product en het laadstation mogen
uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig
de instructies in deze
bedieningshandleiding. Deze
fabrieksgarantie heeft geen invloed op
aanspraken op garantie van dealers/
verkopers.
Eindgebruikers of onbevoegde derden
mogen geen pogingen doen om het product
te repareren.
Voorbeelden van defecten die niet onder de
garantie vallen:
Schade veroorzaakt door binnendringen van
water als gevolg van gebruik van een
hogedrukreiniger, of het in water
onderdompelen, bijvoorbeeld wanneer door
hevige regen waterplassen zijn ontstaan.
Schade veroorzaakt door blikseminslag.
Schade veroorzaakt door onjuiste accu-
opslag of onjuist gebruik van de accu.
Schade veroorzaakt door het gebruik van
een andere accu dan een originele accu van
GARDENA.
Schade die wordt veroorzaakt door het
gebruik van andere onderdelen dan
originele reserveonderdelen en accessoires
van GARDENA, zoals messen en
installatiemateriaal.
Schade aan de lusdraad.
Schade die wordt veroorzaakt door
wijzigingen die niet zijn toegestaan of
geknoei met het product of de voeding
ervan.
De messen en wielen worden beschouwd als
verbruiksartikelen en vallen niet onder de
garantie.
Als uw GARDENA-product een defect vertoont,
neem dan contact op met de klantenservice van
GARDENA voor verdere instructies. Zorg ervoor
dat u het betalingsbewijs en het serienummer
van het product bij de hand hebt wanneer u
contact opneemt met de klantenservice van
GARDENA.
1298 - 003 - 13.12.2019 Garantie -
59
59
59
5959


Product specificaties

Merk: Gardena
Categorie: Grasmaaier
Model: Smart SILENO life 75

Heb je hulp nodig?

Als je hulp nodig hebt met Gardena Smart SILENO life 75 stel dan hieronder een vraag en andere gebruikers zullen je antwoorden




Handleiding Grasmaaier Gardena

Handleiding Grasmaaier

Nieuwste handleidingen voor Grasmaaier